direct naar inhoud van 8.2 Resultaten overlegprocedure artikel 3.1.1 Bro
Plan: Waarde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0703.06WaBpKom-va01

8.2 Resultaten overlegprocedure artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan:

  • 1. Provincie Zeeland.
  • 2. Waterschap Scheldestromen.
  • 3. Waterschap Brabantse Delta.
  • 4. Rijkswaterstaat Zeeland.
  • 5. Veiligheidsregio Zeeland.
  • 6. Dow Benelux.
  • 7. Gasunie.
  • 8. Delta.
  • 9. Dorpsraad Waarde.

Er zijn inhoudelijke reacties op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen van de instanties genoemd onder 1 en 2. De overige instanties (3 tot en met 9) hebben niet of niet inhoudelijk gereageerd. De desbetreffende overlegreacties onder 1 en 2 zijn navolgend samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze, het bestemmingsplan naar aanleiding van de overlegreactie is aangepast.

8.2.1 Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water

Samenvatting overlegreactie

  • a. Molenbiotoop. De provincie stemt in met de toelichting dat de zone van 100 tot 400 meter rond de molen geen bescherming middels een molenbiotoop behoeft. Onder artikel 22.1.3 en 22.1.4c worden afwijkingsmogelijkheden voor de bouwregels genoemd. Op basis van de Verordening Ruimte Provincie Zeeland (VRPZ) mag de afwijking van de bouwregels geen nadelige gevolgen hebben voor het functioneren van de molen. De provincie verzoekt de desbetreffende artikelen zodanig aan de eisen van de VRPZ aan te passen dat duidelijk wordt gemaakt dat afwijkingen geen nadelige gevolgen hebben voor het functioneren van de molen.
  • b. Woningbouw. In het bestemmingsplan zijn verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming van diverse percelen om te zetten naar wonen. In totaal gaat het om de toevoeging van tenminste 10 wooneenheden. In een aantal gevallen betreft het hier een kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld als sprake is van bedrijfsbeëindiging te midden van woonbebouwing.
    De provincie geeft aan dat op 1 oktober 2012 aan artikel 3.16 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Ook zijn het Omgevingsplan en de VRPZ op 28 september 2012 vastgesteld door Provinciale Staten. Gevolg hiervan is dat als voorwaarden voor de ontwikkelingen in de toelichting van het bestemmingsplan moet worden beschreven dat de voorgenomen ontwikkelingen voorzien in een actuele regionale behoefte en dat moet worden aangegeven hoe deze zullen worden ingepast in de toekomstige regionale woningmarktafspraken.
  • c. Bufferzones. Het bestemmingsplan voorziet in de wijzigingsbevoegdheid van de functie Maatschappelijk naar de functie Wonen aan de rand van Waarde, grenzend aan een boomgaard. Gelet op artikel 2.7 van de VRPZ dient in een bestemmingsplan waarin voor de eerste maal woonbestemmingen worden aangewezen, deze niet toegelaten indien deze binnen een afstand van 50 meter vanaf buiten de bebouwde kom toegelaten fruitteelt ligt. Hiervan kan worden afgeweken indien aannemelijk wordt gemaakt dat geen schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid zullen optreden en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige beperkingen in de bedrijfsvoering van de betrokken agrarische bedrijven. Onder artikel 8.4.3 lid b voorziet het bestemmingsplan gedeeltelijk in bovengenoemde. De provincie stelt de volgende tekst voor: "Wijziging is niet toegestaan binnen 50 meter van gronden waarop fruitteelt is toegelaten, met dien verstande dat een kortere afstand is toegestaan indien wijziging niet of nagenoeg niet leidt tot hinder bij de woonfunctie en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies”.

