Plan: | Oostdijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0703.04OoBPKom-va01 |
Het voorliggende bestemmingsplan Oostdijk is een nadere uitwerking van de ingezette actualiseringsopgave van de gemeente en vormt het nieuwe juridisch-planologisch kader voor de kern Oostdijk in de gemeente Reimerswaal.
Ten aanzien van de geldende bestemmingsplannen voor deze kern (zie ook hierna paragraaf 1.3) geldt het volgende.
Deze situatie sluit niet meer aan bij de huidige actuele beleidsinzichten en maatschappelijke behoeften en eisen. Actualisering is gewenst en nodig.
Doel: geactualiseerd bestemmingsplannen conform Wro
Uitgangspunt voor de actualisering is het opstellen van één consoliderend actueel bestemmingsplan voor de kern Oostdijk.
Actualisering van de geldende juridisch-planologische regelingen sluit aan op het beleidsvoornemen om te komen tot een actueel juridisch-planologisch kader voor het gehele grondgebied van de gemeente met minder bestemmingsplannen en meer beleidsmatige, uitvoeringsgerichte en flexibele bestemmingsplannen.
het plangebied omvat de gehele kern Oostdijk, inclusief het nieuwe woongebied Oostdijk-west. Globaal is de planbegrenzing als volgt.
Figuur 1.1. Ligging en begrenzing plangebied.
Momenteel gelden voor Oostdijk de volgende bestemmingsplannen.
plannaam | vastgesteld |
Kom Oostdijk, Nieuwlandse Binnendijk | vastgesteld op 27 februari 2001 |
Kom Oostdijk | vastgesteld op 26 april 2005 |
Kom Oostdijk 1e wijziging | vastgesteld 27 januari 2014 |
Oostdijk West | vastgesteld op 22 maart 2011 |
Bolwerk | vastgesteld 27 augustus 2013 |
De gronden zijn onder andere globaal bestemd voor het volgende grondgebruik:
De opzet van de toelichting van het plan is als volgt.
AMvB Ruimte
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen. Voor de in de AMvB genoemde onderwerpen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alle bestemmingsplannen binnen een jaar aan de bepalingen uit de AMvB voldoen. Geen van de in de AMvB genoemde onderwerpen hebben echter betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Analyse
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals:
Toetsing en conclusie
De juridische regeling voor de kern wordt met het voorliggende bestemmingsplan geactualiseerd. Er zijn in de kern geen ontwikkelingen die van belang zijn op rijksniveau. De SVIR vormt geen belemmering.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.
De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheidt drie deelgebieden:
Bedrijvigheid
Inzet is een optimale afstemming tussen vraag en aanbod van bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande terreinen, zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid. Hiervoor wordt de duurzaamheidsladder gehanteerd.
Landschap en erfgoed
De Provincie beoogt de identiteit, diversiteit en belevingswaarde van het Zeeuwse landschap en de aanwezige cultuurhistorische waarden te behouden en te versterken. Afgezien van de dijken en het rijksmonument aan Bolwerk 5 zijn geen bijzondere objecten aan de orde in Oostdijk.
Wonen
Ruimtelijk zet de provincie in op bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik en hanteert hiervoor de Ladder voor duurzame verstedelijking. Ook bij woningbouwontwikkelingen wordt hieraan vastgehouden. Dit houdt in dat bij elk ruimtelijk plan de afweging wordt gemaakt of het plan voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, of realisatie kan binnen bestaand gebouwd gebied en – indien dat niet mogelijk is – of de ontwikkellocatie multimodaal ontsloten is of wordt.
Toetsing
Het voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard. Voor Reimerswaal is het thema 'Bloeien op Land en in Zee' van belang. Kernwoorden daarbij zijn:
Bedrijventerreinen
Ten aanzien van bedrijventerreinen gelden de volgende overwegingen.
De provincie bevordert optimale afstemming van vraag en aanbod en benut hiervoor de duurzaamheidsladder.
Wonen
Ten aanzien van wonen gelden de volgende overwegingen.
Conclusie
Het bestemmingsplan houdt rekening met de provinciale belangen, zoals deze zijn geformuleerd in het Omgevingsplan. De uitgangspunten zijn vertaald in de regels. In de wijzigingsbevoegdheid naar Wonen voor het perceel 2e Vlietweg 16 zijn specifiek voorwaarden opgenomen, onder welke wijziging mogelijk is.
Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland (PRVZ, 2012)
Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is geregeld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland. Van gemeenten wordt een loyale bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen van het plan, ook ten aanzien van die onderdelen van het plan die niet in de verordening zijn opgenomen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Toetsing en conclusie
Het voorliggende plan voldoet aan de verordening.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland is op een juiste wijze vertaald in het voorliggende bestemmingsplan Oostdijk.
Regiovisie Bevelanden
Analyse
Samenwerkingsverband
De samenwerking tussen de gemeenten Noord-Beveland, Goes, Kapelle en Reimerswaal en Borsele is in 2000 gestart in de vorm van het Bestuurlijk Platform de Bevelanden. Door middel van het opstellen van thematische visies op wonen, werken en recreatie vindt regionale afstemming plaats. De regio kenmerkt zich door een relatief hoge (economische) dynamiek met een groot aantal dorpen en een duidelijk regionaal centrum: Goes.
Oostdijk
Oostdijk wordt in deze visie aangemerkt als een Landelijke woonkern.
Woningbouw
Eind september 2013 zijn de regionale woningmarktafspraken voor regio de Bevelanden vastgesteld in de vorm van de 'Agenda Wonen De Bevelanden 2020'. De afspraken zijn gemaakt op basis van de regionale woningmarktverkenning die in opdracht van de provincie is uitgevoerd en geeft invulling aan de regionale vraag en behoefte aan woningen. De vijf Bevelandse gemeenten hebben de agenda in goed en intensief overleg met elkaar afgestemd en bekrachtigd in het Bestuurlijk Platform van de regio. Zoals het provinciale beleid al aangeeft moeten ontwikkelingen van nieuwe woningen voorzien in een regionale behoefte. Door te toetsen aan de 'Agenda Wonen De Bevelanden 2020' en de bijbehorende woningbouwplanning, kan hieraan worden voldaan.
In de Agenda Wonen De Bevelanden 2020 zijn 9 kernthema's vastgesteld die de basis vormen voor de woningmarktafspraken:
Verder is er een totale benodigde netto toevoeging van woningen voor De Bevelanden vastgesteld, die niet mag worden overschreden.
Werken
De regiovisie 'De Bevelanden werkt' bevat uitwerkingen voor onder meer bedrijventerreinen. Volgens deze visie is de belangrijkste doelstelling bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen:
'het scheppen van voorwaarden en het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingspotenties in de regio, gericht op versterking van de werkgelegenheid en omzet'.
