direct naar inhoud van Regels
Plan: Yerseke
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.07YeBPKom-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Yerseke met identificatienummer NL.IMRO.0703.07YeBPKom-va01 van de gemeente Reimerswaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt en/of het houden of fokken van vee (exclusief paarden), pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 m, nader te onderscheiden in:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
    • 2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    • 3. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    • 4. bollenteelt: de teelt van bloembollen, veelal in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    • 5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
    • 6. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
    • 7. grondgebonden veehouderij: het houden van melkvee en/of ander vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;
    • 8. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij; het africhten van en de handel in paarden vindt in ondergeschikte mate plaats;
  • b. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • c. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, nader te onderscheiden in:
    • 1. intensieve veehouderij: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en/of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang;
    • 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
    • 3. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologisch vooronderzoek

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend.

1.14 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.18 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor een huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.19 bedrijfsvloeroppervlak

de oppervlakte op vloerniveau van een kantoor, winkel of bedrijf volgens NEN 2580, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.21 bestaande bebouwing

bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 betonnen afdekrand van de Havendijk

betonnen afdekrand van de waterkerende damwand langs de Havendijk.

1.25 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.26 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 bewoonbaar vloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.28 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.29 bijzondere woonvormen

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.

1.30 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.33 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.38 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.39 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok kan uitkomen en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.41 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.42 erkende partij

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.43 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.46 hobbymatig houden van dieren

het op kleine schaal houden van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee.

1.47 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.48 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  • a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  • c. het verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde logies voor arbeidsmigranten.
1.49 huisdierenverblijf

een bijgebouw bedoeld voor het niet beroeps- of bedrijfsmatig huisvesten van door de mens ter wille van nut en gezelligheid gehouden tamme dieren, niet zijnde paarden, pony's, en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen ander vee.

1.50 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daaraan vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.52 logies

het (bedrijfsmatig)(nacht) verblijf aanbieden, waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.

1.53 logies voor arbeidsmigranten

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.54 logies met ontbijt

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de (woon)bestemming.

1.55 logies seizoenarbeiders

het bedrijfsmatig verblijf en / of nacht verblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of seizoensarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.56 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.57 milieudeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.58 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.59 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.60 opslag en distributie voor internet verkoop

detailhandel via internet en andere media, waar een elektronische transactie tot stand komt, al dan niet met:

  • a. opslag- en verzendfunctie;
  • b. beperkte mogelijkheid tot afhalen en afrekenen;
  • c. beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken.
1.61 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.62 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.
1.63 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.64 Staat van Activiteiten

de Staat van Activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.65 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.

1.66 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.

1.67 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.68 tijdelijke woongelegenheid

een tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een huishouden.

1.69 tweede woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat bedoeld is om

uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, te gebruiken.

1.70 uitwendig karakter van een gebouw in bestaande toestand

de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande totaliteit van:

  • a. bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
  • b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
  • c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
  • d. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
  • e. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten;
  • f. materiaalgebruik.
1.71 verkoopvloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.72 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.73 voorgevelrooilijn

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.74 vuurwerk

voorwerpen gevuld met ontplofbare of brandbare lichtgevende mengsels.

1.75 weidegang

nagenoeg dagelijks en gedurende een groot gedeelte van het jaar buiten laten lopen van het vee, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten wordt verzameld en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.

1.76 wellness

het bedrijfsmatig exploiteren van gebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om zowel actief als passief te werken aan de gezondheid en het welzijn van de mens. Onder bijbehorende voorzieningen wordt in ieder geval begrepen de ondergeschikte detailhandel in wellness-gerelateerde producten;

1.77 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.78 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.79 zorgafhankelijk wonen

woning voor mensen die 24 uur per dag van zorg afhankelijk zijn of zorg op afroep nodig hebben.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakkapellen

indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.

2.10 oppervlakte overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. grondgebonden agrarisch gebruik;
  • c. grondgebonden agrarische bedrijven en glastuinbouw als nevenactiviteit;
  • d. de verkoop van streek- of bedrijfseigen producten als nevenactiviteit, tot een verkoop vloeroppervlak van maximaal 200 m² binnen het bouwvlak;
  • e. een minicamping met ten hoogste 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  • f. bestaande intensieve veehouderij activiteiten als ondergeschikte activiteit;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kas': tevens voor glastuinbouw;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur': tevens veldschuren;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaande paardenbak': tevens een bestaande paardenbak;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaande paardenbak met lichtmasten': tevens een bestaande paardenbak met een maximum aantal lichtmasten zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', tevens een waterbergingsbassin;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten': is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • m. extensief recreatief medegebruik;
  • n. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. groen;
    • 2. laad- en losvoorzieningen;
    • 3. natuurvriendelijke oevers, nutsvoorzieningen;
    • 4. ontsluitingswegen;
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. sloten en watergangen;
    • 7. water en waterberging;
    • 8. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat kassen uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit en ter plaatse van de aanduiding 'kas';
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. bedrijfswoningen: 6 m;
    • 3. mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden: 4 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'kas': 10 m;
    • 3. bedrijfswoningen: 10 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden: 6 m;
    • 3. silo's, anders dan voor mestopslag: 10 m;
    • 4. overkappingen: 6 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van kassen voor glastuinbouw als nevenactiviteit bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 2.000 m²;
  • f. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van gebouwen bedraagt ten minste 1 m;
  • g. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • h. gebouwen mogen niet worden opgericht voor de voorgevelrooilijn;
  • i. per bouwvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • j. de inhoud van mestopslagruimten, niet voor handelsdoeleinden, bedraagt niet meer dan 250 m³;
  • k. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage of maximum bebouwd oppervlak van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage of maximum bebouwd oppervlak is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

3.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur';
  • b. toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. het aanbrengen van doek ten behoeve van containervelden, tot maximaal 2 hectare, zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak;
    • 2. tijdelijke afdekfolies, anders dan voor containervelden zijn toegestaan;
    • 3. boog- en tunnelkassen zijn toegestaan;
    • 4. sleufsilo's en permanente mestopslagvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. sleufsilo's: 4 m;
    • 4. (voorzieningen voor) hagelschermen en vogelnetten: 5 m;
    • 5. boog- en tunnelkassen: 1,5 m;
    • 6. anti-hagelkanonnen: 8 m
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de goothoogte en / of boeibordhoogte van veldschuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' niet meer dan 3 m en bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 6 m.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Beperkte overschrijding

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 voor beperkte overschrijdingen van de bouwregels, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afwijking kan worden verleend voor overschrijding van de maximaal toelaatbare goot- en/of boeibordhoogte met ten hoogste 20%.

3.4.2 Hogere hoogte boog- en tunnelkassen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor overschrijding van de maximale toelaatbare goot- en bouwhoogte voor boog- en/of tunnelkassen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van tunnelkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 2 ha;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van boogkassen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 1 ha;
  • d. de boog- en/of tunnelkassen worden binnen en/of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
  • e. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • f. de boog- en tunnelkassen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan een agrarisch grondgebonden bedrijf;
  • g. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.4.3 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen, anders dan boog- of tunnelkassen, anti-hagelkanonnen, hagelschermen of vogelnetten, buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt per agrarisch bedrijf niet meer dan 3 ha;
  • c. de teeltondersteunende voorzieningen worden aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
  • d. de verhoging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf; afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de teeltondersteunende voorzieningen in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.4.4 Bassins voor aquacultuur aansluitend aan het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van bassins voor aquacultuur aansluitend aan een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bassins worden aansluitend aan het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf met een bebouwingspercentage van 70 gerealiseerd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bassins mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 3 ha;
  • c. toegestaan zijn vlakke netten, tot een hoogte van maximaal 1 m boven het maaiveld;
  • d. de omvang van installaties en gebouwen bedraagt maximaal 50 m², met een goothoogte van maximaal 3 m en een nokhoogte van maximaal 6 m;
  • e. de afstand tot bouwvlakken van derden en de afstand tot de bestemming Natuur bedraagt minimaal 50 m;
  • f. de afstand tussen onderlinge bassins bedraagt minimaal 100 m;
  • g. de afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • h. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
  • i. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing, waarvoor in ieder geval geldt dat de bassins in de winterperiode aan het zicht worden onttrokken en in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
  • j. aquacultuur is niet toegestaan in zoetwatergebieden.

