direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Yerseke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.07YeBPKom-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan Yerseke is een nadere uitwerking van de ingezette actualiseringsopgave van de gemeente en vormt het nieuwe juridisch-planologisch kader voor de kern Yerseke in de gemeente Reimerswaal.

Ten aanzien van de geldende bestemmingsplannen voor deze kern geldt het volgende.

  • Er gelden op dit moment meerdere bestemmingsplannen waarbij een aantal van deze bestemmingsplannen verschillende malen zijn herzien of gewijzigd.
  • De geldende bestemmingsplannen voldoen niet meer aan actuele wetgeving, beleidsinzichten, gebruikerswensen en ontwikkelingen.
  • In het verleden zijn diverse vrijstellingsprocedures gevoerd. Doorvertaling naar een actueel juridisch regime is gewenst.
  • Wat betreft opzet en bestemmingsmethodiek (onder andere ten aanzien van begripsbepalingen, opzet en inhoud van regels en verbeelding) is sprake van verschillen met de huidige generatie bestemmingsplannen als gevolg van de verschillende tijdsperiodes waarin de bestemmingsplannen zijn opgesteld.

Deze situatie sluit niet meer aan bij de huidige actuele beleidsinzichten en maatschappelijke behoeften en eisen. Actualisering is gewenst en nodig.

Doel: geactualiseerd bestemmingsplannen conform Wro

Uitgangspunt voor de actualisering is het opstellen van één consoliderend actueel bestemmingsplan voor de kern Yerseke.

  • Het bestemmingsplan is primair gericht op het regelen van de bestaande situatie.
  • Voor de deelgebieden Oesterputten en Grintweg geldt een ontwikkelingsgericht karakter. Ruimte wordt geboden voor ontwikkelingsmogelijkheden die voortvloeien uit actuele behoeften uit de markt.
  • Mogelijk maken van twee woningen aan de Zweedijkseweg 8 en 8a.
  • De geldende regeling wordt geüniformeerd en veralgemeniseerd.
  • Daar waar uit ruimtelijk-planologisch oogpunt wenselijk en mogelijk, worden onder andere vergroot:
    • 1. de toelaatbaarheid op basis van milieucategorieën;
    • 2. vestigingsmogelijkheden;
    • 3. bouwmogelijkheden (bebouwingspercentage en bouwhoogte).
  • Voldaan moet worden aan de actuele wettelijke eisen inzake opbouw van de bestemmingsregeling en digitalisering, zodat het bestemmingsplan op internet raadpleegbaar is.

Actualisering van de geldende juridisch-planologische regelingen sluit aan op het beleidsvoornemen om te komen tot een actueel juridisch-planologisch kader voor het gehele grondgebied van de gemeente Reimerswaal met een kleiner aantal bestemmingsplannen en meer nadruk op beleidsmatige uitvoeringsgerichte en flexibele bestemmingsplannen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat de gehele kern Yerseke, met uitzondering van de Burenpolder, Molenpolder, Kijkuit, Havens Yerseke en Korringaweg. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom-va01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Ligging plangebied

1.3 Overzicht van de vigerende bestemmingsregelingen

Het bestemmingsplan Yerseke vervangt (gedeeltelijk) de volgende vastgestelde bestemmingsplannen:

Tabel 1.1. Overzicht vigerende bestemmingsplan plangebied

naam   datum vaststelling  
Buitengebied   2011  
De Zaete   2012  
De Zaete, 1e herziening   2013  
Havens   2013  
Poort van Zoute   2011  
Grintweg 11 Yerseke   2011  
Kom Yerseke   2005  
Kom Yerseke 1e herziening   2008  
Kom Yerseke 2H   2010  
Kom Yerseke, 3e herziening   2012  
Kom Yerseke, 4e herziening   2013  
Oesterputten   2008  
Parkeerplaatsen Schotte Yerseke   2013  
Steefhof, 1e herziening   2013  
Steehof, 1e wijziging   2012  
Yerseke West   2005  
Yerseke West, 1e herziening   2008  

1.4 Leeswijzer

De opzet van de toelichting van het plan is als volgt.

  • In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan het beleidskader.
  • In hoofdstuk 3 wordt kort de bestaande situatie van het plangebied beschreven.
  • In hoofdstuk 4 wordt de visie op het plangebied beschreven. Daarbij wordt kort ingegaan op de huidige situatie en de ontwikkeling (beschrijving van het project).
  • In hoofdstuk 5 zijn de resultaten van de toetsing aan milieu- en andere aspecten vermeld.
  • Hoofdstuk 6 bevat de beschrijving van de juridische regeling.
  • Hoofdstuk 7 beschrijft de economische uitvoerbaarheid.
  • Hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke toetsing en kwaliteit van het plan. Ingegaan wordt op het maatschappelijk draagvlak en de procedure.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

AMvB Ruimte

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen. Voor de in de AMvB genoemde onderwerpen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alle bestemmingsplannen binnen een jaar aan de bepalingen uit de AMvB voldoen. Geen van de in de AMvB genoemde onderwerpen hebben echter betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Analyse

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

Toetsing en conclusie

De juridische regeling voor de kern wordt met het voorliggende bestemmingsplan geactualiseerd. Er zijn in de kern Yerseke geen ontwikkelingen die van belang zijn op rijksniveau. De SVIR vormt geen belemmering.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Beleid

Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.

De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheidt drie deelgebieden:

  • produceren op Land aan Zee;
  • beleven van Land en Zee;
  • bloeien op Land en in Zee.

Bedrijvigheid

Inzet is een optimale afstemming tussen vraag en aanbod van bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande terreinen, zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid. Hiervoor wordt de duurzaamheidsladder gehanteerd.

Aquacultuur

In het omgevingsplan wordt specifiek ingegaan op de landelijke bekendheid van Yerseke voor de schaal- en schelpdieren.

De visserij en de aquacultuur zijn voor Zeeland een beeldbepalende sector. Een sector waar door innovatie vanuit de traditie mooie producten uit voortkomen. Daarmee zet Zeeland zich internationaal stevig op de kaart. Ondernemers verdienen de kansen om die innovatie verder uit te bouwen en te benutten.

Het type aquacultuur in bedrijfsbebouwing kan op bestaande bedrijventerreinen worden gerealiseerd.

Streekproducten bieden de kansen voor de lokale markt maar ook voor de landelijke of zelfs internationale markt.

Agrarische bufferzones

Binnen het agrarisch gebied dient rekening te worden gehouden met de aan te houden afstanden tot woon- en verblijfsrecreatiegebieden. De afstemming met deze milieu hygiënische normen en kwaliteitsdoelstellingen dient op adequate wijze te worden geregeld en vormgegeven in het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Waar het de geuroverlast van intensieve veehouderij betreft dient rekening gehouden te worden met de in de Regeling geurhinder en Veehouderij opgenomen normen en

afstanden.

  • In principe dient tussen agrarische bedrijven en woon- en verblijfsrecreatiegebieden een afstand van minimaal 100 m aangehouden te worden. Een kleinere afstand (50 m) kan gehanteerd worden, indien daarvoor geen noemenswaardige hinder bij de gevoelige bestemmingen(en) optreedt en dit niet leidt tot onevenredige beperkingen voor de betrokken landbouwbedrijven.
  • Tussen (glas)tuinbouw- en fruitteeltpercelen en woon- en verblijfsrecreatiegebieden dient een afstand van minimaal 50 m aangehouden te worden. Ten opzichte van natuurgebieden dient invulling gegeven te worden aan een afwegingszone van 100 m. Als aangetoond wordt dat geen schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid of de natuur zullen optreden, kan een kleinere afstand toelaatbaar zijn.

Landschap en erfgoed

De Provincie beoogt de identiteit, diversiteit en belevingswaarde van het Zeeuwse landschap en de aanwezige cultuurhistorische waarden te behouden en te versterken. De Oesterputten zijn als cultuurhistorisch element van provinciaal belang.

Wonen

Ruimtelijk zet de provincie in op bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik en hanteert hiervoor de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Ook bij woningbouwontwikkelingen wordt hieraan vastgehouden. Dit houdt in dat bij elk ruimtelijk plan de afweging wordt gemaakt of het plan voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, of realisatie kan binnen bestaand gebouwd gebied en – indien dat niet mogelijk is – of de ontwikkellocatie multimodaal ontsloten is of wordt.

Toetsing

Het voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard. Voor Reimerswaal is het thema 'Bloeien op Land en in Zee' van belang. Kernwoorden daarbij zijn:

  • Agro-rood;
  • Aqua-rood;
  • Streekproducten;
  • Beleven cultuurhistorie.

Bedrijvigheid

Yerseke beschikt over de volgende bedrijventerreinen: Burenpolder, Molenpolder, Korringaweg en Olzendepolder. Deze liggen allemaal buiten het plangebied. De Oesterputten en de bedrijven aan de Grintweg worden niet als bedrijventerrein aangemerkt.

Er wordt in dit bestemmingsplan geen nieuw bedrijventerreinareaal mogelijk gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de continuering van de bestaande bedrijvigheid in de kern.

Met de ondernemers aan de Grintweg en de Oesterputten heeft een interactief proces plaatsgevonden. Dit proces heeft geleid tot ontwikkelingsmogelijkheden in voorliggend bestemmingsplan die voortvloeien uit actuele behoeften vanuit de markt. In paragraaf 4.4 en 4.5 wordt dit nader toegelicht.

Aquacultuur

Voor de Oesterputten geldt dat binnen dit bestemmingsplan functionele ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden waarmee de Oesterputten weer zoveel mogelijk een economische betekenis krijgen.

Agrarische bufferzones

In voorliggend bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de agrarische bufferzones. In dit plan is hiervoor een specifieke regeling opgenomen.

Landschap en erfgoed

De Oesterputten zijn aangewezen als cultuurhistorisch element van provinciaal belang. Deze dienen een basis bescherming te krijgen in de ruimtelijke ordening. Voor de Oesterputten geldt dat de ontwikkelingsmogelijkheden tegelijkertijd bijdragen aan het behouden en waar mogelijk versterken van de cultuurhistorische, ruimtelijke en toeristische betekenis van de Oesterputten.

Voor de ruimtelijke regeling van de Oesterputten is een proces doorlopen om de belangen van zowel eigenaren als toeristische belanghebbenden af te wegen. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een beeldkwaliteitsplan voor de Oesterputten. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.5.

Wonen

Ten aanzien van wonen gelden de volgende uitgangspunten voor het beleid. Ruimtelijk zet de provincie in op bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik en hanteert hiervoor de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Ook bij woningbouwontwikkelingen wordt hieraan vastgehouden. Dit houdt in dat bij elk ruimtelijk plan de afweging wordt gemaakt of het plan voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, of realisatie kan binnen bestaand gebouwd gebied en – indien dat niet mogelijk is – of de ontwikkellocatie multimodaal ontsloten is of wordt. Ten aanzien van de regionale, intergemeentelijke vraag zijn regionale woningmarktafspraken voor De Bevelanden gemaakt.

In het bestemmingsplan Yerseke is het wijzigen van een bedrijfsbestemming in een woonbestemming onder voorwaarden mogelijk. De omzetting van voormalige bedrijfsfuncties in de kern naar wonen draagt bij aan een duurzaam en zorgvuldig ruimtegebruik. Er wordt optimaal gebruikgemaakt van beschikbare ruimte in bestaand stedelijk gebied. Bij deze wijzigingen dient wel aannemelijk gemaakt te worden dat wordt voorzien in een regionale woningbehoefte. Hiertoe moet worden getoetst aan de regionale woningmarktafspraken voor De Bevelanden. Hieraan gekoppeld is een regionale woningbouwplanning die voorziet in de regionale woningbehoefte. De aantallen en typen te ontwikkelen woningen moeten hierbinnen passen.

Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland (PRVZ, 2012)

Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is geregeld in de verordening. Van gemeenten wordt een loyale bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen van het plan, ook ten aanzien van die onderdelen van het plan die niet in de verordening zijn opgenomen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.

Toetsing

Het voorliggende plan voldoet aan de verordening.

  • De woningbouwlocaties liggen binnen het bestaand bebouwd gebied.
  • Voor nieuwe woningbouwlocaties geldt dat gestreefd wordt naar herstructurering (bijvoorbeeld invulling van locaties waarvan de bedrijfsfunctie komt te vervallen). Zodoende wordt optimaal gebruikgemaakt van de beschikbare ruimte in bestaand bebouwd gebied. Bij omzetting van een bedrijfsfunctie naar een woonfunctie zal altijd worden getoetst aan de regionale woningmarktafspraken voor De Bevelanden.
  • Er wordt geen nieuwe bedrijventerreinareaal gerealiseerd. Het bestemmingsplan voorziet in de continuering van de bestaande bedrijvigheid.
  • Voorkomen van milieuknelpunten in de agrarische bufferzones.
  • Bestemmen van de regionale en de primaire waterkering in het plangebied.
  • Bestemmen van de beeldbepalende en karakteristieke waarde van de Oesterputten zodat deze behouden blijft.

2.3 Regionaal beleid

Regiovisie Bevelanden

Analyse

Samenwerkingsverband

De samenwerking tussen de gemeenten Noord-Beveland, Goes, Kapelle, Reimerswaal en Borsele is in 2000 gestart in de vorm van het Bestuurlijk Platform de Bevelanden. Door middel van het opstellen van thematische visies op wonen, werken en recreatie vindt regionale afstemming plaats. De regio kenmerkt zich door een relatief hoge (economische) dynamiek met een groot aantal dorpen en een duidelijk regionaal centrum: Goes.

 

Yerseke

Yerseke is in de visies aangemerkt als een 'bijzonder woonmilieu aan open water' en maakt deel uit van de zone 'Kruiningen - Yerseke'. Dit laatste betekent dat door herstructurering van de bestaande bouw de relatie tussen dorp en water kan worden versterkt.

Woningbouw

Eind september 2013 zijn de regionale woningmarktafspraken voor regio de Bevelanden vastgesteld in de vorm van de 'Agenda Wonen De Bevelanden 2020'. De afspraken zijn gemaakt op basis van de regionale woningmarktverkenning die in opdracht van de provincie is uitgevoerd en geeft invulling aan de regionale vraag en behoefte aan woningen. De vijf Bevelandse gemeenten hebben de agenda in goed en intensief overleg met elkaar afgestemd en bekrachtigd in het Bestuurlijk Platform van de regio. Zoals het provinciale beleid al aangeeft moeten ontwikkelingen van nieuwe woningen voorzien in een regionale behoefte. Door te toetsen aan de 'Agenda Wonen De Bevelanden 2020' en de bijbehorende woningbouwplanning, kan hieraan worden voldaan.

In de Agenda Wonen De Bevelanden 2020 zijn 9 kernthema's vastgesteld die de basis vormen voor de woningmarktafspraken:

  • 1. realistische woningbouwproductie;
  • 2. bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt, de vraagkant dus;
  • 3. kwaliteit voor kwantiteit;
  • 4. aanpak bestaande woningvoorraad, ook particuliere koopvoorraad;
  • 5. wonen en zorg;
  • 6. regionale prestatieafspraken met corporaties;
  • 7. arbeidsmigranten;
  • 8. grondprijzen voor woningbouw;
  • 9. monitoring.

Verder is er een totale benodigde netto toevoeging van woningen voor De Bevelanden vastgesteld, die niet mag worden overschreden.

Werken

De regiovisie 'De Bevelanden werkt' bevat uitwerkingen voor onder meer bedrijventerreinen. Volgens deze visie is de belangrijkste doelstelling bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen:

'het scheppen van voorwaarden en het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingspotenties in de regio, gericht op versterking van de werkgelegenheid en omzet'.

De aquacultuur in Yerseke is een voor Nederland uniek cluster van bedrijven dat gespecialiseerd is in de schelp - en schaaldierencultuur. Het brengt kansen met zich mee voor cultivering van nieuwe soorten schelpdiercultures, vis kweek en zoutwaterlandbouw. Maar ook voor het uitbouwen van de aqua business en het biedt aanknopingspunten voor het dagtoerisme.

De beleidsuitgangspunten zijn verder uitgewerkt in het provinciaal beleid en in het Regionaal Bedrijventerreinprogramma.

Aangezien in het voorliggend bestemmingsplan geen nieuw bedrijventerrein is voorzien, wordt verder niet ingegaan op het regionaal Bedrijventerreinprogramma.

Verouderde terreinen in de regio komen in verband met hun ligging, in aanmerking voor transformatie naar andere functies, waaronder wonen. Binnen het plangebied zijn geen bedrijventerreinen aanwezig.

Toetsing

Woningbouw

Er zijn in De Bevelanden regionale woningmarktafspraken gemaakt waarbinnen de projectmatige ontwikkelingen in Yerseke moeten passen. In paragraaf 2.4 Gemeentelijk beleid wordt hier verder op ingegaan.

Werken

Voorliggende actualisering van het bestemmingsplan Yerseke voorziet in de continuering van bestaande bedrijvigheid. En voor de bedrijven aan de Grintweg en de Oesterputten geldt een ontwikkelingsgericht karakter gebaseerd op de actuele behoefte vanuit de markt. In paragraaf 4.4 en 4.5 wordt hier nader op ingegaan.

De genoemde onderwerpen passen binnen het geldend beleid.

2.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Kernen en bedrijventerreinen (2012)

Analyse

Algemeen

De 'Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen' geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop dit beleid wordt gerealiseerd: de strategie om daadwerkelijk tot uitvoering te komen. De uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie vormt de invulling van de wettelijke mogelijkheid van een structuurvisie als basis voor verevening.

Yerseke

  • Yerseke is wereldwijd bekend door de schaal- en schelpdierensector.
  • Ondanks de internationale bekendheid en oriëntatie van het bedrijfsleven heeft Yerseke een sterke lokale gebondenheid met het dorp van ondernemers en een sterke onderlinge verbondenheid in de samenleving.
  • Kenmerkend zijn de Oesterputten, de havens en het historisch centrum.
  • De kern heeft een goed aanbod aan maatschappelijke voorzieningen en heeft veel lokale bedrijvigheid.
  • Yerseke is de toeristische trekpleister van de gemeente mede door het idyllische karakter van de dorpskern en de aanwezigheid van de Oesterputten.

Knelpunten

  • De laatste paar jaar wordt er door de ondernemers flink geïnvesteerd om de beleving en de bijzondere schaal- en schelpdierensector te vergroten.
  • De kern heeft een aantal ruimtelijke aandachtslocaties.
  • Er zijn meer woningbouwontwikkelingen dan dat er behoefte is.
  • De gebieden Molenpolder-Noord en Grintweg hebben onvoldoende ruimtelijke kwaliteit.
  • De aquacultuur is sterk verspreid over de kern waardoor de onderlinge structuur en versterking van de bedrijven niet optimaal is.
  • De verbinding tussen het centrumgebied van Yerseke en de Oesterputten kan beter. Dit wordt verbeterd door het aanbrengen van bewegwijzering.
  • De ontsluiting via de Molendijk en de Zanddijk heeft zijn beperkingen. De veiligheid van weggebruikers is hierdoor in gevaar.
  • Het verbeteren van de verkeersveiligheid maar ook de parkeerruimte op de Havendijk nabij de Oesterputten is een aandachtspunt.

Kansen

  • Verdere uitbouw van het toerisme, waaronder het benutten van de kwaliteiten van de Oesterputten.
  • Een goede verbinding tussen de Oesterputten onderling kan een toevoeging aan het recreatieve product vormen.
  • Het parkeerterrein aan de noordzijde van de kern (bij de haven) zou ook als evenemententerrein gebruikt kunnen worden.
  • Versterking van de aquacultuur door een verdere concentratie van deze sector.
  • Ontwikkeling van nieuwe woonmilieus in combinatie met wonen aan het water of landschappelijk wonen.
  • Grintweg verder ontwikkelen tot een gebied waar wonen en werken samengaan.

Wat willen we bereiken

  • Versterken van het toeristische product in samenhang met de aquacultuur.
  • Optimaliseren woon- en leefklimaat, waaronder het beter afstemmen van de woningbehoefte.
  • Het verbeteren van het winkelaanbod.
  • Het versterken van de kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van de bestaande bedrijventerreinen.
  • Het verbeteren van de verkeersveiligheid en het realiseren van parkeerruimte op de Havendijk.

Hoe pakken we het aan: strategie/projecten

Wonen

  • Onderzoeken mogelijkheden herstructurering locaties.
  • Afronden woonwijk Steehof.

Toerisme

  • Inzetten op een boardwalk die de Oesterputten recreatief toegankelijker en meer beleefbaar maakt.
  • Verbinding maken tussen de Oesterputten en het historisch centrum. Dit is inmiddels gerealiseerd.

Voorzieningen en bedrijven

  • Transformeren van het gebied rondom de Grintweg in een gebied voor wonen, werken en voorzieningen.
  • Onderzoeken van de mogelijkheden voor het mogelijk maken van een tweede supermarkt.

Toetsing en conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan draagt bij aan de doelen van de Structuurvisie:

  • In de structuurvisie is geconstateerd dat er in Yerseke meer woningbouwontwikkelingen zijn dan dat er behoefte is. Bij de recent gemaakte regionale woningbouwafspraken is daarmee rekening gehouden. De gemeentelijke woningbouwplanning is aangepast en de mogelijkheden voor nieuwe woningen in het voorliggende plan zijn daar op afgestemd.
  • Door aandacht voor transformatie van vrijkomende (bedrijfs)bebouwing wordt de leefbaarheid in de kern vergroot. Het instrument wijzigingsbevoegdheid naar wonen wordt daarvoor ingezet. Het gaat om een beperkt aantal (bedrijfs)locaties in de kern. Deze wijzigingsmogelijkheden dienen bij de uitvoering per project te worden getoetst aan de regionale woningbehoefte, zoals is afgesproken in de regionale woningmarktafspraken van De Bevelanden.
  • In de structuurvisie wordt prioriteit gegeven aan herstructurering vóór invulling van nieuwe locaties. Nieuwe woningbouwlocaties (uitleggebieden) zijn niet voorzien.
  • Voor de Oesterputten en de Grintweg zijn ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden mogelijk gemaakt. In paragraaf 4.4 en 4.5 wordt hier nader op ingegaan.
  • Geconcludeerd wordt dat wordt voldaan aan de structuurvisie.

Nota Middenstandsbeleid

Analyse

In de Notitie Middenstandsbeleid van de gemeente Reimerswaal wordt ingegaan op het ruimtelijk kader voor het economisch functioneren van dorpscentrumgebieden.

Belangrijke onderwerpen zijn:

  • het behouden en stimuleren van een winkelconcentratiebeleid;
  • het verwerken van het winkelconcentratiebeleid in de regeling van bestemmingsplannen (het vastleggen van de begrenzing van dorpscentrumgebieden);
  • het binnen het vastgelegde dorpscentrumgebied aangeven van de ontwikkelingsmogelijkheden voor winkel- en horecavoorzieningen (uitbreiding, nieuwvestiging);
  • herinrichting van de openbare ruimte.

De Notitie Middenstandsbeleid gaat ook in op beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, en de verkoop van producten aan huis of een bedrijf. Gezien de ontwikkeling in de samenleving, waarbij wonen en werken meer in samenhang met elkaar plaatsvinden, heeft het gemeentebestuur zich daarbij uitgesproken voor ruimere mogelijkheden voor het toestaan van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en de verkoop van producten aan huis of een bedrijf, mits voldaan wordt aan een aantal ruimtelijk relevante voorwaarden. Dit onderdeel van de Nota is in het kader van het Handboek Bestemmingsplannen herijkt. Verwezen wordt naar de juridische planbeschrijving. Uitgangspunt is en blijft dat beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en de verkoop van producten aan huis of een bedrijf mogelijk is.

Toetsing en conclusie

Voorliggende actualisering van het bestemmingsplan Yerseke voorziet in de continuering van bestaande winkel- en horecavoorzieningen. In lijn met de Notitie Middenstandsbeleid worden in het bestemmingsplan tevens mogelijkheden geboden voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Missie, visie en strategie (2008)

Analyse

De missie geeft aan waar de gemeente voor staat en voor gaat. De missie geeft voor burgers, bestuur en ambtenaren de ontwikkelingsrichting van de gemeente aan. De ambitie voor de langere termijn is vastgelegd. De strategie heeft een looptijd van 3 tot 10 jaar. Er zijn drie kernthema's voor de ontwikkelingsrichting geformuleerd.

  • Inspelen op de ligging, waarbij rekening wordt gehouden met rust en ruimte en de goede verbindingen met het achterland.
  • Inspelen op de markt, waarbij ingespeeld wordt op de economische motoren van de gemeente: agrarische productie en schaal- en schelpdieren en de unieke ligging en betekenis daarvan voor wonen en vrije tijd.
  • Versterken van de identiteit. Behouden en versterking van de eigen karakters van de verschillende dorpen.

De Kernthema's zijn uitgewerkt in een visie en strategie voor wonen, werken en welzijn.

Wonen

Ten aanzien van het wonen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd.

  • Primair wordt gestreefd naar stabilisering van de omvang van de bevolking.
  • Krimp dient te worden voorkomen.
  • Uitgangspunt is een bescheiden groei van het aantal inwoners.

Uitwerking van de thema's voor wonen leidt tot het streven naar een natuurlijke groei met een plus. Dit wil zeggen dat ook inwoners van elders worden aangetrokken. Kwalitatief goede woonmilieus met voldoende differentiatie voor doelgroepen is daarbij essentieel.

Nieuwbouw in nieuwe uitleg kan alleen als voldoende inbreiding wordt gerealiseerd. Inbreiding en herstructurering is een belangrijke waarborg voor behoud van leefbaarheid en kwaliteit in de woonkern.

Werken

Uitgangspunt is de ruimtebehoefte van bestaande bedrijven blijvend te faciliteren. Mogelijk is het nodig dat bedrijven aan randen van kernen worden verplaatst.

In stand houden van voorzieningenniveau (detailhandel) in de kern wordt voor basisvoorzieningen nagestreefd. Marktpartijen worden daarvoor bijeengebracht. De gemeente ontwikkelt zelf niet, maar faciliteert en voert de regie. Daar waar nodig en mogelijk vindt herstructurering van bedrijventerreinen plaats.

Daarnaast geldt voor Yerseke specifiek het stimuleren van de aquacultuur en de dag- en verblijfsrecreatie, waaronder het stimuleren van dagrecreatie rondom de Oesterputten.

Welzijn

Gebaseerd op de omvang van de kernen verschilt het voorzieningenniveau per dorp. Richtsnoer is de voorgestane kernendifferentiatie.

In Yerseke wordt het volgende voorzieningenniveau nagestreefd.

  • een basisschool met kindercentrum;
  • een dorpshuis;
  • een praathuis;
  • een gymzaal;
  • een skatevoorziening;
  • velden voor laagdrempelige volkssporten.

Welstandsnota Reimerswaal (2012)

In de welstandsnota wordt aangegeven welke zaken een rol spelen bij de welstandsbeoordeling en binnen welke kaders die beoordeling zich afspeelt.

In de Welstandsnota zijn de Oesterputten met bedrijfspanden eromheen opgenomen als beeldbepalend voor de kuststrook van de kern Yerseke. In de beleidsrichting is behoud of herstel van het kleinschalig karakter van dit gebied uitgangspunt met name omdat hier de historische relatie tussen kern, water en visserij gestalte wordt gegeven.

Het welstandsbeleid is erop gericht het kleinschalige karakter van het gebied te behouden/herstellen. Het is wel van belang om hierbij oog te hebben voor de beoogde transitie van de putten naar een meer multifunctioneel gebruik, waarbij ook ruimte dient te worden geboden aan voorzieningen voor toerisme en horeca.

De bedrijvigheid aan de Grintweg valt onder het thema bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen zijn aangewezen als neutrale welstandsgebieden. Besloten is om wel aandacht te besteden aan de relatie met de omgeving. Daarom zijn de randen van de bedrijventerreinen aangewezen als 'neutrale welstandsgebieden'. Hiervoor zijn welstandscriteria opgenomen.

Toetsing en conclusie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de actualisering van de geldende juridisch-planologische regeling. Het gebruik van de huidige voorzieningen wordt daarbij bestendigd. Actualisatie past daarmee binnen de randvoorwaarden van de missie, visie en strategie. Evenals de ontwikkelingsmogelijkheden die binnen dit bestemmingsplan worden gegeven aan de bedrijven voor de Oesterputten en de Grintweg.

Voor de Oesterputten is tevens een beeldkwaliteitsplan opgesteld zodat het kleinschalig karakter van het gebied behouden/hersteld wordt. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 2 van de regels.

2.5 Eindconclusie

Woningbouw

Het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid zetten in op passende woningbouwontwikkelingen in de kernen. Er zijn in De Bevelanden regionale woningmarktafspraken gemaakt waarbinnen de projectmatige ontwikkelingen in Yerseke moeten passen. Kleinschalige woning ontwikkelingen die mogelijk zijn op basis van een wijzigingsbevoegdheid of een andere ruimtelijke procedure zullen altijd moeten worden getoetst aan de regionale woningmarktafspraken. Ingezet wordt op een geschikte voorraad die passend is bij de omvang en kwaliteitsbehoefte van de inwoners van Yerseke. Voor het te actualiseren bestemmingsplan staat het behoud van de bestaande woningen voorop.