De beleidsuitgangspunten zijn verder uitgewerkt in het provinciaal beleid en in het Regionaal Bedrijventerreinprogramma. Aangezien in het voorliggend bestemmingsplan geen nieuw bedrijventerrein is voorzien, wordt verder niet ingegaan op het regionaal Bedrijventerreinprogramma.
Verouderde terreinen in de regio komen in verband met hun ligging, in aanmerking voor transformatie naar andere functies, waaronder wonen. Voor Oostdijk zijn binnen het plangebied geen bedrijventerreinen aanwezig.
Toetsing en conclusie
Voorliggende actualisering van het bestemmingsplan Oostdijk voorziet in de continuering van bestaande bedrijvigheid. Uitbreiding is niet voorzien. Wel is sprake van een mogelijke locatie waar de (agrarische) bedrijfsfunctie op termijn vervangen kan worden door wonen. Het nieuwe bestemmingsplan voorziet in een juridische regeling hiervoor. De genoemde onderwerpen passen binnen het geldend beleid.
In het bestemmingsplan Oostdijk zijn de onderwerpen ten aanzien van wonen en werken conform het regionaal beleid vertaald.
Structuurvisie Kernen en bedrijventerreinen (2012)
Analyse
Algemeen
De 'Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen' geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop dit beleid wordt gerealiseerd: de strategie om daadwerkelijk tot uitvoering te komen. De uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie vormt de invulling van de wettelijke mogelijkheid van een structuurvisie als basis voor verevening.
Oostdijk
Knelpunten
Kansen
Ontwikkelingen
Er bestaan concrete plannen voor twee vrijkomende locaties in de kern:
Inmiddels zijn voor de locatie Burg's Machinefabriek , Sinke Agri en het agrarisch bedrijf van A Sinke separate juridisch-planologische procedures gevoerd. Deze procedures worden nu geconsolideerd in voorliggend bestemmingsplan Oostdijk. De ontwikkeling van de school De Bornput is daarbij meegenomen in de ontwikkeling Oostdijk - West.
Wat willen we bereiken
Het belangrijkste voor Oostdijk is het behouden en waar mogelijk versterken van het woon- en leefklimaat in de kern.
Hoe pakken we het aan: strategie/projecten
Toetsing en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan draagt bij aan de doelen van de Structuurvisie:
Nota Middenstandsbeleid
Analyse
In de Notitie Middenstandsbeleid van de gemeente Reimerswaal wordt ingegaan op het ruimtelijk kader voor het economisch functioneren van dorpscentrumgebieden.
Belangrijke onderwerpen zijn:
De Notitie Middenstandsbeleid gaat ook in op beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, en de verkoop van producten aan huis of een bedrijf. Gezien de ontwikkeling in de samenleving, waarbij wonen en werken meer in samenhang met elkaar plaatsvinden, heeft het gemeentebestuur zich daarbij uitgesproken voor ruimere mogelijkheden voor het toestaan van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en de verkoop van producten aan huis of een bedrijf, mits voldaan wordt aan een aantal ruimtelijk relevante voorwaarden. Dit onderdeel van de Nota is in het kader van het handboek bestemmingsplannen herijkt. Verwezen wordt naar de juridische planbeschrijving. Uitgangspunt is en blijft dat beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en de verkoop van producten aan huis of een bedrijf mogelijk is.
Toetsing en conclusie
In de kern Oostdijk zijn geen commerciële voorzieningen aanwezig. In lijn met de Notitie Middenstandsbeleid worden in het bestemmingsplan wel mogelijkheden geboden voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
Missie, visie en strategie (2008)
Analyse
De missie geeft aan waar de gemeente voor staat en voor gaat. De missie geeft voor burgers, bestuur en ambtenaren de ontwikkelingsrichting van de gemeente aan. De ambitie voor de langere termijn is vastgelegd. De strategie heeft een looptijd van 3 tot 10 jaar. Er zijn drie kernthema's voor de ontwikkelingsrichting geformuleerd.
De Kernthema's zijn uitgewerkt in een visie en strategie voor wonen, werken en welzijn. De ambities ten aanzien van wonen zijn verwerkt in de structuurvisie en de regionale woningmarktafspraken. Ten aanzien van het wonen wordt zodoende naar die beleidskaders verwezen.
Werken
Uitgangspunt is de ruimtebehoefte van bestaande bedrijven blijvend te faciliteren. Mogelijk is het nodig dat bedrijven aan randen van kernen worden verplaatst.
In stand houden van voorzieningenniveau (detailhandel) in de kern wordt voor basisvoorzieningen nagestreefd. Marktpartijen worden daarvoor bijeengebracht. De gemeente ontwikkelt zelf niet, maar faciliteert en voert de regie.
Welzijn
Gebaseerd op de omvang van de kernen verschilt het voorzieningenniveau per dorp. Richtsnoer is de voorgestane kernendifferentiatie.
Oostdijk is daarbij aangewezen als een B-kern. In dergelijke kernen wordt het volgende voorzieningenniveau nagestreefd.
Toetsing en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de actualisering van de geldende juridisch-planologische regeling. Het gebruik van de huidige voorzieningen wordt daarbij bestendigd. Actualisatie past daarmee binnen de randvoorwaarden van de missie, visie en strategie.
Woningbouw
Het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid zetten in op passende woningbouwontwikkelingen in kernen. Er zijn regionale woningmarktafspraken gemaakt waarbinnen de ontwikkelingen in Oostdijk moeten passen. Ingezet wordt op een geschikte voorraad die passend is bij de omvang en kwaliteitsbehoefte van de inwoners van Oostdijk. Betreffende het te actualiseren bestemmingsplan staat het behoud van de bestaande woningen voorop.
Bedrijvigheid en voorzieningen
Ingezet wordt op een duurzaam bedrijfsklimaat en voorzieningenniveau. Afspraken (op regionaal niveau) worden nagestreefd en bieden een goed toetsingskader voor ontwikkelingen passend binnen het juridisch kader en voor eventuele afwijkingen. Voor Oostdijk betekent dit het volgende.
In Oostdijk is geen bedrijventerrein of specifieke bedrijvigheid voorzien. Wel zijn binnen de woonbestemmingen onder voorwaarden activiteiten in woningen toegestaan (zie ook verder in het bestemmingsplan paragraaf 6.2.2 en bijlage 2).