Gemeentelijke reactie

  • a. Molenbiotoop. De regeling molenbiotoop is vanwege de uniformiteit in overeenstemming gebracht met (de actualisatie van) het bestemmingsplan Buitengebied en de komplannen (onder meer Kruiningen). Hiermee is sprake van een goede toepassing van de Verordening Ruimte Zeeland.
  • b. Woningbouw. Het klopt dat er in het bestemmingsplan "Waarde" verschillende wijzigingsbevoegdheden naar Wonen zijn opgenomen. In de meeste gevallen betreft dit locaties waar in het geldende bestemmingsplan een dubbelbestemming Detailhandel en Woondoeleinden (DW), Bedrijfsdoeleinden (B) of Kantoordoeleinden en Woondoeleinden (KW). Wonen is binnen deze bestemming in het geldende plan naast de andere functie al toegestaan. In het nu nog geldende bestemmingsplan is reeds voorzien in een wijzigingsbevoegdheid naar Woondoeleinden voor het geval louter nog een woonfunctie gewenst zou zijn, na beëindiging van de voormalige detailhandel, bedrijfsmatige of kantoorfunctie. Een wijziging van het plan zou in dat geval recht doen aan de dan ontstane situatie. In het te actualiseren bestemmingsplan Waarde is deze regeling voortgezet door in de bestemmingsomschrijving ook wonen toe te staan én de wijzigingsbevoegdheid te continueren, voor het geval op termijn alleen een woonbestemming gewenst zou zijn.
    Dit betreft, zoals ook door de provincie wordt aangegeven, vaak een kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld als sprake is van bedrijfsbeëindiging te midden van woonbebouwing. De achtergrond van de deze wijzigingsbevoegdheden is dat, evenals in de geldende bestemmingsplannen voor de diverse kernen van de gemeente dergelijke wijzigingsbevoegdheden naar wonen zijn opgenomen in verband met een 'natuurlijk verloop' in de functieverandering. Het gaat om de definitieve omzetting tot één enkele woning. Omdat deze woningen feitelijk al aanwezig zijn binnen de kernen en het bestaand juridisch - planologisch gebruik betreft, acht de gemeente het niet noodzakelijk om de afzonderlijke wijzigingsbevoegdheden in de diverse kernen, waaronder ook Waarde, in kaart te brengen en als 'planningscapaciteit' in de regionale woningbouwafspraken in te brengen.
    Op het moment dat het echter wijzigingsbevoegdheden betreft die meer dan 1 woning mogelijk maakt (bijvoorbeeld 3 of meer) dan worden deze als project ingebracht in de regionale woningbouwafspraken. Voor het bestemmingsplannen Waarde is dit echter niet het geval. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt dit op deze wijze bij toetsing aan het actueel provinciaal beleidskader toegevoegd.
  • c. Bufferzones. De regels uit het artikel Maatschappelijk uit het vigerende bestemmingsplan "Kom Waarde" zijn overgenomen in voorliggende voorontwerpbestemmingsplan "Waarde". In het artikel is op aanbeveling van de provincie de zinsnede overgenomen; tevens is aan de wijzigingsbevoegdheden in het plan toegevoegd dat vooraf inzage dient te worden gegeven in de milieuhygiënische kwaliteit. Daarmee wordt onder andere bedoeld dat aangetoond moet zijn dat sprake is van een bij de functie passend woon- en leefklimaat.

Conclusie

Naar aanleiding van de overlegreactie van de provincie is het bestemmingsplan op de volgende onderdelen aangepast:

  • Molenbiotoop: het artikel 22.1 (vrijwaringszone – molenbiotoop) is aangevuld zodat duidelijk wordt gemaakt dat afwijkingen geen nadelige gevolgen hebben voor het functioneren van de molen.
  • Woningbouw: in de toelichting van het bestemmingsplan is kort aandacht voor de verschillende wijzigingsbevoegdheden naar wonen en dat deze bevoegdheden er niet toe leiden dat deze woningen in de "planningcapaciteit" van de regionale woningbouwafspraken zullen worden opgenomen.
  • Bufferzones. Overeenkomstig het verzoek van de provincie is de redactie van de wijzigingsbevoegdheden aangevuld.