Bedrijvigheid en voorzieningen

Ingezet wordt op een duurzaam bedrijfsklimaat en voorzieningenniveau. Afspraken (op regionaal niveau) worden nagestreefd en bieden een goed toetsingskader voor ontwikkelingen passend binnen het juridisch kader en voor eventuele afwijkingen.

Yerseke beschikt over verschillende gebieden waar bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden. Binnen het plangebied zijn dit:

  • de Oesterputten: deze zijn uniek, voor Yerseke zelf, de regio en ver daarbuiten. De putten zijn niet allemaal meer in gebruik en de ruimtelijke uitstraling ervan varieert.
  • Grintweg: De omgeving van de Grintweg is een dynamisch gebied; vroeger een mozaïek van akkers en boomgaarden, tegenwoordig een menging van landelijkheid, wonen en grootschaligere bedrijvigheid.
  • verspreid in de kern liggen ook enkele kleinschalige bedrijven.

Er wordt in dit bestemmingsplan geen nieuw bedrijventerreinareaal mogelijk gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de continuering van de bestaande bedrijvigheid. Voor de Grintweg zal dit bestemmingsplan een waarborg geven in een evenwichtiger verhouding tussen de mogelijkheden van de bedrijven en het zekerstellen van de ruimtelijke kwaliteit.

Cultuur en toerisme

Het geven van ontwikkelingsmogelijkheden aan de Oesterputten leidt er toe dat deze bijdragen aan het behouden en waar mogelijk versterken van de economische, cultuurhistorische, ruimtelijke en toeristische betekenis van de Oesterputten

Voor de ruimtelijke regeling van de Oesterputten is een proces doorlopen om de belangen van zowel eigenaren als toeristische belanghebbenden af te wegen. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een beeldkwaliteitsplan voor de Oesterputten. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.5.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie plangebied

3.1 Bestaande situatie plangebied

In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie beschreven. In de beschrijving wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan:

  • begrenzing en ruimtelijke karakteristiek van het plangebied;
  • bedrijvigheid en andere economische aspecten (karakterisering centrum, bedrijvigheid, voorzieningen);
  • verkeer en vervoer;
  • wonen;
  • onder- en bovengrondse infrastructuur;
  • waterhuishouding;
  • landschap, natuur en ecologie.

3.2 Begrenzing en ruimtelijke karakteristiek

Begrenzing

Het plangebied omvat de kern Yerseke met uitzondering van de grootschalige bedrijventerreinen en de havens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom-va01_0002.jpg"

Figuur 3.1. Ligging en begrenzing plangebied

Ruimtelijke karakteristiek

Yerseke

Yerseke kenmerkt zich door de volgende elementen:

  • de langgerekte Oosterschelde-oever met de havens en de bedrijfsterreinen. De dijklichamen langs de Oosterschelde vormen een begrenzing van de kern.
  • Aan de noordkant van Yerseke ligt het oorspronkelijke gehucht Yersekendam, dat aan Yerseke is vastgegroeid.
  • Vanuit Yersekendam is de Damstraat de verbindingsroute naar het centrum van Yerseke.
  • In het verlengde van de Damstraat liggen de Molenlaan en de Marijkelaan die een route om het oude centrum van Yerseke heen vormen. Tevens vormen deze routes een belangrijke ontsluiting voor de nieuwbouwwijken in de westrand.
  • De oude kerk in het hart van het dorp vormt een oriëntatiepunt voor een wijdere omgeving.
  • In het centrum van Yerseke is door de vele richtingen waarin de straten aansluiten op het kerkplein de oriëntatie complex.
  • De Molendijk biedt steeds nieuwe uitzichten en heeft zijn landelijk karakter behouden tot op het punt waar het oude centrum, de zeedijk en de Oosterschelde samenkomen.
  • Vanaf de hoge dijk wordt zicht geboden op het fraaie dakenlandschap van Yerseke. De belangrijkste gebouwen waaronder een vijftal kerken en een aantal grotere villa's steken hierboven uit.
  • In de oostrand langs de Oosterschelde is voornamelijk bedrijvigheid gevestigd (gerelateerd aan de oester- en mosselteelt). De ontsluiting voor deze bedrijven wordt gevormd door een route over de dijklichamen. De dijklichamen zorgen verder voor een duidelijke ruimtelijke scheiding tussen de bedrijfsterreinen die door de dijken worden omsloten en de woongebieden.
  • De karakteristieke bebouwing ligt met name langs de belangrijke historische routes Damstraat en Langeville.
  • Aan het Kerkplein is de kerk door zijn ligging en vormgeving een opvallend en karakteristiek gebouw. Het centrum wordt verder gekenmerkt door een afwisseling van geschakelde en vrijstaande woningen.
  • Opvallend is dat karakteristieke historische bebouwing en nieuwe gebouwen op een aantal plaatsen naast elkaar staan. Dit is ontstaan omdat in de oorlog veel gebouwen in het centrum zijn beschadigd en verwoest. Veel recente bebouwing dateert dan ook uit de vijftiger jaren.
  • Ten westen van het centrum zijn nieuwbouwwijken ontwikkeld die in westelijke richting uitkijken op open en karakteristiek landelijk gebied (Yerseke Moer).

Oesterputten

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom-va01_0003.jpg"

Figuur 3.2. Ligging Oesterputten en omgeving

Sinds eeuwen wordt op oesters gevist vanuit onder andere Tholen, Bruinisse en Yerseke waarbij Zierikzee lange tijd gold als het centrum van de Oesterhandel. De verhandelde oesters werden gevist en geraapt, van teelt was geen sprake. Enkele vermogende particulieren maakten omstreeks 1868 plannen om in Zeeland oesterteelt te stimuleren. De directeur van een Frans oesterbedrijf wees de Bank van Yerseke aan als meest geschikte locatie. Een flink gedeelte van de bank werd uiteindelijk onttrokken aan de openbare visserij. Na de verpachting van de oesterbanken kwam er al snel behoefte aan de oesterteelt nog verder te ontwikkelen. In 1873 werden de eerste plannen ingediend voor de aanleg van binnendijkse Oesterputten. Jonkheer Pompe van Meerdervoort was de initiatiefnemer van de eerste put enkele maanden later gevolgd door Jonkheer Groenninx van Zoelen. In 1883 werd tenslotte het derde puttencomplex aangelegd. De drie putten zijn verdeeld in 45 secties en gescheiden door twee insteekhavens ten behoeve van de aanvoer van de oesters van de oesterpercelen. Put 14 is historisch het meest karakteristiek met zijn kleinschaligheid van bebouwing en verkaveling. De andere twee putten zijn grootschaliger en kennen minder bebouwing. Verspreid staan enkele kleinschalige bedrijfsgebouwen tegen de achtergrond van de Oosterschelde;

De bassins hebben vrijwel allemaal een langwerpige vorm, wat uit praktisch oogpunt gedaan was. Elk bassin staat in verbinding met het kanaaltje dat via de sluis in de zeedijk vers zeewater kan binnenlaten. De loodsen werden hoofdzakelijk gebouwd van hout. De daken van de loodsen zijn vrijwel allemaal zadeldaken. Het beeld, de verschijningsvorm van het totale Oesterputtencomplex is sinds het ontstaan eind van de 19e eeuw bijna niet veranderd. De gerealiseerde vernieuwing en modernisering is gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing (met name vernieuwing verzendstations en sorteerloodsen).

In bijlage 1 is een uitgebreide omschrijving opgenomen over het ontstaan van de Oesterputten.

Grintweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom-va01_0004.jpg"

Figuur 3.3. Ligging Grintweg en omgeving

De omgeving van de Grintweg kenmerkt zich door:

  • menging van landelijkheid, wonen en grootschaligere bedrijvigheid;
  • doorzichten naar het landschap;
  • wisselend straatprofiel;
  • verschillende erfafscheidingen.

3.3 Bedrijvigheid en andere economische aspecten

Commerciële voorzieningen

De commerciële voorzieningen (winkels, horecavestigingen, kantoren) liggen voornamelijk in en rond de oude dorpskern. Een aantal vestigingen liggen ook verspreid door de kern heen.

Bedrijven

Verspreid door de kern ligt een aantal kleinschalige bedrijven en aan de Grintweg een aantal grootschaligere. Daarnaast liggen aan de Havendijk de Oesterputten.

3.4 Verkeer en vervoer

Auto-ontsluiting

De huidige hoofdwegenstructuur in de kern Yerseke is in grote mate gerelateerd aan de hoofdontsluitingen van de kern met de N673 (Molendijk) en de N670 (Postweg). Ook de ontsluiting via de Korringaweg kan voor specifiek bestemmingsverkeer als hoofdontsluiting worden gezien. Hoofdontsluitingen aan de west- en oostzijde van de kern ontbreken als gevolg van de ligging van de kern tussen de Oosterschelde en de Yerseke Moer.

De N673 is een provinciale weg en vormt de verbinding tussen de kern Yerseke en de Rijksweg A58 en het NS-station Kruiningen / Yerseke.

De overige entrees naar de kern (zoals Zweedijkseweg, Grintweg, Breeweg en Steeweg) hebben een duidelijk ondergeschikte functie

In de huidige situatie is in de kern Yerseke sprake van een duidelijke hoofdwegenstructuur. Met name door de vormgeving is een duidelijk onderscheid te maken tussen wegen met en verkeersfunctie en wegen met een verblijfsfunctie. De belangrijkste hoofdroutes in de huidige situatie zijn de routes Postweg - Dam - Damstraat - Molenlaan - Marijkelaan - Langeville - Welleweg - Molendijk en Postweg - Dam - Burenpolderweg - Varkensdijk-Havendijk - (Korringaweg) - Molendijk.

Ook een aantal oost-west verbindingen hebben een verkeersfunctie. Hierbij moet worden gedacht aan de Zweedijkseweg / Grintweg, de Breeweg en de Steeweg. De overige wegen in de kern hebben vooral een erf- of verblijfsfunctie.

De provincie onderzoekt de mogelijkheden voor een alternatieve ontsluiting van Yerseke (alternatief voor de Zanddijk). Daarnaast wordt een verkeersonderzoek uitgevoerd, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan het parkeren.

Parkeren

Op een aantal delen van de belangrijkste doorgaande wegen door de kern (met name route Dam-Damstraat-Molenlaan-Marijkelaan) wordt op de rijbaan geparkeerd. Daarnaast kan op een aantal doorgaande wegen in vakken naast de rijbaan worden geparkeerd (Breeweg, Zweedijkseweg, Grintweg, Steeweg). Parkeren op de Havendijk is uitsluitend bedoeld voor laden en lossen.

Langzaam verkeer

In de kern vindt vrijwel uitsluitend een gemengde verkeersafwikkeling plaats. Uitzondering hierop vormt de vrijliggende fietsvoorziening langs de Schuitweg (in twee richtingen te berijden fietspad gelegen aan de westzijde van de Schuitweg). Met name op de hoofdontsluitingswegen kan deze gemengde afwikkeling door de hogere intensiteiten en snelheden leiden tot knelpuntsituaties voor het fietsverkeer. Ook het parkeren op de rijbaan op een aantal delen van de genoemde hoofdwegen kan in combinatie met deze hogere intensiteiten en snelheden tot knelpuntsituaties voor fietsers leiden.

Openbaar vervoer

Yerseke is per openbaar vervoer ontsloten door diverse buslijnen van de vervoersmaatschappij Connexxion. Deze lijndiensten halteren op diverse locaties in de kern. Er is sprake van een goede verdeling van de bushaltes over de kern.

Het station Kruiningen - Yerseke is gesitueerd op het bedrijventerrein Nishoek. Dit station ligt op circa 4 km en is per fiets en bus bereikbaar. Dit station vervult een belangrijke rol in het woon/werk- en thuis/schoolverkeer.

Op dit moment vindt er een verkeersstudie plaats voor de gehele kern, omdat de ontsluiting in Yerseke een groot knelpunt is. Gezien het feit dat sprake is van een consoliderend bestemmingsplan wordt er vanuit gegaan dat eventuele punten uit de verkeersstudie niet van invloed zijn op voorliggend bestemmingsplan.

3.5 Wonen

Yerseke is één van de zeven woonkernen van Reimerswaal:

  • Naast realisatie van (woon-)complex De Zaete, afronding van de woonwijk Steehof, enkele inbreidingslocaties (voormalig bebouwd) en het realiseren van een aantal particuliere woningen zijn er op dit moment geen nieuwe locaties voor woningbouw in de kern van Yerseke voorzien. woningbouwlocaties.
  • Mogelijk zal via het spoor van kleinschalige inbreiding de komende jaren een bijdrage worden geleverd aan het voorzien in de woningbehoefte. Het betreft daarbij met name locaties waar bedrijvigheid wordt gestaakt en gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid van bedrijf naar wonen.

3.6 Ondergrondse infrastructuur

Door het plangebied loopt een ondergrondse 50 KV-leiding.

In de nabijheid van het plangebied liggen:

  • een waterleiding die vers zeewater uit een diep gedeelte van de Oosterschelde haalt. Met dit water worden de verwatercontainers van de schaal- en schelpdierverwerkende bedrijven gevuld;
  • ten zuiden van het plangebied op circa 620 m is een buisleidingenstrook aanwezig. In deze buisleidingenstrook zijn de volgende buisleidingen aanwezig:
    • 1. olieleiding met een diameter van 24 inch (Total);
    • 2. aardgastransportleiding met een diameter van 47,24 inch (Zebra);
    • 3. aardgastransportleiding met een diameter van 10 inch (Zebra) ;
    • 4. twee watertransportleidingen met een diameter van 28 inch;
    • 5. watertransportleiding met een diameter van 900 mm.

3.7 Waterhuishouding

Ten aanzien van het huidige waterhuishoudingssysteem worden de volgende constateringen gedaan:

  • Binnen de kern Yerseke wordt het hemelwater afgevoerd.
  • Binnen de bebouwde kom zijn het Waterschap en de gemeente verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
  • Het rioleringsstelsel in de kern van Yerseke is een gemengd rioleringsstelsel. Het rioleringsstelsel voldoet aan de zogenaamde basisinspanning voor milieumaatregelen (onderdeel van het verplichte gemeentelijke rioleringsplan). Het realiseren van extra berging om bij piekafvoeren overstortingen van rioolwater op oppervlaktewater te verminderen, is een van die maatregelen.
  • Het niveau van het grondwater is zodanig dat er thans geen problemen zijn.

3.8 Landschap, natuur en ecologie

Landschap en groenstructuur

Een samenhangende groenstructuur bestaat uit lijnen, vlakken en punten:

  • De lijnen in de groenstructuur omvatten de groenvoorzieningen gekoppeld aan lineaire elementen als wegen of singels. Deze lijnen structureren de buitenruimte en verbinden (groen)elementen. In Yerseke zijn de groene lijnen gekoppeld aan de hoofdontsluitingswegen en langs de wijkontsluitingswegen.
  • De vlakken in de groenstructuur worden gevormd door groengebieden en parken. Deze vlakken zijn van belang voor de afwisseling en verbinding tussen bebouwd en onbebouwd gebied, en voor de ruimtelijke en functionele kwaliteit van woon- en leefomgeving.
  • De groengebieden in Yerseke liggen verspreid door de kern.
  • Punten in de groenstructuur zijn op zichzelf staande groenelementen op bijzondere plaatsen.

Natuur en ecologie

Aan de noord- en oostzijde van de kern ligt Natura-2000 gebied Oosterschelde. Ten westen van de kern ligt Natura-2000 gebied de Yerseke en Kapelse Moer.

3.9 Sociale en maatschappelijke samenhang

Gestreefd wordt de sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid in dorpen te bevorderen. Zorgen voor aantrekkelijke plekken waar burgers elkaar kunnen ontmoeten is daar een voorbeeld van. Het bevorderen van sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid raakt ook andere sectoren zoals:

  • wonen;
  • ruimtelijke ordening;
  • integratiebeleid;
  • veiligheid;
  • economie.

Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) diensten en (maatschappelijke) voorzieningen.

De sociale en maatschappelijke samenhang en een goede leefomgeving worden bepaald door:

  • goed toegankelijke – aanpasbare of aangepaste – woningen;
  • betaalbare en bereikbare diensten en voorzieningen;
  • een veilige, toegankelijke openbare ruimte.

Het beleidsterrein kent twee belangrijke uitgangspunten om de leefbare woonomgeving zodanig te maken dat het de sociale samenhang bevordert.

  • Het bevorderen van de sociale samenhang en de leefbaarheid ontstaat door de inzet van de door de gemeente gefinancierde professionele organisaties en bovenal de inzet van de bewoners zelf. Een leefbare woonomgeving heeft geen vast format maar wordt bepaald door de bewoners zelf. Gemeente en bewoners werken samen aan uitwerking van dit beleidsterrein waardoor de voorzieningen in de wijk optimaal aansluiten bij de wensen en behoeften van de bewoners.
  • Sociale samenhang wordt daarnaast bevorderd door het bieden van principeoplossingen voor de leefbaarheid voor iedereen in de wijk. Daarbij is het uitgangspunt dat oplossingen worden gekozen die niet voor specifieke doelgroepen, maar voor iedereen bruikbaar zijn. Dit zorgt ervoor dat mensen meer mogelijkheid krijgen om direct of meer op afstand elkaar tegen te komen en/of elkaar te ontmoeten.

3.10 Leefbaarheid en veiligheid

Externe veiligheid

De toetsing van het bestemmingsplan aan BEVI en externe veiligheid wordt in hoofdstuk 5 in beeld gebracht (zie paragraaf 3.6 en 5.8).

Fysieke veiligheid

In het plangebied zijn thans geen fysiek onveilige bedrijven gevestigd. Aan de zuidzijde van de kern ligt een buisleidingenstrook (zie ook hoofdstuk 5.5).

Sociale veiligheid

De sociaal-maatschappelijke veiligheid in het plangebied is goed. Yerseke heeft een hechte sociaal-ruimtelijke structuur. De openbare ruimte heeft een goede ruimtelijke uitstraling.

Hoofdstuk 4 Visie op het plangebied

4.1 Doelstelling

Ten behoeve van het bestemmingsplan Yerseke worden de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:

  • consolideren, inclusief beperkte verandering;
  • behoud van functiemenging;
  • ontwikkelingsgebieden.

Consolideren, inclusief beperkte verandering

Consolidatie

Consolidatie van de huidige ruimtelijk-functionele situatie in het plangebied houdt in het bevestigen van:

  • voorkomende woningtypologieën;
  • functies en waarden (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie);
  • continuering van de reeds toegestane en/of aanvaardbare planologische mogelijkheden voor verandering en ontwikkeling van aanwezige gebruiksvormen.

Behoud van functiemenging

Het algemene gemeentelijk beleid dat is gericht op behoud van functiemenging in de kernen wordt voortgezet. Dit resulteert in de waarborging en bevordering van de leefbaarheid. Uitgangspunt is het behoud van een goede milieu- en woonkwaliteit. De aanwezigheid van de niet-woonfuncties, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, is dan ook gewenst. Hiervoor is een flexibele bestemmingsregeling van belang voor:

  • maatschappelijke en commerciële voorzieningen;
  • aan-huis-gebonden beroepen;
  • kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten vanuit een woning;
  • kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening vanuit een woning.

Het toelatingsbeleid en de bestemmingsregeling voor horeca en overige bedrijven is afgestemd op het tegengaan van milieuhinder om zo de milieu- en woonkwaliteit te waarborgen. In paragraaf 5.1.1 wordt hier nader op ingegaan.

Ontwikkelingslocaties

Grintweg 

De gemeente is op dit moment in overleg met de ondernemers aan de Grintweg over de ruimtelijke wensen die zij hebben. In paragraaf 4.4 worden de ontwikkelingen nader toegelicht.

Oesterputten

Voor de ruimtelijke regeling van de Oesterputten is een proces doorlopen om de belangen van zowel eigenaren als toeristisch belanghebbenden te wegen. In verschillende overleggen zijn de belangen en ruimtelijke mogelijkheden afgewogen. Bij de regeling voor de Oesterputten is zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen die zijn aangegeven tijdens de overleggen. Omdat er sprake is van een belangenafweging is het niet mogelijk om alle wensen geheel te honoreren.

Voor de Oesterputten is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in bijlage 2 van de toelichting. In paragraaf 4.5 wordt een nadere toelichting gegeven. In het beeldkwaliteitsplan wordt ingegaan op de gewenste ruimtelijke kwaliteit van de Oesterputten. Specifiek wordt ingegaan op criteria waaraan nieuwe bouwinitiatieven op de Oesterputten aan moeten voldoen.  

De gewenste beeldkwaliteit is in voorliggend bestemmingsplan verankerd. Dit is gebeurd door het opnemen van een bouwverbod waarvan onder voorwaarden kan worden afgeweken. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het doorlopen proces en het beeldkwaliteitsplan.

Zweedijkseweg 8 en 8a

Op het perceel Zweedijksweg 8 en 8a worden twee woningen beoogd. De onderbouwing hiervan is opgenomen in bijlage 3. Hierin is getoetst aan de planologisch relevante ruimtelijke- en milieuaspecten. Er is voor gekozen om de ontwikkeling in voorliggend bestemmingsplan op te nemen. De onderbouwing zoals opgenomen in bijlage 3 heeft de vorm van een voorontwerpbestemmingsplan. Dit betekent dat hoofdstuk 6 en de regels zoals deze zijn opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing in bijlage 3 niet van toepassing zijn.

Oesterij Yerseke

Op het perceel havendijk 12 is de Oesterij voornemens het bedrijf uit te breiden. Grotendeels past deze uitbreiding binnen de regels van voorliggend bestemmingsplan. Met uitzondering van de uitbreiding van:

  • het 'informatieplateau': hier kunnen bezoekers de lokale producten (oester, kreeft, mosselen) proeven. Het betreft hier meer dan ondergeschikte horeca. Daarnaast moeten de gebouwen worden uitgebreid.
  • het mosselponton: hier wil men in de toekomst bezoekers ontvangen.

Voor het mogelijk maken van het 'informatieplateau' is in voorliggend bestemmingsplan geregeld dat horeca is toegestaan uit ten hoogste categorie 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten. De benodigde uitbreiding van de gebouwen past binnen de bouwvlakdiepte zoals deze is opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

Voor het mosselponton is de aanduiding 'aanlegsteiger' opgenomen. Ook hier is het toegestaan om bezoekers te ontvangen.

De reeds aanwezig loopbrug over de Oesterputten is in voorliggend bestemmingsplan ook juridisch-planologisch geregeld.

Wijzigingsbevoegdheid naar wonen bij vrijkomende bedrijfsmatige bebouwing in de kern
In relatie tot zorgvuldig ruimtegebruik is het denkbaar dat eventueel in de kern vrijkomende bedrijfslocaties worden benut voor woningen of voor niet-hinderlijke andere functies. In dit bestemmingsplan wordt voor bedrijven in de kern, waar na een afweging transformatie naar een woonfunctie wenselijk wordt geacht, voorzien in een regeling, waarmee na beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten het gebruik van het perceel voor wonen mogelijk kan worden gemaakt. Een wijzigingsbevoegdheid anticipeert op het moment dat die mogelijkheid zich wel voordoet.

In de wijzigingsregels zijn voorwaarden opgenomen waaronder planwijziging mag plaatsvinden. Uitgangspunt is dat sprake is en blijft van een goed woon- en leefklimaat. Uit dat oogpunt kan onderzoek worden voorgeschreven naar bijvoorbeeld:

  • archeologie;
  • bodemhygiëne;
  • Wet geluidhinder;
  • externe veiligheid;
  • bedrijven en milieuzonering;
  • molenbiotoop;
  • woningbouwprogramma.

De wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast als sprake is van negatieve resultaten. Het is niet vereist deze onderzoeken reeds in het kader van de actualisering van de kern Yerseke te verrichten.

Wijzigingen van het bestemmingsplan zijn mogelijk volgens artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Voor een wijzigingsplan moet een afzonderlijke procedure worden doorlopen. Dit is geregeld in artikel 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening.

4.2 Hoofdstructuur

Ten aanzien van de hoofdstructuur gelden de volgende beleidsmatige uitgangspunten.

  • Centrum. Het is van belang om bij toekomstige ontwikkelingen deze diversiteit en kleinschaligheid te waarborgen en verticale geleding en continuïteit van de gevelwanden te handhaven.
  • De linten.  Het is van belang om de afzonderlijke verschijningsvormen en daarmee de herkenbaarheid van de afzonderlijke linten te waarborgen. In de linten bestaat binnen de bestaande context ruimte om gericht te vernieuwen en de onderlinge samenhang tussen de bebouwing te versterken.
  • Planmatige woonwijken. Er zijn geen specifieke randvoorwaarden. Uitgangspunt is de kwaliteit en de leefbaarheid te handhaven.
  • Sport en speelvoorzieningen. Uitgangspunt is handhaven van de huidige kwaliteit.

4.3 Bedrijven

Er zijn geen wezenlijke veranderingen voorzien ten aanzien van de milieuzonering van de bedrijven. Wel is een mogelijkheid opgenomen om de bestemming Bedrijf onder voorwaarden te wijzigen naar Wonen (zie paragraaf 3.9).

4.4 Bedrijven - Grintweg

Naar aanleiding van de overleggen met de ondernemers aan de Grintweg is het volgende mogelijk gemaakt in voorliggend bestemmingsplan.

Grintweg 23 en 40a

Voor Grintweg 23 en 40a is in verband met de hedendaagse eisen rondom het productieproces het wenselijk om de bouwhoogte te verhogen. Het verhogen van de bouwhoogte met 1 m naar maximaal 8 m is ruimtelijk acceptabel op de locatie Grintweg 23. Dit omdat er bijna geen zicht is op de bedrijfsbebouwing door de aangrenzende groenzone. De groenzone (die nog een agrarische bestemming heeft) zal om deze reden dan ook planologisch bestemd worden zodat het groen gewaarborgd is.

Voor de Grintweg 40a zal conform het Handboek Ruimtelijke plannen van de gemeente Reimerswaal de goot- en bouwhoogte voor bedrijven worden gehanteerd. Dit betekent een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 m.

Zweedijkseweg 4

In het vigerend bestemmingsplan bedraagt het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak ten hoogste 55%. In het verleden is een vrijstellingsprocedure doorlopen van het vigerende plan ten behoeve van het realiseren van een nieuwe bedrijfshal. Het bebouwingspercentage komt hierdoor niet overeen met de aanwezige bebouwing. Het exacte bebouwingspercentage is 63%. Dit percentage is opgenomen.

4.5 Bedrijven - Oesterputten

Voor de Oesterputten is ingestoken op een ontwikkelingsgerichte bestemmingsregeling. Om dit op een zorgvuldige wijze af te stemmen met belanghebbenden is een participatieproces doorlopen. Voorop staat dat de Oesterputten primair bestemd zijn en worden voor het kweken en verwateren van oesters. De oesterteelt is de belangrijkste functie in het gebied en dit dient behouden te blijven. Zonder deze functie verliest het gebied zijn charme. De Oesterputten heeft meerdere functies, het wordt zowel gebruikt voor het verwateren van oesters en andere schaal- en schelpdieren alsmede voor het exporteren van deze producten. Hieronder zal worden ingegaan op dit proces, de ruimtelijke verkenning en de conclusies voor de bestemmingsregeling.

Werkwijze

Voor de ruimtelijke regeling van de Oesterputten is een proces doorlopen om de belangen van zowel eigenaren als toeristische belanghebbenden in samenhang met een stedenbouwkundig ontwikkelmodel te wegen. Het ontwikkelmodel is een 3D-model waarin de bestaande situatie is weergegeven en de mogelijk toekomstige situatie is verkend en daarna vastgelegd. Dit vastleggen is gebeurd op basis van meerdere proefopstellingen om te testen welke uitbreidingsmogelijkheden er stedenbouwkundig verantwoord zijn en passen bij de gewenste ontwikkelingsrichting. Daarnaast is ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de Oesterputten om de karakteristieke en beeldbepalende waarde veilig te stellen.

Participatieproces

Doel van het participatieproces dat heeft plaatsgevonden was tweeledig. Ten eerste was er de behoefte duidelijkheid te krijgen over de uitbreidingswensen van de eigenaren / huurders. Hiervoor was het van belang van de ondernemers te horen in welke mate het huidige bestemmingsplan tot beperkingen leidt als het gaat om uitbreidingsbehoefte. Daarnaast was het belangrijk bij de toeristische sector te polsen hoe zij in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en verandering de belangen voor het toeristisch product 'Oesterputten' zien.

In verschillende overleggen, eerst apart voor eigenaren en toeristisch belanghebbenden, en in tweede instantie centraal met alle belanghebbenden bij elkaar, zijn de belangen en ruimtelijke mogelijkheden afgewogen. Dit heeft geleid tot onderstaande ruimtelijk regeling voor de Oesterputten.