Uitgangspunt is het bestaande voorzieningen niveau (onderwijs) te behouden. Dit blijkt ook uit de recent gerealiseerde nieuwe basisschool in de kern.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie beschreven. In de beschrijving wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan:
Begrenzing
het plangebied omvat de gehele kern Oostdijk, inclusief het nieuwe uitleggebied 'Moerdamme' (Oostdijk-west). Oostdijk ligt ten noorden van de A58 en de N 289, maar ten zuiden van de spoorverbinding Vlissingen - Roosendaal.
Figuur 3.1. Globale begrenzing plangebied en karakteristiek
Ruimtelijke Karakteristiek
Het plangebied kenmerkt zich door de volgende elementen.
Detailhandel en dienstverlening
In de kern Oostdijk zijn geen commerciële voorzieningen aanwezig.
Maatschappelijke voorzieningen
In de kern zijn beperkte maatschappelijke voorzieningen aanwezig:
Bedrijvigheid
Er is nog één agrarisch bedrijf: 2e Vlietweg 16. De overige (agrarische) bedrijvigheid is recent beëindigd.
Auto-ontsluiting
Karakteristiek voor Oostdijk is de achtsprong. Vier van de acht wegen vormen de hoofdontsluitingsroutes voor Oostdijk en de andere wegen zijn evenwijdige routes benedendijks. De route door 'Moerdamme' is een kortsluiting op deze oorspronkelijke routes.
De gehele kern is in het kader van het uitvoeringsprogramma duurzaam veilig ingericht en vormgegeven als 30 km/uur-gebied. In het kader hiervan zijn diverse (snelheidsremmende)
maatregelen uitgevoerd.
Voor de 2e Vlietweg geldt dat deze weg is afgesloten voor vrachtverkeer.
Parkeren
Langs de hoofdontsluitingsroutes wordt niet op de rijbaan geparkeerd conform de uitgangspunten van duurzaam veilig. In de overige woonstraten van de kern wordt op eigen terrein en op of langs de rijbaan geparkeerd. Ook dit is conform de uitgangspunten van duurzaam veilig voor dit soort wegen en straten.
Fietsvoorzieningen
Binnen de kern vindt uitsluitend een gemengde verkeersafwikkeling plaats.
Openbaar vervoer
Niet aanwezig. Men is voor openbaar vervoer aangewezen op Kruiningen, Yerseke of Krabbendijke.
Oostdijk is de kleinste van de 7 woonkernen van de gemeente.
Door het plangebied lopen geen planologisch relevante leidingen.
Ten aanzien van het huidige waterhuishoudingssysteem worden de volgende constateringen gedaan:
Groenstructuur
Een samenhangende groenstructuur bestaat uit lijnen, vlakken en punten:
Natuur en ecologie
In of in de omgeving van het plangebied zijn enkele dijken in het provinciaal beleid aangewezen als Ecologische HoofdStructuur. Overigens zijn verder geen specifieke natuur- en/of landschapswaarden aanwezig.
Gestreefd wordt de sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid in dorpen te bevorderen. Zorgen voor aantrekkelijke plekken waar burgers elkaar kunnen ontmoeten is daar een voorbeeld van. Het bevorderen van sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid raakt ook andere sectoren zoals:
Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) diensten en (maatschappelijke) voorzieningen.
De sociale en maatschappelijke samenhang en een goede leefomgeving worden bepaald door:
Het beleidsterrein kent twee belangrijke uitgangspunten om de leefbare woonomgeving zodanig te maken dat het de sociale samenhang bevordert.
Onderwijs
In het plangebied bevinden zich de volgende onderwijsvoorzieningen.
Overige voorzieningen
In het plangebied bevinden zich onder andere de volgende niet-commerciële voorzieningen.
Externe veiligheid
De toetsing van het bestemmingsplan aan BEVI en externe veiligheid wordt in hoofdstuk 5 in beeld gebracht (zie paragraaf 5.8).
Fysieke veiligheid
In het plangebied zijn thans geen fysiek onveilige bedrijven gevestigd. Aan de noordzijde van de kern ligt een buisleidingenstrook (zie ook hoofdstuk 5.8).
Sociale veiligheid
De sociaal-maatschappelijke veiligheid in het plangebied is goed. Oostdijk heeft een hechte sociaal-ruimtelijke structuur. De openbare ruimte heeft een goede ruimtelijke uitstraling.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Oostdijk worden de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:
Consolideren, inclusief beperkte verandering
Consolidatie
Consolidatie van de huidige ruimtelijk-functionele situatie in het plangebied houdt in het bevestigen van:
Behoud van functiemenging
Het algemene gemeentelijk beleid dat is gericht op behoud van functiemenging in de kernen wordt voortgezet. Dit resulteert in de waarborging en bevordering van de leefbaarheid. Uitgangspunt is het behoud van een goede milieu- en woonkwaliteit. De aanwezigheid van de niet-woonfuncties, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, is dan ook gewenst. Hiervoor is een flexibele bestemmingsregeling van belang voor:
Het toelatingsbeleid en de bestemmingsregeling voor horeca en overige bedrijven is afgestemd op het tegengaan van milieuhinder om zo de milieu- en woonkwaliteit te waarborgen. In paragraaf 5.2 wordt hier nader op ingegaan.
Ontwikkelingslocaties
Wijzigingsbevoegdheid naar wonen bij vrijkomende bedrijfsmatige bebouwing in de kern
In relatie tot zorgvuldig ruimtegebruik is het denkbaar dat eventueel in de kern vrijkomende locaties (maatschappelijke voorzieningen en een agrarisch bedrijf) worden benut voor woningen of voor niet-hinderlijke andere functies. In dit bestemmingsplan wordt voor deze locaties in de kern, waar na een afweging transformatie naar een woonfunctie wenselijk wordt geacht, voorzien in een regeling, waarmee na beëindiging van de activiteiten het gebruik van het perceel voor wonen mogelijk kan worden gemaakt. Een wijzigingsbevoegdheid anticipeert op het moment dat die mogelijkheid zich wel voordoet.
In de wijzigingsregels zijn voorwaarden opgenomen waaronder planwijziging mag plaatsvinden. Uitgangspunt is dat sprake is en blijft van een goed woon- en leefklimaat. Uit dat oogpunt kan onderzoek worden voorgeschreven naar bijvoorbeeld:
De wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast als sprake is van negatieve resultaten. Het is niet vereist deze onderzoeken reeds in het kader van de actualisering van de kern Oostdijk te verrichten.
Wijzigingen van het bestemmingsplan zijn mogelijk volgens artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Voor een wijzigingsplan moet een afzonderlijke procedure worden doorlopen. Dit is geregeld in artikel 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening.
Verder geldt het volgende. Bij het mogelijk maken van nieuwe woningen op basis van een wijzigingsbevoegdheid of een andere ruimtelijke procedure moet altijd worden getoetst of voldaan kan worden aan de volgende voorwaarden:
Ten aanzien van de hoofdstructuur gelden de volgende beleidsmatige uitgangspunten.