3.4.5 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.6.2 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4.6 Tijdelijke woongelegenheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Algemeen
  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en/of werknemers en de direct daarmee in verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan;
  • b. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

3.5.2 Agrarische gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen, is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken van mestopslagruimten voor handelsdoeleinden en anders te gebruiken dan voor het eigen agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor een minicamping is niet toegestaan indien de gronden grenzen aan een Afwegingszone natuurgebied en/of Agrarisch gebied met ecologische betekenis en/of Natuurontwikkelingsgebied;
  • d. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
  • e. het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 m tot gronden met de functie Wonen, Recreatie - Verblijfsrecreatie en Recreatie - Dagrecreatie is niet toegestaan;
  • f. permanente containervelden zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  • g. gebruik van hobbymatige paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de buiten de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 m bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 m bedraagt;
    • 7. geen lichtmasten aanwezig zijn ten behoeve van de paardenbak.

3.5.3 Opslag
  • a. het gebruiken van mestopslagruimten voor handelsdoeleinden en anders te gebruiken dan voor het eigen agrarisch bedrijf is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden binnen en direct grenzend aan het bouwvlak als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering zoals mestopslag tot maximaal 1.500 m³, is niet toegestaan;
  • c. buitenopslag is buiten het bouwvlak niet toegestaan, uitgezonderd tijdelijke mestopslag;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten na beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering is niet toegestaan.

 

3.5.4 Aan-huis-gebonden beroepen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan in de bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.

3.5.5 Detailhandel
  • a. detailhandel, anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 3.1 is niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Kleinschalige detailhandel en of dienstverlening

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid  3.5.5 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de (bedrijfs)woning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.6.2 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.1 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

3.6.3 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 ten behoeve van het ontplooien van nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het bestaand agrarisch gebruik van het perceel;
  • b. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen bij de specifieke kwaliteit en schaal van de omgeving;
  • c. de omvang van de nevenactiviteiten past bij de functie van de nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    • 1. inpandige opslag van statische goederen is toegestaan tot 500 m²;
    • 2. agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven zijn toegestaan tot een oppervlakte van 1.500 m²;
    • 3. recreatieve doeleinden zijn toegestaan tot een vloeroppervlakte van 250 m²;
    • 4. niet-agrarische bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 250 m²;
    • 5. zorglandbouw is toegestaan tot 500 m²;
    • 6. de nevenactiviteiten dienen binnen het bouwvlak plaats te vinden, met dien verstande dat uitbreiding van bestaande bebouwing tot 20% is toegestaan met een maximale vloeroppervlakte van 250 m²;
  • d. de oppervlakte aan nevenactiviteiten in totaal niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
  • e. kleinschalige ondergeschikte horeca is toegestaan tot een oppervlakte van 35 m²;
  • f. buitenopslag en opslag van niet-statische goederen zijn niet toegestaan;
  • g. de nevenactiviteit geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen mag veroorzaken voor omliggende (agrarische) bedrijven of woningen;
  • h. de nevenactiviteiten qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • i. de nevenactiviteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • j. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • k. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd.

3.6.4 Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5.1 voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten, onder de voorwaarden dat:

  • a. de tijdelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • d. de huisvesting is toegestaan gedurende een periode tussen 15 maart en 31 oktober en/of van maximaal zes weken buiten die periode per jaar;
  • e. de huisvesting plaatsvindt in binnen het bouwvlak, in kampeermiddelen en/of units;
  • f. maximaal 10 kampeermiddelen of units zijn toegestaan vanaf 15 maart tot en met 31 oktober. Gedurende zes weken per jaar zijn 5 extra kampeermiddelen of units toegestaan;
  • g. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • h. de oppervlakte van de kampeermiddelen en units tezamen bedraagt maximaal 300 m²;
  • i. de kampeermiddelen en units dienen buiten de onder f genoemde periode verwijderd te worden;
  • j. de huisvesting dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 12 m²;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. keukenvoorzieningen;
  • k. de afstand tussen kampeermiddelen of units en bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 5 m;
  • l. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • m. de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

3.6.5 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5.1 ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten in de vorm van logies, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte op het desbetreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken;
  • b. het desbetreffende bedrijf heeft een volwaardig agrarische hoofdactiviteit;
  • c. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op personen die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • d. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • e. de huisvesting vindt plaats in bestaande gebouwen;
  • f. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • g. de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • i. de gebouwde voorziening voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbare ruimte per persoon van ten minste 12 m²;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. toereikende keukenvoorzieningen;
  • j. de bewoonbare oppervlakte – inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten – voor huisvesting van arbeidsmigranten mag niet meer dan 300 m² bedragen;

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

3.6.6 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Hiervoor is een medische indicatie benodigd, afgegeven door een van gemeentewege erkende instelling;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan natuur- en milieuwetregelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte heeft een maximale gebruiksoppervlakte van 60 m²;
  • e. de omgevingsvergunning bevat de naam van de zorgbehoevende(n), de naam van de zorgverlener(s) en de aanwijzing van het bijbehorend bouwwerk dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt.

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Het woongedeelte dient daarbij weer onderdeel uit te gaan maken van de bestaande woning.

3.6.7 Minicamping

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2 of ten behoeve van een grotere minicamping, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. afgeweken kan worden voor ten hoogste 25 standplaatsen;
  • b. de standplaatsen zijn op of binnen een afstand van 50 m tot het agrarisch bouwvlak;
  • c. het permanent plaatsen van kampeermiddelen is niet toegestaan; permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van sanitairgebouwen en / of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • e. de totale oppervlakte van sanitairgebouwen en / of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • f. sanitairgebouwen en / of recreatieruimten zijn uitsluitend binnen of direct grenzend aan het bouwvlak toegestaan;
  • g. buiten het bouwvlak bedraagt de oppervlakte van sanitairgebouwen en / of recreatie-ruimten maximaal 50 m²;
  • h. er kan niet worden afgeweken op gronden binnen een afstand van 50 m van de plangrens rond de kernen en de functie recreatie;
  • i. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies van een landschapsdeskundige;
  • j. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien in een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken omtrent de voorwaarden en specificaties voor realisering van de landschappelijke inpassing zijn vastgelegd;
  • k. er dient tevens een investering plaats te vinden in ruimtelijke kwaliteitswinst, alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt ook hiervoor een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten;
  • l. er vindt geen onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies plaats.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • b. wijziging dient noodzakelijk te zijn voor:
    • 1. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen;
    • 3. continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • c. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden.

3.7.2 Veldschuren

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen ten behoeve van het oprichten van een veldschuur voor fruitteeltbedrijven of andere agrarische bedrijven, op de gronden waarvoor nog geen bouwvlak op de verbeelding is opgenomen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er wordt een bouwvlak op de verbeelding opgenomen met een omvang van maximaal 100 m² voor een fruitteeltbedrijf, en maximaal 50 m² voor een ander agrarisch bedrijf;
  • b. per bedrijf is maximaal 1 veldschuur toegestaan;
  • c. de afstand van een bouwvlak tot de openbare weg mag ten hoogste 200 m bedragen;
  • d. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • e. wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. het bevoegd gezag wint vooraf advies in bij een agrarisch deskundige omtrent de onder f opgenomen voorwaarde;
  • g. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – veldschuur' op de verbeelding wordt opgenomen.