Kern van de afweging

Van grof naar fijn is gekeken welke aspecten belangrijk zijn bij de ruimtelijke ontwikkeling van de Oesterputten. Allereerst is nagedacht over de ontwikkeling van de Oesterputten op lange termijn.

Uitgangspunt is dat de ondernemers in het gebied op een goede manier hun boterham kunnen verdienen en dus de mogelijkheid voor ontwikkeling moet worden geboden. Het gebied is echter toeristisch-recreatief van belang voor het hele dorp. Grote veranderingen gaan ten koste van de aantrekkingskracht van de putten en daarmee gevolgen voor heel Yerseke.

De putten zijn eigenlijk de etalage voor de bedrijven en voor de hele sector in Yerseke. Vanuit toeristisch perspectief zou er zo min mogelijk ingegrepen moeten worden in het gebied. Bezoekers komen voor het karakter van de Oesterputten. Een verruiming van de bouwmogelijkheden voor de ondernemers zou daarom vergezeld moeten gaan van richtlijnen voor de uitstraling van nieuwe bebouwing (beeldkwaliteit).

Ruimtelijke karakteristiek

De Oesterputten zijn zeer karakteristiek en om die reden van belang voor Yerseke, Zeeland en zelfs van nationaal belang. Voor het samenstellen van een goede ruimtelijke regeling is het van belang goed te bedenken welke kenmerken bepalend zijn voor die karakteristiek. Alleen op die manier kan worden gestuurd op ontwikkelingsmogelijkheden met behoud van het ruimtelijk beeld.

In de bijlage is de ruimtelijke verkenning van de Oesterputten opgenomen. De belangrijkste kenmerken die uit de analyse naar voren komen zijn:

  • de Oesterputten zijn (op meerdere plekken) goed zichtbaar vanaf de dijk;
  • put 14a heeft een fijnmazige structuur;
  • er is zicht op de Oosterschelde vanaf de dijk, tussen de bebouwing door;
  • er is sprake van een fijnmazig dakenlandschap;
  • aan de dijk op 14a zijn voornamelijk gebouwen met langskappen gesitueerd, er is een wisselend kappenlandschap (haaks en langskappen) bij de andere putten te zien;
  • bebouwing staat vooral bij 14a onder aan de dijk en verder (deels) aansluitend op het niveau van de dijk;
  • de kade aan de zijde van de Oosterschelde is op enkele plekken in verval geraakt;
  • hekwerken aan de dijk dragen niet bij aan de ruimtelijke kwaliteit;
  • opslag aan / langs de dijk is rommelig.

Herverkaveling en demping putten

Vanuit het ontwikkelmodel is het belangrijk te constateren dat verregaande efficiëntere indeling, demping en/of schaalvergroting van de putten niet mogelijk is. Dit betekent namelijk een te grote inbreuk op het karakter van de putten.

In het participatietraject zijn weliswaar wensen geuit voor herverkaveling van de putten. Het is echter waarschijnlijk dat dit op de langere termijn het karakteristieke beeld van de Oesterputten teveel aantast. Daarnaast lijkt de investering op voorhand niet op te wegen tegen, naar verwachting, geringe meeropbrengsten.

Ook het dempen van de putten is voor het behoud van het karakteristieke beeld een bedreiging. De putten zijn in samenhang met de bebouwingstypologie beeldbepalend. Met het dempen van de putten zou om die reden niet moet worden ingestemd.

Veiligheid en hygiëne

Een belangrijk thema in de gesprekken met de ondernemers was het thema veiligheid en hygiëne. Ten behoeve van veiligheid en hygiëne is een duidelijke scheiding gewenst tussen het terrein waar gewerkt wordt en de plekken waar toeristen mogen komen. Bij begeleide groepen is dat meestal geen probleem. Voor individuele bezoekers moet beter duidelijk gemaakt worden waar ze mogen komen, bijvoorbeeld door bebording en afzettingen. Fysieke maatregelen ten behoeve van de scheiding tussen de bedrijfsvoering en openbaar toegankelijke plekken (waar de toeristen mogen komen) is gewenst. Voorzieningen zoals de brug bij de Oesterij kunnen bijdragen aan de scheiding tussen de bedrijfsactiviteiten en toerisme.

Voor dergelijke oplossingen is een breed draagvlak. Echter welke oplossingen dit concreet betreffen, is nog niet uitgekristalliseerd. Het is om die reden in dit stadium niet mogelijk hier in de bestemmingsregeling mogelijkheden voor te scheppen anders dan die er nu al zijn.

Overige gebruiksaspecten

Bij uitbreiding van zowel bedrijvigheid als van toerisme zal er ook sprake zijn van een toename in verkeer. Vooral voor het parkeren moet nog een goede oplossing worden gevonden, omdat dit nu al problematisch is. Het parkeren door toeristen blokkeert soms de bedrijfsvoering. Er zijn onvoldoende plaatsen. En bij uitbreiding van de ontvangstmogelijkheden wordt het parkeertekort alleen maar groter.

In het kader van verkeersveiligheid liggen op het gebied van de inrichting meerdere mogelijkheden: loopstroken, uitstapplekken voor bussen, duidelijke plekken voor vrachtverkeer. Dit vormt verder geen onderdeel van de bestemmingsregeling.

Samenvatting ruimtelijke uitgangspunten

Voor de Oesterputten worden de volgende uitgangspunten aangehouden:

  • doorzichten op Oesterputten behouden;
  • ruimte houden tussen de bebouwing en de dijk (waar die ruimte er nog is);
  • verspringende rooilijn aanhouden, zodat geen doorlopende bebouwingswand ontstaat;
  • variatie langs- en dwarskappen behouden;
  • doorzichten op Oosterschelde behouden;
  • koppen van insteekhavens vrij houden;
  • ook aan Oosterschelde zijde wisselend bebouwingsbeeld met openingen tussen de bebouwing aanhouden;
  • hoofdgebouwen afdekken met kappen, bijgebouwen plat afgedekt.

Het bouwen

Onderscheid gebiedsdelen

Het onderscheid tussen de putten in de bestemmingsregeling komt te vervallen. Het gaat hierbij om de strengere regeling voor het deel 14a. In de bestemmingsregeling wordt het hele gebied volgens hetzelfde principe benaderd. Wel is het zo dat de onderling verschillende (te behouden) kenmerken van de diverse putten tot verschillende beeldkwaliteitrichtlijnen zouden kunnen leiden (zie hiervoor het beeldkwaliteitplan).

Typologie

In de bestemmingsregeling wordt voorzien in bedrijfsbebouwing rondom de putten voor de schaal- en schelpdierensector zoals nu ook al voor een groot deel aanwezig.

Het realiseren van een overkapping boven de Oesterputten zelf is onwenselijk. De karakteristiek van de Oesterputten is juist de beleving van de putten in de open lucht. Het ligt op dit moment ook niet in de lijn van verwachting dat vanuit hygiëne factoren in (Europese) regelgeving overkappingen nodig zijn. Conclusie ten aanzien van typologie:

  • Gebouwen, verruiming van de bouwregels;
  • Overkappingen boven de putten niet toegestaan.

Gebouwen

De regeling voor gebouwen gaat uit van verruiming van de bouwmogelijkheden in combinatie met richtlijnen voor beeldkwaliteit. De verruiming van de bouwmogelijkheden bestaat uit:

  • bouwhoogte, verruiming tot 2 lagen (vanaf het peil van de putten) met een kap. Aan de dijk levert dit bij benadering het beeld van 1 laag met een kap op;
  • bestemmingsvlak deels vergoten. Hier is perceelsgewijs naar gekeken met het oog op dat er voor elke ondernemers nog ontwikkelingsruimte (met bijbehorend toekomstperspectief) is. Op plaatsen waar langs de dijk (nog) niet gebouwd is, wordt het bouwvlak niet uitgebreid;
  • bebouwingspercentage verhogen: Bebouwingspercentage op put 14/14A wordt gelijkgetrokken met de andere putten naar 85%;
  • nieuwe rooilijnen:
    • 1. ten behoeve van het vergroten van het bestemmingsvlak;
    • 2. het is gewenst enige afstand tot de dijk te bewaren. De minimale afstand van de bebouwing bedraagt circa 3 m tot de top van de dijk;
  • kap(vorm) wordt geregeld in het beeldkwaliteitplan.

Aard van de bedrijvigheid

In het belang van de ondernemers, het karakter van de putten en de kern Yerseke worden alleen bedrijven in de schaal- en schelpdiersector toegestaan in het gebied. De werkzaamheden die hierbij passen zijn teelt en opslag. Vanwege de grote aantrekkende werking van de putten voor het toerisme en de wens van ondernemers om hier op in te spelen worden ook aansluitend hieraan de volgende mogelijkheden geboden.

Horeca

Het is mogelijk horeca activiteiten te ontplooien in het gebied. Dit beperkt zich wel tot ontvangst, proeven en lichte maaltijden.

Uitbreiding van horeca is dus mogelijk in de proeverijsfeer, niet als volwaardige restaurants, ook in verband met de bestaande horeca in het dorp. Horecamogelijkheden worden vooral uitgebreid ten aanzien van ontvangst en catering. Meer gelegenheden zoals de Oesterij zijn welkom, maar wel alleen in schaal- en schelpdierensector.

Verblijfsrecreatie

Het is de vraag of verblijfsrecreatie te rijmen is met de bedrijfsactiviteiten. De ruimte hiervoor lijkt schaars. Nieuwe mogelijkheden voor verblijfsrecreatie zijn er elders in het dorp ook.

De mogelijkheid om verblijfsrecreatie te realiseren, units voor bed & breakfast bijvoorbeeld, zou kunnen worden gehonoreerd, mits klein van schaal en aantal. Ook mag dit niet tot een beperking van de huidige bedrijfsactiviteiten leiden.

Detailhandel

Verkoop van eigen producten direct aan consumenten moet mogelijk zijn. Een bedrijfsgebonden winkel is daarom toegestaan.

Educatie

In het toekomstperspectief voor de putten voor toerisme in combinatie met educatie liggen er met goed ondernemerschap veel mogelijkheden. Ook dit wordt in de nieuwe bestemmingsregeling mogelijk gemaakt.

Bedrijfswoningen zijn niet gewenst op de Oesterputten.

Beeldkwaliteitsplan

De Oesterputten is een bijzonder en karakteristiek gebied. Om een consistente verdere ontwikkeling van het gebied ook esthetisch en karakteristiek goed vorm te kunnen geven en gelijktijdig het karakter van dit unieke gebied te behouden en mogelijk te versterken is een beeldkwaliteitsplan opgesteld.

Het beeldkwaliteitsplan dient als toetsingsinstrument voor de welstandscommissie bij de beoordeling van bouw- en verbouwplannen voor dit gebied. Het beeldkwaliteitsplan is bijgevoegd in bijlage 2 van de toelichting.

In het beeldkwaliteitsplan zijn eerst de ruimtelijke kwaliteiten van de Oesterputten geïnventariseerd:

  • gebouwd naar behoefte;
  • specifieke maat en schaal, kleinschalige vormen en ensemble’s en fijnmazige structuur met name in put 14 kenmerkend, in put 13 en 12 wat grotere bouwvormen, wel overeenkomend qua verhoudingen;
  • sober en praktisch van opzet en detaillering;
  • overwegend natuurlijke, “eerlijke” en eenvoudige materialen;
  • weinig aandacht voor afwerking;
  • onderhoud komt over het algemeen niet op 1e plaats;
  • aanpassingen worden “laconiek” gedaan waar nodig.

Deze kernpunten vormen, naast het feit dat er in het gebied nog gewerkt wordt, de basis

voor de charme en uitstraling van het gebied. Deze inventarisatie heeft uiteindelijk geresulteerd in criteria waaraan nieuwe initiatieven worden getoetst.

Bouwvolumes

  • Bouwvolumes zullen qua maat en schaal altijd in overeenstemming zijn met de directe omgeving. Over het algemeen zijn kleinschalige bouwvolumes van toepassing. Mochten grotere bouwvolumes nodig zijn, dan dienen deze visueel in kleinere volumes opgedeeld te worden.
  • Grotere bouwvolumes zodanig geleden/”verknippen” dat uiteinden van gebouwen voorzien zijn van kappen en eventueel platte bouwdelen door kappen worden begrensd.
  • Gebouwhoogten zijn vastgelegd in het bestemmingsplan, daar waar eventueel extra hoogte aan de gebouwranden vereist is, extra ruimte bieden door toepassing van bijvoorbeeld dakkapelachtige volumes.
  • Toepassing van zadeldaken, dakhellingen en basisbreedten verder uitwerken, qua maat en schaal aansluitend bij en passend in de directe omgeving

Materiaal- en kleurgebruik

  • Sterke voorkeur voor natuurlijke en duurzame materialen (hout, steen etc.)
  • Gevelbekledingen zwart, niet glanzend maar mat.
  • Gevelbekledingen overwegend horizontaal uitvoeren, liefst geen hoeklijsten, indien toch hoeklijsten worden toegepast, deze zo klein mogelijk, in verhouding tot de schaal van het gebouw en in de kleur van de gevelbekleding.
  • Bij toepassing van gevelbekleding sterke voorkeur voor hout.
  • Als geen hout wordt toegepast verdienen onderhoudsarme sterk op hout gelijkende alternatieven de voorkeur boven staalplaat.
  • Terughoudendheid m.b.t. toepassing van stalen gevelplaat of sandwichpanelen.
  • Terughoudend en sober met overstekken, bij toepassing van overstekken dienen deze qua verhouding (hoogte/breedteverhouding) correct vormgegeven te worden.

4.6 Wonen

4.6.1 Bestaande woongebieden

De bestaande woongebieden worden behouden.

4.6.2 Bevestiging in ontwikkeling zijnde woningbouwlocaties

De Steehof en De Zaete zijn in afronding.

4.6.3 Nieuw woningen of woongebieden

Bij het mogelijk maken van nieuwe woningen op basis van een wijzigingsbevoegdheid of een andere ruimtelijke procedure moet altijd worden getoetst of voldaan kan worden aan de volgende voorwaarden:

  • wordt er voldaan aan de duurzaamheidsladder;
  • past de ontwikkeling binnen de regionale woningmarktafspraken;
  • past de ontwikkeling binnen de woningbouwplanning.

4.7 Verkeer

Er zijn geen wezenlijke veranderingen in de verkeersstructuur voorzien.

4.8 Groen/natuur

Groen

Er zijn geen veranderingen in de groenstructuur voorzien. De aanwezige groenvoorzieningen worden onderhouden door particulieren en voor zover openbaar, door het gemeentelijke groenbeheer.

Natuur

Er zijn geen wezenlijke veranderingen voorzien in het grondgebruik in de kern Yerseke. De woongebieden zullen verder worden ontwikkeld, overeenkomstig de geldende planologische mogelijkheden. Ook in het gebruik als woongebied zijn geen veranderingen voorzien.

Omdat geen sprake is van significante ingrepen in de structuur of het gebruik van het gebied zijn ook geen veranderingen ten aanzien van de gevolgen voor de nabijgelegen Natura 2000-gebieden "de Oosterschelde" en "Yerseke Moer".

4.9 Water

Dit bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter en maakt enkele kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Er zijn geen ontwikkelingen in het watersysteem voorzien. In geval van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid wordt het Waterschap Scheldestromen in dat kader geraadpleegd.

Hoofdstuk 5 Milieu- en andere aspecten

5.1 Archeologie en cultuurhistorie

5.1.1 Archeologie

Beleid

Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in de Nota Archeologie 2006-2012. Het toetsingskader is overgenomen in het Omgevingsplan.

Het toetsingskader wordt verder bepaald door het volgende.

  • Archeologische waarden zijn vastgelegd op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart).
  • Op de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) zijn de trefkansen (laag middelhoog en hoog) opgenomen.
  • Archis2 is de nationale database voor archeologische vindplaatsen.
  • Het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) vormt de Zeeuwse database.

Gemeentelijk beleid

Door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen is archeologiebeleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid voor Reimerswaal is vastgelegd in de Nota Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal:

  • deel A: Beleidsnota archeologie;
  • deel B: Toelichting beleidskaart, 30-06-2011.

In het beleid vastgelegd (op 22 november 2011) zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten vastgelegd.

Doel van het beleid is een verantwoorde balans te vinden tussen het belang van ruimtelijke ontwikkelingen en archeologie. Het beleid is dan ook een verdiepingsslag ten opzichte van het provinciaal beleid.

In dit bestemmingsplan zijn de in het beleid geformuleerde uitgangspunten vertaald. Het grootste deel van de bodemingrepen vindt plaats in de bovenste laag van het bodemarchief (maatregelenkaart in lagen, kaartlaag I, Walcheren). Deze laag is veelal maatgevend. Bij vergunningaanvragen voor diepere bodemingrepen wordt door de bevoegde overheidsinstantie vastgelegd of met de ingreep de diepere lagen (lagen 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) worden geraakt. Op basis van het beleid gelden voor kaartlaag 1 (Walcheren) de volgende categorieën:

Tabel 5.1. Maatregelcategorieën

maatregel-
categorie  
verwachtingswaarde   onderzoeksverplichting   bestemmingsregeling*  
categorie 1   wettelijk beschermd monument   Wettelijke bescherming   -  
categorie 2   terreinen van archeologische waarde   50 m² en 40 cm   WR - A 1  
categorie 3   gewaardeerde stads-/dorpskern   50 m² en 40 cm   WR - A 1  
categorie 4   hoge verwachting   250 m² en 40 cm   WR - A 2  
categorie 5   gematigde verwachting   500 m² en 40 cm   WR - A 3  
categorie 6   lage verwachting   2.500 m² en 40 cm   WR - A 4  
categorie 7   waterbodem   500 m² en 40 cm   WR - A -3  
categorie 8   geen verwachting   -   -  

* WR - A staat voor Waarde - Archeologie

Toetsing

In Yerseke is sprake van een hoge, gematigde en lage verwachtingswaarde.

Conclusie

Op basis van het gemeentelijk beleid wordt aan de verschillende verwachtingswaarden en de vindplaatsen een dubbelbestemming Waarde - Archeologie toegekend. Per categorie is een afzonderlijke regeling opgenomen:

  • voor de zone met een hoge archeologische verwachting geldt een Waarde - Archeologie 1. In dit gebied is bij een bodemverstoring van meer dan 50 m² en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing;
  • voor de zone met een hoge archeologische verwachting geldt een Waarde - Archeologie 2. In dit gebied is bij een bodemverstoring van meer dan 250 m² en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing;
  • voor de zone met een gematigde verwachtingswaarde geldt een Waarde - Archeologie 3. In dit gebied is bij een bodemverstoring meer dan 500 m² en dieper van 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing;
  • voor de zone met een hoge archeologische verwachting geldt een Waarde - Archeologie 4. In dit gebied is bij een bodemverstoring van meer dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing.

Voor die delen die vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek wordt gewezen op de wettelijke meldingsplicht voor archeologische waarden conform ex artikel 53 van de Monumentenwet. Dit betekent dat bij het aantreffen van archeologische sporen en vondsten direct melding wordt gedaan bij het meldpunt archeologie van de SCEZ.

5.1.2 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart CHS (Cultuurhistorische hoofdstructuur) van de provincie.

Ruimtelijke structuur

Ringdorp

Yerseke is een ringdorp. Kenmerkend voor een ringdorp is dat wordt uitgegaan van een centraal plein (of kerk). Naar dit centrale punt leiden alle hoofdstraten. Vanaf het centrale plein is er altijd zicht op de hoofdstraten en vanuit alle hoofdstraten is er altijd zicht op het centrale plein. Vaak zorgt een kerk of beeld, gesitueerd in het midden van het plein, voor een extra herkenning

Ontwikkeling Yerseke

Yerseke heeft zich als volgt ontwikkeld:

  • Yerseke is ontstaan op een kreekrug, nabij het oudere gehucht Yersekendam.
  • Tot 1866 bestond Yerseke enkel uit een aantal aanloopstraten richting het kerkplein.
  • In der loop van de jaren zijn de linten gaan groeien.
  • In de loop van de 19e eeuw is de compacte kern zich gaan ontwikkelen door de opkomst van de oester- en mosselcultuur.
  • Diverse kleinschalige uitbreidingen hebben langs het lint van de Damstraat en rond het oude centrum plaatsgevonden.
  • In het begin van de 20e eeuw heeft de groei zich doorgezet op grotere schaal. Aan de noordzijde werd de buurt Schotte gerealiseerd en aan de oostzijde werd het gebied tot aan de Havendijk volgebouwd.
  • Het centrum is in de Tweede Wereldoorlog verwoest en nadien herbouwd.
  • Vanaf de jaren zestig zijn de grote planmatige uitbreidingen tot stand gekomen. In de jaren zestig en zeventig is het woongebied Zuid West gerealiseerd en in de jaren tachtig de Botenwijk. De jongste uitbreidingen zijn Hogewerf en recentelijk Steehof.

Cultuurhistorische elementen

In Yerseke zijn de volgende geregistreerde rijksmonumenten aanwezig.

adres   element  
Dam 6   Roodbruine machinale vormbaksteen in kruisverband, natuursteen lijsten en plint; houten balkon met ijzeren consoles en hekwerk; houten kroonlijst. Houten T-vensters, getoogd; houten voordeur met glasruiten, balkondeur; dubbele houten goederendeur, ook op verdieping; venstertjes met driehoekige top en roedeverdeling.
Zadeldaken met vernieuwde zwarte en groene bitumensingles.
Rijk huis in oorspronkelijk aparte kern. Rijk versierd balkon; in koetshuis versiering van oesters en tonnen. Waarschijnlijk voormalige woning van rijke oesterhandelaar met koetshuis  
Kerkplein 1   Gebouwd in 1914. Roodbruine machinale vormbaksteen in kruisverband; topgevels afgedekt met natuursteen, natuursteen bordestreden, plintlijst en vensterhoekblokken; getrapte baksteen kraalversiering rond de rondboogbaksteen entreeopening. Begane grond: houten T-schuiframen met kalf; stijl in bovenraam; in bovenraam glas-in-lood met centraal-motief; in topgevels draairamen met kleine roedeverdeling; luiken voor de schuifdelen van begane grond ramen; dubbele blankhouten entreedeuren. Uitzwenkend schilddak met nokhoek schoorstenen; in de gebouwhoeken topgevels; gedekt met geglazuurde, rode tuile du nord; dakkapellen en torenbouw gedekt met rode geglazuurde gebakken "leien"; woningen met schilddaken met zinken pironnen. In de topgevels smeedijzeren ankers met leliemotief.
Naastgelegen woningen aan Paardenmarkt 2 en 4 in gelijke architectuur als gemeentehuis; no. 2 bezit aangepaste kozijnen (conciërgewoning (no. 2) en later gebouwd politiebureau (no. 4). Sober deels vertimmerd interieur waarin trappenhuis en raadszaal (nu museum) nog grotendeels intact met aardige detaillering. In entreeportaal bevindt zich een stichtingstegeltableau. Het is een karakteristiek dorpsgemeentehuisje op stedenbouwkundig belangrijke locatie, grotendeels intact. Aan de Paardemarktgevel is een ingemetseld mededelingenbord, bekroond door opgebogen kroonlijst van natuursteen. Op de torenspits bevindt zich een koperen windwijzer als Noormannenschip uitgevoerd. In het entreebovenlicht bevinden zich twee glas-in-lood wapens. Het voormalige gemeentehuis is sterk vergelijkbaar met dat van Kruiningen.  
Kerkplein 5   Op de plaats van een éénbeukig kerkje, verrees in de tweede helft van de 15e eeuw een kruiskerk met driebeukig schip. Het schip brandde in 1532 af en de hierna vrijstaande toren werd in 1821 gesloopt. In 1887 werd een neogotische toren gebouwd tegen de westzijde van het transept. Deze toren sneuvelde in mei 1940, toen de kerk geheel uitbrandde, waarbij een reeks van 33 houten beelden, die onder de gewelven waren aangebracht, verloren ging. De kerk werd in 1948 gerestaureerd; in 1976 bouwde men een ondiepe basilicale voorbouw met portaaltje aan de westzijde en een dakruiter op de kruising. Koor en transept zijn uitwendig met natuursteen bekleed; de recente aanbouw is in baksteen opgetrokken. Een gewelfde sacristie met verdieping bevindt zich aan de zuidzijde van het koor. In de vijfzijdige koorsluiting is een poortje aangebracht met stichtingssteen en schilddragende leeuwen, 1603.  

Toetsing en conclusie

De relevante cultuurhistorische elementen worden in het bestemmingsplan in stand gehouden en voorzien van een passende juridisch-planologische regeling.

5.2 Milieuhinder

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige bedrijven. Onderscheid wordt gemaakt in:

  • bedrijven;
  • horeca;
  • agrarische en overige bedrijvigheid.
5.2.1 Milieuhinder bedrijvigheid

Bedrijven

Aanbod en situering

In het plangebied is diverse bedrijvigheid aanwezig, in bepaalde gevallen op zeer korte afstand van woningen. Er zijn twee concentratiegebieden aan te geven, dit betreffen de Oesterputten in het oosten van het plangebied en de bedrijvigheid aan de Grintweg in het zuiden van het plangebied.

Staat van Bedrijfsactiviteiten

Voor de milieuzonering en bestemmingsregeling van bedrijfslocaties hanteert de gemeente de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Yerseke is voornamelijk een woonkern met op enkele plaatsen enige vorm van kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid. Gelet op dit karakter is voor de kern van Yerseke gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Deze staat is gekoppeld aan de regels van het bestemmingsplan en is een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend.

Voor de Oesterputten is de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' gehanteerd. Voor dit gebied geldt dat er sprake is van zwaardere bedrijvigheid. Deze bedrijvigheid betreft hoofdzakelijk Oesterbedrijven die worden gerekend tot de bedrijfsgroep Vis- en schaaldierenkwekerijen.

Milieuzonering

Om milieu hygiënische redenen zijn in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering opgesteld. Daarbij wordt aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit milieuoogpunt waar toelaatbaar zijn.

Bedrijfsfuncties in de kern

Randvoorwaarde is dat de milieuhinder voor de omgeving tot een minimum moet worden beperkt. Voor de bedrijven in de kern, die voornamelijk te midden van woningen zijn gevestigd, geldt dat hier maximaal bedrijven tot en met categorie B1 van de toelaatbaar zijn.

  • Categorie A- bedrijven voeren activiteiten uit die direct naast of beneden woningen zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • Categorie B1-bedrijven voeren activiteiten uit die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden.

  • 1. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid.
  • 2. Productie en/of laad en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats.
  • 3. De activiteiten (opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig.

Oesterputten

Op de bedrijfspercelen in het plangebied ter plaatse van de Oesterputten geldt dat bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toelaatbaar worden geacht.

Inschaling van bedrijven

De in Yerseke gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd. De bedrijven die met hun gebruik niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid van de desbetreffende bestemming zijn voorzien van een maatwerkbestemming, waarmee de huidige bedrijfssituatie wordt bevestigd. Het betreft de volgende bedrijven. Gezien de maatschappelijke functie van de brandweer is ervoor gekozen deze te regelen in de bestemming Maatschappelijk.

Tabel 5.2. Bedrijven waarbij huidig gebruik wordt bevestigd

adres   activiteiten   SBI-
code  
cat. S.v.B.   algemene toelaatbaarheid   bestemmings-
regeling  
Burenpolderweg 1   brandweer   8425   3.1   B1   M (brk)  
Grintweg 23/40a   visconserven-
verwerking  
102.4   4.2   B1   B (sb-1)  
Grintweg 32   pallet verwerking   162   3.2   B1   B(sb-2)  
Langevilleweg 36   benzine-
station  
473.3   2   B1   B(vm)  
Zweedijkseweg 4   champignon-
kwekerij  
  2   B1   B(sb-3)  
5.2.2 Milieuhinder Horeca

Staat van Horeca-activiteiten

Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

In de Staat van Horeca-activiteiten worden de volgende categorieën horeca-activiteiten onderscheiden:

  • "lichte horeca" (categorie 1);
  • "middelzware horeca" (categorie 2);
  • "zware horeca" (categorie 3).

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar bijlage 3.

Inschaling en toelaatbaarheid

Uit milieu hygiënisch oogpunt worden in het plangebied ter plaatse van horecafuncties horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1c rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden.

Cafés, bars en zaalverhuur en dergelijke vallen in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, dancings en discotheken vallen in categorie 3 van de staat. Categorie 2 en 3 horecabedrijven passen niet in de algemene toelaatbaarheid.

De in Yerseke gevestigde horecabedrijven zijn geïnventariseerd. De horecavestigingen in het plangebied zijn op korte afstand van woningen gelegen. De bedrijven die met hun gebruik niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid van de desbetreffende bestemming Centrum of Horeca zijn voorzien van een maatwerkbestemming in de vorm van een aanduiding waarmee de huidige bedrijfssituatie wordt bevestigd.

Nieuwe horeca-activiteiten worden in dit plan niet mogelijk gemaakt.