Er zijn geen wezenlijke veranderingen voorzien. Wel is een mogelijkheid opgenomen om de bestemming Agrarisch en Maatschappelijk onder voorwaarden te wijzigen naar Wonen (zie paragraaf 4.1).
De bestaande woongebieden worden behouden. De recente ontwikkelingslocaties worden consoliderend vastgelegd in het bestemmingsplan.
Er zijn geen wezenlijke veranderingen in de verkeersstructuur voorzien.
Groen
Er zijn geen veranderingen in de groenstructuur voorzien. De aanwezige groenvoorzieningen worden onderhouden door particulieren en voor zover openbaar, door het gemeentelijke groenbeheer.
Natuur
Er zijn geen wezenlijke veranderingen voorzien in het grondgebruik in de kern Oostdijk. Ook in het gebruik als woongebied zijn geen veranderingen voorzien.
Dit bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. Er zijn geen ontwikkelingen in het watersysteem voorzien. In geval van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid wordt het Waterschap in dat kader geraadpleegd.
Beleid
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in de Nota Archeologie 2006-2012. Het toetsingskader is overgenomen in het Omgevingsplan.
Het toetsingskader wordt verder bepaald door het volgende.
Gemeentelijk beleid
Door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen is archeologiebeleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid voor Reimerswaal is vastgelegd in de Nota Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal:
In het beleid vastgelegd (op 22 november 2011) zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten vastgelegd.
Doel van het beleid is een verantwoorde balans te vinden tussen het belang van ruimtelijke ontwikkelingen en archeologie. Het beleid is dan ook een verdiepingsslag ten opzichte van het provinciaal beleid.
In dit bestemmingsplan zijn de in het beleid geformuleerde uitgangspunten vertaald. Het grootste deel van de bodemingrepen vindt plaats in de bovenste laag van het bodemarchief (maatregelenkaart in lagen, kaartlaag I, Walcheren). Deze laag is veelal maatgevend. Bij vergunningaanvragen voor diepere bodemingrepen wordt door de bevoegde overheidsinstantie vastgelegd of met de ingreep de diepere lagen (lagen 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) worden geraakt. Op basis van het beleid gelden voor kaartlaag 1 (Walcheren) de volgende categorieën:
Tabel 5.1. Maatregelcategorieën
maatregel categorie |
verwachtingswaarde |
onderzoeks- verplichting |
bestemmingsregeling* |
categorie 1 | wettelijk beschermd monument | Wettelijke bescherming | - |
categorie 2 | terreinen van archeologische waarde | 50 m² en 40 cm | WR - A 1 |
categorie 3 | gewaardeerde stads-/dorpskern | 50 m² en 40 cm | WR - A 1 |
categorie 4 | hoge verwachting | 250 m² en 40 cm | WR - A 2 |
categorie 5 | gematigde verwachting | 500 m² en 40 cm | WR - A 3 |
categorie 6 | lage verwachting | 2.500 m² en 40 cm | WR - A 4 |
categorie 7 | waterbodem | 500 m² en 40 cm | WR - A 3 |
categorie 8 | geen verwachting | - | - |
* WR - A staat voor Waarde - Archeologie
Toetsing
In de kern Oostdijk geldt een hoge verwachtingswaarde (maatregelcategorie 4).
Conclusie
Op basis van het gemeentelijk beleid wordt een dubbelbestemming Waarde - Archeologie toegekend. Voor de gronden met een hoge archeologische verwachting geldt een Waarde - Archeologie 2. In dit gebied is bij een bodemverstoring van meer dan 250 m² en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing;
Voor die delen die vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek wordt gewezen op de wettelijke meldingsplicht voor archeologische waarden conform ex artikel 53 van de Monumentenwet. Dit betekent dat bij het aantreffen van archeologische sporen en vondsten direct melding wordt gedaan bij het meldpunt archeologie van de SCEZ.
Beleid
De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart CHS (Cultuurhistorische hoofdstructuur) van de provincie.
Ruimtelijke structuur
Cultuurhistorische elementen
In Oostdijk is één rijksmonument aanwezig. Dit betreft Bolwerk 5. Het monument wordt door een aanduiding 'cultuurhistorische waarde' op de verbeelding bevestigd.
Toetsing en conclusie
De relevante cultuurhistorische elementen worden in het bestemmingsplan in stand gehouden en voorzien van een passende juridisch-planologische regeling.
Beleid en regelgeving
VNG-publicatie en Staat van bedrijfsactiviteiten
Wanneer nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt dient vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor afstemming tussen bedrijven en gevoelige functies, zoals woningen, wordt gebruikgemaakt van milieuzonering aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dat is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan ook gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand.
In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand.
De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
Toetsing
In de kern bevinden zich geen bedrijven. Gesteld kan worden dat sprake is van een 'rustige woonwijk'.
Er bevindt zich nog wel één agrarisch bedrijf (2e Vlietweg 16). Ter plaatse is het houden van vee niet toegestaan. Conform de VNG-brochure beschikken akkerbouwbedrijven over een richtafstand van 30 m, aan deze afstand wordt ten aanzien van de bedrijfsbebouwing niet voldaan, er is echter sprake van een bestaande situatie. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig agrarisch bedrijf vestigen. Op deze manier wordt onaanvaardbare hinder uitgesloten.
Ontwikkelingen
Wanneer op korte afstand van bedrijven nieuwe gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat het bedrijf door deze ontwikkelingen niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt en dat ter plaatse van de gevoelige functies sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Met het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Wijzigingsbevoegdheden
Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan in een later stadium een afweging plaatsvinden aangaande het milieuaspect. In de wijzigingsregels is opgenomen dat dient te blijken dat de locatie geschikt is voor de toekomstig beoogde functies.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Analyse
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van horeca-activiteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Logies
Logies is het aanbieden van bedrijfsmatig verblijf of (nacht) verblijf (altijd voor meerdere nachten), waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.
Hotel
Een hotel is een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
Hotels hebben de volgende kenmerken:
Pension
In een pension kan men per nacht of voor een langere periode verblijven. In Reimerswaal zijn pensions uitdrukkelijk niet opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten.
Huisvesting arbeidsmigranten
De gemeente wenst de huisvesting voor arbeidsmigranten op een goede wijze te regelen. Locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten zijn onder voorwaarden via afwijken bij een omgevingsvergunning mogelijk.
Logies voor arbeidsmigranten wordt daarbij gedefinieerd als:
'het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.'