3.7.3 Huisvesten van paarden, pony's en ander naar aard en omvang gelijk te stellen dieren

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen ten behoeve van het oprichten van een gebouw voor het houden van en / of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen dieren worden buiten het bouwvlak gehouden en gehuisvest;
  • b. er wordt een bestemmingsvlak opgenomen;
  • c. de oppervlakte van het perceel bedraagt ten minste 5.000 m²;
  • d. de afstand van het gebouw tot een ander bouwvlak bedraagt ten minste 60 m;
  • e. de maximum oppervlakte van het gebouw (inclusief overkappingen) bedraagt niet meer dan 30 m²;
  • f. de afstand van het gebouw (inclusief overkappingen) tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 8 m;
  • g. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen;
  • i. per perceel mag ten hoogste éénmaal worden afgeweken van de gebruiksregels;
  • j. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.7.4 Bestemmingen Agrarisch met waarden - Beschermde dijken, Verkeer en / of Waterkering

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemmingen Agrarisch met waarden - Beschermde dijk, Verkeer en / of Waterstaat - Waterkering met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, dijken en / of waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

3.7.5 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemmingen Tuin en Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de agrarische bedrijfsvoering is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de toegestane inhoud van de bestaande bedrijfswoning;
  • d. bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m² als bijgebouw per woning is toegestaan;
  • e. het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • g. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. vóóraf wordt inzicht gegeven in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. externe veiligheid;
    • 3. wegverkeerslawaai;
    • 4. spoorweglawaai;
    • 5. de luchtkwaliteit;
    • 6. ecologische waarden.

3.7.6 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • e. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

3.7.7 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Beschermde dijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Beschermde dijk aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud en/ of herstel van de daaraan eigen landschappelijke, natuur en / of cultuurhistorische waarden, alsmede voor:

  • a. grondgebonden agrarisch medegebruik;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bestaande wegen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte bedraagt:
    • 1. voor erf- en terreinafscheidingen: niet meer dan 2 m;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: niet meer dan 3 m
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op de in lid 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • d. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • e. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • f. het vellen of rooien van struiken of bomen.

4.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

4.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in lid 4.1 genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:

  • a. niet worden aangetast;
  • b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen verkleind en indien mitigerende en zodanig compenserende maatregelen worden getroffen.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Beschermde dijk wijzigen in de bestemmingen Verkeer en / of Waterstaat - Waterkering, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, waterkeringen en / of andere waterstaatkundige voorzieningen;
  • b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. wijziging mag niet leiden tot aantasting van de waterstaatkundige functie.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 t/m 4': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de :

aanduiding
 
SBI-code   uit ten hoogste
milieucategorie  
1. specifieke vorm van bedrijf - 1   102.4   4.2  
2. specifieke vorm van bedrijf - 2   162.0   3.2  
3. specifieke vorm van bedrijf - 3   01.12   2  
4. specifieke vorm van bedrijf - 4   41, 42, 43   2  

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten': is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag van pallets;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten': is de opslag van pallets niet toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 2': zijn de gronden tevens bestemd voor logies ten behoeve van seizoensarbeiders;
  • l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. keerwanden;
    • 3. laad- en losvoorzieningen;
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. toegangs- en achterpaden;
    • 7. water;
    • 8. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 4 m;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 7 m;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van hoofdgebouwen bedraagt achter de voorgevellijn ten minste 1 m;
  • e. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • f. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 5 m; 
  • g. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 75% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

5.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde: 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.3.2 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.5.3 onder b en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.3.3 Tijdelijke woongelegenheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen
  • a. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt ten hoogste één bedrijfswoning gebouwd;
  • d. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • e. het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en het direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.

5.4.2 Kantoren

Met betrekking tot kantoren gelden de volgende regels:

  • a. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • b. kantoorvloeroppervlakte van niet-zelfstandige kantoren die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum oppervlakte van 200 m² per bedrijf, is niet toegestaan.

5.4.3 Opslag van goederen

Met betrekking tot opslag van goederen gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. opslag van goederen buiten gebouwen is toegestaan tot een stapelhoogte van 6 m.

5.4.4 Opslag en distributie voor internetverkoop

Met betrekking tot opslag en distributie voor internetverkoop gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel vindt in hoofdzaak via internet plaats;
  • b. ter plaatse van opslag en distributie voor internetverkoop vindt in overwegende mate opslag en distributie van goederen plaats;
  • c. de vloeroppervlakte voor het afhalen, afrekenen en uitstallen van producten bedraagt niet meer dan 15% van de vloeroppervlakte van het gebouw, met een maximum van 50 m²;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.

 

5.4.5 Aan-huis-gebonden beroepen

Aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan in de bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • f. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.

5.4.6 Logies seizoensarbeiders

Met betrekking tot het gebruik gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 2' de volgende regels:

  • a. het aantal seizoensarbeiders bedraagt maximaal 30;
  • b. logies is alleen toegestaan op de tweede bouwlaag van een gebouw waarvan de oppervlakte ten hoogste 777 m² bedraagt;
  • c. het bewoonbaar vloeroppervlak van het gebouw (inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten) ten hoogste 650 m² bedraagt.

5.4.7 Specifieke vorm van bedrijf - 1

Met betrekking tot het gebruik gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' is alleen het volgende gebruik is toegestaan:

  • a. het bewaren, verzendklaar maken en het vervoer van oester, - mosselen en andere schelpdieren;
  • b. het koken, inleggen, verduurzamen, verzendklaar maken en het vervoer van oester, - mosselen en andere schelpdieren;
  • c. het invriezen en bewaren van kokkels.

5.4.8 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' geldt:

  • a. dat de gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 genoemde bestemming worden gebruikt onder de voorwaarden dat de groenzone aan de oostzijde van het perceel met de bestemming Groen en de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' in stand wordt gehouden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 5.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd.

5.5.2 Kleinschalige detailhandel en dienstverlening

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de woning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.5.3 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4.1 onder g voor het gebruik van een aan- of uitbouw of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijk woonruimte binnen wordt de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 m;
  • d. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • e. vóóraf wordt inzicht gegeven in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. externe veiligheid;
    • 3. wegverkeerslawaai;
    • 4. spoorweglawaai;
    • 5. de luchtkwaliteit;
    • 6. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 7. ecologische waarden.
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.