Logies, hotel, pension

Logies

Logies is het aanbieden van bedrijfsmatig verblijf of (nacht) verblijf (altijd voor meerdere nachten), waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.

Hotel

Een hotel is een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

Hotels hebben de volgende kenmerken.

  • Gasten voorzien niet zelf in (het verzorgen van) maaltijden en dranken.
  • Gasten beschikken (grotendeels) over eigen sanitaire voorzieningen.
  • Gasten beschikken over eigen kamers.
  • Het verblijf van gasten is veelal beperkt tot een korte periode.

Pension

De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat binnen de bestemming "Centrum" en "Horeca" een pension niet is toegestaan. De toelaatbaarheid van horecabedrijven volgt uit de Staat van Horeca-activiteiten. Pensions komen in deze staat niet voor en zijn thans niet in de kern aanwezig.

Huisvesting arbeidsmigranten

De gemeente wenst de huisvesting voor arbeidsmigranten op een goede wijze te regelen. Locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten zijn onder voorwaarden bij afwijken van een omgevingsvergunning mogelijk.

  • Locaties waar tot 4 arbeidsmigranten zijn toegestaan zijn binnen de bestemming Wonen en Agrarisch.
  • Locaties waar tot 10 arbeidsmigranten zijn toegestaan zijn binnen de bestemming Centrum, Horeca en Maatschappelijk.

Logies voor arbeidsmigranten wordt daarbij gedefinieerd als:

'het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.'

In Yerseke zijn thans meerdere accommodaties voor arbeidsmigranten aanwezig. Deze zijn mogelijk gemaakt via afwijken bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan. Omdat de huisvesting via afwijking is geregeld, is dat niet vertaald in een aanduiding op de kaart.

Logies en ontbijt

In Yerseke wordt in een aantal panden bed en breakfast aangeboden. Daar waar dan meer dan 2 kamers en/of 4 bedden in gebruik zijn genomen voor de bed en breakfast zijn deze voorzien van een specifieke aanduiding.

Ter plaatse van de Oesterputten is het onder voorwaarden mogelijk een kleinschalige bed en breakfast te beginnen. Het betreft hier maximaal twee eenheden en/of kamers met gezamenlijk maximaal vier bedden.

5.2.3 Agrarische en overige bedrijvigheid

Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2013 vallen agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv))[ 1]) geldt een maximale geurbelasting [ 2]) op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Tabel 5.3. Overzicht geurnormen Wgv

    concentratiegebied   niet-concentratiegebied  
binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE/m³
   
max. 2 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object  
buiten
bebouwde kom  
diercategorieën Rgv   max. 14 ouE/m³   max. 8 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object  

Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.

Regeling geurhinder en veehouderij

In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop de geurbelasting wordt bepaalden de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object[  3]) wordt gemeten.

 

Onderzoek en conclusie

In het plangebied is één paardenhouderij gevestigd. In de afweging van belangen die noodzakelijk is bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies waaronder het wonen in de nabijheid van deze bedrijven, dient rekening te worden gehouden met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Dat geldt evenzeer bij het mogelijk maken van uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven.

5.2.4 Geluid

Wegverkeerslawaai

Actualisering

In de kern worden geen rechtstreekse nieuwe geluidgevoelige functies geprojecteerd. Er is met betrekking tot de actualisering van het bestemmingsplan sprake van een consolidatie van de huidige situatie. Akoestisch onderzoek is derhalve niet nodig.

Wijzigingsbevoegdheden

Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan in een later stadium een afweging plaatsvinden aangaande het wegverkeerslawaai. In de wijzigingsregels is opgenomen dat onderzoek naar de Wgh moet worden verricht en dient te blijken dat de locatie geschikt is voor de toekomstig beoogde functies.

Spoorweglawaai

Het plangebied Yerseke is niet gelegen in de zone van een spoorwegtracé.

Industrielawaai

Toetsing

Rond de scheepswerf in Yerseke is op 11 maart 1992 bij Koninklijk Besluit een geluidzone vastgesteld. In 1998 is onderzoek verricht naar de geluidssituatie in het gebied. Dit heeft er toe geleid dat de geluidzone is gewijzigd. De geluidszone valt deels over het plangebied.

Conclusie

Binnen de geluidszone geldt voor nieuw te bouwen woningen een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) en voor bestaande woningen 55 dB(A). Binnen het plangebied bevinden zich woningen en worden geen nieuwe woningen direct mogelijk gemaakt. De huidige geluidszone wordt bestendigd.

5.3 Bodemkwaliteit

Beleid

Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Provinciaal en gemeentelijk beleid

Door de provincie Zeeland in samenwerking met de gemeenten is een inventarisatie gedaan naar spoedlocaties. Dit zijn locaties waar als gevolg van bodemverontreiniging in de bestaande situatie onaanvaardbare risico's voor mens en milieu aanwezig zijn. 

Door de gemeente is een bodemkwaliteitskaart opgesteld in het kader van grondverzet binnen de gemeente. Deze kaart is opgesteld in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Deze kaart geeft een bepaalde verwachting aan waar welke diffuse verontreinigingen kunnen worden verwacht. Er zijn hierbij zones aangebracht. Dit kan lokaal verschillen door de invloed van menselijke activiteiten die bodembedreigend zijn, zoals tanks, werkplaatsen en andere bodembedreigende activiteiten.

Toetsing

Kijkende naar de verwachte diffuse verontreiniging met zware metalen en PAK in de vooroorlogse en naoorlogse kerndelen van Yerseke worden er  geen risico's verwacht voor de bestaande functies/belemmering.  Een aanzienlijk deel van het zuidelijke plangebied is in het verleden in gebruik geweest als boomgaard waardoor de toplaag van de bodem verontreinigd kan zijn met bestrijdingsmiddelen. Er zijn geen aanwijzingen, bekend van geregistreerde bodemonderzoeken, dat dit risico's en belemmeringen oplevert voor het bestaande gebruik en bestemming. Bij toekomstige wijzigingen in bestemming en bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hier bodemonderzoek uitgevoerd te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor deze ontwikkelingen.   

Wijzigingsgebieden

Wettelijk is bepaald dat een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.

Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan in een later stadium een afweging plaatsvinden in het kader van de bodemkwaliteit. In de wijzigingsregels is als voorwaarde opgenomen dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de toekomstig beoogde functie.

Conclusie

Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de actualisering van het bestemmingsplan voor de kern Yerseke.

5.4 Luchtkwaliteit

Beleid

Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.4 weergegeven.

Tabel 5.4. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  • De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Toetsing

Wet milieubeheer

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden in beginsel dan ook geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ten gevolge van het bestemmingsplan is er geen sprake van verkeersgeneratie. Daarmee draagt het bestemmingsplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2011 als in 2020 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 5.5. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten per weg worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten.

Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2011 bedraagt 29,4 µg/m³ , voor fijnstof bedraagt dit maximaal 25,7 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 18 dagen.

Voor het jaar 2020 bedraagt het gehalte stikstofdioxide maximaal 21,1 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit 20,5 µg/m³ en het maximale aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 9 dagen. In figuur 5.1 zijn de rekenpunten voor het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom-va01_0005.png"

Figuur 5.1. Rekenpunten luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool

Conclusie

Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal in het gehele plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.5 Verkeer en vervoer

Verkeer

De huidige verkeerstructuur blijft gehandhaafd.

Verkeersafwikkeling

Er zijn, omdat sprake is van actualisering van de kern Yerseke zijn voorzien, geen ingrijpende verandering in verkeersintensiteit of ontsluiting te verwachten.

Wijzigingsgebieden

In de wijzigingsregels wordt opgenomen dat aangetoond dient te worden dat zich geen onevenredige gevolgen in de afwikkeling van het verkeer voordoen.

Conclusie

De infrastructuur in en rondom de kern voldoet in de huidige en toekomstige situatie aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling zijn daarmee gewaarborgd en er wordt voldaan een goede ruimtelijke ordening.

5.6 Afval

De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Binnen de gemeente worden veel voorzieningen aangeboden waardoor het voor de burgers gemakkelijker wordt om hun afval gescheiden aan te bieden. Een deel van de voorzieningen is geplaatst in de openbare ruimte, zoals glasbakken en textielbakken. Een deel van de voorzieningen staat ook bij de burgers thuis.

5.7 Ecologie

Algemeen

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit de dorpskern Yerseke, met bebouwing, verharding, tuinen, laanbeplanting en agrarische percelen. Ten zuiden en westen van het plangebied is het buitengebied van de gemeente Reimerswaal gelegen. Ten oosten en noorden van de dorpskern is de Oosterschelde gelegen.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is voor de kern consoliderend van aard en ten aanzien van de Grintweg en de Oesterputten beperkt ontwikkelingsgericht. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. In dit bureauonderzoek wordt aangegeven waar bij deze toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).

De begrenzing van de EHS is in Zeeland door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Omgevingsplan . In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met de EHS. De wijzigingen van de EHS-begrenzing worden door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland. Het plan wordt jaarlijks geactualiseerd.

Soortbescherming: Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;

geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Gebiedsbescherming: Natura 2000-gebieden

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. In het plangebied zijn wel EHS-gebieden gelegen. Dit betreffen bestaande natuurgebieden in eigendom van een terreinbeherende organisatie en zijn in figuur 5.2 aangegeven als groene gebieden. Voor de gronden is het beheertype kruiden- en faunarijk grasland aangewezen. Het bestemmingsplan is echter consoliderend van aard en voorziet in beginsel niet in ontwikkelingen. Daardoor worden de natuurgebieden niet beïnvloed door het bestemmingsplan. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.07YeBPKom-va01_0006.jpg"

Figuur 5.2. Ligging plangebied ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zeeland).

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl).

Vaatplanten

De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig.

Vogels

In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de buizerd, kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen.

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.

Vissen

Het water in het plangebied is brak tot zout. Hierin komen geen matig en zwaar beschermde vissen voor.

Overige soorten

Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 5.5 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 5.5. Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

  nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen  
Vrijstellings-
regeling Ffw  
tabel 1     brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem

mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker  
nee  
Ontheffings-
regeling Ffw  
tabel 2     geen   nee  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen   Nee  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   Ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   buizerd, gierzwaluw en huismus   Ja  

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoeksseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt.
  • Voor het gebied van de Oesterputten geldt dat voor bepaalde activiteiten een Nb-wetvergunning nodig kan zijn. Provincie Zeeland is hiervoor het bevoegd gezag. Het gaat dan met name om activiteiten waarbij interactie bestaat tussen het water in de Oesterputten en de Oosterschelde, bijvoorbeeld wanneer bepaalde (schelpdier)teelten zullen plaatsvinden binnen de Oesterputten. Eveneens kan een lozingsvergunning nodig zijn van Rijkswaterstaat.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Voor het gebied van de Oesterputten geldt dat voor bepaalde activiteiten een Nb-wetvergunning nodig kan zijn of een lozingsvergunning.

5.8 Externe veiligheid

Beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen. Per 1 augustus 2012 zijn ook de veiligheidsafstanden uit het Basisnet spoor toegevoegd aan de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Toetsing

Inrichtingen

In (de nabije omgeving van) het plangebied zijn geen BEVI-, of BRZO-inrichtingen aanwezig. In het plangebied is wel een handelsonderneming aanwezig waar brandbare stoffen opgeslagen worden. Deze inrichting betreft echter geen BEVI-inrichting en beschikt niet over een PR10-6 contour of een invloedsgebied voor het groepsrisico.

Ten zuidoosten van het plangebied is het LPG-tankstation Steketee gelegen. Dit betreft een inrichting die valt onder de werkingssfeer van het Bevi. De inrichting is echter op circa 240 m gelegen en de PR 10-6 contour van 45 m en het invloedsgebied van 150 m reiken dan ook niet tot het plangebied. De inrichting vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Transport

In (de nabije omgeving van) het plangebied vinden geen transporten van gevaarlijke stoffen plaats.

Ten zuiden van het plangebied op circa 620 m is een leidingenstrook aanwezig. In deze leidingenstrook zijn de volgende buisleidingen aanwezig:

  • een ruwe olieleiding met een diameter van 24 inch (Total);
  • een aardgastransportleiding met een diameter van 47,24 inch (Zebra Gasnetwerk B.V.);
  • een aardgastransportleiding met een diameter van 10 inch (Zebra Gasnetwerk B.V.).

De leiding met de grootste dodelijke effectafstand is de aardgastransportleiding met een diameter van 47,24 inch. Deze leiding heeft een maximale dodelijke effectafstand van 555 m. Aangezien het plangebied op een grotere afstand ligt vormen de leidingen in de buisleidingenstrook geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect Externe Veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling het bestemmingsplan.

5.9 Waterparagraaf

Beleid

Ten behoeve van een bestemmingsplanprocedure dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf is overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Bij het waterschap Scheldestromen wordt hiervoor een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Onderstaande watertoetstabel is ingevuld voor het consoliderende bestemmingsplan Yerseke. Deze is in het kader van vooroverleg kortgesloten met het waterschap.

Toetsing

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Binnen het plangebied is zowel een primaire als een regionale waterkering gelegen. De primaire waterkering is gelegen aan de oostrand van het plangebied langs de Oosterschelde.
De regionale waterkering is de Molendijk. Zowel de kern- als beschermingszone A en B zijn in het plangebied gelegen. Het bestemmingsplan is echter consoliderend van aard en binnen de kern- of beschermingszone worden dan ook geen ontwikkelingen voorzien. Het bestemmingsplan heeft daarmee geen invloed op de waterveiligheid.  
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater)
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om
inundatie vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het bestemmingsplan voorziet in het beginsel niet in ontwikkelingen. Ten gevolge van het bestemmingsplan zal het verhard oppervlak ten opzichte van de huidige situatie dan ook niet toenemen. Watercompenserende maatregelen zijn niet noodzakelijk.
 
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houden met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden.  
Het plangebied beschikt niet tot nauwelijks over infiltratiemogelijkheden. Daarom is infiltratie niet mogelijk. In het plangebied wordend daarnaast geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt (die voorzien in het oppompen van grondwater). Ten opzichte van de huidige situatie zal er geen (negatief) effect optreden.  
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat / overlast)
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
 
Het afvalwater in het plangebied zal evenals in de huidige situatie afgevoerd worden op de afvalwaterriolering. Het hemelwater wordt zoveel als mogelijk (in)direct afgekoppeld op het oppervlaktewater.  
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen en heeft daardoor geen invloed op de water gerelateerde volksgezondheid.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Het plangebied is grotendeels sterk zettingsgevoelig. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij eventuele ontwikkelingen in de toekomst.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede
oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de
veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren.  
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft daardoor geen invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede
grondwaterkwaliteit.
Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft daardoor geen invloed op de grondwaterkwaliteit.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Het bestemmingsplan zorgt niet voor (negatieve) effecten op de in de nabije omgeving aanwezige natte natuur, daar het bestemmingsplan niet voorziet in ontwikkelingen.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Het bestemmingsplan vormt geen belemmering voor de onderhoudsstroken ten gevolge van het onderhouden van het oppervlaktewater, omdat het bestemmingsplan niet voorziet in ontwikkelingen.  
Andere belangen waterbeheerder(s)  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
Het bestemmingsplan vormt geen belemmering voor eigendommen van de waterbeheerder.  
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.  
Dit aspect is opgenomen in de verkeersparagraaf.  

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.10 Defensie

Beleid

Verspreid over Nederland staat een aantal militaire en burger radarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige behandeling van militaire en civiele luchtverkeer. Objecten hoger dan 63 m (+NAP) binnen 15 nautische mijl (circa 28 km) van onderhavig radiostation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is. Hiervoor dient een radarverstoring te worden uitgevoerd.

Toetsing

Defensie heeft in de naburige gemeente Woensdrecht een militaire vliegbasis Woensdrecht en drie oefenterreinen van de Landmacht in gebruik. De basis bevindt zich op ongeveer 4 km afstand van de gemeentegrens. Voor het plangebied is het radarverstoringsgebied van belang.

Conclusie

Om voorgaande te borgen in het bestemmingsplan is (voor hoge objecten) een maximale bouwhoogte van 63 m (+NAP) opgenomen (in planregels en toelichting in de vorm van de gebiedsaanduiding ‘Vrijwaringszone – radar’). Hieraan kan een door Burgemeester en wethouders te verstrekken afwijking worden gekoppeld ten behoeve van een hogere bouwhoogte onder voorwaarde dat de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate wordt verstoord. Voorafgaand aan het verlenen van de afwijking dien schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de Dienst Vastgoed Defensie.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling beschreven. De bestemmingsregeling bestaat uit de volgende onderdelen:

  • a. de verbeelding met het renvooi (paragraaf 6.1);
  • b. de regels (vier hoofdstukken, paragraaf 6.2).

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormen het wettelijk kader voor het bestemmingsplan Yerseke. Alle nieuwe ruimtelijke plannen – zoals bestemmingsplannen – moeten digitaal worden vervaardigd. Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en is derhalve digitaal raadpleegbaar. SVBP2012 heeft alleen betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.

6.1 Verbeelding en renvooi

Digitaal

Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.

Analoog

Ondergrond

Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand. Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld W) is aangegeven welke bestemming ter plaatse geldt .

Bestemmingen

De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld W) aangeduid. De 'bestemmingen' corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.

Aanduidingen en renvooi (analoog plan)

De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi. Het renvooi is een overzicht met de verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en voor wat betreft de aanduidingen in het bestemmingsplan Yerseke opgesplitst in:

  • gebiedsaanduidingen;
  • functieaanduidingen;
  • bouwvlak;
  • bouwaanduidingen;
  • maatvoeringsaanduidingen.

Leeswijzer

Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden op een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken. Vervolgens wordt het renvooi geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel kan worden gelezen. Deze volgorde is het meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor de gebruiksmogelijkheden van - en bebouwing op een perceel.

6.2 Regels

De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden; bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels.
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.

Artikel 1 Begrippen

De begrippen geven een nadere uitleg van een aantal van de in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken - zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen - dienen te worden gemeten.

6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (Algemeen)

Opbouw bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede de standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012.

  • Bestemmingsomschrijving
    In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming 'als recht' zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste 'toetssteen' voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van gronden/gebouw binnen de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.
  • Bouwregels
    Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.
  • Afwijken van de bouwregels 
    De bevoegdheid tot het afwijken van de bouwregels is in dit deel van de regels opgenomen.
  • Specifieke gebruiksregels 
    In dit onderdeel wordt - ten opzichte van de Bestemmingsomschrijving - bepaald welke functies al dan niet specifiek zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de Bestemmingsomschrijving.
  • Afwijken van de gebruiksregels 
    De bevoegdheid tot het afwijken van de gebruiksregels is in dit deel van de regels opgenomen.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Voor zover nodig zijn hierin de regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
  • Wijzigingsregels
    Enkele bestemmingen of locaties binnen een bestemming kunnen worden gewijzigd voor wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.

Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Toelaatbaarheid functies in woningen

In de praktijk neemt het aantal situaties toe waarin sprake is van een aan-huis-gebonden-beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Tevens komen in Reimerswaal aanvragen voor ten behoeve van kleinschalige detailhandel. In ruimtelijk-functioneel opzicht bestaat hiertegen geen bezwaar voor zover dit kleinschalig is en geen nadelige effecten heeft op de omgeving en/of voor de centrumgebieden. Dit laatste is van betekenis voor kleinschalige detailhandel en dienstverlening.

Ingevolge jurisprudentie zijn aan-huis-gebonden-beroepen binnen de reguliere woonbestemmingen (in zekere mate) toegestaan. In Reimerswaal worden ook kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met een vergelijkbare beperkte omvang, zoals aan-huis-gebonden-beroepen, aanvaardbaar geacht. Voor kleinschalige detailhandel en dienstverlening is een specifieke afweging vereist waardoor die functies alleen worden toegestaan via een afwijking bij een omgevingsvergunning waarin relevante criteria zijn opgenomen.

In de bestemmingsregeling is het volgende opgenomen.

  • Aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn direct toegestaan. Hiervoor zijn begripsbepalingen opgenomen. De aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die hiertoe in elk geval worden gerekend, zijn vermeld in de Staat van Activiteiten . In specifieke gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen gericht op behoud van de (uitstraling van de) woonfunctie.
  • Kleinschalige detailhandel en dienstverlening worden toegestaan via een afwijking bij een omgevingsvergunning. Dienstverlening die hiertoe in elk geval wordt gerekend is vermeld in de Staat van Activiteiten. Naast bepalingen gericht op behoud van de (uitstraling van de) woonfunctie zijn daarin voorwaarden opgenomen, zoals marktonderzoek. Distributie Planologisch Onderzoek moet uitwijzen dat het toestaan van de afwijking niet strijdig is met de distributie-planologische structuur van de kern.
  • In bijlage 7 is een nadere toelichting opgenomen, evenals overzichten van activiteiten. Maatschappelijke ontwikkelingen kunnen zorgen voor nieuwe functies. Die zullen dan ook vergeleken worden met de andere vormen, zodat kan worden bepaald of een dergelijke nieuwe vorm toelaatbaar is of niet.
  • De activiteiten kunnen worden toegestaan in de woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen), maar niet in een bijgebouw (vrijstaand). Dit kan namelijk ongewenste verzelfstandiging van de activiteit tot gevolg hebben.

Bijzondere woonvormen

In de praktijk komen steeds vaker woonvormen voor die verwantschap hebben met een regulier huishouden, maar daarvan in enige mate afwijken. Belangrijk voor de beoordeling is dat er sprake moet zijn van continuïteit in de samenstelling van het huishouden of van onderlinge verbondenheid. In die situaties past die woonvorm binnen de reguliere woonbestemming doordat die woonvorm als een huishouden is aan te merken. Kortheidshalve wordt ook verwezen naar jurisprudentie.

Bijzondere woonvormen zijn niet direct gelijk te stellen met een huishouden. Er is dan ook een specifieke regeling noodzakelijk, omdat dergelijke woonvormen afwijken van de reguliere bewoning door een huishouden. Het onderscheid vloeit in de bijzondere woonvormen veelal voort uit een zorgcomponent en wisseling van samenstelling van bewoners. Dit heeft doorgaans twee effecten op de omgeving: extra verkeers- en parkeerdruk door personeel en bezoekers en een ander woonmilieu (hinder, gewenste rust). Om deze redenen kan sprake zijn van afwijkende effecten op het woon- en leefmilieu ten opzichte van reguliere bewoning.

Uitgangspunten voor de bestemmingsregeling

In diverse situaties kunnen bijzondere woonvormen wel worden toegestaan. Dit is afhankelijk van de situatie ter plaatse en de woonvorm. Vandaar dat een specifieke afwijkingsbevoegdheid nodig is voor het toestaan van die bijzondere woonvormen. Een nadere toelichting is opgenomen in bijlage 8.

Mantelzorg

Mantelzorg mogelijk binnen de functie wonen

Voor zover ruimtelijk relevant zijn er twee soorten van mantelzorg te onderscheiden die gangbaar zijn binnen de woonfunctie.

  • Inwoning: Hierbij gaat het om vormen van huisvesting in de woning zelf. Inwoning wordt in de bestemmingsplannen rechtstreeks toegestaan, aangezien bestemmingsplannen geen regels stellen aan de samenstelling van een huishouden. Door de mogelijkheden voor een aan- en uitbouw optimaal te benutten kan inwonen in veel gevallen een oplossing bieden aan de behoefte van tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg.
  • Afhankelijke woonruimte: In de praktijk blijkt ook behoefte te bestaan aan een meer zelfstandige (in de vorm van een eigen toegang en eigen voorzieningen) woonvorm in een bijgebouw. Deze zogenaamde 'afhankelijke woonruimte' moet dienen voor de opvang van iemand met een aantoonbare vraag naar verzorging.

Jurisprudentie en consequenties

  • In de uitspraak van de Raad van State van 20 mei 2009 (gemeente Oudewater, zaaknummer 200806381/1) blijkt dat wonen in een bijgebouw is toegestaan ongeacht of de bouwvoorschriften slechts één woning toestaan.

Voor de regeling in een bestemmingsplan leidt deze uitspraak tot de volgende consequentie:

  • Inwoning in het kader van mantelzorg is zonder meer toegestaan binnen de functie wonen.
  • Indien gewenst wordt mantelzorg in bijgebouwen (vrijstaand) door een specifieke gebruiksbepaling voorkomen.

Extra bouwmogelijkheden

Bij mantelzorg is het soms wenselijk om extra woonruimte te creëren bij de woning, door bijvoorbeeld extra aanbouwen en uitbouwen geschikt te maken om in te wonen.

Uitgangspunten voor de bestemmingsregeling

Op basis van het voorgaande blijkt dat mantelzorg en de behoefte aan mantelzorg niet in alle gevallen past of wenselijk is binnen de reguliere woonbestemming. De gemeente wenst via een binnenplanse afwijkingsprocedure te voorzien in een toegesneden regeling. In de SVBP is voorgeschreven dat eerst bouwregels worden gegeven en daarna gebruiksregels. Vandaar dat eerst bouwregels en afwijkingen voor bouwen voor mantelzorg zijn opgenomen en pas later het gebruik is geregeld.

Bestemmingsregeling

Begrippen

De volgende begrippen zijn toegevoegd:

  • Afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

  • Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

Gebruik en afwijken gebruik

In de Specifieke gebruiksregels is opgenomen dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte niet is toegestaan.

Onder voorwaarden kan bij een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag worden afgeweken en kan het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimten worden toegestaan indien:

  • een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Om ongewenste splitsing te voorkomen is tevens voorzien in een mogelijkheid de omgevingsvergunning in te trekken indien de noodzaak voor mantelzorg niet meer bestaat.

Bouwen

In sommige gevallen volstaat de maximaal toegestane oppervlakte van 80 m² niet en is er ruimtelijk geen bezwaar een grotere oppervlakte maat (maximaal 100 m²) toe te staan. In dat geval kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de oppervlakte van 80 m² (oppervlakte aan/uitbouwen en bijgebouwen) en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte (maximaal 100 m²) wordt gerealiseerd. Er gelden dan de volgende voorwaarden:

  • de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte) bedraagt niet meer dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak;
  • de maximum oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m² per perceel;
  • er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Huisvesting arbeidsmigranten

Binnen de gemeente worden steeds meer groepen arbeidsmigranten ondergebracht in bestaande panden. De omgeving is daar vaak niet op berekend en ingesteld, zeker als het om relatief grotere aantallen gaat. In beleidsnotities van VROM en in jurisprudentie wordt hier op ingegaan. Deze huisvestingsvorm kan in de praktijk ook knelpunten tot gevolg hebben. Hiervoor is door de gemeente Reimerswaal een afzonderlijke beleidsnotitie vastgesteld, namelijk 'Beleid ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten'. Op basis daarvan is het volgende overwogen en geregeld.

Huisvesting in de praktijk

Bij de huisvesting van arbeidsmigranten kunnen zich de volgende knelpunten voordoen.

  • Gebruik en belasting van het openbare gebied: huisvesting van arbeidsmigranten kan leiden tot een intensiever gebruik van het openbare gebied en daarmee extra verkeerstoename en parkeerdruk tot gevolg hebben. Intensieve 'bewoning' van een 'gewone' woning kan overlast (geluidsoverlast) en onveiligheid voor de omgeving tot gevolg hebben.
  • Gebruik en belasting van de woning. Huisvesting kan plaatsvinden in panden die naar hedendaagse maatstaven bouwtechnisch en/of in hygiënisch opzicht (ernstige) gebreken vertonen.
  • Er kan met zodanig veel mensen in een (een-gezins)woning worden 'gewoond' dat er (potentieel) gevaarlijke situaties ontstaan, zoals brandveiligheid (mogelijkheid om te vluchten). In sommige situaties is er een schrijnend gebrek aan privacy en een voldoende leefbaar woonoppervlak.

Uit de genoemde knelpunten volgt dat een zorgvuldige afweging van locaties voor de huisvesting van arbeidsmigranten en regeling van de omvang van deze huisvesting noodzakelijk zijn.

Op basis van het vorenstaande blijkt dat huisvesting van arbeidsmigranten niet direct past binnen de reguliere woonbestemming maar onder voorwaarden wel mogelijk moet zijn.

  • Huisvesting van arbeidsmigranten is niet op één lijn te stellen met de huisvesting van een huishouden. Er is geen sprake van continuïteit in de samenstelling of van onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit hebben en/of gezamenlijk de huishouding doen.
  • De locaties en de omvang van huisvesting van arbeidsmigranten vragen om een zorgvuldig afwegingskader.

Bestemmingsregeling

In de bestemmingsregeling zijn begrippen opgenomen inzake bewoonbaar vloeroppervlak, huishouden, logies, kamerverhuur en bewoning (bewoning door een huishouden). Voor de verschillende functies in de kern wordt het volgende beleid ten aanzien van het aantal te huisvesten arbeidsmigranten voorgestaan.