Onderzoek
In de kern zijn geen horecavoorzieningen aanwezig. Een nadere toelichting is zodoende niet nodig.
Conclusie
Het aspect milieuzonering horeca staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Wegverkeerslawaai
Actualisering
In de kern worden geen rechtstreekse nieuwe geluidsgevoelige functies geprojecteerd. Er is met betrekking tot de actualisering van het bestemmingsplan sprake van het vastleggen van de huidige situatie. Akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Wijzigingsbevoegdheden
Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan in een later stadium een afweging plaatsvinden aangaande het wegverkeerslawaai. In de wijzigingsregels is opgenomen dat onderzoek naar de Wgh moet worden verricht en dient te blijken dat de locatie geschikt is voor de toekomstig beoogde functies.
Spoorweglawaai
Voor het realiseren van nieuwe (nog niet planologisch mogelijk gemaakte) geluidsgevoelige bestemmingen zoals Wonen is akoestisch onderzoek naar railverkeerslawaai volgens de Wgh verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een spoorweg. Voorliggend bestemmingsplan maakt niet direct nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk. Daarnaast ligt de kern niet binnen de geluidszone van een spoorweg. Onderzoek is dan ook niet noodzakelijk en uitgevoerd.
Industrielawaai
Oostdijk is niet gesitueerd binnen een geluidszone Industrielawaai.
Beleid
Algemeen
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Provinciaal en gemeentelijk beleid
Door de provincie Zeeland in samenwerking met de gemeenten is een inventarisatie gedaan naar spoedlocaties. Dit zijn locaties waar als gevolg van bodemverontreiniging in de bestaande situatie onaanvaardbare risico's voor mens en milieu aanwezig zijn.
Door de gemeente is een bodemkwaliteitskaart opgesteld in het kader van grondverzet binnen de gemeente. Deze kaart is opgesteld in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Deze kaart geeft een bepaalde verwachting aan waar welke diffuse verontreinigingen kunnen worden verwacht. Er zijn hierbij zones aangebracht. Dit kan lokaal verschillen door de invloed van menselijke activiteiten die bodembedreigend zijn, zoals tanks, werkplaatsen en andere bodembedreigende activiteiten.
Toetsing
Kern
Kijkende naar de verwachte diffuse verontreiniging met zware metalen en PAK in de vooroorlogse en naoorlogse kerndelen van Oostdijk worden er geen risico's verwacht voor de bestaande functies/belemmering.
Voor de recente ontwikkeling Moerdamme zijn bodemonderzoeken uitgevoerd, waaruit is geconcludeerd dat geen belemmeringen ten aanzien van de woonfunctie bestaan. Voor de recente ontwikkeling Bolwerk heeft sanering van de bodem plaatsgevonden en is middels onderzoek aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de bestemming Wonen.
Voor de bedrijfsbeëindiging van het agrarisch bedrijf aan de 2e Oostdijkweg 8, waarbij de voormalige agrarische bedrijfswoning tot woning wordt bestemd en één loods zal worden geamoveerd, is bodemonderzoek uitgevoerd. Uit de onderzoeken blijkt dat de locatie weliswaar is verontreinigd maar dat deze geen risico's vormt voor de bestemming wonen. De verontreiniging dient op het moment van herontwikkeling en nieuwbouw te worden gesaneerd.
Er zijn voor andere delen ook geen aanwijzingen bekend van geregistreerde bodemonderzoeken, dat dit risico's en belemmeringen oplevert voor het bestaande gebruik en bestemming. Bij toekomstige wijzigingen in bestemming en bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hier evenwel bodemonderzoek uitgevoerd te worden om te onderzoeken of de bodemkwaliteit geschikt is voor deze ontwikkelingen.
Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling voor de kern Oostdijk, is er geen sprake van een functiewijziging ten opzichte van de huidige situatie. Daarom is er geen bodemonderzoek verricht.
Wijzigingsgebieden
Wettelijk is bepaald dat een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan in een later stadium een afweging plaatsvinden in het kader van de bodemkwaliteit. In de wijzigingsregels is als voorwaarde opgenomen dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de toekomstig beoogde functie.
Conclusie
Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de actualisering van het bestemmingsplan voor de kern Oostdijk.
Beleid
Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.2 weergegeven.
Tabel 5.2. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Toetsing
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en zorgt daarom niet voor een extra verkeersgeneratie. Gezien dit feit draagt dit bestemmingsplan niet in betekenende mate bij aan de verstoring van de luchtkwaliteit.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort.
De maatgevende dichtstbijzijnde weg betreft de Rijksweg A58. Uit de monitoringstool blijkt dat zowel in 2012 als in 2020 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de milieubeheer zoals weergegeven in tabel 5.2. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten per weg worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten.
Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2012 bedraagt 29,5 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 20,8 µg/m³. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 9 dagen. In afbeelding 5.1 zijn de rekenpunten voor het plangebied in 2011 en 2020 weergegeven.
Figuur 5.1. Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool.
Conclusie
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen en daarom ook niet in een bijdrage voor de verstoring van de luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Uitgaande van de achtergrondconcentraties ter plaatse van het plangebied, wordt gesteld dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wm. De Wm staat derhalve de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Algemeen
De huidige verkeersstructuur blijft gehandhaafd. Er zijn, omdat sprake is van actualisering, geen ingrijpende verandering in verkeersintensiteit of ontsluiting te verwachten.
De infrastructuur in en rondom de kern voldoet in de huidige en toekomstige situatie aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling is daarmee gewaarborgd en er wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
Wijzigingsgebieden
In de wijzigingsregels wordt opgenomen dat aangetoond dient te worden dat zich geen onevenredige gevolgen in de afwikkeling van het verkeer voordoen.
De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Binnen de gemeente worden veel voorzieningen aangeboden waardoor het voor de burgers gemakkelijker wordt om hun afval gescheiden aan te bieden. Een deel van de voorzieningen is geplaatst in de openbare ruimte, zoals glasbakken en textielbakken. Een deel van de voorzieningen staat ook bij de burgers thuis.
Beleid
Gebiedsbescherming: Natura 2000-gebieden
De toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 moet inzicht geven in:
Soortbescherming: Flora- en faunawet
De toetsing aan de Flora- en faunawet moet inzicht geven in:
Toetsing
Algemeen
Het voorliggende bestemmingsplan is een consoliderend bestemmingsplan. Voor die delen waar geen ontwikkeling is voorzien, of geldende juridisch-planologische ontwikkelingen worden gecontinueerd, is geen (nieuw) ecologisch onderzoek nodig. De actualisering van de bestemmingsregeling heeft derhalve geen gevolgen voor de flora en fauna in de kern.
Er is als gevolg van het continueren van het huidige gebruik geen aantasting van de huidige waarden.