5.6.2 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • e. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

5.6.3 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Artikel 6 Bedrijf - Oesterputten

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Oesterputten aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. visserij- en visteeltbedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1b': horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': tevens een aanlegsteiger;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': tevens een radar;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een loopbrug;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. keerwanden;
    • 3. laad- en losvoorzieningen;
    • 4. nutsvoorzieningen;
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. toegangs- en achterpaden;
    • 7. water;
    • 8. waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en antennes deze zijn niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peil 1' geldt: in afwijking van het bepaalde in lid 1.62 de bovenkant van de dichtstbijzijnde gelegen betonnen afdekrand van de Havendijk, welke is aangegeven met de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - damwand', als peil;
    • 1. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
      • gebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
      • gebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
      • kranen en overige installaties ten dienste van de visserij: 20 m, vanaf het aangrenzende maaiveld;
      • bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m, vanaf het aangrenzende maaiveld;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peil 2' geldt: in afwijking van het bepaalde in lid 1.62 het gemiddelde aangrenzende maaiveld als peil:
    • 1. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
      • gebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
      • gebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
      • kranen en overige installaties ten dienste van de visserij: 20 m, vanaf het aangrenzende maaiveld;
      • een radar ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': 15 m, vanaf het aangrenzende maaiveld;
      • bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m, vanaf het aangrenzende maaiveld;
  • d. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m; 
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

6.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. kranen en overige installaties ten dienste van de visserij: 20 m, vanaf het aangrenzende maaiveld;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde: 3 m, vanaf het aangrenzende maaiveld.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Algemeen
  • a. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • c. het gebruik van gebouwen voor bewoning is niet toegestaan;
  • d. ontvangst- en educatieruimten ten behoeve van de bestemming, niet zijnde horeca, zijn toegestaan:
    • 1. het vloeroppervlak bedraagt ten hoogste 50 m² per bedrijf;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 6': geldt dat de maximale oppervlakte ontvangst- en educatieruimten ten behoeve van de bestemming ten hoogste 245 m² bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': een aanlegsteiger ten behoeve van ontvangst van bezoekers van bedrijven;
  • g. logies met ontbijt is niet toegestaan;
  • h. het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken :
    • 1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
    • 2. als opslagplaats voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen.

6.3.2 Detailhandel

Met betrekking tot detailhandel gelden de volgende regels:

  • a. ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • b. detailhandel dient gerelateerd te zijn aan de schelpdiersector.
  • c. het bruto vloeroppervlakte bedraag niet meer dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum oppervlakte van 50 m² per bedrijf.

6.3.3 Kantoren

Met betrekking tot kantoren gelden de volgende regels:

  • a. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • b. kantoorvloeroppervlakte van niet-zelfstandige kantoren bedraagt maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte. 

6.3.4 Opslag van goederen

Met betrekking tot opslag van goederen gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen buiten gebouwen is toegestaan tot een stapelhoogte van 3 m.

6.3.5 Horeca

Met betrekking tot horeca gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is ondergeschikte horeca toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het gaat uitsluitend om eigen aan de schelpdiersector verbonden producten ter plaatse te laten proeven onder het genot van een hapje en een drankje:
    • 2. het vloeroppervlak bedraagt ten hoogste 50 m² per bedrijf.
    • 3. de ondergeschikte horeca-activiteit dient door het bedrijf zelf uitgeoefend te worden.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • c. dienstverlening;
  • d. horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. kantoren;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. praktijkruimten;
  • h. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden; 
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool': tevens een sportschool; 
  • l. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. toegangs- en achterpaden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': mag gestapeld worden gebouwd;
  • e. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van hoofdgebouwen bedraagt achter de voorgevellijn ten minste 1 m;
  • f. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • g. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • h. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

7.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • e. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • f. gronden buiten het bouwvlak worden niet meer dan 50% bebouwd met aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten: zijn aan- en of uitbouwen en/of bijgebouwen niet toegestaan.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Overschrijding bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor overschrijden van het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

  • a. overschrijding van het bouwvlak geldt uitsluitend per bouwperceel;
  • b. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden overschreden;
  • c. de overschrijding bedraagt per bouwperceel niet meer dan 20% van het bouwvlak;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.3.2 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.3.3 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.5.1 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.3.4 Tijdelijke woongelegenheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte;
  • b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • d. verkoopvloeroppervlakte is alleen toegestaan op de begane grond;
  • e. een supermarkt is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • f. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • g. het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan;
  • h. het maximaal toelaatbare bruto kantoorvloeroppervlak mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  • i. het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • j. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee in verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 onder h voor het gebruik van een aan- of uitbouw of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

7.5.2 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4 onder i ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten in de vorm van logies, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand gebouw;
  • b. het karakter van het gebouw mag niet veranderen;
  • c. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • d. afwijken is niet mogelijk binnen een afstand van 250 m van een gebouw in gebruik en/of bestemd voor logies voor arbeidsmigranten;
  • e. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • f. de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • h. de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving alsmede aan het SKIA-keurmerk en/of aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in het Bouwbesluit;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. keukenvoorzieningen;
    • 6. toereikende brandveiligheidssituatie;
  • i. ongeacht het vorenstaande mogen in geen geval meer dan 10 personen worden gehuisvest;

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Centrum wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

7.6.2 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening;
  • b. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. toegangs- en achterpaden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van hoofdgebouwen bedraagt achter de voorgevellijn ten minste 1 m;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • f. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

8.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • f. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • g. gronden buiten het bouwvlak worden ten hoogste 50% bebouwd met aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten': zijn aan- en of uitbouwen en/of bijgebouwen niet toegestaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Overschrijding bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor overschrijden van het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

  • a. overschrijding van het bouwvlak geldt uitsluitend per bouwperceel;
  • b. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden overschreden;
  • c. de overschrijding bedraagt per bouwperceel niet meer dan 20% van het bouwvlak;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.3.2 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.3.3 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.5.1 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.3.4 Tijdelijke woongelegenheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte;
  • b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • d. verkoopvloeroppervlakte is alleen toegestaan op de begane grond;
  • e. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • f. het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee in verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 onder f voor het gebruik van een aan- of uitbouw of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
8.6 Wijzigingsbevoegdheden
8.6.1 Bestemming Kantoor

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Detailhandel, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Kantoor, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. het maximaal toelaatbare bruto kantoorvloeroppervlak wordt bepaald op niet meer dan 200 m²;
  • e. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 m;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • g. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. externe veiligheid;
    • 3. de luchtkwaliteit;
    • 4. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 5. ecologische waarden.

8.6.2 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Detailhandel, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 m;
  • d. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • e. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. externe veiligheid;
    • 3. wegverkeerslawaai;
    • 4. de luchtkwaliteit;
    • 5. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 6. ecologische waarden;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.

8.6.3 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Detailhandel wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • e. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

8.6.4 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Artikel 9 Gemengd - 6

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 6 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1c van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’: tevens voor wonen;
  • c. maatschappelijk: zorgafhankelijk wonen en/of verblijven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘wellness’: tevens wellness;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’: mede een halfverdiepte parkeergarage;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. toegangs- en achterpaden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. ter plaatse van het bouwvlak mogen hoofdgebouwen uitsluitend in gestapeld vorm worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ bedraagt het aantal woningen maximaal 12;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan in onderstaande tabel aangegeven maat:

  maximum percentage van de oppervlakte van het gebouw   maximum goothoogte   maximum bouwhoogte  
hoofdgebouw   60%   16 m   20,5 m  
  60%   22 m   27 m  
aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen     4 m   7 m  

  • e. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
  • f. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Algemeen
  • a. zorgafhankelijk wonen en/of verblijven is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ en bij horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1c van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee in verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.

9.4.2 Aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.

9.4.3 Tweede woning
  • a. Het gebruik van woningen als tweede woning is toegestaan.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Gemengd-6’ wijzigen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de regels ten aanzien van de bestemming ‘Gemengd-6’ worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • b. in de bestemming ‘Gemengd-6’ zijn totaal maximaal 24 woningen zijn toegestaan.