  • Wonen
    Vanuit een gemiddelde gezinssituatie geredeneerd zijn in een doorsnee woning globaal vier personen gehuisvest. De doorsnee eengezinswoningen zijn qua grootte hiervoor geschikt. Belangrijk is dat bij nachtverblijf van meer dan vier personen dan wel een woonfunctie voor kamergewijze verhuur met 5 of meer wooneenheden, de eisen vanuit het Bouwbesluit soms anders (strenger) zijn dan bij een normale woonsituatie. Dan moet aan specifieke eisen inzake brandveiligheid worden voldaan. Er is dan sprake van een andere woonsituatie dan bij een regulier huishouden. Om die redenen wordt het voor huisvesting van arbeidsmigranten in reguliere woningen toelaatbaar geacht dat in een standaard woning/wooneenheid aan maximaal vier afzonderlijke personen huisvesting wordt geboden.
  • Agrarisch
    Als het niet mogelijk is arbeidsmigranten te vestigen in stedelijk gebied dan is het onder voorwaarden toegestaan dit op een agrarisch bedrijf te laten plaatsvinden.
  • Centrum, Horeca en Maatschappelijk bestemmingen
    Ter plaatse van de bestemmingen Centrum, Horeca en Maatschappelijk kunnen ten hoogste 10 arbeidsmigranten worden gehuisvest.

Naast functionele aspecten en ligging zijn voorts de volgende criteria van belang.

  • Omvang pand
    Niet alle woningen zijn geschikt voor huisvesting van vier of tien personen. Belangrijk is dat per persoon 12 m² aan bewoonbaar vloeroppervlak vereist is vanuit het Bouwbesluit. Deze eis is dan ook overgenomen in het 'Beleid ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten' van de gemeente en als zodanig geregeld in voorliggend bestemmingsplan.
  • Afstanden tussen locaties
    De afstand tussen de woningen waarin arbeidsmigranten zijn gehuisvest dient onderling ten minste 250 m te bedragen, Met de afstandsmaat van 250 m wordt gewaarborgd dat er geen nadelige effecten op de omgeving zijn te verwachten of effecten die te zeer afwijken van de effecten van een regulier huishouden. De ruimtelijk-functionele structuur wordt zodoende niet veranderd.

Locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten zijn onder voorwaarden - waaronder de hierboven genoemde criteria - bij afwijken van een omgevingsvergunning mogelijk.

Paardenhouderijen en hobbymatig gebruik van paardenbakken

Paardenhouderijen

Het houden van paarden voor eigen hobbymatig gebruik bij een agrarisch bedrijf of woonbestemming kan worden beschouwd als ontspanning/hobby. De nadruk ligt op het eigen gebruik. Zodra er sprake is van het vragen van vergoedingen, het aanbieden van stallingsruimten en andere faciliteiten aan derden, is het hobbymatige aspect verdwenen. Op dat moment is sprake van het bedrijfsmatig houden van paarden. Het hoeft daarbij niet per se te gaan om een "bedrijf" in die zin dat daaruit het hoofdinkomen wordt gegenereerd. Dergelijke bedrijven worden bestemd met de aanduiding ‘paardenhouderij’.

Het bedrijfsmatig houden van paarden kan worden onderverdeeld in twee vormen; het productiegericht en het gebruiksgericht houden van paarden.

Bij het productiegericht houden van paarden staat het dier zelf centraal (fokkerij). Productiegericht houden van paarden is een vorm van agrarische bedrijvigheid omdat het puur gericht is op de dierlijke productie. Het beleren en berijden van de paarden om ze fit te houden, kan onderdeel van het bedrijf zijn. Met het oog daarop kan een paardenbak noodzakelijk zijn.

Binnen de categorie gebruiksgericht houden van paarden kunnen bedrijven die gericht zijn op de training van paarden en dienstverlenende paardenhouderijen worden onderscheiden.

Het stallen van paarden, het opleiden, trainen en verhandelen van paarden missen de gerichtheid op het agrarische product, waardoor deze vorm van bedrijvigheid niet onder de agrarische bestemming valt en dus apart moet worden bestemd.

Bij de dienstverlenende paardenhouderijen staat het gebruik van de paarden door sporters en recreanten als ontspanning centraal (maneges).

Maneges zijn er van diverse omvang, variërend van kleinschalig tot een compleet hippisch centrum. Ook dit soort bedrijven valt niet onder de agrarische bestemming en krijgt in het bestemmingsplan de bestemming ‘Sport’ met een nadere specifieke aanduiding zoals ‘manege’.

Hobbymatig gebruik van paardenbakken

Het houden van paarden voor eigen hobbymatig gebruik bij een agrarisch bedrijf of woonbestemming kan worden beschouwd als ontspanning/hobby. De nadruk ligt op het eigen gebruik. Zodra er sprake is van het vragen van vergoedingen, het aanbieden van stallingsruimten en andere faciliteiten aan derden, is het hobbymatige aspect verdwenen. Op dat moment is er sprake van het bedrijfsmatig houden van paarden. Het hoeft daarbij niet per se te gaan om een bedrijf, in die zin dat er het hoofdinkomen uit deze vergoedingen komt. Het hobbymatig houden van paarden en het realiseren van een paardenbak is toegestaan bij de bestemming wonen (door middel van een afwijkingsmogelijkheid).

Een paardenbak dient geheel binnen het bouwvlak te zijn gelegen. Bestaande paardenbakken zijn in het kader van het bestemmingsplan geïnventariseerd en aangeduid op de verbeelding als ‘specifieke vorm van agrarisch - bestaande paardenbak’.

Bouwvlakken

In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen bouwen binnen het bouwvlak en het bouwen buiten het bouwvlak.

Binnen het bouwvlak zijn naast hoofdgebouwen, aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn over het algemeen aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De oppervlakte van de bebouwing buiten het bouwvlak is begrensd tot 50% met een maximum van 100 m². Door dit onderscheid is op eenvoudige wijze snel inzichtelijk welke bouwwerken, waar gebouwd mogen worden.

Bouwperceel

Bij de regeling van de bouwmogelijkheden is gebruikgemaakt van het begrip bouwperceel. Dit begrip is in de begripsbepalingen omschreven als: "een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten". De bouwpercelen zijn in verband met de flexibiliteit niet op de plankaart ingetekend. Op grond van de begripsbepaling en de jurisprudentie volgt dat bij de bepaling van de omvang van een bouwperceel het kadastraal perceel als uitgangspunt dient. Door de bouwpercelen niet op de kaart aan te geven, bevat het bestemmingsplan een flexibele regeling bij bijvoorbeeld een herinrichting van een deel van het plangebied. Deze flexibiliteit wordt begrensd door de antidubbeltelregel. Deze regel zorgt ervoor dat ook na herinrichting en herverkaveling in totaal niet meer kan worden gebouwd dan het aangegeven bebouwingspercentage.

Afwijken van de bouwregels

Overschrijden bouwvlak

In voorkomende gevallen kan het wenselijk zijn dat de bebouwing aan de achterzijde (vanaf de straat gezien) wordt vergroot. Hiervoor is een bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels opgenomen, waarbij het mogelijk is het bouwvlak aan de achter zijde te overschrijden. De overschrijding bedraagt per bouwperceel niet meer dan 20% van het bouwvlak.

Bij een omgevingsvergunning wordt niet afgeweken van de bouwregels indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Algemene afwijking

In het bestemmingsplan is in de bestemming Wonen een algemene afwijking opgenomen voor het afwijken van de maximale goot- of boeibordhoogte, de bouwhoogte, de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens, de toelaatbare oppervlakte en het bebouwingspercentage tot ten hoogste 15%. Bij een omgevingsvergunning wordt niet afgeweken van de bouwregels indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Tijdelijke woongelegenheid bij bouwen/verbouwen woningen

Bij de gemeente worden regelmatig verzoeken ingediend voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij grootschalige verbouwingen. De plaatsing van de tijdelijke woonunits (ook (sta)caravan) voldoet bijna nooit aan het bestemmingsplan. Onder voorwaarden kan medewerking worden verleend aan tijdelijke woonruimte in dit soort situaties. Er worden drie situaties onderscheiden:

  • plaatsing in bestaande woongebieden/buitengebied;
  • plaatsing in nieuwe woongebieden;
  • plaatsing bij overige functies.

Plaatsing in bestaande woongebieden/buitengebied.

Indien het gaat om vervangende woonruimte ten tijde van een ingrijpende verbouwing van de bestaande woning dan wel nieuwbouw op de plek van de eigen bestaande woning waarbij de bestaande woning tijdelijk niet voor bewoning geschikt is, is onder voorwaarden medewerking aan een tijdelijke woonunit aanvaardbaar. Dit geldt voor zowel het bestaand stedelijk gebied als het buitengebied. In het bestemmingsplan kan een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen met voorwaarden, binnen de bestemmingen waar wonen in een woning is toegestaan.

Plaatsing in nieuwe woongebieden

Ook in nieuwe woongebieden kan worden verzocht om toestemming voor tijdelijke woonunits. De gemeente acht plaatsing hier eveneens aanvaardbaar, onder andere vanwege de volgende redenen:

  • Steeds vaker wordt door initiatiefnemers pas besloten tot nieuwbouw en aankoop van een kavel op het moment dat de oude woning is verkocht. Tijdelijke huisvesting op de kavel waar de nieuwe eigen woning wordt gerealiseerd wordt in die omstandigheden aanvaardbaar geacht.
  • De nieuwbouwlocaties in de gemeente zijn allen goed bereikbaar en reeds bouwrijp gemaakt. Er is derhalve geen sprake van een wezenlijk ruimtelijk verschil met vervangende nieuwbouw in bestaande woongebieden.

Overige functies

Realisering van tijdelijke woonunits bij andere bestemmingen dan waar wonen in een woning is toegestaan (bijvoorbeeld Maatschappelijk) vragen een specifieke afweging. Hiervoor biedt de Wabo voldoende ruimte. Regeling voor tijdelijke huisvesting volgt dan via een separate procedure.

Voorwaarden

De gemeente acht medewerking aan een tijdelijke woongelegenheid uitsluitend onder specifieke voorwaarden mogelijk:

  • een omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en realisering van een nieuwe woning;
  • de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • een omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
6.2.3 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (per bestemming)

Artikel 3 Agrarisch

De agrarische gronden en bedrijven zijn voorzien van de bestemming Agrarisch.

  • De gronden zijn primair bestemd voor een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening met grondgebonden agrarisch gebruik. De verkoop van streek- of bedrijfseigen producten als nevenactiviteit, tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m² binnen het bouwvlak, is toegestaan.
  • De aanwezige functies zijn bestemd met een passende bestemming.
  • Extensief recreatief medegebruik en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. groen;
    • 2. laad- en losvoorzieningen;
    • 3. natuurvriendelijke oevers;
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. ontsluitingswegen;
    • 6. parkeervoorzieningen;
    • 7. sloten en watergangen;
    • 8. water en waterberging;

zijn zonder meer mogelijk.

Bouwregels

In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen 'binnen het bouwvlak' en 'buiten het bouwvlak'. Er zijn regels opgenomen voor de goot- en bouwhoogte van:

  • gebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In de bouwregels zijn deze genuanceerd voor onder andere silo's, mestopslag en dergelijke.

Afwijken van de bouwregels

Met regels in 'Afwijken van de bouwregels' kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels.

Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels is het gebruik gespecificeerd. Er zijn regels opgenomen voor:

  • agrarische gebruiksregels;
  • opslag;
  • aan-huis-gebonden beroepen;
  • detailhandel;
  • paardenhouderij.

Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Onder voorwaarden kan van de specifieke gebruiksregels worden afgeweken.

Tot slot zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Beschermde dijk

Dit artikel is opgenomen voor dijken met een beschermde waarde.

Artikel 5 Bedrijf

Bestemmingsomschrijving

Gekozen is voor een bestemmingslegging volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' vanwege het verspreide karakter van de bedrijvigheid in de kern.

Voor zover bestaande bedrijven niet passen binnen deze categorieën, zijn ze specifiek aangeduid en bestemd. Voorts geldt het volgende:

  • de nutsvoorzieningen zijn voorzien van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • bedrijfswoningen zijn uitsluitend toelaatbaar ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  • bij bedrijven waarvan het gebruik niet past binnen de algemene toelaatbaarheid is het gebruik met een specifieke aanduiding bevestigd.

Bouwregels

Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen de aangegeven bouwvlakken. Voor de bouwvlakken is de goot en bouwhoogte aangegeven. In de bouwregels zijn de reguliere bouwregels uit het gemeentelijk handboek opgenomen.

Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels is het gebruik voor zover nodig nader gereguleerd. In de gebruiksregels is bepaald dat:

  • beroepen-aan-huis in de bedrijfswoning zijn toegestaan;
  • buitenopslag van goederen niet is toegestaan;
  • opslag van vuurwerk niet is toegestaan;
  • geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • kantoorvloeroppervlak begrensd is tot maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak van een bedrijf en ten hoogste 200 m²;
  • zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  • bedrijfswoningen alleen zijn toegestaan ter plaats van een aanduiding;
  • opslag en distributie voor internetverkoop onder voorwaarden is toegestaan.

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor huisvesting van arbeidsmigranten. Tevens is de mogelijkheid opgenomen tot het beëindigen van huisvesting van arbeidsmigranten. Ook zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor wonen en bijzondere woonvormen. Gezien de ruimtelijke effecten is een dergelijke planwijziging uitsluitend mogelijk bij bedrijfsbeëindiging van bedrijven binnen de kern. Er zijn wijzigingsregels opgenomen onder andere voor het waarborgen van een goed woon- en leefmilieu. Wijziging is pas toegestaan na belangenafweging en waarborging van de gestelde voorwaarden.

Artikel 6 Bedrijf - Oesterputten

Bestemmingsomschrijving

Gekozen is voor een bestemmingslegging volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' . De algemene toelaatbaarheid is tot en met categorie 3.2.

Bouwregels

Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen de aangegeven bouwvlakken. Voor het gebied geldt een afwijkend peil vanwege de hoogteverschillen.

Voor de Oesterputten zijn twee peilen gehanteerd:

  • voor de bebouwing aan de Havendijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peil 1' is een afzonderlijk peil (= 0 m) opgenomen dat uitgaat van de bovenkant van de betonnen afdekrand van de waterkerende damwand langs de Havendijk;
  • voor de overige gronden van de Oesterputten, waar sprake is van een zeer wisselend maaiveld geldt het gemiddelde afgewerkte maaiveld als peil (= 0). Dat wordt in bijlage 9 nader toegelicht. Hiervoor is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peil 2' opgenomen.

Op de verbeelding zijn de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Op deze manier kan het gewenste beeld worden behouden/gerealiseerd en worden excessen in hoogten voorkomen. In bijlage 9 is een gedetailleerde beschrijving over de maatvoering in de Oesterputten opgenomen.

Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels wordt ingegaan op de volgende aspecten:

  • detailhandel;
  • kantoren;
  • opslag van goederen;
  • horeca.

Onder voorwaarden is logies met ontbijt toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijf - Oesterputten'.

Artikel 7 Centrum

Voor het centrumgebied van Yerseke is, overeenkomstig het geldende plan, de globale bestemming Centrum opgenomen. De bestemming Centrum biedt gebruiksmogelijkheden voor de functies wonen, detailhandel, kantoren, bedrijven, horeca en maatschappelijke voorzieningen.

De keuze voor deze globale bestemming betekent dat de gemeente een 'ruim' beleid voorstaat ten aanzien van ontwikkelingen in het dorpscentrumgebied. Met deze keuze is het voor de gemeente niet langer mogelijk invloed uit te oefenen op bepaalde initiatieven, indien deze rechtstreeks in het bestemmingsplan zijn toegelaten. Het grote voordeel van deze globale bestemmingsregeling is dat de dynamiek in een dorpscentrumgebied kan worden vergroot, omdat er vrijwel geen procedures meer gevoerd hoeven te worden. Voor enkele functies is de 'bewegingsruimte' binnen het dorpscentrumgebied echter wel begrensd om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen.

Om te voorkomen dat zich overal binnen het dorpscentrumgebied supermarkten zouden kunnen vestigen is de vestigingsmogelijkheid van een supermarkt beperkt tot de huidige supermarktlocatie en is geregeld met een aanduiding 'supermarkt'.

De mogelijkheden voor vestiging van horecabedrijven blijven beperkt tot de in het dorpsgebied aanvaardbare categorieën (via toepassing van de Staat van Horeca-activiteiten). Algemeen toelaatbaar zijn horecabedrijven tot en met categorie 1 of vergelijkbaar.

Een aantal functies is niet algemeen passend binnen de bestemming. Hiervoor is een afzonderlijke aanduiding opgenomen.

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor huisvesting van arbeidsmigranten. Tevens is de mogelijkheid opgenomen tot het beëindigen van huisvesting van arbeidsmigranten. Hetzelfde geldt voor afhankelijke woonruimte en bijzondere woonvormen. Verwezen wordt naar paragraaf 6.1.

Artikel 8 Detailhandel

Bestemmingsomschrijving

Yerseke kent een bestemming Centrum voor het dorpscentrumgebied, waarbinnen bewegingsruimte voor diverse functies aanwezig is. Buiten het dorpscentrumgebied zijn incidentele detailhandelsvestigingen aanwezig en als zodanig bestemd. Wonen is binnen de bestemming Detailhandel eveneens mogelijk.

Wijzigingsbevoegdheden

Buiten het dorpscentrumgebied is het karakter van de omgeving gericht op wonen en is uitwisseling van functies (detailhandel en kantoor) niet zonder meer wenselijk.

  • Binnen de bestemmingen is de woonfunctie altijd toelaatbaar. In geval van beëindiging van een activiteit behoeft dan geen procedure te worden doorlopen om een verandering naar de bestemming Wonen mogelijk te maken. Om definitief over te gaan naar de bestemming Wonen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
  • Conform de in de gemeente gehanteerde systematiek is het via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk de bestemming Detailhandel te wijzigen in Wonen of Kantoor.

Artikel 9 Gemengd - 6

De gronden binnen de bestemming ‘Gemengd-6’ zijn bestemd voor:

  • horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1c (categorie 1c is nodig in plaats van 1b in verband met het oppervlak van de bedrijvigheid) van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • wonen;
  • ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ een halfverdiepte parkeergarage;
  • ter plaatse van de aanduiding wellness is ook wellness toegestaan.

Zowel bij de hotelfunctie als de woonfunctie is combinatie met zorg mogelijk. Ten aanzien van de hoofdgebouwen zijn onder meer regels opgenomen betreffende de situering, de goot- en de bouwhoogte en de dakhelling.

Ten aanzien van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen zijn onder meer regels opgenomen betreffende de goot- en de bouwhoogte en de dakhelling.

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn bouwregels opgenomen betreffende de toegestane bouwhoogte.

Aan een gemengde bestemming dienen, om de beoogde inrichting te kunnen realiseren, aan de verschillende functies maximale aantallen/m² verbonden te worden. Dit is binnen deze bestemming dan ook gedaan.

Het is toegestaan de woningen binnen de bestemming 'Gemengd - 6' als tweede woning te gebruiken. Uit oogpunt van flexibiliteit op maat is een wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van het uitbreiden van het aantal woningen (12 extra zorgappartementen) ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ opgenomen.

Artikel 10 Gemengd - 7

Binnen de bestemming ‘Gemengd-7’ zijn de functies:

  • cultuur en ontspanning in de vorm van een museum met daaraan gekoppelde horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • wonen;
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • onderzoeksbureaus/ onderzoeksinstituten;
  • een halfverdiepte parkeergarage toegestaan;

Aan de noordzijde is ter plaatse van de aanduiding ‘wellness’ ook wellness toegestaan. Voor het overige komt de bestemming ‘Gemengd-7’ grotendeels overeen met de bestemming ‘Gemengd-6’.

Artikel 11 Groen

De bestemming Groen is opgenomen voor de belangrijke groenstroken en groenvoorzieningen in de kern alsmede de landschappelijke inpassing van enkele specifieke objecten en functies.

In verband met de flexibiliteit zijn langzaamverkeersverbindingen rechtstreeks toegestaan binnen deze bestemming. De aanleg van ontsluitingswegen (erftoegangswegen) en parkeervoorzieningen zijn uitdrukkelijk niet rechtstreeks toegestaan.

Algemeen is water en waterberging toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een langzaamverkeersverbinding toegestaan.

Wijzigingsbevoegdheden

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemming in Verkeer en Water voor zover dat nodig is voor de groenstructuur of waterhuishouding;

Artikel 12 Horeca

Buiten het dorpscentrumgebied zijn incidentele vestigingen aanwezig en als zodanig bestemd. Voor het reguleren van de horecavoorzieningen wordt gebruikt gemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten (zie ook Centrum en). Algemeen toelaatbaar zijn horecabedrijven tot en met categorie 1. Voor de vestigingen die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid is een aparte aanduiding opgenomen.

Voor De Viskeete zijn ook aparte aanduidingen opgenomen die detailhandel en de groothandelsactiviteiten mogelijk maken.

Buiten het dorpscentrumgebied is het karakter van de omgeving gericht op wonen en is uitwisseling van functies (detailhandel en kantoor) niet zonder meer wenselijk.

  • Binnen de bestemming is de woonfunctie altijd toelaatbaar. In geval van beëindiging van een activiteit behoeft dan geen procedure te worden doorlopen om een verandering naar de bestemming Wonen mogelijk te maken.
  • Conform de systematiek van de gemeente is het via een wijzigingsbevoegdheid ook mogelijk om de bestemming Horeca te wijzigen in de bestemmingen Detailhandel, Wonen of Kantoor.
  • Binnen de bestemmingen is het bij afwijken van een omgevingsvergunning mogelijk om onder voorwaarden de huisvesting van arbeidsmigranten mogelijk te maken.

Artikel 13 Kantoor

Buiten het dorpscentrumgebied zijn incidentele kantoorvestigingen aanwezig en als zodanig bestemd. Voor de Damstraat 21 is een aanduiding opgenomen die ook logies en ontbijt mogelijk maakt op deze locatie.

Buiten het dorpscentrumgebied is het karakter van de omgeving gericht op wonen en is uitwisseling van functies (detailhandel en kantoor) niet zonder meer wenselijk.

  • Binnen de bestemmingen is de woonfunctie altijd toelaatbaar. In geval van beëindiging van een activiteit behoeft dan geen procedure te worden doorlopen om een verandering naar de bestemming Wonen mogelijk te maken. Om definitief over te gaan naar de bestemming Wonen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De bestemming Kantoor wordt dan definitief gewijzigd in Wonen.
  • Conform de systematiek van de gemeente is het via een wijzigingsbevoegdheid ook mogelijk de bestemming Kantoor te wijzigen in de bestemming Detailhandel.

Artikel 14 Maatschappelijk

De percelen met de bestemming Maatschappelijk mogen worden gebruikt voor de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, gezondheidszorgvoorzieningen en sociaal-culturele voorzieningen.

Bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water zijn zonder meer mogelijk.

Een aantal functies is niet algemeen passend binnen de bestemming. Hiervoor is een afzonderlijke aanduiding opgenomen waarmee de functie is bevestigd.

Binnen de bestemming is het bij afwijken van een omgevingsvergunning mogelijk om onder voorwaarden de huisvesting van arbeidsmigranten mogelijk te maken.

Wijzigingsbevoegdheid

In de regeling zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het wijzigen van de bestemming Maatschappelijk in de bestemming Detailhandel, Kantoor of Wonen en/of Groen en/of Verkeer. Aan deze wijzigingsbevoegdheden zijn voorwaarden gekoppeld.

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

De begraafplaats is bevestigd met de bestemming Maatschappelijk-Begraafplaats. Er is 150 m² bebouwing toegestaan.

Artikel 16 Recreatie

De volkstuinen zijn als zodanig bestemd.

Artikel 17 Sport

De sportvelden zijn voorzien van de bestemming Sport. Hiermee zijn sportvelden, tennisbanen en daarmee vergelijkbare recreatieve voorzieningen toegestaan. Bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen zijn eveneens mogelijk.

Een aantal functies is niet algemeen passend binnen de bestemming. Hiervoor is een afzonderlijke aanduiding opgenomen waarmee de functie is bevestigd. Bijvoorbeeld voor de manege.

Afwijken van de bouwregels

Er is een mogelijkheid tot afwijken van de bouwregels opgenomen voor het realiseren van hogere lichtmasten ten dienste van recreatieve voorzieningen.

Artikel 18 Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen, daar waar direct grenzend aan de openbare ruimte geen bebouwing gewenst is. Daarmee is feitelijk de voorgevelrooilijn vastgelegd. Omdat in een aantal situaties het doorbreken van deze voorgevelrooilijn niet leidt tot nadelige effecten op de verkeersveiligheid en/of het bebouwingsbeeld is een bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels opgenomen voor het toestaan van bijgebouwen of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bijgebouwen, overkappingen en paardenbakken toegestaan. Dit heeft betrekking op de grotere percelen aan de Molendijk.

Artikel 19 Verkeer

De met de bestemming Verkeer aangeduide gronden omvatten niet alleen wegen, parkeerplaatsen, fietspaden, en voetpaden, maar ook groenstroken, bermen, beplantingen en eventuele geluidswerende voorzieningen en afvalverzamelplaatsen. Ook water en waterhuishoudkundige voorzieningen (watergangen, vijvers, maar ook ondergrondse bergbezinkbassins) zijn direct binnen deze bestemming mogelijk. Door deze bestemmingslegging is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk, zonder dat gedetailleerde regels dergelijke ontwikkelingen in de weg staan.

De garagecomplexen in de kern zijn in het algemeen voorzien van de bestemming Verkeer en de aanduiding 'garage'. Er zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen tot 3 m bouwhoogte gebouwd mag worden. Om te voorkomen dat de garages voor commerciële doeleinden of opslag van gevaarlijke stoffen worden benut, is dat gebruik in een specifieke gebruiksregel uitgesloten.

Een aantal functies is niet algemeen passend binnen de bestemming. Hiervoor is een afzonderlijke aanduiding opgenomen waarmee de functie is bevestigd.

Artikel 20 Water 

De grote beeldbepalende waterpartijen en waterlopen met een waterhuishoudkundige functie zijn als zodanig aangegeven. De gronden zijn bestemd voor water, aan- en afvoer en waterberging. Op de gronden mogen uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd.

Artikel 21 Water - Deltawater

De gemeente Reimerswaal is gelegen in het Deltagebied en ligt ingeklemd tussen de Oosterschelde en Westerschelde. Belangrijk voor deze gebieden is het behoud van natuurwaarden en vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart.

Artikel 22 Wonen

Binnen de bestemming is wonen in een woning toegestaan. In een aantal situaties is een aanduiding opgenomen. Zelfstandige garages zijn overeenkomstig gemeentelijk beleid bestemd binnen de bestemming Verkeer met een aanduiding 'garage'.

Een aantal functies zijn niet direct mogelijk binnen de bestemming. Hiervoor is een afzonderlijke aanduiding opgenomen.

Bouwregels

Binnen de bouwregels zijn de reguliere bouwregels ter plaatse van het hoofdgebouw (bouwvlak) en voor het aansluitende erf (de gronden buiten het bouwvlak) opgenomen. In de bouwregels is opgenomen dat voor de gronden binnen het bouwvlak hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken-geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd. Voor aan- of uitbouwen en bijgebouwen geldt hier een goot- en/of boeibordhoogte van 3 m en een bouwhoogte van 6 m. In de bouwregels is opgenomen dat voor de gronden buiten het bouwvlak bouwmogelijkheden gelden voor aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot ten hoogste 50% en tot een maximum van 100 m².
In de regels is bepaald dat op de gronden buiten het bouwvlak een goot- en/of boeibordhoogte geldt van 3 m. De bouwhoogte is hier uit ruimtelijk oogpunt vastgelegd op 6 m. De afstand van bijgebouwen tot de woning is bepaald op 1 m. Voor woningen met de aanduiding 'vrijstaand' geldt een afstand van 3 m van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens. Voor woningen met de aanduiding 'twee-aaneen' geldt een afstand van 3 m van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen.

Aan de Hogeweg 1 is een garage in een grote tuin gelegen, die is voorzien van de aanduiding 'garage'.

Afwijken van de bouwregels

Uit oogpunt van flexibiliteit zijn onder voorwaarden de reguliere bevoegdheden tot afwijken opgenomen:

  • overschrijden van het bouwvlak;
  • afwijken van maten tot 15%;
  • woningtype en nieuwe woningen.

Afwijken van de gebruiksregels

Uit oogpunt van flexibiliteit is onder voorwaarden - naast de reguliere bevoegdheden tot afwijken - de volgende specifieke bevoegdheden tot afwijken opgenomen:

  • huisvesting van paarden, pony's en ander naar aard en omvang gelijk te stellen vee;
  • toestaan van kleinschalige detailhandel of dienstverlening (zie toelaatbaarheid functies);

Artikel 23 Waterkering

De bestemming waterkering is opgenomen voor de primaire waterkeringen. Gezien de status van deze keringen is hiervoor een afzonderlijke bestemming opgenomen.