Wijzigingsgebieden
Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In geval van het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat pas toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, indien uit ecologisch onderzoek is gebleken dat hiervoor uit oogpunt van de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet geen belemmeringen bestaan.
Conclusie
Ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen actualisatie van het bestemmingsplan.
Beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en Water opgenomen in de circulaire. De veiligheidsafstanden uit het Basisnet Spoor zijn per 1 augustus 2012 aan de circulaire toegevoegd. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) voor hogedruk aardgas- en aardolie-leidingen in werking getreden. Per 1 juli 2014 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) aangevuld voor alle overige transporten door buisleidingen. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Toetsing
Risicovolle inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen Bevi-inrichtingen.
Transport gevaarlijke stoffen
A58
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich op circa 600 m de snelweg A-58.
Voor dit tracé geldt dat er een plasbrandaandachtsgebied (PAG) geldt. Het PAG reikt tot maximaal 30 m vanaf de buitenste rijlijn. Dit gebied reikt niet tot het plangebied. Voor het groepsrisico geldt dat dit in de huidige situatie kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan is consoliderend en maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Daarom zal ten gevolge van het bestemmingsplan de personendichtheid niet toenemen. Het groepsrisico zal dan ook niet beïnvloed worden en onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijven en vormt geen belemmering. Een verantwoording van het groepsrisico is voor dit aspect niet van toepassing.
Spoor
Ten noorden van het plangebied loopt op circa 300 m het spoortraject Sloehaven-Roosendaal-west gelegen. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het traject beschikt niet over een veiligheidsafstand of een plasbrandaandachtsgebied.
Gezien het consoliderende karakter van het bestemmingsplan en de afstand tot de transportroute kan gesteld worden dat het bestemmingsplan geen invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico. Conform het Basisnet spoor is het groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit een eerdere kwantitatieve risicoanalyse die gemaakt is voor dit traject (AVIV, Risico-inventarisatie spoortransport gevaarlijke stoffen Zeeland, document 05822, februari 2006, te vinden op www.relevant.nl) blijkt het groepsrisico maximaal 0,002 maal de oriëntatiewaarde te bedragen. Hiermee is het groepsrisico een factor 500 kleiner dan de oriëntatiewaarde. De vaststelling van dit bestemmingsplan zorgt niet voor een wijziging van het groepsrisico. Ook in de toekomstige situatie zal het groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde zijn. Een verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.
Buisleidingenstrook
Ten noorden van het plangebied ligt op circa 300 m de buisleidingenstrook. In de buisleidingenstrook liggen voor het plangebied 3 relevante leidingen:
Voor de Total-leiding geldt een PR10-6 contour van 29 m. Het invloedsgebied is niet bekend, maar in het algemeen geldt dat het invloedsgebied van K1-leidingen ten hoogste een 10-tal meter groter is dan de PR10-6. Het invloedsgebied van de Total-leiding ligt dus niet over het plangebied. De afstand tot het bestemmingsplan bedraagt circa 300 m, derhalve vormt deze leiding geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Voor onder andere de hogedruk aardgasleidingen van Zebra (A513 en A515) binnen de gemeente Reimerswaal is een QRA opgesteld door de RMD( april 2012). Hieruit blijkt dat het plaatsgebonden risico ten gevolge van deze leidingen niet buiten de leiding is gelegen en daardoor niet tot het plangebied reikt en geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingplan.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en vormt daardoor geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Het groepsrisico is zowel in de huidige als in de toekomstige situatie ruimschoots onder de oriëntatiewaarde gelegen.
Gezien de grote afstand van het plangebied tot de leidingen in combinatie met het consoliderende karakter van het bestemmingsplan en de hoogte van het groepsrisico heeft het bestemmingsplan geen effect heeft op de hoogte van het groepsrisico, en vormen de leidingen geen belemmering vormen voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Nader onderzoek en een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Beleid
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarop het Bevb van toepassing is. Het kan echter ook gaan om kabels en leidingen, die vanuit een ander oogpunt planologisch relevant zijn. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld:
Toetsing
Hoogspanningsleidingen
Ten noorden van het plangebied loopt (op een afstand van circa 400 m) een hoogspanningsverbinding. Deze 380 kV leiding heeft een zakelijk rechtstrook van 36 m aan weerszijden van de hartlijn. Dit heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Buisleidingenstrook
Ten noorden van het plangebied ligt op circa 300 m de buisleidingenstrook. In de buisleidingenstrook liggen voor het plangebied 3 relevante leidingen:
In paragraaf 5.8 is uitgebreid ingegaan op deze leidingen. Voor het plangebied vormen deze leidingen geen belemmeringen.
Conclusie
In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Beleid
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. De kern Oostdijk ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.
De tekst is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het Waterschap heeft over deze tekst het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro. Er zijn daarbij geen belemmeringen geconstateerd. Het wateradvies is opgenomen in de bijlage 4.
Het Waterschap Scheldestromen hanteert een zogenaamde watertoetstabel. Deze is ook voor dit plan opgesteld en opgenomen als tabel 5.3.
Dit bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. In het plangebied zijn geen grote en ingrijpende wijzigingen in de bebouwing en infrastructuur voorzien. Het Waterschap wordt gevraagd in het kader van de bestemmingsplanprocedure haar wateradvies uit te brengen.