Artikel 10 Gemengd - 7

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 7 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning-museum: een museum met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. bedrijven: onderzoeksbureaus/onderzoeksinstituten;
  • c. maatschappelijk;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘wellness’: tevens wellness;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’: mede een halfverdiepte parkeergarage;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals: verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. ter plaatse van het bouwvlak mogen hoofdgebouwen uitsluitend in gestapeld vorm worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan in onderstaande tabel aangegeven maat:

  maximum percentage van de oppervlakte van het gebouw   maximum goothoogte   maximum bouwhoogte  
hoofdgebouw   60%   14 m   19 m  
  60%   5 m   7,5 m  
aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen     4 m   7 m  

  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30°;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

10.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Algemeen
  • a. Het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee in verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'brug': uitsluitend een brug voor langzaamverkeer; 
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1': opgaande beplantingen ten behoeve van een adequate groene omzoming;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. bermen;
    • 2. bermsloten;
    • 3. voet-, toegangs- en fietspaden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bruggen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan:
    • 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. lichtmasten en overige masten: 10 m;
    • 4. speelvoorzieningen: 3 m;
    • 5. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'brug': ter plaatse van de aanduiding 'brug geldt in afwijking van het bepaalde in lid 1.62 de kruin van de Havendijk als peil.
11.3 Wijzigingsbevoegdheid
11.3.1 Verkeer of Water

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Groen wijzigen in de bestemming Verkeer of Water, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

11.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod uit lid 11.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, mits in
  • c. overeenstemming met het voorgaande bestemmingsplan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

11.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de groene omzoming niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. horecabedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horecabedrijven tot en met horecacategorie 2': horecabedrijven tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horecabedrijven tot en met horecacategorie 3': horecabedrijven tot ten hoogste categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - visserijproducten en schaal- en schelpdieren': tevens bedrijven voor zover deze voorkomen binnen de bedrijfsgroep met SBI-code 05 in de categorieën 1 t / m 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. toegangs- en achterpaden.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van hoofdgebouwen bedraagt achter de voorgevellijn ten minste 1 m;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • f. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

12.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • f. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • g. gronden buiten het bouwvlak worden ten hoogste 50% bebouwd met aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten': zijn aan- en of uitbouwen en/of bijgebouwen niet toegestaan.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Overschrijding bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor overschrijden van het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

  • a. overschrijding van het bouwvlak geldt uitsluitend per bouwperceel;
  • b. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden overschreden;
  • c. de overschrijding bedraagt per bouwperceel niet meer dan 20% van het bouwvlak;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.3.2 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.3.3 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.5.2 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.3.4 Tijdelijke woongelegenheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte;
  • b. verkoopvloeroppervlakte is alleen toegestaan op de begane grond;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • d. het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee in verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten': is het gebruik van gebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Kleinschalige detailhandel en dienstverlening

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de woning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • d. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • e. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • f. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.5.2 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4 onder f voor het gebruik van een aan- of uitbouw of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

12.5.3 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.4 onder e ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten in de vorm van logies, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand gebouw;
  • b. het karakter van het gebouw mag niet veranderen;
  • c. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • d. afwijken is niet mogelijk binnen een afstand van 250 m van een gebouw in gebruik en/of bestemd voor logies voor arbeidsmigranten;
  • e. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • f. de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • h. de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving alsmede aan het SKIA-keurmerk en/of aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in het Bouwbesluit;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. keukenvoorzieningen;
    • 6. toereikende brandveiligheidssituatie;
  • i. ongeacht het vorenstaande mogen in geen geval meer dan 10 personen worden gehuisvest;

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

12.6 Wijzigingsbevoegdheden
12.6.1 Bestemming Detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Horeca, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Detailhandel, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en / of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 meter;
  • e. verkoopvloeroppervlakte wordt alleen gerealiseerd op de begane grond;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • g. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. externe veiligheid;
    • 3. de luchtkwaliteit;
    • 4. ecologische waarden.

12.6.2 Bestemming Kantoor

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Horeca, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Kantoor, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. het maximaal toelaatbare bruto kantoorvloeroppervlak wordt bepaald op niet meer dan 200 m²;
  • e. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 m;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • g. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. externe veiligheid;
    • 3. de luchtkwaliteit;
    • 4. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 5. ecologische waarden.

12.6.3 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Horeca, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 m;
  • d. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • e. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. externe veiligheid;
    • 3. wegverkeerslawaai;
    • 4. de luchtkwaliteit;
    • 5. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 6. ecologische waarden;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.

12.6.4 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Detailhandel wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • e. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

12.6.5 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor;
  • b. wonen in een woning al dan niet aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. toegangs- en achterpaden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van hoofdgebouwen bedraagt achter de voorgevellijn ten minste 1 m;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • f. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

13.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • f. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • g. gronden buiten het bouwvlak worden ten hoogste 50% bebouwd met aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Overschrijding bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor overschrijden van het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

  • a. overschrijding van het bouwvlak geldt uitsluitend per bouwperceel;
  • b. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden overschreden;
  • c. de overschrijding bedraagt per bouwperceel niet meer dan 20% van het bouwvlak;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

13.3.2 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

13.3.3 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.5.2 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

13.3.4 Tijdelijke woongelegenheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. een omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan in de bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • c. het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee in verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Kleinschalige detailhandel en dienstverlening

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.1 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de woning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

13.5.2 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 onder c voor het gebruik van een aan- of uitbouw of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
13.6.1 Bestemming Detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Kantoor, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Detailhandel, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 m;
  • e. verkoopvloeroppervlakte wordt alleen gerealiseerd op de begane grond;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • g. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. de externe veiligheid;
    • 3. de luchtkwaliteit;
    • 4. de ecologische waarden.

13.6.2 Bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Kantoor, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 m;
  • d. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • e. vooraf wordt inzicht verkregen in de bodemhygiëne;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.

13.6.3 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Kantoor wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

13.6.4 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bejaardenzorg met bijbehorende bewoning;
  • b. culturele voorzieningen;
  • c. dienstverlening van overheidswege;
  • d. godsdienstuitoefening;
  • e. onderwijs;
  • f. sociale voorzieningen;
  • g. volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen instellingen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': uitsluitend een brandweerkazerne met SBI-code 8425;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden; 
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': een zendmast;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling': tevens een zorginstelling;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen;
  • m. uitoefening van het openbaar bestuur;
  • n. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. nutsvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water;
    • 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage of maximum bebouwd oppervlak van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage of maximum bebouwd oppervlak is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

14.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, met uitzondering van overdekte fietsenstallingen;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. overdekte fietsenstallingen: 2 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 4. een zendmast ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': 18 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde: 3 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Overschrijding bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor overschrijden van het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

  • a. overschrijding van het bouwvlak geldt uitsluitend per bouwperceel;
  • b. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden overschreden;
  • c. de overschrijding bedraagt per bouwperceel niet meer dan 20% van het bouwvlak;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.3.2 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee in verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk':
    • 1. zijn op de begane grond alleen sociale voorzieningen en voorzieningen voor de volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen toegestaan;
    • 2. zijn wonen en/of bejaardenzorg op de begane grond niet toegestaan.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 14.4 onder a ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten in de vorm van logies, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand gebouw;
  • b. het karakter van het gebouw mag niet veranderen;
  • c. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • d. afwijken is niet mogelijk binnen een afstand van 250 m van een gebouw in gebruik en/of bestemd voor logies voor arbeidsmigranten;
  • e. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • f. de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • h. de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving alsmede aan het SKIA-keurmerk en/of aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in het Bouwbesluit;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. keukenvoorzieningen;
    • 6. toereikende brandveiligheidssituatie;
  • i. ongeacht het vorenstaande mogen in geen geval meer dan 10 personen worden gehuisvest.

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid
14.6.1 Bestemming Detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Maatschappelijk, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Detailhandel, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 m;
  • e. verkoopvloeroppervlakte wordt alleen gerealiseerd op de begane grond;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • g. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. de externe veiligheid;
    • 3. de luchtkwaliteit;
    • 4. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 5. de ecologische waarden.