Artikel 24 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De hoogspanningsleiding in het noordwesten van het plangebied is zodanig bestemd.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 1, Artikel 26 Waarde - Archeologie 2, Artikel 27 Waarde - Archeologie 3 en Artikel 28 Waarde - Archeologie 4

In het bestemmingsplan is overeenkomstig het op 22 november 2011 vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid gezien de hoge en gematigde verwachtingswaarden een dubbelbestemming Artikel 25 Waarde - Archeologie 1, Artikel 26 Waarde - Archeologie 2, Artikel 27 Waarde - Archeologie 3 en Artikel 28 Waarde - Archeologie 4 toegekend aan de kern.

De bestemmingsregeling is in samenspraak met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is. Voor een nadere toelichting op het archeologiebeleid wordt voorts verwezen naar paragraaf 4.9.

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

De bestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen ter bescherming van de waterkerende functie.

6.2.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen:

6.2.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 34 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.

Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.

Artikel 35 Slotregel

Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (bestemmingsplan Yerseke).

6.3 Handhaving

Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.

Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.

Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.

Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Bij consoliderende bestemmingen, zoals dit bestemmingsplan Yerseke, waar nauwelijks nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt, kan er voor worden gekozen geen exploitatieplan vast te stellen. In deze gevallen is namelijk geen sprake van te verhalen (plan)kosten, dan wel is de potentiële opbrengst van de bouwmogelijkheden zo gering dat de kosten voor het opstellen van een exploitatieplan niet opwegen tegen de eventuele opbrengsten ervan.

Recentelijk is daarom het Bro gewijzigd (Besluit van 15 december 2009, Stcr. 2009, 19 907). Artikel 6.2.1a Bro (nieuw) maakt het mogelijk om het vaststellen van een exploitatieplan achterwege te laten indien het mogelijke (netto) bedrag aan exploitatie opbrengsten minder dan € 10.000,- bedraagt.

Gelet op de beperkte omvang van de resterende bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan, in relatie tot de voor de gemeente Reimerswaal te maken plankosten, is het niet waarschijnlijk dat de opbrengsten dit bedrag te boven zullen gaan. Daarom wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke toetsing en kwaliteit

8.1 Resultaten inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan Yerseke (versie 24-04-2014) met planidentificatie NL.IMRO.0703.07YeBPKom-vo01 heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 13 mei 2014 tot en met 13 juni 2014 gedurende 4 weken, conform de inspraakverordening van de gemeente Reimerswaal, voor iedereen ter inzage gelegen.

Tijdens de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben ingezetenen van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijke of mondelinge inspraakreacties naar voren te brengen.

Tijdens de termijn zijn 22 inspraakreacties ingediend.

8.2 Resultaten overlegprocedure 3.1.1 Bro

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met besturen van gemeenten, met rijks- en provinciale diensten, etc. Voor dit plan is overleg gepleegd met:

  • provincie Zeeland;
  • Waterschap Scheldestromen.

Bij de hiernavolgende behandeling van de vooroverlegreacties is steeds een puntsgewijze samenvatting van de betreffende reactie gegeven. De brieven vormen bijlagen bij dit rapport.

8.2.1 Provincie Zeeland (juni 2014)

Samenvatting reactie

De provinciale opmerking ziet op de 'ladder van duurzame verstedelijking'. In een aantal wijzigingsbevoegdheden, de ontwikkeling van de woningen aan de Zweedijkseweg en in het wijzigingsgebied 2, wordt niet ingegaan op de regionale woningmarktafspraken. Verzoek is om hier in het ontwerpbestemmingsplan wel aandacht aan te besteden.

Beantwoording

In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan zullen de regionale woningmarktafspraken nader worden toegelicht. Voorts zullen er in de regels voorwaarden worden opgenomen dat bij woningbouwontwikkelingen getoetst dient te worden aan de regionale woningbouwplanning.

Conclusie

Aanpassen regels en toelichting.

8.2.2 Waterschap Scheldestromen (18 juni 2014)

Samenvatting reactie

Waterhuishoudkundige voorzieningen

Verzocht wordt 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen' op te nemen in de bestemmingsomschrijving van diverse enkelbestemmingen.

Groeninx van Zoelenstraat/Van Rooijenstraat

De regionale waterkering aan de Groeninx van Zoelenstraat/Van Rooijenstraat bestemmen zoals de andere waterkeringen in het bestemmingsplan 'Yerseke'. In het bestemmingsplan 'Burenpolder' is de beschermingszone van deze waterkering ook bestemd.

Wateroverlast

Verzocht wordt de uitkomsten van het in voorbereiding zijnde rioleringsplan op te nemen. Graag de acties benoemen die hier eventueel uit voortkomen.

Consoliderend karakter bestemmingsplan

Volgens het bestemmingsplan worden binnen de kern- of beschermingszone geen ontwikkelingen voorzien. Het bestemmingsplan biedt voor de Oesterputten wel ontwikkelingen.

Beantwoording

Waterhuishoudkundige voorzieningen

Deze regeling is conform het gemeentelijk handboek opgenomen in het bestemmingsplan. Er is dan ook geen aanleiding om bij het bestemmingsplan 'Yerseke' hiervan af te wijken.

 

Groeninx van Zoelenstraat/Van Rooijenstraat

In het bestemmingsplan 'Burenpolder' is uitgegaan van de keur 2011. Dit plan is in 2013 vastgesteld. Echter bij het opstellen hiervan is uitgegaan van oudere gegevens. In 2012 is er een nieuwe keur vastgesteld. In deze keur is de Varkensdijk niet opgenomen als kering. Derhalve is deze dijk ook niet als zodanig bestemd.

Wateroverlast

De gemeente is samen met het Waterschap bezig met het inventariseren waar zich mogelijk in de toekomst problemen met de waterhuishouding kunnen voordoen in de kernen en te kijken hoe met mogelijke wateroverlast omgegaan kan worden. Het project heet 'Proeftuinproject toekomstbestendige waterhuishouding'. Yerseke is een van de kernen die deel uit maakt van dit project. Het moet uiteindelijk leiden tot een nieuw Gemeentelijk Rioleringsplan.

Aangezien het project nog in uitvoering is kunnen de resultaten nog niet vermeld worden. Gezien het overwegende consoliderende karakter van dit bestemmingsplan zal hier dan ook niet verder op in worden gegaan.

Consoliderend karakter bestemmingsplan

Naast dat het bestemmingsplan grotendeels consoliderend van aard is, worden er binnen het plangebied (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De paragraaf wordt hierop aangepast.

Conclusie

De toelichting zal worden aangepast door in de paragraaf Waterhuishouding/bijlage 4 het basisrioleringsplan op te nemen en voorts aan te geven dat het bestemmingsplan enkele (kleine) ontwikkelingen mogelijk maakt.

8.3 Inspraakreacties

Ingevolge de inspraakverordening van de gemeente Reimerswaal dient de gemeente de bevolking te betrekken bij de voorbereiding van plannen op ruimtelijk gebied. Het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Yerseke' heeft in verband daarmee vanaf 14 mei 2014 tot en met 13 juni 2014 ter inzage gelegen op het gemeentehuis, alsmede gepubliceerd op de website van de gemeente Reimerswaal en in de katern Reimerswaal Informatie van het Advertentieblad. Daarnaast is er op 26 mei 2014 een inloopavond gehouden. Binnen de inzagetermijn zijn er 22 inspraakreacties binnengekomen.

Bij de hiernavolgende behandeling van de inspraakreacties is steeds een puntsgewijze samenvatting van de betreffende reactie gegeven. De brieven vormen bijlagen bij dit rapport.

Algemene opmerking

Zoals in de toelichting in paragraaf 1.1 bij het onderhavige bestemmingsplan is aangegeven, betreft het bestemmingsplan 'Yerseke' hoofdzakelijk een consoliderend bestemmingsplan. Het actualiseren van bestemmingsplannen is in de Wet ruimtelijke ordening geregeld en dient ten minste éénmaal in de tien jaar plaats te vinden. Hierbij heeft de planwetgever, in casu de gemeente Reimerswaal, onder meer ruime vrijheid betreffende de keuze in de omvang van het plangebied, de aan te wijzen bestemmingen van de gronden gelegen binnen het plangebied, alsmede de met het oog daarop te geven regels, zolang één en ander in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

De gemeente Reimerswaal heeft gemeend in het kader van de actualisatieplicht voor het planologische regime van de kern Yerseke, de gronden waarop de Oesterputten zijn gelegen mee te nemen. Hiertoe heeft zij overwogen dat het bestemmingsplan waarbinnen de Oesterputten momenteel zijn gelegen, bestemmingsplan 'Oesterputten' (onherroepelijk d.d. 25 december 2008), niet digitaal raadpleegbaar is. Met het opnemen van deze gronden in het bestemmingsplan 'Yerseke', komt hieraan een einde en is de bestemmingsregeling, de toelichting en de verbeelding straks voor eenieder digitaal raadpleegbaar. Daarnaast is het wenselijk om het aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente Reimerswaal, maar ook binnen de kern Yerseke terug te dringen en voor de kern Yerseke te beschikken over één digitaal bestemmingsplan.

Oesterputten

Voorts zijn er bij de gemeente Reimerswaal diverse initiatieven binnengekomen voor de gronden waarop de Oesterputten zijn gelegen. De gemeente Reimerswaal heeft daarop besloten een interactief proces op te starten met de oesterputeigenaren en andere betrokken partijen, om onder meer inzichtelijk te krijgen wat de wensen zijn en wat juist in het kader van het bedrijfsmatige gebruik van de Oesterputten dient te worden gewaarborgd. Dit heeft geleid tot het verruimen van de vigerende bestemmingsregeling, alsmede het koppelen van een beeldkwaliteitsplan aan deze gronden.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Yerseke' kent voor de gronden van de Oesterputten binnen het bestemmingsplan een aparte regeling te weten: de bestemming 'Bedrijf-Oesterputten'. Een regeling die de huidige planologische rechten en mogelijkheden behoudt en respecteert, maar daarnaast ruimte geeft aan andersoortige activiteiten die in relatie staan tot de Oesterputten. Hierbij kan gedacht worden aan logies- en horecafuncties. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het ruimtelijk ordeningsrecht in dezen gekenmerkt wordt door de zogenaamde 'toelatingsplanologie'. Met andere woorden men is bijvoorbeeld in het geval van de Oesterputten niet verplicht om andersoortige activiteiten te verrichten dan de huidige bedrijfsmatige activiteiten die sinds jaar en dag op de Oesterputten worden uitgevoerd. Dat momenteel de planologische regeling voor de Oesterputten onder de bestemming 'Bedrijf-Oesterputten' is gebracht doet daar niets aan af. Het gaat om de planologische regeling die in deze bestemming is opgenomen en deze is momenteel ruimer dan de planologische regeling voor de Oesterputten die opgenomen is in het vigerende bestemmingsplan. Wel is van belang dat wanneer gebruik wordt gemaakt van de ruimere planologische mogelijkheden die de bestemming 'Bedrijf-Oesterputten' biedt, de belangen van derden, en dus ook oesterputeigenaren, wordt gerespecteerd door de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, naast de in het bestemmingsplan 'Yerseke' opgenomen regelingen, in acht te nemen.

8.3.1 P.J. Verwijs / Fruitcultuur Verwijs, Grintweg 50-52, d.d. 27 mei 2014

Samenvatting reactie

Ter plaatse van Grintweg gelegen tussen 50 en 52 is de bestaande teeltschuur niet of nauwelijks meer leesbaar ingetekend. Verzocht wordt dit te corrigeren met een functie-aanduiding.

Verzocht wordt een agrarisch bouwblok met dienstwoning in te tekenen zodat recht gedaan wordt aan de situatie zoals die voorheen was. In het oude bestemmingsplan (1988) was dit namelijk wel opgenomen.

Beantwoording

In het vigerend bestemmingsplan was de schuur ook niet opgenomen. Tijdens de inventarisatie van het bestemmingsplan is gebleken dat de schuur in dermate slechte staat is dat deze niet in aanmerking komt voor een vermelding als veldschuur op de verbeelding.

Uit diverse correspondentie met inspreker blijkt dat hij in het verleden alleen de planologische mogelijkheid tot het oprichten van een agrarisch bouwblok heeft gehad middels een daartoe in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Van deze mogelijkheid is de afgelopen tien jaar geen gebruik gemaakt. Een dergelijke wijziging van het plan kent slechts een duur van 10 jaar (een planperiode). Daarna vervallen deze rechten. Mocht inspreker een nieuw bouwblok wensen toe te voegen dan zal dit via een bestemmingsplanprocedure dienen te gaan. Inspreker dient hiervoor een principeverzoek in te dienen, alsmede een bedrijfsplan. Dit zal ter toetsing worden voorgelegd aan de AAZ. Het voorliggende plan is consoliderend van aard en een dergelijk initiatief dient met een separate planologische procedure geregeld te worden.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3.2 D. van der Jagt, Grintweg 30 en omliggende gronden, d.d. 5 juni 2014

Samenvatting reactie

Locatie palletfabriek Van der Jagt, Grintweg 30

Volgens het bestemmingsplan 'Yerseke' is een strook bedrijfsterrein aan de achterzijde, met een breedte van ongeveer 7 m uitgesloten van opslag. Omdat de aangrenzende gronden (met uitzondering van een klein gedeelte) in eigendom zijn van de heer De Leeuw, is het vrijhouden van een dergelijke strook niet noodzakelijk.

Landhuizenplan

Per e-mail van 18 december 2013 is meegedeeld dat de heer Van der Jagt het landhuizenplan weer nieuw leven in wil blazen in aansluiting op het landhuizenplan van de familie De Koeijer, gelegen naast Lodijke. Lodijke is verkocht en zal getransformeerd worden tot een modern landhuis.

De resterende boomgaard leent zich uitstekend voor de invulling met enkele landhuizen. Vanwege de huidige woningmarkt is het vaststellen van een doelgroep nu niet mogelijk. Er wordt bebouwing in landhuisachtige stijl beoogd met daaraan gekoppeld de mogelijkheid tot zorg. Verzocht wordt het perceel een uit te werken woonbestemming te geven, waarna de plannen in overleg met de gemeente concreet gemaakt zullen worden. Een aanzet tot het wijzigen van het gebied is reeds gemaakt ten behoeve van de bouw van de kerk voor de Gereformeerde Gemeente. Destijds is hier reeds een ruimtelijke onderbouwing voor opgesteld.

Beantwoording

Locatie palletfabriek Van der Jagt, Grintweg 30

In verband met de regels voor het opslaan van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen anders dan in een gebouw dient volgens het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit Brandveiligheid de bereikbaarheid van de opslag te worden gegarandeerd. De afstandsmaten in het bestemmingsplan zijn daarop afgestemd, en blijven derhalve gehandhaafd.

Landhuizenplan

Binnen het bestemmingsplan 'Yerseke' is geen ruimte om extra woningen te bouwen. Het perceel is bestemd als 'Agrarisch' en woningbouw is in deze bestemming niet voorzien. Het te actualiseren bestemmingsplan is consoliderend van aard, met uitzondering voor de bedrijven aan de Grintweg en de Oesterputten. Indien de initiatiefnemer dit verzoek wil voortzetten zal er een separate procedure doorlopen moeten worden. Het is aan te bevelen om het voornoemde initiatief te starten met een principeverzoek waarin het verzoek geconcretiseerd wordt.

Conclusie

De inspraakreactie geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan.

8.3.3 Hengstenhouderij J. van der Endt, Grintweg 60, d.d. 5 juni 2014

Samenvatting reactie

  • a. Ter plaatse van Grintweg 60 is een hengstenhouderij gevestigd. Volgens het bestemmingsplan valt dit onder het productiegericht houden van paarden. De huidige activiteiten bestaan uit zowel productiegerichte als gebruiksgerichte activiteiten. Er wordt van uitgegaan dat beide activiteiten volgens het ontwerpplan mogelijk blijven/zijn.
  • b. De paardenbak wordt nu aangeduid als 'paardenbak zonder lichtmasten'. Deze zijn vanwege onderhoud tijdelijk verwijderd. Binnenkort worden deze teruggeplaatst. Verzocht wordt de aanduiding aan te passen als 'paardenbak met lichtmasten'.
  • c. Het maximum bebouwingspercentage van het bouwblok staat in het ontwerp vermeld op 5%. Volgens het vigerende plan is de maximale oppervlakte 2.500 m². Verzocht wordt het percentage aan te passen naar 50%, doch minimaal 2.500 m².

Beantwoording

  • a. Het perceel is altijd bestemd geweest als productiegerichte paardenhouderij (fokkerij). Deze bestemming is niet gewijzigd.
  • b. Bij de inventarisatie voor het opstellen van het bestemmingsplan 'Buitengebied' in 2012 en bij de inventarisatie voor het bestemmingsplan 'Yerseke' in 2014 zijn geen lichtmasten aangetroffen. Tot op heden zijn deze lichtmasten nog steeds niet aanwezig. De paardenbak wordt daarom niet bestemd met lichtmasten.
  • c. Bebouwingsmaat van 2.500 m² wordt opgenomen conform de vigerende regeling van het buitengebied. Het bebouwingspercentage van 5% is incorrect en wordt aangepast.

Conclusie

De verbeelding wordt aangepast ten aanzien van de bebouwingsmaat. De andere punten geven geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3.4 C. Sinke & Zn., Havendijk 3, d.d. 10 juni 2014

Samenvatting reactie

  • a. In hoeverre vindt de gemeente het acceptabel dat gebouwd wordt en dat de Ringdijk hiervoor afgegraven wordt? De goot- en bouwhoogte zijn niet werkbaar. De Ringdijk ligt boven NAP en er kan enkel op de kruin van de dijk gebouwd worden.
  • b. Zijn de Oesterputten getoetst aan de sanitaire richtlijnen in verband met de aanwijzing als verwatergebied? In het vigerende plan stond dit specifiek aangegeven. Wordt deze kwaliteit ook nog gewaarborgd met de nieuwe activiteiten?
  • c. Waarom worden de Oesterputten opgenomen in de kom en is het niet meegenomen in een apart plan of een ander plan?

Beantwoording

  • a. Het afgraven van de Ringdijk is onacceptabel om zo hoger te kunnen bouwen. De maatvoering in het voorontwerpbestemmingsplan is niet correct (goot- en bouwhoogte) voor zover het de zone betreft aan de Oosterschelde zijde en langs de insteekhaven. Er zal een nieuwe maatvoering op de verbeelding worden opgenomen. Er wordt niet meer uitgegaan van NAP maar van 'maaiveld' als peil om hoogtemetingen te verrichten.
  • b. De kwaliteit van het water in de Oesterputten is niet ruimtelijk relevant. Het voorliggende bestemmingsplan kan daar niets voor regelen. Vandaar dat hier geen aandacht aan besteed is.
  • c. In verband met actualisatieplicht en zo min mogelijk plannen zijn de Oesterputten nu opgenomen in Yerseke. De naamgeving van het plan maakt niet uit, het gaat om de specifieke regeling voor de Oesterputten. Verder zij hier verwezen naar hetgeen hiervoor is opgenomen onder het kopje 'algemene opmerking'.

Conclusie

  • a. De maatvoering ter plaatse van de Ringdijk (zone aan de Oosterschelde en insteekhavens) wordt aangepast. De inspraakreacties onder b en c leiden niet tot aanpassingen aan het bestemmingsplan.
8.3.5 De heer W. Pols, Damstraat 68, d.d. 5 juni 2014

Samenvatting reactie

De inspraakreactie betreft Damstraat 68. De voorzijde van het perceel aan de Damstraat 66 heeft de bestemming 'Tuin' gekregen. Het naastgelegen perceel heeft een bouwvlak dat het gehele perceel omvat. Hierop mag een kolossaal gebouw van 12 m hoog komen. Het bebouwingspercentage is 80%. Het is bezwaarlijk dat zo dicht bij de woning een gebouw gezet kan worden dat mogelijk overlast gaat geven aan de woonomgeving en inbreuk maakt op het groen in het centrum van Yerseke. Verzocht wordt een buffer-/groen-/tuinzone van ongeveer 10 m aan te houden tussen de maatschappelijke functie en de woonbestemming. Dit ter compensatie voor het verlies aan groen karakter in de wijk. Daarnaast zou dit de mogelijke overlast kunnen beperken.

Beantwoording

De situatie is conform het vigerende bestemmingsplan bestemd (consoliderend) en opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. Dit geeft geen aanleiding om wijzigingen op te nemen. Het betreft bestaande rechten.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3.6 Zeevishandel Murre, Havendijk 38 (Oesterputten), d.d. 10 juni 2014

Samenvatting reactie

  • a. Het wijzigen van het bestemmingsplan rondom de Oesterputten, gelegen aan de Havendijk te Yerseke, is om voedselveiligheidsredenen niet verstandig en in strijd met Verordening: EG/852/ 2004.
  • b. De status van verwatergebied komt in gevaar waardoor de Oesterputten de status verzendcentrum toegewezen krijgen. De EG regelgeving rondom het be- en verwerken van oesters op de Oesterputten is dan niet meer haalbaar.
  • c. Bezorgdheid wordt geuit over het omvormen van de Oesterputten tot een toeristische attractie. Toeristen zorgen voor onhygiënische situaties. Dit is in strijd met de EG Verordening.
  • d. Verblijfsrecreatie, bed & breakfast activiteiten kunnen nooit samengaan met de werkzaamheden op de Oesterputten. Rondleidingen op de Oesterputten zouden verboden moeten zijn. Vanaf de dijk is goed te zien hoe het er aan toe gaat op de Oesterputten. Het wijzigen van het bestemmingsplan levert gevaar op voor het voortbestaan van de werkgelegenheid in de handel in schaal- en schelpdieren in Yerseke.
  • e. Indien de putten tot de kom Yerseke gaan behoren, kunnen deze dan nog tot een productiegebied Oosterschelde blijven behoren?
  • f. Wat wordt de status van het gehele puttencomplex door dit nieuwe bestemmingsplan?
  • g. Als de NVWA hierdoor de status wijzigt naar verzendcentra kunnen de Oesterputten hier niet aan voldoen. Het is immers niet mogelijk de putten te overdekken. Dit wordt wel verplicht gesteld bij een verzendcentra.
  • h. Welke invloed heeft de bestemming kom Yerseke voor productiegebied Oosterschelde waar de putten nu onder vallen?
  • i. Welk invloed heeft de wijziging in de bestemming put 14/14a voor de status productiegebied en verzendcentra? Wanneer de putten geen productiegebied blijven, levert men halffabrikaat en valt de handel weg. Gevolg is dat de bedrijven stoppen en er geen activiteiten meer plaatsvinden op de Oesterputten, oftewel verlies van werkgelegenheid en alles raakt in verval.
  • j. Voorgesteld wordt om de toeristische activiteiten en woonfuncties te verbieden op de Oesterputten. Indien op put 12/13 wel behoefte aan dit soort activiteiten is moet put 14/14a hiervan uitgesloten worden.
  • k. Artikel 6.4.1 en 6.4.4 zorgen ervoor dat buiten het bouwvlak en in de Oesterputten geen oesterkratten meer opgestapeld kunnen worden. Dit is een belemmering in de bedrijfsvoering en is niet in overeenstemming met het huidige gebruik van de gronden.

Beantwoording

  • a. Reactie a t/m i.

In het bovenstaande onder 'algemene opmerking' wordt grotendeels ingegaan op de inspraakreacties. Volledigheidshalve zij nog het navolgende opgemerkt.

Zoals hiervoor reeds is vermeld, betekent de bestemming 'Bedrijf-Oesterputten' een verruiming van de planologische mogelijkheden op de gronden van de Oesterputten. De be- en verwerking van oesters blijft binnen deze bestemming mogelijk. Daarnaast ziet het bestemmingsplan op een juridisch-planologische regeling. Het bestemmingsplan reguleert geen privaatrechtelijke rechtsverhoudingen. Het toelaten van toeristen op eigen terrein (eigendom) wordt niet in het bestemmingsplan geregeld. Het bestemmingsplan schept alleen de mogelijkheid van onder meer dagrecreatie, maar of een individuele oesterputeigenaar daar gebruik van maakt is zijn of haar keuze. Hierbij zij voorts opgemerkt dat de functie horeca aan de Havendijk moet plaatsvinden en de ontsluiting hiervan altijd via het betreffende bedrijf dient te geschieden. De mogelijkheid van het exploiteren van een B&B is met een binnenplanse afwijking gereguleerd en van voldoende waarborgen voorzien, alvorens deze afwijking wordt verleend. In dezen staat de primaire bedrijfsvoering voorop en de B&B-functie mag dit niet belemmeren.

f. Het opslaan van oesterkratten moet mogelijk blijven buiten het bouwvlak. De regeling wordt

hierop aangepast.

Conclusie

Opslag ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten wordt ook buiten het bouwvlak mogelijk gemaakt. De regels zullen hierop worden aangepast. Voor het overige leiden de reacties onder a t/m i niet tot een wijziging van het bestemmingsplan.

8.3.7 Schaal- en schelpdierhandel M. Salm, Havendijk 30, (Oesterputten), d.d. 10 juni 2014

Zie reactie nummer 8.3.6.

8.3.8 De heer J.A. Rottier, Stenge 29, d.d. 10 juni 2014

Samenvatting reactie

Het is onduidelijk waarom er 3 m vanaf de voorgevel een groenbestemming wordt aangehouden. Er is eerder een overkapping verleend. Een deel van de overkapping heeft nu een groenbestemming en een gedeelte een woonbestemming.

Beantwoording

De overkapping is met de kruimelgevallenregeling vergund (buitenplanse afwijking). Er was strijd met het bestemmingsplan vanwege de groenbestemming. Deze kruimelgevallen worden niet in het bestemmingsplan opgenomen omdat er dan weer een nieuwe mogelijkheid tot afwijking van het bestemmingsplan wordt geboden (een afwijking op een afwijking). Dit is in strijd met de dubbeltelregeling zoals in het bestemmingsplan staat vermeld. De overkapping is vergund en niet illegaal. Er is immers gebouwd met een afwijkingsvergunning.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3.9 Jan Prins Zeeuwse Banier B.V., Schelpdier B.V., Prins & Dingemanse B.V., Prins Investments B.V. en Camoja B.V., Grintweg 23, Grintweg 40A, Havendijk 16 en 16A, d.d. 5 juni 2014

Samenvatting reactie

Grintweg 23

De bestemming 'visverwerkingsbedrijf' dekt niet alle aanwezige bedrijfsactiviteiten. Er worden namelijk ook schaal- en schelpdieren verwerkt. Daarnaast vinden er bepaalde toevoegingen aan de producten plaats. Om te voldoen aan de toenemende vraag naar kant- en klaar-producten is het noodzakelijk dat SBI-code (2008), nummer 108 en 032 worden toegevoegd.

Grintweg 40A

Voor Grintweg 40A geldt dezelfde wens als onder Grintweg 23 genoemd. In het huidige bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid tot het bouwen van een bedrijfswoning in de voorstrook langs de Grintweg. Deze mogelijkheid moet worden gehandhaafd.

Beoogd wordt de locatie Grintweg 23 en 40A op termijn samen te voegen. Hiervoor wil men de mogelijkheid open houden om het complex Schelpdier te splitsen in twee locaties en deze te verkopen als twee woon-/werkkavels. Dit is financieel een betere optie. Bijkomend voordeel is dat twee woon-/werkkavels beter passen, zeker gelet op het feit dat volgens het ontwerpplan, in geval van beëindiging van de huidige activiteiten, er slechts nog ten hoogste categorie B1 bedrijven gevestigd mogen worden.

Havendijk 16/16A

Conform de visie van de gemeente is het voornemen van de eigenaar om dit complex te restaureren en zowel relaties als toeristen de gelegenheid te geven kennis te maken met de oorspronkelijke teelt en verwerking, maar vooral ook de gelegenheid te geven onze producten te proeven en te kopen. Uit eerder overleg is begrepen dat dergelijke mogelijkheden aan bedrijven gevestigd aan de buitendijk worden geboden. Het perceel Havendijk 16 en 16A leent zich daar uitstekend voor, deze strook is de perfecte locatie qua beleving met een mooi uitzicht op de Oosterschelde. Verzocht wordt de bebouwingsstrook op de buitendijk dezelfde bestemming te geven als de bestemming voor de bedrijven die gevestigd zijn aan de Havendijk, dus inclusief horeca en detailhandel.

Grintweg 23

Het voorste gedeelte van de manege, waar de gebouwen staan, samen met een stuk weiland, heeft de bestemming Sport (manege). Het overige deel van het weiland heeft een agrarische bestemming gekregen. Verzocht wordt de gehele manege onder dezelfde bestemming te brengen omdat het totale perceel weiland als manege in gebruik is.

Beantwoording

Grintweg 23

De bedrijfsvoering aan de Grintweg 23 is bestemd als specifieke vorm van bedrijf 1. Code 102 punt 4 (lijst van bedrijfsactiviteiten) behelst 'het verwerken anderszins'. De in cat. 4.2 genoemde activiteiten passen derhalve binnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming. Code 108 is 'vervaardiging van snacks en kant- en klaar-maaltijden' en code 032 'vis en schaaldierkwekerijen'. Beide activiteiten zijn niet van toepassing op het bedrijf. De activiteiten zoals vermeld in code 108 zou onder code 102 geschaard kunnen worden. Echter de activiteiten onder code 032 worden zoals hiervoor is aangegeven niet binnen het bedrijf uitgevoerd. De in het bestemmingsplan opgenomen bestemming is derhalve passend.