Tabel 5.3 Toetsing
De watertoetstabel ondersteunt de onderbouwing van de wateraspecten in een ruimtelijk plan.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
De Lavendeldijk, Nieuwlandse Binnendijk en Bolwerk zijn regionale waterkeringen. Zowel de kern- als beschermingszone A en B zijn in het plangebied gelegen. De juridisch-planologische regeling houdt rekening met de waterschapsbelangen van deze dijken. Het bestemmingsplan is echter consoliderend van aard en binnen de kern- of beschermingszone worden dan ook geen ontwikkelingen voorzien. Het bestemmingsplan heeft daarmee geen invloed op de waterveiligheid. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater)
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, van nieuwe ontwikkelingen is geen sprake. De ontwikkelingen Moerdamme en Bolwerk zijn weliswaar nog niet geheeld gerealiseerd, maar hiervoor zijn reeds planologische procedures gevoerd, waarin de effecten op het watersysteem door het Waterschap positief zijn beoordeeld. Voor deze ontwikkelingen wordt zodoende ook uitgegaan van consolidatie. Het verhard oppervlak zal ten opzichte van de huidige situatie in de kern wel toenemen: de ontwikkelingen zullen worden voltooid in de planperiode. Ten opzichte van de planologische ruimte voor verharding vindt echter geen uitbreiding plaats. Watercompenserende maatregelen in het kader van de actualisatie zijn niet noodzakelijk. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Tegengaan/verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden. |
Het bestemmingsplan voorziet niet in de onttrekking van grondwater. Tevens wordt er geen extra water geïnfiltreerd ten opzichte van de huidige situatie. Van verdroging of overlast is dan ook geen sprake. |
Hemel- en afvalwater (inclusief water op straat/overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het plangebied is in de huidige situatie reeds aangesloten op de bestaande riolering. Ten gevolge van dit bestemmingsplan wordt dit niet gewijzigd. De situatie blijft onveranderd, de werking van de zuiveringen en gemeentelijke rioleringen wordt niet (negatief) beïnvloed. |
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via onder andere de daarvoor benodigde ruimte. |
Dit aspect is niet relevant voor dit consoliderende bestemmingsplan. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Dit aspect is niet relevant voor dit consoliderende bestemmingsplan. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud/realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. |
Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Van nieuwe bouwmaterialen is daarom ook geen sprake. Mochten ontwikkelingen in de toekomst worden gerealiseerd dan dient dit te geschieden met niet uitloogbare bouwmaterialen. Daarmee heeft het bestemmingsplan geen (negatieve) invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud/realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Van nieuwe bouwmaterialen is daarom ook geen sprake. Mochten ontwikkelingen in de toekomst worden gerealiseerd dan dient dit te geschieden met niet uitloogbare bouwmaterialen. Daarmee heeft het bestemmingsplan geen (negatieve) invloed op de grondwaterkwaliteit. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Dit aspect is niet relevant voor dit consoliderende bestemmingsplan. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Dit aspect is niet relevant voor dit consoliderende bestemmingsplan. |
Andere belangen waterbeheerder(s) | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die eigendommen van de waterbeheerder kunnen belemmeren. |
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het Waterschap. |
Dit aspect is beantwoord in de verkeersparagraaf behorende bij dit bestemmingsplan. Gezien het feit dat het bestemmingsplan consoliderend is dit niet te verwachten. |
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering.
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling beschreven. De bestemmingsregeling bestaat uit de volgende onderdelen:
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormen het wettelijk kader voor het bestemmingsplan Oostdijk. Alle nieuwe ruimtelijke plannen – zoals bestemmingsplannen – moeten digitaal worden vervaardigd. Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en is derhalve digitaal raadpleegbaar. SVBP2012 heeft alleen betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.
Digitaal
Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.
Analoog
Ondergrond
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand (versie juni 2013). Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld W) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden.
Bestemmingen
De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld W) aangeduid. De 'bestemmingen' corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
Aanduidingen en renvooi (analoog plan)
De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen in het bestemmingsplan Oostdijk opgesplitst in:
Leeswijzer
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.
Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.
De begrippen geven een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.
Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten.
Er zijn enkele begrippen specifiek uit geldende bestemmingsplannen overgenomen in relatie tot Wonen -2.
Opbouw bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Toelaatbaarheid functies in woningen
In de praktijk neemt het aantal situaties toe waarin sprake is van een aan-huis-gebonden-beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Tevens komen in Reimerswaal aanvragen voor ten behoeve van kleinschalige detailhandel. In ruimtelijk-functioneel opzicht bestaan hiertegen geen bezwaren voor zover dit kleinschalig is en geen nadelige effecten heeft op de omgeving en/of voor de centrumgebieden. Dit laatste is van betekenis voor kleinschalige detailhandel en dienstverlening.
Ingevolge jurisprudentie zijn aan-huis-gebonden-beroepen binnen de reguliere woonbestemmingen (in zekere mate) toegestaan. In Reimerswaal worden ook kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in dezelfde beperkte omvang zoals aan-huis-gebonden-beroepen aanvaardbaar geacht. Voor kleinschalige detailhandel en dienstverlening is een specifieke afweging vereist, zodat die functies alleen worden toegestaan via een afwijking bij een omgevingsvergunning waarin relevante criteria zijn opgenomen.
In de bestemmingsregeling is het volgende opgenomen.
Bijzondere woonvormen
In de praktijk komen woonvormen steeds vaker voor die verwantschap hebben met een regulier huishouden, maar daarvan in enige mate afwijken. Sommige woonvormen zijn duidelijk vergelijkbaar. Belangrijk daarbij is dat er sprake is van continuïteit in de samenstelling of van onderlinge verbondenheid. In die situaties past die woonvorm binnen de reguliere woonbestemming doordat die woonvorm als een huishouden is aan te merken. Kortheidshalve wordt ook verwezen naar jurisprudentie.
Enkele bijzondere woonvormen zijn niet direct gelijk te stellen met een huishouden. Er is dan ook een specifieke regeling noodzakelijk, omdat dergelijke woonvormen afwijken van de reguliere bewoning door een huishouden. Het onderscheid vloeit in de bijzondere woonvormen veelal voort uit de zorgcomponent en wisseling van samenstelling van bewoners. Dit heeft doorgaans twee effecten op de omgeving: extra verkeers- en parkeerdruk door personeel en bezoekers en ander woonmilieu (hinder, gewenste rust). Om deze redenen is er sprake van afwijkende effecten op het woon- en leefmilieu dan bij reguliere bewoning.
In diverse situaties kunnen de bijzondere woonvormen wel worden toegestaan. Dit is afhankelijk van de situatie ter plaatse en de bijzondere woonvorm. Vandaar dat een specifieke afwijkingsbevoegdheid nodig is voor het toestaan van die bijzondere woonvormen. Een nadere toelichting is opgenomen in bijlage 3.
Mantelzorg
Mantelzorg mogelijk binnen de functie wonen
Voor zover ruimtelijk relevant zijn er twee soorten van mantelzorg te onderscheiden die gangbaar zijn binnen de woonfunctie.
Jurisprudentie en consequenties
Extra bouwmogelijkheden
Bij mantelzorg is het soms wenselijk om extra woonruimte te creëren bij de woning, door bijvoorbeeld extra aanbouwen en uitbouwen geschikt te maken om in te wonen.
Uitgangspunten voor de bestemmingsregeling
Op basis van het voorgaande blijkt dat mantelzorg en de behoefte aan mantelzorg niet in alle gevallen past of wenselijk is binnen de reguliere woonbestemming. De gemeente wenst via een binnenplanse afwijkingsprocedure te voorzien in een toegesneden regeling. In SVBP is het voorgeschreven dat eerst bouwregels worden gegeven en daarna gebruiksregels. Vandaar dat eerst bouwregels en afwijkingen voor bouwen voor mantelzorg zijn opgenomen en pas later het gebruik is geregeld.