14.6.2 Bestemming Kantoor

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Maatschappelijk, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, voorzien van de aanduiding 'kantoor', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte wordt bepaald op niet meer dan 6 m;
  • e. het maximaal toelaatbare bruto kantoorvloeroppervlak wordt bepaald op niet meer dan 200 m²;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • g. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. de externe veiligheid;
    • 3. de luchtkwaliteit;
    • 4. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 5. de ecologische waarden;
  • h. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'kantoor' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn gronden tevens bestemd voor kantoor en het wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten een bijzondere woonvorm' opgenomen.

14.6.3 Bestemming Wonen, Groen en/of Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Maatschappelijk, ongeacht of deze bestemming is voorzien van een aanduiding, wijzigen in de bestemming Wonen en/of Groen en/of Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging leidt tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • b. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. de maximaal toelaatbare goothoogte bedraagt 7 m en de bouwhoogte 11 m, indien voor de gronden binnen de bestemming Maatschappelijk een hogere goot- en bouwhoogte is toegestaan dan geldt onverkort de hogere goot- of bouwhoogte zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • e. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. de externe veiligheid;
    • 3. de luchtkwaliteit;
    • 4. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 5. archeologische waarden;
    • 6. de ecologische waarden;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.

14.6.4 Uitbreiden zorginstelling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van een zorginstelling, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de hoogte van de maximale hoogteaanduiding van het aangrenzende bouwvlak;
  • b. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • c. geen onevenredige parkeerdruk wordt gelegd op de omgeving;
  • d. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • e. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. de externe veiligheid;
    • 3. de luchtkwaliteit;
    • 4. de milieuhygiënische kwaliteit;
    • 5. de ecologische waarden;
    • 6. archeologische waarden;
    • 7. akoestiek;
  • f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. nutsvoorzieningen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water;
    • 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 4. columbarium: 3 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 150 m².

15.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, met uitzondering van overdekte fietsenstallingen;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. columbarium: 3 m;
    • 4. overdekte fietsenstallingen: 2 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde: 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 16 Recreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie in de vorm van ontmoetingsplaatsen voor verenigingen;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    • 1. groen;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. nutsvoorzieningen;
    • 4. water;
    • 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • e. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m.

16.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' kunnen gebouwen op onderdelen worden vernieuwd of veranderd en voor zover toelaatbaar binnen de bestemmingsgrenzen en de regels worden uitgebreid, mits het betrokken bouwplan mede strekt tot behoud van het uitwendige karakter van het gebouw in bestaande toestand.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Overschrijding bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

  • a. overschrijding van het bouwvlak geldt uitsluitend per bouwperceel;
  • b. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden vergroot ;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak wordt per bouwperceel met niet meer dan 20% vergroot;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

16.3.2 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden, tennisbanen en hiermee vergelijkbaar recreatief gebruik;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld uitgesloten': is een sportveld niet toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'manege': tevens een manege;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaande paardenbak met lichtmasten': tevens een paardenbak met een maximum aantal lichtmasten zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • e. bijbehorende voorzieningen zoals:
    • 1. groen;
    • 2. ontsluitingswegen;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. water;
    • 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte en / of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. ballenvangers: 10 m;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 4. lichtmasten 15 m;
    • 5. overige masten: 10 m;
    • 6. speelvoorzieningen: 3 m;
    • 7. sportvoorzieningen: 4,5 m;
    • 8. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 9. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;
  • e. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage of maximum bebouwd oppervlak van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage of maximum bebouwd oppervlak is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

17.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. ballenvangers: 10 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. lichtmasten en overige masten: 10 m;
    • 4. speelvoorzieningen: 3 m;
    • 5. sportvoorzieningen: 4,5 m;
    • 6. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Overschrijding bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

  • a. overschrijding van het bouwvlak geldt uitsluitend per bouwperceel;
  • b. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden vergroot ;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak wordt per bouwperceel met niet meer dan 20% vergroot;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

17.3.2 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

17.3.3 Lichtmasten en overige masten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder c en 17.2.2 onder b ten behoeve van het realiseren van lichtmasten ten dienste van sportvoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de toelaatbare hoogte van een lichtmast bedraagt ten hoogste 25 m;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ondergeschikte horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan.

Artikel 18 Tuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': bijgebouwen en overkappingen;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bijgebouwen: 5 m;
    • 2. overkappingen: 3m;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 5 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen':
    • 1. bedraagt het aantal bijgebouwen niet meer dan 1;
    • 2. bedraagt de maximum oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 100 m²;
    • 3. de afstand van een bijgebouw of overkapping tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
    • 4. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 5 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Uitbreiding gebouwen en overkappingen in de bestemming Tuin

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 onder a, teneinde ter plaatse van de bestemming Tuin, aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 8 m² en de goot(- of boeibord)hoogte niet meer dan 3 m;
  • b. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

18.3.2 Tijdelijke woongelegenheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Huisdierenverblijven, paarden en pony's en ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag niet meer dan 10 m² worden gebruikt als van huisdierenverblijven;
  • b. het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan;
  • c. het hobbymatig houden van paarden en pony's en de opslag van daarvoor benodigde dierenvoeder ten behoeve van het levensonderhoud is alleen toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
    • 2. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen voor het gebruik hiervan bedraagt niet meer dan 40 m².

18.4.2 Paardenbakken

Met betrekking tot het gebruik van paardenbakken gelden de volgende regels:

  • a. een paardenbak is uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden met de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. per bouwperceel is niet meer dan 1 paardenbak toegestaan;
  • c. het gebruik van een paardenbak is alleen hobbymatig toegestaan;
  • d. het aanbrengen van lichtmasten ten behoeve van het gebruik van de paardenbak is niet toegestaan.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. afvalverzamelplaatsen;
  • b. beplantingen;
  • c. bermen;
  • d. fietspaden;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. parkeerplaatsen;
  • g. voetpaden;
  • h. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals een bergbezinkbassin;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. wegen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'brug': uitsluitend een brug voor langzaamverkeer; 
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van woningen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’: mede een halfverdiepte parkeergarage.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. gebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
  • c. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • d. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak van het betreffende bouwperceel.

19.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bruggen;
    • 2. duikers;
    • 3. keermuren voor de waterbeheersing;
    • 4. oeverbeschoeiingen;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 m;
    • 2. lichtmasten en overige masten: 10 m;
    • 3. speelvoorzieningen: 3 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brug': ter plaatse van de aanduiding 'brug geldt in afwijking van het bepaalde in lid 1.62 de kruin van de Havendijk als peil.
19.3 Wijzigingsbevoegdheid
19.3.1 Groen of Water

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Verkeer wijzigen in de bestemmingen Groen of Water, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aan- en afvoer van water;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bruggen;
    • 2. duikers;
    • 3. keermuren voor de waterbeheersing;
    • 4. oeverbeschoeiingen;
    • 5. steigers;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. lichtmasten en overige masten: 10 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
20.3 Wijzigingsbevoegdheid
20.3.1 Groen of Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Water' wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