Grintweg 40A

De situatie op het perceel Grintweg 40A is bestemd conform het vigerende bestemmingsplan. De bouw van een woning staat het bestemmingsplan niet toe. Indien het wenselijk is dat er enkel woningen worden gerealiseerd dan kan hiervoor een principeverzoek worden ingediend en wordt deze apart beoordeeld. Alvorens, in geval van een positieve reactie op het principeverzoek, e.e.a. in een bestemmingsplan wordt opgenomen zal een geheel en concreet uitgewerkt plan dienen te worden opgesteld. Het tijdsbeslag van het principeverzoek en het opstellen van het uitgewerkte plan, past niet binnen de actualisatieplanning van het bestemmingsplan 'Yerseke'. De gewenste ontwikkeling wordt derhalve momenteel niet meegenomen in de onderhavige actualisering.

Havendijk 16/16A

Het realiseren van de horecafunctie is in beginsel voorbehouden aan de Havendijk. Daar is ook de ontsluiting van het bedrijf gelegen. De horecafunctie is op de rest van het perceel in beginsel niet mogelijk. Voorgesteld wordt een principeverzoek in te dienen zodat bekeken kan worden wat de mogelijkheden zijn. Dit zal met name samenhangen met hoe de ontsluiting vormgegeven gaat worden. Als er bijvoorbeeld een brug gebouwd zal worden zijn er mogelijkheden. Detailhandel is ter plaatse reeds toegestaan, zie artikel 6.4.2.

Grintweg 23

De situatie is conform het huidige bestemmingsplan bestemd. Beweiding van paarden is mogelijk binnen de geldende agrarische bestemming. Het omzetten van de agrarische bestemming naar een sportbestemming met de aanduiding 'manege' is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3.10 De heer B.M.J. Ruisaard, perceel kadastraal bekend gemeente Reimerswaal, sectie Y, nummer 263, gelegen aan de Korringaweg, d.d. 6 juni 2014

Samenvatting reactie

Aanvrager geeft aan al enige tijd op zoek te zijn naar een geschikte locatie in Yerseke om Zeeuwse producten te verkopen en te promoten. Te denken valt aan mosselen, oesters en (biologisch) ijs met een Oosterschelde tintje. De voorwaarden voor een geschikte locatie zijn, ligging aan de Oosterschelde met uitzicht op zowel de traditionele Oesterputten en loodsjes, maar ook een link met de moderne bedrijvigheid en de daarbij behorende instituten.

Het aangekochte perceel aan de Korringaweg (kadastraal bekend gemeente Reimerswaal, sectie Y, nummer 263) leent zich perfect voor dit doel. De beoogde ontwikkeling betreft lichte horeca vanuit een kiosk-achtig verkooppunt met daaromheen parkeergelegenheid. Tevens is de wens om het verkooppunt te combineren met (laagbouw) woonruimte, aangepast aan de omgeving. De woonwens wordt belangrijk geacht vanwege het toezicht.

De huidige bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' is middels het voorliggende bestemmingsplan gewijzigd in de bestemming 'Groen'. Deze bestemming zou een grote schadepost opleveren en de voorgenomen plannen onmogelijk maken. Verzocht wordt het voorontwerpbestemmingsplan zodanig aan te passen dat dit initiatief gerealiseerd kan worden.

Beantwoording

Binnen het bestemmingsplan Oesterputten had dit perceel een maatschappelijke bestemming zonder bouwmogelijkheden. Het perceel is bestemd conform het huidige gebruik. De realisatie van een lichte horecafunctie met daarbij de bouw van een woning staat ook het vigerende bestemmingsplan niet toe. Indien het wenselijk is dat er deze functies worden gerealiseerd dan kan hiervoor een principeverzoek worden ingediend en wordt deze apart beoordeeld. Alvorens, in geval van een positieve reactie op het principeverzoek, e.e.a. in een bestemmingsplan wordt opgenomen zal een geheel en concreet uitgewerkt plan dienen te worden opgesteld. Het tijdsbeslag van het principeverzoek en het opstellen van het uitgewerkte plan, past niet binnen de actualisatieplanning van het bestemmingsplan 'Yerseke'. Daarnaast betreft het een consoliderend bestemmingsplan voor dit deel van het plangebied. De gewenste ontwikkeling wordt derhalve momenteel niet meegenomen in de onderhavige actualisering.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3.11 Zeeland's Roem, Oesterputten, d.d. 11 juni 2014

Samenvatting reactie

Bezwaar wordt gemaakt tegen artikel 6.4.1, sub g onder 2 omdat opslag wordt uitgesloten terwijl dit reeds jaren plaatsvindt op deze locatie.

Beantwoording

Deze regel wordt aangepast. Opslag wordt ook buiten het bouwvlak mogelijk gemaakt.

Conclusie

De inspraakreactie leidt tot aanpassing van de regels in het bestemmingsplan.

8.3.12 P.J. Verwijs, Oesterputten, d.d. 10 juni 2014

Samenvatting reactie

Gezien de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor ontwikkelingen op en rond de Oesterputten wordt afgevraagd of het nieuwe bestemmingsplan voldoende en ruime mogelijkheden biedt voor parkeergelegenheid ten behoeve van deze initiatieven.

Beantwoording

Er wordt momenteel onderzoek uitgevoerd naar de parkeermogelijkheden binnen het dorp Yerseke. Indien initiatieven worden ontwikkeld is parkeergelegenheid een van de aspecten die wordt getoetst ten aanzien van de haalbaarheid van het plan. Voor het voorliggende bestemmingsplan is dit ruimtelijk niet relevant.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3.13 R&B Wonen, Boschburg en Marijkelaan, d.d. 11 juni 2014

Samenvatting reactie

Gevraagd wordt om de onderstaande ontwikkelingen mee te nemen in het voorliggende bestemmingsplan.

Boschburg

Beoogd wordt maximaal 50% van het kavel te bebouwen, 2 lagen gestapeld en/of eengezinswoningen. Maximale goot- en bouwhoogte 6 respectievelijk 7,5 m. Het betreft de bestemming 'Wonen' met de mogelijkheid tot zorg voor bijvoorbeeld een woonzorgvoorziening.

Marijkelaan 62-7A

Beoogd wordt een bouwvlak te realiseren met een diepte van 12 m. Twee lagen gestapeld en/of eengezinswoningen. Maximale goot- en bouwhoogte 6 respectievelijk 10 m. Het betreft de bestemming 'Wonen'.

Beantwoording

Boschburg

De situatie is conform het huidig bestemmingsplan bestemd. Het te actualiseren bestemmingsplan is consoliderend van aard, met uitzondering voor de bedrijven aan de Grintweg en de Oesterputten. Ontwikkelingen worden enkel meegenomen indien er een concreet bouwplan voorhanden is. In dit geval is dat nog niet voorhanden en kan de ontwikkeling niet meegenomen worden in het plan. Wanneer de initiatiefnemer met een concreet bouwplan komt kan het bestemmingsplan worden aangepast en in overleg getreden worden over de mogelijkheden op deze locatie. Hierbij merken wij wel op dat dan ook de noodzakelijke onderzoeken en ruimtelijke onderbouwing aangeleverd moeten worden.

Marijkelaan 62-76A

Ter plaatse van deze beoogde ontwikkeling is de huidige bestemming reeds 'Wonen', met de aanduiding 'gestapeld'. De bouwhoogtes en de situering van de nieuwbouw passen binnen de geldende bestemming. Het initiatief voorziet alleen in een aanpassing van de woningtypologie. Er worden geen extra wooneenheden mogelijk gemaakt. Derhalve kan deze ontwikkeling worden opgenomen in het plan. Nader onderzoek of onderbouwing is in deze casus niet noodzakelijk. Op de verbeelding zal de typologie eengezinswoning (de aanduiding 'aaneengebouwd') worden toegevoegd.

Conclusie

De inspraakreactie leidt ter plaatse van Marijkelaan 62-76A tot een aanpassing op de verbeelding. De aanduiding 'aaneengebouwd' zal worden toegevoegd.

8.3.14 J.T. de Koeijer (Kopek), Havendijk 28 (Oesterputten), d.d. 10 juni 2014

Zie reactie nummer 8.3.6.

8.3.15 Oester- en Mosselbedrijf K.J. van IJsseldijk BV, Havendijk 4, d.d. 11 juni 2014

Zie reactie nummer 8.3.6.

8.3.16 P.F. Lindenberg, Steehof, d.d. 11 juni 2014

Samenvatting inspraakreactie

  • a. Inspreker maakt aanspraak op de in het huidige bestemmingsplan 'Kom Yerseke' opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van 2 woningen op de percelen kadastraal nummers V553 en V4515, (gelegen tussen de Stoofstraat en plan Steehof). Inspreker stelt dat in dat plan als voorwaarde is opgenomen dat er geen archeologische belemmeringen voor woningbouw aanwezig mochten zijn voordat medewerking wordt verleend. Aangezien uit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische belemmering is, verzoekt hij voor de door hem gewenste te realiseren woningen direct een woonbestemming op te nemen.
  • b. Inspreker stelt dat opnieuw een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het desbetreffende gebied, maar met aanvullende extra voorwaarden.
  • c. Voorts benoemt inspreker het overleg dat ambtelijk gaande is voor een wenselijke invulling van bedoeld gebied en verzoekt deze invulling op te nemen in het ontwerpbestemmingsplan Yerseke. Hij stelt dat overleg over grondverwerving en overige financiële aspecten later, gedurende de loop van de procedure, kunnen worden afgewikkeld.
  • d. Inspreker geeft aan dat het realiseren van de woningen inmiddels veel tijd kost. Hij benoemt de wijziging van het bestemmingsplan Steehof die woningbouwmogelijkheden (op dit moment patiowoningen) naast zijn perceel, mogelijk maken en stelt dat dit zijn woningbouwplannen benadeelt.
  • e. Voorts vermeldt inspreker zijn visie op de ambtelijke gesprekken en voorstellen om te komen tot een voor gemeente en inspreker gewenst resultaat. Hij motiveert waarom hij vindt dat een aantal voorgestelde kosten niet voor zijn rekening behoren te komen en een noodzakelijk aan te leggen wadi en een al bestaande waterleiding niet per definitie op gemeentegrond zouden hoeven liggen.

Beantwoording

  • a. Uit archeologisch onderzoek is inmiddels gebleken dat woningbouw op de betreffende locatie mogelijk is. Vervolgens dient echter aan een aantal voorwaarden te worden voldaan voordat medewerking wordt verleend, zoals de aanleg van een langzaamverkeersverbinding met voldoende dwarsprofiel tussen Steehof en de Stoofstraat, de ruimtelijke aansluiting op de wijk Steehof, bodemonderzoek.
  • b. Het bestemmingsplan Yerseke is een consoliderend plan wat inhoudt dat alleen de huidige situatie wordt vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen.
  • c. Het 'meenemen' van een initiatief i.c. het uitvoering geven aan de wijzigingsbevoegdheid is alleen mogelijk als er sprake is van een compleet uitgewerkt onderbouwd plan, dat kan worden 'ingeschoven' in de lopende procedure.
  • d. Met de door inspreker genoemde extra aanvullende voorwaarden wordt bedoeld een voorwaarde tot behoud/versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur en onderzoek naar externe veiligheid, de luchtkwaliteit en ecologische waarden. Hoewel dit in het plan Kom Yerseke niet expliciet wordt vermeld bij de voorwaarden voor medewerking aan de wijziging, zijn het punten die in een wijzigingsplan altijd moeten worden belicht. In zoverre is dit geen wijziging in voorwaarden ten opzichte van het huidige bestemmingsplan.
  • e. Ambtelijk wordt tot op heden – in goed overleg, maar nog niet met overeenstemming – gewerkt aan een opzet voor een optimale invulling van bedoeld gebied, die zowel voor inspreker als gemeente, met name ook financieel, op instemming kan rekenen. Er is nog geen sprake van een uitgewerkt wijzigingsplan. Ook is er discussie over de verdeling van de kosten, zodat nog geen anterieure overeenkomst kan worden gemaakt. Het plan is niet rijp om met de procedure van het bestemmingsplan Yerseke mee te laten liften.
  • f. Deze reactie is niet relevant voor het bestemmingsplan Yerseke. Indertijd is ervan uitgegaan dat het plan van inspreker, zoals dat eerder al eens indicatief getekend was, de mogelijkheid was als het tot een ontwikkeling zou komen op de gronden van inspreker. Een en ander zou naast elkaar kunnen worden ontwikkeld. Ambtelijk is samen met inspreker tot de conclusie gekomen dat een andere invulling de voorkeur verdient. Ook uit ruimtelijk oogpunt is dit het geval. Zie voorts ook onder c.
  • g. Deze reactie is niet relevant voor het bestemmingsplan Yerseke. Zie voorts ook onder c.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.

8.3.17 J.E. van den Boomgaard-Bom, Ambachtsherenlaan, 43, d.d. 2 juni 2014

Samenvatting reactie

De vrijstelling voor het mogen bouwen van twee woningen aan de Ambachtsherenlaan 43 en 45 is niet op de verbeelding ingetekend. De woning met huisnummer 43 is reeds gerealiseerd en juist ingetekend. De woning met huisnummer 45 is nog niet gerealiseerd en ook nog niet ingetekend. Verzocht wordt deze vrijstelling alsnog te verwerken in het bestemmingsplan.

Beantwoording

Ter plaatse van Ambachtsherenlaan 45 zal de verleende vrijstelling op de verbeelding worden ingetekend.

Conclusie

De plankaart zal ter plaatse van Ambachtsherenlaan worden aangepast. Een bouwvlak zal ten behoeve van de beoogde woning worden opgenomen.

8.3.18 B.V. Oestercultuurmaatschappij voorheen A. Pols-Bom, Oesterputten 14 en 14A, d.d. 11 juni 2014

Samenvatting reactie

Het bestemmingsplan 'Oesterputten' uit 2008 was een op zich zelf staand plan. Nu wordt dit plan bij de kern Yerseke betrokken. De Oesterputten zijn qua karakter en fysiek van de kern Yerseke te onderscheiden. De Oesterputten liggen immers buitendijks. Een vermenging met functies die voor de kern heel gebruikelijk zijn maar bij de Oesterputten totaal misplaatst zullen de bedrijven belemmeren. De keuze om de Oesterputten bij de kern van Yerseke te betrekken wordt niet nader gemotiveerd. Waarom is er niet voor gekozen om voor dit specifieke gebied een geheel eigen en op de bedrijvigheid ter plaatse toegesneden bestemmingsplan te hanteren?

Het bestemmingsplan Oesterputten dateert van 2008. De noodzaak om de bestemmingen te actualiseren wordt volledig ontgaan. De termijn van 10 jaar voor het actualiseren van een bestemmingsplan is nog niet verstreken. Waarom wordt er nu geactualiseerd, terwijl de wettelijke plicht daartoe ontbreekt en de noodzaak van actualisatie niet bestaat?

De insteek van het voorontwerpbestemmingsplan is een andere dan die het bestemmingsplan Oesterputten vermeldt. Het huidige bestemmingsplan vermeldt dat de bestaande functie van het complex het vertrekpunt bij het opstellen van dat bestemmingsplan was. Het nu voorliggende voorontwerpbestemmingsplan vermeldt dit niet. Met wensen en voornemens uit de oestersector is nauwelijks rekening gehouden. Integendeel het bedrijf kan onder een bestemmingsplan als onderhavige niet voortbestaan.

De gemeente heeft door het opleggen van allerlei beperkingen bewerkstelligd dat het bedrijventerrein niet vernieuwd kan worden en geen enkele aanpassing kan worden gedaan. Nu wordt er gezegd dat het terrein verouderd is, terwijl het terrein volledig operationeel is en voldoet aan alle wet- en regelgeving. Een alternatief ontbreekt. Een ander bedrijventerrein is geen alternatief. In 2002 is hier onderzoek naar gedaan, waaruit bleek dat dit niet mogelijk is. De Oesterputten zijn essentieel in het productieproces om de voedselveiligheid te kunnen garanderen.

De Oesterputten worden in het bestemmingsplan niet aangemerkt als bedrijventerrein. Ten onrechte, want door de Oesterputten niet als bedrijventerrein aan te merken, krijgen de ter plaatse gevestigde bedrijven te maken met geheel andere, scherpere regelgeving dan waarmee zij nu van doen hebben. Het bestemmingsplan maakt het onmogelijk om daar aan te voldoen. Het bestemmingsplan voorziet niet in de continuering van de bestaande bedrijvigheid in de kern.

Het wijzigen van het bestemmingsplan rondom de Oesterputten is om voedselveiligheidsredenen niet verstandig en is in strijd met de Europese Verordening: EG/852/2004. De status van verwatergebied komt hierdoor in gevaar. Het gevolg kan zijn dat de Oesterputten de status van verzendcentrum toegewezen krijgen.

Het voorontwerpbestemmingsplan bevestigt het beeldbepalende en de karakteristieke waarde van de Oesterputten, maar gaat voorbij aan de status van dit gebied als productiegebied. Het bestemmingsplan lijkt er volledig aan voorbij te gaan dat de eigenaren in het verleden de erfpacht hebben afgekocht en eigenaren zijn geworden van de door hen gebruikte delen van de Oesterputten. De eigenaren willen zich niet verplicht richten op toerisme, recreatie en horeca ten koste van de oesterproductie.

Het voorontwerpbestemmingsplan miskent dat de aquacultuur en het toerisme elkaar slechts zeer beperkt verdragen. Uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening is vermenging van beide functies zeer onverstandig. Waar het voorontwerpbestemmingsplan conserverend van aard zou moeten zijn, wordt het de bedrijven juist moeilijker gemaakt, laat staan dat er nog uitbreidingsmogelijkheden zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan is bedreigend voor het voortbestaan van de werkgelegenheid in de handel in schaal- en schelpdieren in Yerseke.

Indien de putten tot de kom Yerseke gaan behoren, kunnen deze dan nog tot het productiegebied Oosterschelde blijven behoren?

Wat wordt de status van het gehele puttencomplex door de nieuwe bestemming Bedrijf-Oesterputten? In dat geval is het reeds nu duidelijk dat zij volgens het onderhavige voorontwerp niet de (bouw)mogelijkheden krijgen om maatregelen te treffen om wel aan die regels te voldoen. Bijvoorbeeld het realiseren van overkappingen is niet mogelijk. Welke invloed heeft de bestemming kom Yerseke voor productiegebied Oosterschelde waar de putten nu nog onder vallen? Welke invloed heeft de wijziging in bestemming put 14/14a voor de status van het bedrijf, productiegebied of verzendcentra.

Voor de toekomst van de Oesterputten is een proces doorlopen waarin de belangen zijn gewogen. Deze kan niet als zorgvuldig worden bestempeld. Er blijkt op geen enkele wijze dat rekening gehouden is met de belangen van de ondernemers aan de Oesterputten. Het ondernemen wordt onmogelijk gemaakt ten gunste van de toeristische sector. Geen van de wensen van de eigenaren zijn in het voorontwerpbestemmingsplan gehonoreerd.

Bezwaar wordt gemaakt tegen de typering van de Oesterputten als 'kneuterig'.

Men maakt zich zorgen over de continuïteit van de bedrijven wanneer toerisme en recreatie wordt gefaciliteerd ten koste van de kernactiviteit ter plaatse: de oesterteelt.

De functie buitendijks bedrijventerrein moet worden behouden conform huidig bestemmingsplan en geen functie bedrijvigheid met alle mogelijke nadelige gevolgen. Doordat de Oesterputten niet als regionaal bedrijventerrein worden gezien, maar als bedrijvigheid, wordt niet ingegaan op het regionaal Bedrijventerreinprogramma. Op deze wijze worden mogelijkheden voor verdere ontwikkeling in aquacultuur onthouden. Handhaven van de huidige bestemming is dan ook noodzakelijk voor het voortbestaan van de ondernemingen.

Het bestemmingsplan ondermijnt de concurrentiepositie van het bedrijf. Ten onrechte wordt het bedrijf anders behandeld dan andere aquacultuurbedrijven, die niet tot de Oesterputten behoren. Er zijn Europese subsidies voor dergelijke bedrijventerreinen aanwezig. Maar als de Oesterputten niet zijn aangemerkt als bedrijventerrein kunnen zij hierop geen beroep doen. Er wordt beroepen op het gelijkheidsbeginsel.

Verlangd wordt dat het bedrijf kan blijven voldoen aan de checklist NVWA. Dit is noodzakelijk voor het exporteren van oesters naar het buitenland.

Garantie wordt geëist om het bedrijf in bouwkundig opzicht te kunnen aanpassen indien dit noodzakelijk is om aan nationale en internationale regelgeving te kunnen voldoen. De bedrijven moeten kunnen blijven voldoen aan de veranderende regelgeving. Productie moet gescheiden blijven van toerisme voor voedselveiligheid en aan de voedselveiligheid normeringen.

Geen nieuwe en andere activiteiten dan oesterteelt worden toegestaan in en op bedrijventerrein put 14/14A. Geen uitbreiding van activiteiten wordt toegestaan die strijdig is met de milieuzonering en de verwerking van schaal- en schelpdieren, voor zover daarvan hinder ondervonden wordt.

Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen, net als onder andere bouwvlakken tot aan de Oesterputten zelf. Verzocht wordt een bouwvlak te realiseren aan de kant van de Kettingweg achter de aanlegsteiger tot aan de zeewering geheel kadastraal nummer 105. Verder wordt verzocht tot uitbreiding van de bouwvlakken tot de putten zelf, aan de Kettingweg en aan de Ringdijkkant richting jachthaven bij de loodsen/gebouwen van het bedrijf.

(Ruimere) laad- en losmogelijkheden voor vrachtauto's aan de Kettingweg worden verlangd.

Eigen parkeervakken voor bedrijven zijn gewenst. Parkeergelegenheid is er nu onvoldoende, dit blijft ook zo volgens het bestemmingsplan.

Verzocht wordt om bij de uitgang van het eigen terrein naar de openbare weg, aan de kant van de jachthaven, de bezoekersstroom van jachthaven en horeca naar Havendijk 34/36 om te leiden via glooiing met een brug. Dit voor de veiligheid van de bezoekers en van het bedrijf en hun personeel.

Verzocht wordt de bouwhoogtes overal gelijk te trekken vanaf NAP gezien. Ten behoeve van innovatie en vernieuwing wordt verlangd dat de bouwvlakken en bouwhoogtes worden verruimd voor hun gronden, zeker tot aan de Oesterputten. Mogelijkheden om te verbouwen en het realiseren van een overkapping zijn gewenst.

Verlangd wordt dat bezoekersstromen niet het puttencomplex betreden door middel van verbodsborden en verplichte voetpaden op de openbare weg.

Bestemming bw naast jachthaven en achter perceel 219 als water handhaven.

Verlangd wordt dat geen derden op hun eigendommen hoeven te worden toegelaten en dat ook de verplichting aan andere eigenaren wordt opgelegd om er alles aan te doen om te voorkomen dat derden bij de Oesterputten komen.

De APV Oesterputten moet weer worden gehandhaafd. Honden en derden moeten in verband met de voedselveiligheid worden geweigerd.

Ondernemers die andere activiteiten willen een eigen terrein aanbieden nabij onthaalcentrum wat eigendom is van gemeente. Hierbij parkeerruimte voor bussen en bezoekers realiseren buiten het puttencomplex 14/14a en parkeerterrein Kettingweg.

Geen regelgevende beperkingen opleggen voor bedrijven put 14/14a waardoor oneerlijke concurrentie ontstaat.

De aanlegsteiger niet als Oesterputten bestemmen in het nieuwe bestemmingsplan. Verlangd wordt de verkregen vergunning ter hoogte van de aanlegsteiger in te trekken. De laad- en losplaats moet behouden blijven. Indien de buurman de vergunning zou uitvoeren kan van de aanlegsteiger van het bedrijf geen gebruik meer worden gemaakt.

De aanlegsteiger behoort niet tot de Oesterputten en aangezien de voorgenomen bestemming Oesterputten vrijwel niets meer toelaat wordt verlangd hoe dan ook de aanlegsteiger te behouden. De aanlegsteiger moet als bouwvlak worden aangemerkt, anders is een normale bedrijfsvoering niet mogelijk. De opslagmogelijkheden op het terrein, buiten het bouwvlak is in het voorontwerpbestemmingsplan niet mogelijk, terwijl dit gebruik reeds plaatsvindt.

Bemoeienis van Rijkswaterstaat met de waterkering is niet gewenst. Rijkswaterstaat is geen eigenaar en heeft geen onderhoudsplicht of -recht. Aan Rijkswaterstaat wordt dan ook geen vrijwaring gegeven. Zonder aanwijzing is van de plangrens een grens van Rijkswaterstaat gemaakt door deze aanduiding. De suggestie wordt gewekt dat deze het onderhoud van de zeewering van de eigenaren heeft.

De plankaart geeft geen realistisch beeld van de ter plaatse aanwezige bebouwing. Verlangd wordt dat de plankaart in overeenstemming wordt gebracht met de daadwerkelijke situatie ter plaatse.

Beantwoording

In het bovenstaande onder 'algemene opmerking' wordt grotendeels ingegaan op de inspraakreacties. Volledigheidshalve zij nog het navolgende opgemerkt.

Het voorliggende bestemmingsplan is ingestoken vanuit de actualiseringsplicht zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening. Toevoeging van de gronden aan de Grintweg en de Oesterputten aan het plangebied komt voort uit ontwikkelingswensen en de wens om de planologische regeling geheel digitaal te ontsluiten. Mocht inspreker zelf ontwikkelingswensen hebben, en de inspraakreactie doet vermoeden dat daar sprake van is, dan staat het inspreker vrij om hiervoor een principeverzoek(en) in te dienen. Dit zal alsdan apart beoordeeld worden. Alvorens, in geval van een positieve reactie op het principeverzoek, e.e.a. in een bestemmingsplan wordt opgenomen zal een geheel en concreet uitgewerkt plan dienen te worden opgesteld. Het tijdsbeslag van het principeverzoek en het opstellen van het uitgewerkte plan zal beoordeeld worden en bezien wordt of de gewenste ontwikkelingen meegenomen kunnen worden in de actualisatieplanning van het bestemmingsplan 'Yerseke'.

Zoals hiervoor reeds is vermeld, betekent de bestemming 'Bedrijf-Oesterputten' een verruiming van de planologische mogelijkheden op de gronden van de Oesterputten. Daarnaast ziet het bestemmingsplan op een juridisch-planologische regeling. Het bestemmingsplan reguleert geen privaatrechtelijke rechtsverhoudingen. Het toelaten van toeristen op eigen terrein (eigendom) wordt niet in het bestemmingsplan geregeld. Het bestemmingsplan schept alleen de mogelijkheid van onder meer dagrecreatie, horeca en B&B maar of een individuele oesterputeigenaar daar gebruik van maakt, is zijn of haar keuze. Zij worden daar niet toe gedwongen.

Wat betreft de bouwmogelijkheden is rekening gehouden met de eisen van de huidige tijd. De bouwhoogten worden aangepast voor de zone aan de Oosterschelde en de insteekhaventjes. De maatvoering in het voorontwerpbestemmingsplan is niet correct (goot- en bouwhoogte) voor zover het de zone betreft aan de Oosterschelde zijde en langs de insteekhaven. Er zal een nieuwe maatvoering op de verbeelding worden opgenomen. Er wordt niet meer uitgegaan van NAP maar van 'maaiveld' als peil om hoogtemetingen te verrichten. De opslag van bijvoorbeeld oesterkratten buiten het bouwvlak kunnen blijven plaatsvinden. De verbeelding geeft in de ondergrond bebouwing weer. Deze gegevens zijn afkomstig van de grootschalige basiskaart Nederland (GBKN). Het kan voorkomen dat de geprojecteerde bebouwing niet overeenkomt met de werkelijke aanwezige bebouwing. In het verleden waren overheden niet verplicht om alle gebouwen in te tekenen.

Deze ondergrond maakt ook geen deel uit van het juridische kader van het bestemmingsplan. Het komt regelmatig voor dat de ondergrond van de verbeelding niet de meest recente situatie weerspiegelt. Daardoor kan er een ander beeld ontstaan dan in werkelijkheid aanwezig is.

Zoals reeds hiervoor is aangegeven is de bestemmingsregeling voor de Oesterputten verruimd. De bedrijfsactiviteiten zoals die sinds jaar en dag worden uitgevoerd door de diverse bedrijven komt derhalve niet in gevaar. Gelet op de digitaliseringsverplichting zijn sommige bestemmingsbenamingen dan wel aanduidingsbenamingen gewijzigd, echter het initiële gebruik van de gronden wordt hierdoor niet beperkt. In die zin kan de aanlegsteiger binnen de bestemming Bedrijf-Oesterputten worden opgenomen.