8.2.2 Waterschap Scheldestromen

Samenvatting overlegreactie

  • a. Waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten behoeve van flexibele regelingen in bestemmingsplannen verzoekt het waterschap de term 'waterhuishoudkundige voorzieningen' op te nemen in de bestemmingsomschrijving van de enkelbestemmingen.
  • b. Uitbreiding bouwvak. In diverse bestemmingen wordt de mogelijkheid geboden om in afwijking van het plan 20% van het bouwvlak uit te breiden. In de voorwaarden voor de omgevingsvergunning is bepaald dat er geen onevenredige afbreuk mag zijn voor gebruik van aangrenzende gronden. De gemeente en het waterschap hebben een verantwoordelijkheid om wateroverlast in landelijk en stedelijk gebied te voorkomen. Eén van de mogelijkheden om wateroverlast te beperken is de perceelseigenaar bij een ruimtelijk initiatief te wijzen op de toename verharding en de consequenties hiervan voor hem en zijn omgeving. Het waterschap geeft hierover advies aan de initiatiefnemer en de gemeente. Het waterschap gaat ervan uit dat voor nieuwe verharding (vergroten bouwvlak) compenserende maatregelen worden genomen om de kans op wateroverlast te beperken. Het waterschap verzoekt in de bestemmingen met de regels voor '20% uitbreiding bouwvlak' een bepaling op te nemen dat het waterschap om advies wordt gevraagd. Dit beperkt de kans op wateroverlast voor de initiatiefnemer en zijn omgeving.
  • c. Archeologie. In de regels van de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie' (artikel 15 – 18) is bepaald dat alleen met een omgevingsvergunning waterpeilverlaging of -verhoging kan plaatsvinden. In de situatie dat de waterbeheerder (waterschap en/of Rijkswaterstaat) het waterpeil verhoogd of verlaagd, wordt een peilbesluit genomen. Voor het nemen van een peilbesluit wordt ook gekeken naar de effecten op archeologische waarden. Het waterschap verzoek de desbetreffende regels voor de vereisten van een omgevingsvergunning bij de bepaling van het verlagen of het verhogen van het waterpeil aan te vullen met '…, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder'.
  • d. Omgevingsvergunning werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden. In artikel 19 ('Waterstaat-Waterkering') is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor werkzaamheden, zoals het aanbrengen van paden en wegen en vellen of rooien van struiken of bomen, et cetera. In de Keur van het waterschap zijn bepalingen opgenomen om de waterkering te beschermen. Het waterschap stelt voor het omgevingsvergunningenstelsel voor bescherming van de waterkering te laten vervallen, tenzij dit specifiek beleid is van de gemeente (bijvoorbeeld voor bescherming van een cultuurhistorisch landschapselement).

Gemeentelijke reactie

  • a. Waterhuishoudkundige voorzieningen. De gemeente kan zich vinden in een flexibelere regeling ten aanzien van water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen een aantal bestemmingen. Het gaat hierbij specifiek om de (enkel)bestemmingen:
    • 1. Agrarisch.
    • 2. Bedrijf.
    • 3. Groen.
    • 4. Maatschappelijk.
    • 5. Maatschappelijk - Begraafplaats.
    • 6. Sport.
    • 7. Verkeer.
    • 8. Water.

Binnen de overige bestemmingen is deze flexibiliteit niet gewenst.

  • b. Uitbreiding bouwvak. De gemeente onderkent de reactie van het waterschap. Echter, de uitbreidingen van de bouwvlakken waar het in deze om gaat gaan vaak maar om kleine oppervlakten. Meestal is ter plaatse binnen de regeling al verharding toegestaan, in veel gevallen zijn zelfs ook reeds gebouwen (aan- uit- en bijgebouwen) toegestaan. De toename in verharding en daarmee de kans op wateroverlast is beperkt. Bij noemenswaardige toename in de verharding is en zal er in de toekomst altijd advies ingewonnen worden bij het waterschap. Vanwege de uniformiteit in de regeling van het plan Buitengebied en de bestemmingsplannen voor de kernen is deze de toevoeging in de regeling niet gewenst.
  • c. Archeologie. De gemeente kan zich vinden in de opmerking van het waterschap. De desbetreffende regels voor de vereisten van een omgevingsvergunning bij de bepaling van het verlagen of het verhogen van het waterpeil zullen met de opmerking van waterschap worden aangevuld. Dit is ook uniform met de regeling in het bestemmingsplan Buitengebied.
  • d. Omgevingsvergunning werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden. De gemeente kan zich vinden in de opmerking van het waterschap. Het laten vervallen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' binnen artikel 19 'Waterstaat – Waterkering' (nummering voorontwerp) is ook uniform met het bestemmingsplan Buitengebied.

Conclusie

Naar aanleiding van de overlegreactie van het waterschap is het bestemmingsplan op de volgende onderdelen aangepast:

  • Waterhuiskundige voorzieningen: In de regels wordt in de artikelen Agrarisch, Bedrijf, Groen, Maatschappelijk, Maatschappelijk – Begraafplaats, Sport, Verkeer en Water, de term 'waterhuishoudkundige voorzieningen' opgenomen.
  • Archeologie: de desbetreffende regels in artikel 15 – 18 voor de vereisten van een omgevingsvergunning bij de bepaling van het verlagen of het verhogen van het waterpeil zullen worden aangevuld met de zin '…, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder' worden aangevuld.
  • Omgevingsvergunning werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden: artikel 19 lid 4 (oud) is komen te vervallen