Artikel 21 Water - Deltawater

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Deltawater' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aan- en afvoer van water;
  • b. vaarwegen en bestaande voorzieningen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  • c. natuurwaarden in de vorm van een deltawater;
  • d. visserij;
  • e. waterkering;
  • f. behoud, herstel en / of ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden samenhangend met het deltawater.
21.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat niet mag worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden; 
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidwerende voorziening': uitsluitend een geluidwerende voorziening; 
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend een garage;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een halfverdiepte parkeergarage;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'wellness': tevens wellness; 
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen': tevens voor landhuizen;
  • i. bijbehorende voorzieningen zoals:
    • 1. erven;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. toegangs- en achterpaden;
    • 4. tuinen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. hoofdgebouwen worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de gronden zonder aanduiding: vrijstaand of aaneen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': gestapeld;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaand;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': vrijstaand of twee aaneen;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': ten minste twee aaneen;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5': gestapeld en/of ten minste twee aaneen;
  • c. de goot- en/of boeibordhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven goothoogte;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': aan de achterzijde niet meer dan 5.5 m:
    • 3. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 3 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. hoofdgebouwen: de aangegeven bouwhoogte;
    • 2. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 10 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4': gelden de volgende regels:
    • 1. maximaal twee hoofdgebouwen zijn toegestaan;
    • 2. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan in onderstaande tabel aangegeven maat

  maximum percentage van de oppervlakte van het gebouw   maximum goothoogte   maximum bouwhoogte  
hoofdgebouw 1   60%   12 m   16 m  
  60%   18 m   23 m  
hoofdgebouw 2   60 %   9 m   13 m  
  60%   15 m   20 m  
aan- en / of uitbouwen en bijgebouwen     4 m   7 m  

    • 1. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30;
    • 2. de totale oppervlakte van woongebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 65% van het bouwvlak;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': 3 m;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 3 m;
  • g. de afstand van een aan- en/of uitbouw en bijgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' ten minste 3 m;
  • h. de afstand van een aan- of uitbouw bedraagt minimaal 3 m achter de voorste gevel van een hoofdgebouw;
  • i. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • j. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt het maximum aantal woningen zoals aangegeven op de verbeelding.
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2: zijn tevens wooneenheden toegestaan;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak': zijn uitsluitend gebouwen met een plat dak toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3': mogen nieuwe woningen uitsluitend worden gebouwd indien de geluidwerende voorziening zoals opgenomen in lid 22.1 onder c is aangebracht.

22.2.2 Landhuizen

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen' gelden de volgende afwijkende regels:

  • a. de aaneengesloten oppervlakte van een bouwperceel waarop een landhuis is toegestaan bedraagt ten minste 5.000 m²;
  • b. per bouwperceel mag 1 vrijstaand eengezinshuis in de vorm van een landhuis worden gebouwd;
  • c. per landhuis bedraagt de gezamenlijke maximale oppervlakte bijgebouwen 150 m2;
  • d. per bouwperceel mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen niet meer dan 10% bedragen;
  • e. indien gebouwen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m. Indien het bouwvlak grenst aan het bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch', mag niet op de perceelsgrens worden gebouwd.

22.2.3 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goot- en/of boeibordhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 6 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 3. afscheidingen ten behoeve van een paardenbak: 1,8 m;
    • 4. vrijstaande antennes: 5 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  • e. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  • f. gronden buiten het bouwvlak worden tot ten hoogste 50% bebouwd met aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • g. voor de berekening van het percentage van de oppervlakte als bedoeld onder f mogen ook worden gerekend de gronden met de bestemming Tuin, voor zover die gronden grenzen aan en in het verlengde liggen van de gronden buiten het bouwvlak;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Overschrijding bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor overschrijden van het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

  • a. overschrijding van het bouwvlak geldt uitsluitend per bouwperceel;
  • b. het bouwvlak mag uitsluitend aan de achterzijde worden overschreden;
  • c. de overschrijding bedraagt per bouwperceel niet meer dan 20% van het bouwvlak;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

22.3.2 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel de bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

22.3.3 Woningtype en nieuwe woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2.1 onder b teneinde nieuwe woningen of een ander woningtype te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wat betreft een ander woningtype:
    • 1. ter plaatse van gronden met een aanduiding 'vrijstaand' zijn tevens twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van gronden met een aanduiding 'twee-aaneen' zijn tevens aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de gronden met een aanduiding 'gestapeld' zijn tevens zowel gestapelde als aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • b. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld of de verkeersveiligheid mag niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. de geluidsbelasting ter plaatse van de gevel van de woning is niet groter dan 48 dB;
  • e. er wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.

22.3.4 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.5.3 en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte wordt gerealiseerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte, niet meer bedragen dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 100 m² per perceel;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

22.3.5 Tijdelijke woongelegenheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 ten aanzien van de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid met inachtneming van de volgende regels:

  • a. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van een bestaande woning en realisering van een nieuwe woning;
  • b. de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bestemmingsvlak;
  • c. de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • d. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • e. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • f. het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • g. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • i. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • j. omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • k. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Algemeen
  • a. het gebruik van bijgebouwen en aan- en uitbouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van arbeidsmigranten en de direct daarmee in verband houdende voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook- en wasgelegenheid is niet toegestaan.

22.4.2 Huisdierenverblijven, paarden en pony's en ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee
  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  • b. het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan.

22.4.3 Aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    • 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    • 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    • 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    • 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte.

22.4.4 Logies met ontbijt

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 1':
    • 1. het maximaal aantal kamers ten behoeve van logies met ontbijt bedraagt maximaal 5;
    • 2. logies ten behoeve van arbeidsmigranten is niet toegestaan.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 2':
    • 1. het maximaal aantal kamers ten behoeve van logies met ontbijt bedraagt maximaal 4;
    • 2. logies ten behoeve van arbeidsmigranten is niet toegestaan.

22.4.5 Geluidwerende voorziening

Met betrekking tot het gebruik gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidwerende voorziening': de volgende regels:

  • a. de geluidwerende voorziening dient over de gehele lengte van het op de verbeelding aangegeven aanduidingsvlak te zijn aangebracht met een minimale hoogte van 5 m.

22.4.6 Tweede woning

Met betrekking tot het gebruik geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4': de volgende regel:

  • a. het gebruik van woningen als tweede woning of recreatiewoning is toegestaan.

22.4.7 Landhuizen

Met betrekking tot het gebruik gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen' de volgende regels:

  • a. gebruik van hobbymatige paardenbakken is toegestaan voor zover:
    • 1. geheel gelegen binnen het bouwvlak;
    • 2. de paardenbak is gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. maximaal 1 paardenbak per woning aanwezig is;
    • 4. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m²;
    • 5. de hoogte van de omheining maximaal 1,80 m bedraagt;
    • 6. de afstand tot het bouwvlak van een (bedrijfs)woning van derden minimaal 25 m bedraagt;
    • 7. geen lichtmasten aanwezig zijn ten behoeve van de paardenbak.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Kleinschalige detailhandel en of dienstverlening

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.1 voor de uitoefening van kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening in de woning en/of aan- of uitbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate behouden;
  • b. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
  • c. kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening is niet toegestaan in een bijgebouw;
  • d. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

22.5.2 Huisvesten van paarden, pony's en ander naar aard en omvang gelijk te stellen vee

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.4.2 onder b, voor het houden van en/of huisvesten van niet beroeps- of bedrijfsmatig gehouden paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee worden buiten het bouwvlak gehouden en gehuisvest;
  • b. de maximum oppervlakte van het bijgebouw (inclusief overkappingen) bedraagt niet meer dan 40 m²;
  • c. de afstand van een gebouw of overkapping tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 8 m;
  • d. de afstand van het gebouw tot een bouwvlak bedraagt ten minste 35 m;
  • e. de oppervlakte van het kadastraal perceel bedraagt ten minste 1.000 m²;
  • f. de in lid 22.2.3 onder g genoemde oppervlakte wordt niet overschreden;
  • g. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

22.5.3 Afhankelijke woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.4 voor het gebruik van een aan- of uitbouw of bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bij het afwijken van de gebruiksregels bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