Volledigheidshalve zij opgemerkt dat reeds onherroepelijke vergunningen, vrijstellingen dan wel afwijkingen opgenomen zijn in het bestemmingsplan 'Yerseke'. Dit zijn verworven rechten en kunnen niet worden genegeerd dan wel worden ingetrokken. Tot slot zij vermeld dat de aanduiding 'kneuterig' in de toelichting wordt verwijderd.

Conclusie

De toelichting behorende bij het bestemmingsplan 'Yerseke' wordt aangepast door het woord 'kneuterig' te schrappen. Daarnaast zullen de regels behorende bij het bestemmingsplan worden aangepast zodat ook buiten het bouwvlak opslag kan plaatsvinden. Voorts zullen de regels en de verbeelding worden aangepast waar het gaat om de bouwhoogten voor de zone aan de Oosterschelde zijde.

8.4 Vaststellingsprocedure

8.4.1 Inleiding

Tervisielegging

Het ontwerpbestemmingsplan Yerseke heeft in het kader van artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van donderdag 25 september 2014 tot en met woensdag 5 november 2014 ter inzage gelegen.

Gedurende de periode van terinzagelegging zijn vier zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ingediend.

Leeswijzer

  • paragraaf 8.4.2 beantwoording zienswijzen: de zienswijzen zijn in deze paragraaf samengevat en worden beantwoord;
  • paragraaf 8.5 ambtelijke wijzigingen: in deze paragraaf is aangegeven welke wijzigingen in het definitieve bestemmingsplan zijn opgenomen naar aanleiding van ambtelijke input en de meest recente inzichten.
8.4.2 Beantwoording zienswijzen

H. en M. Ruisaard, Molenlaan 16, d.d. 3 november 2014

Samenvatting reactie

Reclamanten geven aan dat er bij het voorontwerpbestemmingsplan reeds is gevraagd rekening te houden met hun toekomstplannen. Een principeverzoek met uitgewerkte plannen moet worden ingediend, wil hiermee in het bestemmingsplan rekening gehouden kunnen worden. Aan de uitwerking van de plannen wordt gewerkt en in afwachting van de beoordeling daarvan wordt verzocht de vigerende bestemming 'Maatschappelijke doeleinden zonder bebouwing' te handhaven. De huidige bestemming geeft meer mogelijkheden dan de bestemming 'Groen'. De bestemming 'Groen' is niet conform het huidige gebruik. Momenteel ligt het perceel braak in afwachting van een passende invulling. Een groenbestemming zal het perceel niet krijgen, de grond is hiervoor te duur.

Beantwoording

De bestemmingswijziging van deze gronden geeft geen wijziging in de bouwmogelijkheden van de gronden. Binnen de bestemming 'Groen' gelden dezelfde regels als binnen de vigerende maatschappelijke bestemming met de aanduiding 'Z' (= zonder bebouwing). Het perceel is bestemd conform het feitelijke gebruik. De waarde van de grond is planologisch niet relevant.

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Verwijs' Kreeftenpark b.v., Havendijk 13, d.d. 4 november 2014

Samenvatting reactie

Op 15 mei 2013 is door reclamant een principeverzoek ingediend voor de uitbreiding van de activiteiten van het schaal- en schelpdierenbedrijf aan de Havendijk 13 te Yerseke. De plannen betreffen de uitbreiding van de opslag- en verwerkingscapaciteit van het bedrijf. Aansluitend op deze activiteiten wordt beoogd toeristen beter kennis te laten maken met het bedrijf. Door de uitbreiding is er een goede scheiding mogelijk tussen bezoekers en bedrijfsactiviteiten (borging voedselveiligheid). Onderdeel van het verzoek betreft een ruime ontvangstruimte voor groepen. Bij brief van 27 juni 2013 wordt dit initiatief door het college van burgemeester en wethouders positief ontvangen. De ontwikkeling past binnen de visie van de gemeente om de schaal- en schelpdierensector te verbreden. Inmiddels is de bouw gerealiseerd. Door reclamant is gekeken of de ontwikkeling past in het bestemmingsplan. Hierover bestaat enige twijfel. Verzocht wordt de volgende wijzigingen op te nemen:

  • De bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 6' aan het gehele bouwvlak toevoegen;
  • De functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca-1b' aan het gehele bouwvlak toevoegen.

Beantwoording

Reclamant spreekt in de zienswijze en in het principeverzoek over de uitbreiding van het bedrijf met de functies ontvangstruimte met educatieve doeleinden en kookworkshops in de centrale keuken. Beide functies zijn bedoeld ter educatie over het product. De toekenning van de functie 'specifieke bouwaanduiding – 6' is dan ook mogelijk. Middels deze aanduiding wordt immers geregeld dat de maximale oppervlakte ontvangst- en educatieruimten ten behoeve van de bestemming ten hoogste 245 m² bedraagt. De aanduiding zal echter niet over het gehele bouwvlak worden gelegd. De aanduiding zal alleen daar worden gelegd waar de ontvangstruimte zich daadwerkelijk bevindt, Havendijk 13A.

Daarnaast is door de reclamant aangegeven de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1b' op het bouwvlak op te nemen. Horeca-activiteiten zoals voorkomen in categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten betreffen activiteiten van zelfstandige horecabedrijven zoals een eetcafé of een hotel. De kookworkshops staan in het teken van educatie en is ten dienste van het bedrijf. Het betreft hier een ondergeschikte horecafunctie. Bovendien is er in de aanvraag van destijds en in de zienswijze geen sprake van een zelfstandige horecafunctie. Een horeca-aanduiding tot en met categorie 1 b is dan ook niet gewenst.

Tot slot wordt opgemerkt dat binnen het plangebied reeds ondergeschikte horeca is toegestaan. Het betreft aan de schelpdiersector verbonden producten welke ter plaatse geproefd kunnen worden onder het genot van een hapje en een drankje. Het vloeroppervlak voor deze activiteit bedraagt ten hoogste 50 m² per bedrijf. Een kookworkshop zoals bedoeld in de zienswijze valt binnen deze functie en is dan ook op deze wijze afdoende bestemd.

Conclusie

De zienswijze leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan. Er wordt ter plaatse van de ontvangst- en educatieruimten (Havendijk 13A) de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 6' op de verbeelding opgenomen.

Krijn Verwijs Yerseke B.V., Korringaweg 27-29, d.d. 3 november 2014

Samenvatting reactie

In een gesprek gevoerd op 8 september 2014 zijn de bouwplannen van het bedrijf besproken met de heer J. Aarnoudse. De beoogde bouwplannen waren destijds passend middels een binnenplanse vrijstelling. De bouwplannen voldoen echter niet aan het ontwerpbestemmingsplan 'Yerseke'.

De strijdigheid met het ontwerpbestemmingsplan ziet op de bouwhoogte. Een klein gedeelte van het bouwblok valt binnen het gebied 'Peil 2'. Het gedeelte dat valt binnen peilgebied 2 voldoet niet qua bouwhoogte.

Verzocht wordt de ingetekende bouwblokdiepte te verschuiven tot de topgevel van de bestaande oesterloods, welke qua nokrichting haaks op de Havendijk is gesitueerd. Het gaat om een verschuiving van 1,5 tot 2 meter.

Het bouwplan is een noodzakelijke ontwikkeling om te kunnen voldoen aan de huidige wet- en regelgeving. Het plan ziet op het creëren van een nieuwe personeelsingang. Ter ondersteuning van de activiteiten in de oesterputten is het noodzakelijk dat er een bedrijfsruimte wordt gerealiseerd.

Qua uiterlijk van de uitbreiding zijn twee opties geïllustreerd. Deze opties zullen in nauw overleg met de welstandscommissie worden afgestemd. Mede door het verschuiven van de bouwblokdiepte kan deze kleinschalige bebouwing gerealiseerd worden en kan er een nette aansluiting op de bestaande bebouwing gegarandeerd worden.

Beantwoording

Reclamant geeft aan dat er strijdigheid met het bestemmingsplan is in verband met de verschillende peilaanduidingen op de verbeelding. Er is echter geen sprake van strijdigheid.

Het begrip peil wordt als volgt uitgelegd:

1.62 peil

  • voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.

De uitbreiding betreft een bouwwerk welke niet direct aan de weggrens is gelegen. In dit geval geldt dan ook hetgeen onder aandachtsstreep 2 van het begrip peil is weergegeven: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld. In de regels is aangegeven dat vanaf de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peil 2' geldt: in afwijking van het bepaalde in lid 1.62 het gemiddelde aangrenzende maaiveld als peil. Dit betekent dat voor de gehele nieuwbouw hetzelfde maaiveld wordt berekent.

Er dient dan ook uitgegaan te worden van een maximum goothoogte (m): 3,5 en maximum bouwhoogte (m): 6,5 vanaf het gemiddelde aangrenzende maaiveld. In bijlage 9 'Maatvoering Oesterputten' is de gebiedszonering voor de oesterputten weergegeven. Per zone is een afzonderlijke peilhoogte bepaald. Het betreffende perceel is gelegen in zone D. Ter plaatse van deze zone geldt als peil, zoals hiervoor reeds is aangegeven, het gemiddeld aangrenzend maaiveld ter plaatse van het toegangspad op de kruin van de Oosterscheldedijk. Als uitgegaan wordt van deze voorwaarden past ons inziens het bouwplan binnen de voorgestelde regeling.

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Haans Advocaten, namens firma Pols-Bom, Oesterputten 14 en 14a, d.d. 5 november 2014

Samenvatting reactie

Inleidende reactie

Reclamant kan zich nog steeds niet vinden in de keuze om de oesterputten planologisch bij de kern Yerseke te betrekken. Het gebied valt nu buiten de kern. De oesterputten liggen buitendijks. Niet zonder reden en reclamant, met nog tal van andere oesterbedrijven, wensen dat ook in de toekomst zo te houden.

Reclamant is het niet eens met de vermenging van oesterproductie enerzijds en recreatie en toerisme anderzijds. Beide functies verdragen elkaar slecht. Het voorliggende ontwerpbestemmingsplan lijkt te kiezen voor toerisme en recreatie ten koste van de lokale economie en de gevestigde belangen.

Aanlegsteiger aan zijde jachthaven

In het vigerende bestemmingsplan geldt de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden', met de subbestemming 'water'. In het ontwerpbestemmingsplan kent de haven de bestemming 'Bedrijf-Oesterputten'. Gevraagd wordt te bevestigen dat er plaatse van het water, net als in het vigerende plan, visserij- en visteeltbedrijven toegestaan zijn. Daarnaast vraagt reclamant zicg af of er nadelige gevolgen verbonden zijn aan de overgang van bedrijventerrein naar bedrijvigheid. Kan de reclamant nog steeds 24 uur per dag operationeel zijn als zij straks niet meer onder een bedrijventerrein valt? Krijgt reclamant te maken met extra regels en/of beperkingen als het bedrijf geen bedrijventerreinbestemming meer heeft?

Aanlegsteiger

De aanlegsteiger/kade aan de westzijde van het bedrijf is niet als zodanig genoemd in het nieuwe bestemmingsplan. In het ontwerpbestemmingsplan is de mogelijkheid voor de realisatie van laad- en losvoorzieningen opgenomen. Er wordt om een bevestiging gevraagd dat het nieuwe bestemmingsplan niet minder mogelijkheden biedt, ten behoeve van de aanleg van schepen, ten opzichte van het nieuwe bestemmingsplan.

Overkappingen

De vrijstellingsmogelijkheid voor de bouw van overkappingen ter plaatse van de oesterputten is in het ontwerpbestemmingsplan niet opgenomen. Verzocht wordt deze vrijstellingen weer op te nemen. Om de continuïteit van het bedrijf in de toekomst te garanderen, dient deze afwijkingsmogelijkheid voor overkappingen te worden opgenomen.

Bouwhoogte

Er worden twee peilen binnen het bestemmingsplan gehanteerd. De regeling is niet duidelijk. Voor de bebouwing op de percelen Havendijk 30 tot en met 34 is de hoogtebepaling gerelateerd aan peil 2, dus het gemiddelde aangrenzende maaiveld. Gelet op de maximale goot- en bouwhoogte zal hier met peil bedoeld zijn de hoogte van de Havendijk en niet het niveau van de oesterputten. Zo is dit ook verwoord in bijlage 9 van de toelichting. Uit de regels blijkt niet dat hier onder het gemiddelde afgewerkte maaiveld de kruin van de dijk wordt verstaan. Verzocht wordt de hoogteregeling te verduidelijken.

Opslag op buitenterrein

Bij het bedrijf vindt buitenopslag plaats tot een hoogte van circa 4 meter. Volgens het ontwerpbestemmingsplan is buitenopslag tot een hoogte van 3 meter mogelijk. Het vigerende bestemmingsplan kent geen hoogtebeperking ten aanzien van opslag van goederen. Verzocht wordt ter plaatse van de weg afgekeerde gronden een opslaghoogte van 4 meter toe te staan. Ten aanzien van de opslag van materialen als viskorven (geschaard onder werktuigen) gelden dezelfde beperkingen als in het vigerende plan.

Logies met ontbijt

Logies met ontbijt is niet toegestaan volgens artikel 6.4.1, sub g. Niet duidelijk is wat hiermee wordt bedoeld. Volgens de bestemmingsomschrijving is horeca alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – 1b' toegestaan. Als hiermee wordt bedoeld overnachtingsmogelijkheden uit te sluiten, dan zou het meer voor de hand liggen om de horecamogelijkheden die overnachting mogelijk maken, te benoemen, zoals die in categorie 1b zijn verwoord. Reclamant vraag zich af of logies zonder ontbijt nog wel is toegestaan als logies met ontbijt is uitgesloten. Reclamant is mordicus tegen elke vorm van logies op de Oesterputten.

Horeca

Vanwege de overgang van de locatie Havendijk 36 van het bestemmingsplan Oesterputten, via bestemmingsplan 'Havens Yerseke' naar het ontwerpbestemmingsplan 'Yerseke' is de bestemmingssituatie onduidelijk. De reclamant wenst inzicht te verkrijgen in de planologische status van Havendijk 36 in de situatie voor en na inwerkingtreding van onderhavig ontwerp bestemmingsplan.

Conform het bestemmingsplan 'Havens Yerseke' is in het ontwerpbestemmingsplan de locatie aan de Havendijk 36 bestemd tot horeca. Een deel van de bestemming 'Horeca' valt over het water dat tot 28 mei 2013 de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' met de subbestemming 'water' had. Over een deel van het water ligt deels een bouwvlak.

Reclamant heeft over een deel van het water een recht van overpad. Door het opnemen van de bestemming 'Horeca' voor deze gronden wordt de reclamant beperkt in het gebruik van het recht van overpad. Het bestemmingsplan is op dit punt niet uitvoerbaar. De gemeente had na moeten gaan of het recht van overpad een privaatrechtelijke belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Havendijk 36 mag gebruikt worden als hotel. Omdat een hotel een verblijfsfunctie heeft is dit een gevoelige bestemming en niet passend naast een bedrijf met een milieuhindercategorie 3.2. Dit is in strijd met de goede ruimtelijke ordening. Dit geldt ook voor een eventueel te realiseren terras aan de waterkant.

Het vigerende en ontwerpbestemmingsplan maken een uitbreiding van de huidige bebouwing van Havendijk 36 mogelijk. Nu de mogelijkheden van Havendijk 36 niet zijn benut, dient bij de vaststelling van een nieuwe bestemmingsplan opnieuw beoordeeld te worden of de vigerende bestemming kan worden voortgezet. Een afweging daaromtrent ontbreekt in het ontwerp bestemmingsplan.

Uitbreiding van een toeristische functie is niet passend vanwege de aangrenzende bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het laden en lossen. Dit brengt daarbij verkeersonveilige situaties met zich mee voor de bezoekers van Havendijk 36. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt dit ook vermeld. Verzocht wordt de directe horeca bestemming op deze locatie te schrappen en in iedere geval ten opzichte van de huidige bebouwing geen uitbreiding mogelijk te maken. Voorgesteld wordt om wat water betreft omvang en maatvoering van de horeca ter plaatse vaan te sluiten bij de regeling zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan 'Oesterputten'.

Vrijwaringszone-dijk

Heeft de 'vrijwaringszone-dijk' gevolgen voor de bedrijfsvoering van reclamant? Reclamant wenst uitgesloten te zien dat een boardwalk kan worden gerealiseerd.

Bouwregels artikel 6 Bedrijf-Oesterputten

Het is juridisch gezien niet mogelijk om in één artikel op te nemen dat bouwen is toegestaan en is verboden. Er is vervolgens wel een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om bebouwing weer toe te staan en de voorwaarden waaronder. Nu is het niet mogelijk om direct te kunnen bouwen. In het vigerende bestemmingsplan was dit wel mogelijk. Vanuit planschade overwegingen zou dit de eigenaar van de gronden in een zeer ernstige nadelige planologische situatie brengen.

De voorwaarde in artikel 6.3.2, sub a kan niet in een bestemmingsplanregeling worden opgenomen omdat deze voorwaarde volgt uit de wet. De onder b genoemde voorwaarde is niet ruimtelijk relevant en hoort niet in een bestemmingsplan thuis. Het betreft hier het toetsen aan het beeldkwaliteitsplan. Uit jurisprudentie blijkt dat dit alleen mogelijk is als het zou gaan om een beschermd stadsgezicht. Verzocht wordt artikel 6.3 te schrappen.

EU regelgeving

Kan reclamant aan de EU-verordeningen en –regelgeving blijven voldoen als verwatergebied, nu het bedrijf tot de kom Yerseke gaat behoren. Blijft deze situatie hetzelfde zolang de waterkering op de Havendijk blijft. Zo, niet dan maakt reclamant hiertegen bezwaar.

Beantwoording

Inleidende reactie

Reeds in de fase van inspraak, heeft reclamant een inspraakreactie ingediend van gelijke strekking. Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Ook de ingediende zienswijze op dit punt leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. In het onderstaande wordt hier nogmaals op ingegaan.

Zoals in de toelichting in paragraaf 1.1 bij het onderhavige bestemmingsplan is aangegeven, betreft het bestemmingsplan 'Yerseke' hoofdzakelijk een consoliderend bestemmingsplan. Het actualiseren van bestemmingsplannen is in de Wet ruimtelijke ordening geregeld en dient tenminste één maal in de tien jaar plaats te vinden. Hierbij heeft de planwetgever, in casu de gemeente Reimerswaal, onder meer ruime vrijheid betreffende de keuze in de omvang van het plangebied, de aan te wijzen bestemmingen van de gronden gelegen binnen het plangebied, alsmede de met het oog daarop te geven regels, zolang één en ander in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

De gemeente Reimerswaal heeft gemeend in het kader van de actualisatieplicht voor het planologische regime van de kern Yerseke, de gronden waarop de oesterputten zijn gelegen mee te nemen. Hiertoe heeft zij overwogen dat het bestemmingsplan waarbinnen de oesterputten momenteel zijn gelegen, bestemmingsplan 'Oesterputten' (onherroepelijk d.d. 25 december 2008) niet digitaal raadpleegbaar is. Met het opnemen van deze gronden in het bestemmingsplan 'Yerseke', komt hieraan een einde en is de bestemmingsregeling, de toelichting en de verbeelding straks voor een ieder digitaal raadpleegbaar. Daarnaast is het wenselijk om het aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente Reimerswaal, maar ook binnen de kern Yerseke terug te dringen en voor de kern Yerseke te beschikken over één digitaal bestemmingsplan.

Voorts zijn er bij de gemeente Reimerswaal diverse initiatieven binnengekomen voor de gronden waarop de oesterputten zijn gelegen. De gemeente Reimerswaal heeft daarop besloten een interactief proces op te starten met de oesterputeigenaren en andere betrokken partijen, om onder meer inzichtelijk te krijgen wat de wensen zijn en wat juist in het kader van het bedrijfsmatige gebruik van de oesterputten, dient te worden gewaarborgd. Dit heeft geleid tot het verruimen van de vigerende bestemmingsregeling, alsmede het koppelen van een beeldkwaliteitsplan aan deze gronden.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Yerseke' kent voor de gronden van de oesterputten binnen het bestemmingsplan een aparte regeling te weten: de bestemming 'Bedrijf-Oesterputten'. Een regeling die de huidige planologische rechten en mogelijkheden behoudt en respecteert, maar daarnaast ruimte geeft aan ander soortige activiteiten die in relatie staan tot de oesterputten. Hierbij kan gedacht worden aan logies- en horecafuncties. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het ruimtelijk ordeningsrecht in dezen gekenmerkt wordt door het zogenaamde 'toelatingsplanologie'. Met andere woorden men is bijvoorbeeld in het geval van de oesterputten niet verplicht om andere soortige activiteiten te verrichten dan de huidige bedrijfsmatige activiteiten die sinds jaar en dag op de oesterputten worden uitgevoerd. Dat momenteel de planologische regeling voor de oesterputten onder de bestemming 'Bedrijf-Oesterputten' is gebracht doet daar niets aan af. Het gaat om de planologische regeling die in deze bestemming is opgenomen en deze is momenteel ruimer dan de planologische regeling voor de oesterputten die opgenomen is in het vigerende bestemmingsplan. Wel is van belang dat wanneer gebruik wordt gemaakt van de ruimere planologische mogelijkheden die de bestemming 'Bedrijf-Oesterputten' biedt, de belangen derden, en dus ook oesterputeigenaren, wordt gerespecteerd door de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, naast de in het bestemmingsplan 'Yerseke' opgenomen regelingen, in acht te nemen.

Aanlegsteiger aan zijde jachthaven

De aanlegsteiger is altijd als bedrijf in het bestemmingsplan 'Oesterputten' opgenomen en niet als een bedrijventerrein. Overigens zij volledigheidshalve verwezen naar hetgeen is opgenomen onder de 'Inleidende reactie'. Het gaat er niet om hoe de bestemming heet, maar wat er in de desbetreffende bestemming via de regels wordt geregeld. De planwetgever heeft in dezen de vigerende planologische mogelijkheden voor de aanlegsteiger wederom in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.

Overkappingen

In het voorliggende plan is deze afwijkingsbevoegdheid uit de bestemmingsplanregeling gehaald. Op grond van de ervaringen van de afgelopen planperiode, kan geconcludeerd worden dat van deze mogelijkheid niet een maal gebruik is gemaakt. Derhalve bestaat er niet de noodzaak om deze afwijkingsbevoegdheid op te nemen in het voorliggende bestemmingsplan. Daarbij zij tevens opgemerkt dat indien noodzakelijk blijkt in het kader van de bedrijfsvoering, het plaatsen van een overkapping mogelijk wordt gemaakt met gebruikmaking van een buitenplanse afwijking op grond van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Bouwhoogte

De verduidelijking van de peilregeling is opgenomen in een aparte bijlage behorende bij de toelichting. In dezen wordt verwezen naar bijlage 9 behorende bij de toelichting. Hier is een duidelijke beschrijving gegeven hoe gemeten moet worden en in welke zones welk peil van toepassing is.

Opslag op buitenterrein

Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Oesterputten' valt opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind, bagger, grondspecie of brandstoffen onder het verboden gebruik van onbebouwde gronden. Vergelijk in dezen artikel 16 van het vigerende bestemmingsplan 'Oesterputten'. Kortom er mag momenteel geen buitenopslag plaatsvinden. Het voorliggende plan is op verzoek van insprekers op dit punt aangepast, omdat kenbaar werd gemaakt dat opslag noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. Hieraan is in het ontwerpplan gehoor gegeven en een maximale maat van 3 meter toegekend. Bij het opnemen van de maximale hoogte maat is onder meer rekening gehouden met beeldkwaliteitsaspecten en stedenbouwkundige aspecten. Hierbij is met name rekening gehouden met de hoogte van de bestaande bebouwing.

Logies met ontbijt

De aanduiding 'specifieke vorm van horeca 1 b' is niet gelegen in de buurt van het bedrijf van Pols. De percelen (Van der Plasse en de Oesterij) waar deze bestemming op rust kunnen activiteiten ontwikkelen conform de Staat van Horeca 1b. Vergelijk in dezen bijlage 3 van de regels. De afwijking logies met ontbijt is naar aanleiding van de reactie van de inspreker uit het ontwerpbestemmingsplan gehaald. Ook logies zonder ontbijt zijn niet toegestaan.

Horeca

De Viskeete heeft altijd onder één bestemmingsplan gevallen. Eerst binnen het bestemmingsplan 'Oesterputten' en vervolgens binnen het bestemmingsplan 'Havens Yerseke' en nu valt het binnen het bestemmingsplan 'Yerseke'. Reclamant wil inzicht in de planologische status. Wij verwijzen hem naar het onherroepelijke bestemmingsplan 'Havens Yerseke' en het ontwerp bestemmingsplan 'Yerseke'. Het onderhavige perceel is één op één overgenomen uit het bestemmingsplan 'Havens Yerseke', waarbij geen wijzigingen zijn doorgevoerd. De planologische regeling is exact zoals deze al reeds is vastgesteld op 28 mei 2013. Voor het overige wat reclamant onder het kopje 'Horeca' opmerkt, wordt niet verder hier ingegaan, nu dit onderdeel van de zienswijze ongewijzigd is overgenomen uit een onherroepelijk bestemmingsplan.

Vrijwaringszone-dijk

De vrijwaringszone komt voort uit de keur van Waterschap Scheldestromen. Een boardwalk staat los van een vrijwaringszone-dijk.

Bouwregels artikel 6 bedrijf-Oesterputten

Om de beeldkwaliteitseisen voor de onderhavige gronden van toepassing te verklaren, zal het voor deze gronden opgestelde beeldkwaliteitsplan door de raad van de gemeente Reimerswaal worden vastgesteld. Bij het beoordelen van onder meer vergunningaanvragen voor het realiseren van bouwwerken, zal het beeldkwaliteitsplan, nadat het door de raad is vastgesteld, als aanvulling op de vigerende welstandsnota fungeren. Hierdoor kan de regeling uit artikel 6.3 komen te vervallen.

EU regelgeving

Verwezen wordt naar de 'Inleidende reactie'.

Conclusie

De zienswijze leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan. De regeling artikel 6.3 komt ter vervallen.

8.5 Ambtshalve aanpassingen

Van voorontwerp naar ontwerp

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ontvangen overlegreacties worden tevens enkele ambtshalve aanpassingen voorgesteld naar aanleiding van de uniformering met de andere in procedure zijnde bestemmingsplannen, beoordeling van het voorontwerpbestemmingsplan door de ambtelijke dienst van de gemeente, alsook de overige instanties. Het gaat om de volgende aanpassingen:

  • 1. Voor De Oesterij is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' opgenomen waarbij is geregeld dat de maximale oppervlakte van ontvangst- en educatieruimten ten behoeve van de bestemming, niet zijnde horeca, ten hoogste 245 m² bedraagt.
  • 2. In lid 6.4.1 onder d is de maximale oppervlakte van ontvangst- en educatieruimten ten behoeve van de bestemming, niet zijnde horeca, gewijzigd in 50 m².
  • 3. Het peil voor gebouwen die niet grenzen aan de weg c.q. de betonrand, is gewijzigd van NAP naar het afgewerkte maaiveld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen die op het niveau van de Oesterputten gebouwd zijn en gebouwen die op de dijk zijn gebouwd. De regeling is hierop aangepast.
  • 4. De regeling van de maatvoering damwand Havendijk is tekstueel aangevuld met het woord dichtstbijzijnde, omdat er op bepaalde plaatsen geen doorgetrokken lijn op de verbeelding zichtbaar is.
  • 5. De aanduiding 'Beeldkwaliteit - Yerseke West' is aangepast.
  • 6. Voor de woningen aan de Hogeweg grenzend aan het zorgcomplex is door het opnemen van de aanduidingen 'wonen' en 'maatschappelijk' binnen de bestemming Maatschappelijk geregeld dat wonen is toegestaan en dat op de begane grond alleen maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.
  • 7. 5.4.1 onder e is verwijderd.
  • 8. Daar waar in de regels sprake is van een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Wonen is het volgende aan de voorwaarden toegevoegd: 'in de toelichting van het wijzigingsplan wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.
  • 9. De aanduiding van de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in lid 14.6 is aangepast in 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3'.

Van ontwerp naar vastgesteld bestemmingsplan

  • De functieaanduiding 'museum' van het perceel Kerkplein 1 en 1A in Yerseke wordt verwijderd van de verbeelding conform het vigerende bestemmingsplan. In artikel 6 van de regels is de aanduiding ' museum'  hiermee komen te vervallen.
  • Het bouwvlak aan de Hartoogstraat 5 in Yerseke wordt conform het vigerende bestemmingsplan opgenomen.
  • De verbeelding ter plaatse van Kerkplein 5 in Yerseke voor de uitbreiding van het kerkgebouw met een sanitaire voorziening wordt aangepast.
  • Naar aanleiding van het vervallen van de regeling in artikel 6.3 is de bijlage van het beeldkwaliteitsplan in de regels komen te vervallen en opgenomen in de bijlagen van de toelichting.
  • Er zijn enkele ondergeschikte redactionele aanpassingen doorgevoerd.