22.5.4 Toestaan huisvesting arbeidsmigranten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.4.1 onder b ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten in de vorm van logies, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand gebouw;
  • b. het karakter van het gebouw mag niet veranderen;
  • c. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
  • d. afwijken is niet mogelijk binnen een afstand van 250 m van een gebouw in gebruik en/of bestemd voor logies voor arbeidsmigranten;
  • e. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
  • f. de omgevingsvergunning mag worden verleend indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  • h. de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving alsmede aan het SKIA-keurmerk en/of aan de volgende voorwaarden:
    • 1. beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in het Bouwbesluit;
    • 2. voldoende privacy;
    • 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 4. toereikende verwarming;
    • 5. keukenvoorzieningen;
    • 6. toereikende brandveiligheidssituatie;
  • i. ongeacht het vorenstaande mogen in geen geval meer dan 4 personen worden gehuisvest;

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning, indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld of er geen gebruik (meer) wordt gemaakt van deze vergunning.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Toestaan bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bijzondere woonvorm past naar omvang in het beoogde gebouw, een en ander conform de Prestatie-eisen AWBZ-voorzieningen, en in de omgeving;
  • b. de bijzondere woonvorm mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de buurt, waarbij tevens wordt aangetoond dat de bijzondere woonvorm geen onevenredige beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. wijziging is niet toegestaan binnen 50 m van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. voorzien wordt in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • e. in het wijzigingsplan wordt:
    • 1. de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' opgenomen;
    • 2. de bepaling 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' zijn gronden tevens bestemd voor een bijzondere woonvorm' opgenomen.

22.6.2 Beëindiging bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bijzondere woonvorm' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor zover het gebruik overeenkomstig de aanduiding voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken of zoveel eerder als met belanghebbenden is overeengekomen;
  • b. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Artikel 23 Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige voorzieningen, waaronder begrepen de waterkering en de waterbeheersing door dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen voor de waterkering;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - damwand': een betonnen afdekrand van een damwand;
  • c. bestaande wegen indien dit uit een oogpunt van de waterkering toelaatbaar is, met dien verstande dat alle wegen uit niet meer dan 2 rijstroken mogen bestaan.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt:
    • 1. niet meer dan 10 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen bedraagt:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: niet meer dan 2 m;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: niet meer dan 3 m;

23.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 2. lichtmasten en overige masten: 10 m;
    • 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

Artikel 24 Leiding - Hoogspanningsverbinding

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een spanning van ten hoogste 50 kV.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het permanent opslaan van goederen.
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

24.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 24.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

24.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 24.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad.

Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 24.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 50 m² bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanleggen of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

25.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 25.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 25.2 in acht is genomen;
  • d. niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld;
  • e. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

25.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
25.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', met inachtneming van de volgende regels, wijzigen:

  • a. voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
  • b. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3' of 'Waarde - Archeologie - 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.

25.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen 'Waarde - Archeologie 1' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

25.4.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m² bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanleggen of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

26.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 26.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 26.2 in acht is genomen;
  • d. niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld;
  • e. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

26.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 26.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
26.4 Wijzigingsbevoegdheid
26.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', met inachtneming van de volgende regels, wijzigen:

  • a. voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
  • b. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 3' of 'Waarde - Archeologie - 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.

26.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen 'Waarde - Archeologie 2' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

26.4.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 500 m² bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanleggen of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

27.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 27.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 27.2 in acht is genomen;
  • d. niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld;
  • e. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

27.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
27.4 Wijzigingsbevoegdheid
27.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', met inachtneming van de volgende regels, wijzigen:

  • a. voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
  • b. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' of 'Waarde - Archeologie - 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.

27.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen 'Waarde - Archeologie 3' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

27.4.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 4

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 2.500 m² bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
  • c. het aanleggen of rooien van bomen waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

28.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 28.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal beheer of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 28.2 in acht is genomen;
  • d. niet dieper reiken dan 40 cm onder het maaiveld;
  • e. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

28.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
    • 1. het behoud van de archeologische resten in de bodem;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
28.4 Wijzigingsbevoegdheid
28.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4', met inachtneming van de volgende regels, wijzigen:

  • a. voor het toekennen van de aanduiding 'Wettelijk beschermd archeologisch monument' aan gronden die ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 zijn of worden beschermd;
  • b. in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' of 'Waarde - Archeologie - 3' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn.

28.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen 'Waarde - Archeologie 4' verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

28.4.3 Wijzigen vorm dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede bestemd voor waterstaatkundige en waterhuishoudkundige voorzieningen, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" prevaleren boven de regels die gelden ingevolge de andere daar voorkomende bestemmingen.

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;

met dien verstande dat:

  • b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
31.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
31.3 Percentages

Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 geluidzone - industrie
32.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidsgevoelige bestemming, in overeenstemming met het bepaalde in Hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien voor de vaststelling van dit bestemmingsplan een hogere grenswaarde conform de Wet geluidhinder is verleend.

32.2 vrijwaringszone - dijk
32.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede aangeduid voor de bescherming van de waterkering.

32.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen voor de in lid 32.2.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. voor de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) geldende (bouw)regels mag uitsluitend worden gebouwd, als het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

32.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.2.2 onder c, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten in het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
32.3 vrijwaringszone - radar
32.3.1 Verbod

Binnen de 'Vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 63 m boven NAP teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

32.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 32.3.1is niet van toepassing op windturbines die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan bestaan en voor nog te bouwen windturbines waarvoor de desbetreffende van toepassing zijnde ruimtelijke procedure is doorlopen en afgerond op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van voorliggend bestemmingsplan.

32.4 Beeldkwaliteit - Yerseke West
32.4.1 Bouwverbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit - Yerseke West' is het verboden op of in de gronden te bouwen.

32.4.2 Opheffen bouwverbod

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bouwverbod uit lid 32.4.1 voor het bouwen van

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  • a. de bouwregels uit de desbetreffende bestemming worden in acht genomen;
  • b. ten einde een goede visueel-ruimtelijke kwaliteit te waarborgen dient het Beeldkwaliteitsplan Yerseke West (2002) te worden gebruikt voor toetsingskader voor welstandstoezicht`daarbij gelden de in het beeldkwaliteitsplan geformuleerde richtlijnen ten aanzien van:
    • 1. massa;
    • 2. geleding;
    • 3. materiaal- en kleurgebruik;
    • 4. dakvormen;
    • 5. rooilijnen.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden overschreden.

33.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bestemmingen Wonen buiten het bouwvlak, 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' mag worden gewijzigd in de bestemmingen Verkeer, Wonen, Tuin en Groen met in achtneming van de volgende regels:

  • a. in het gebied zijn maximaal 2 vrijstaande woningen toegestaan;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 4 m en 8 m;
  • c. de woningen dienen aan te sluiten op het stedenbouwkundig ontwerp van de wijk Steehof;
  • d. in het gebied een langzaamverkeersverbinding dient gerealiseerd te worden met een dwarsprofiel van maximaal 6 m inclusief bermen;
  • e. wijziging leidt tot behoud en / of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur;
  • f. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • g. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en de beleidskaders op het gebied van wonen. Hierbij worden de in de wet- en regelgeving en in het beleid voorgeschreven en aangereikte instrumenten toegepast. Tevens wordt aangetoond dat wordt voorzien in een woningbehoefte op zowel de korte als op de lange termijn.
  • h. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
  • i. vooraf wordt inzicht verkregen in:
    • 1. de bodemhygiëne;
    • 2. archeologische waarden;
    • 3. externe veiligheid;
    • 4. de luchtkwaliteit;
    • 5. ecologische waarden.
33.3 wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' garageboxen zijn toegestaan met in achtneming van de volgende regels:

  • a. in het gebied zijn maximaal 10 garageboxen toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 34.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 34.1 onder a met maximaal 10%;
  • c. het in lid 34.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 34.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 34.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het in lid 34.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Yerseke'.