Bestemmingsregeling
Begrippen
De volgende begrippen zijn toegevoegd:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
Gebruik en afwijken gebruik
In de Specifieke gebruiksregels is in de artikelen opgenomen dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte niet is toegestaan.
Onder voorwaarden kan bij een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag worden afgeweken en het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimten worden toegestaan:
Om ongewenste splitsing te voorkomen is tevens voorzien in een mogelijkheid de omgevingsvergunning in te trekken indien de noodzaak voor mantelzorg niet meer bestaat.
Bouwen
In sommige gevallen volstaat de maximaal toegestane oppervlakte van 80 m² niet en is er ruimtelijk geen bezwaar een grotere oppervlakte maat (maximaal 100 m²) toe te staan. In dat geval kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de oppervlakte van 80 m² (oppervlakte aan/uitbouwen) en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte (maximaal 100 m²) wordt gerealiseerd. Er gelden dan de volgende voorwaarden:
Huisvesting arbeidsmigranten
Binnen de gemeente worden steeds meer groepen arbeidsmigranten ondergebracht in bestaande panden. De omgeving is daar vaak niet op berekend en ingesteld, zeker als het om relatief grotere aantallen gaat. In beleid, notities van VROM en in jurisprudentie wordt hier op ingegaan. Deze huisvestingsvorm kan in de praktijk ook knelpunten tot gevolg hebben. Hiervoor is door de gemeente Reimerswaal een afzonderlijke beleidsnotitie vastgesteld. Op basis daarvan is het volgende overwogen en geregeld.
Huisvesting in de praktijk
Bij de huisvesting van arbeidsmigranten kunnen zich de volgende knelpunten voordoen.
Uit de genoemde knelpunten volgt dat een zorgvuldige afweging van locaties en regeling van omvang van huisvesting noodzakelijk zijn.
Op basis van het vorenstaande blijkt dat huisvesting van arbeidsmigranten niet direct past binnen de reguliere woonbestemming maar onder voorwaarden wel mogelijk moet zijn.
Bestemmingsregeling
In de bestemmingsregeling zijn begrippen opgenomen inzake bewoonbaar vloeroppervlak, huishouden, logies, kamerverhuur en woning (bewoning door een huishouden). Voor de verschillende functies in de kern wordt het volgende beleid ten aanzien van het aantal te huisvesten arbeidsmigranten voorgestaan.
Als bij agrarische bedrijven het niet mogelijk is arbeidsmigranten te vestigen in stedelijk gebied dan is het onder voorwaarden toegestaan dit op het agrarisch bedrijf te laten plaatsvinden.
Ter plaatse van de bestemmingen Centrum, Horeca en Maatschappelijk kunnen ten hoogste 10 arbeidsmigranten worden gehuisvest. In Oostdijk zijn alleen maatschappelijke bestemmingen aanwezig.
Naast functionele aspecten en ligging zijn voorts de volgende criteria van belang.
Locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten zijn onder voorwaarden, waaronder de hierboven genoemde criteria mogelijk, bij afwijken van een omgevingsvergunning mogelijk.
Bouwvlakken
In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen bouwen binnen het bouwvlak en het bouwen buiten het bouwvlak.
Binnen het bouwvlak zijn naast hoofdgebouwen, aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn over het algemeen aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De oppervlakte van de bebouwing buiten het bouwvlak is begrensd tot 50% met een maximum van 100 m². Door dit onderscheid is op eenvoudige wijze snel inzichtelijk welke bouwwerken, waar gebouwd mogen worden.
Bouwperceel
Bij de regeling van de bouwmogelijkheden is gebruikgemaakt van het begrip bouwperceel. Dit begrip is in de begripsbepalingen omschreven als: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. De bouwpercelen zijn in verband met de flexibiliteit niet op de plankaart ingetekend. Op grond van de begripsbepaling en de jurisprudentie volgt dat bij de bepaling van de omvang van een bouwperceel het kadastraal perceel als uitgangspunt dient. Door de bouwpercelen niet op de kaart aan te geven, bevat het bestemmingsplan een flexibele regeling bij bijvoorbeeld een herinrichting van een deel van het plangebied. Deze flexibiliteit wordt begrensd door de antidubbeltelregel. Deze regel zorgt ervoor dat ook na herinrichting en herverkaveling in totaal niet meer kan worden gebouwd dan het aangegeven bebouwingspercentage.
Afwijken van de bouwregels
Uitbreiden bouwvlak
In voorkomende gevallen kan het wenselijk zijn dat het bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de straat gezien) wordt vergroot. Hiervoor is een bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels opgenomen, waardoor burgemeester en wethouders het bouwvlak met ten hoogste 20% kunnen vergroten. Bij een omgevingsvergunning wordt niet afgeweken van de bouwregels indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Algemene afwijking
In het bestemmingsplan is in de bestemming Wonen een algemene afwijking opgenomen voor het afwijken van de maximale goot- of boeibordhoogte, bouwhoogte, afstand van het gebouw tot de perceelsgrens, de toelaatbare oppervlakte en het bebouwingspercentage tot ten hoogste 15%. Bij een omgevingsvergunning wordt niet afgeweken van de bouwregels indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Tijdelijke woongelegenheid bij bouwen/verbouwen woningen
Bij de gemeente worden regelmatig verzoeken ingediend voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij grootschalige verbouwingen. De plaatsing van de tijdelijke woonunits (ook (sta)caravan) voldoet bijna nooit aan het bestemmingsplan. Onder voorwaarden kan medewerking worden verleend aan tijdelijke woonruimte in dit soort situaties. Er worden drie situaties onderscheiden:
Plaatsing in bestaande woongebieden/buitengebied.
Indien het gaat om vervangende woonruimte ten tijde van een ingrijpende verbouwing van de bestaande woning dan wel nieuwbouw op de plek van de eigen bestaande woning waarbij de bestaande woning tijdelijk niet voor bewoning geschikt is, is onder voorwaarden medewerking aan een tijdelijke woonunit aanvaardbaar. Dit geldt voor zowel het bestaand stedelijk gebied als het buitengebied. In het bestemmingsplan kan een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen met voorwaarden, binnen de bestemmingen waar wonen in een woning is toegestaan.
Plaatsing in nieuwe woongebieden
Ook in nieuwe woongebieden kan worden verzocht om toestemming voor tijdelijke woonunits. De gemeente acht plaatsing hier eveneens aanvaardbaar, onder andere vanwege de volgende redenen.
Overige functies
Realisering van tijdelijke woonunits bij andere bestemmingen dan waar wonen in een woning is toegestaan (bijvoorbeeld Maatschappelijk) vragen een specifieke afweging. Hiervoor biedt de Wabo voldoende ruimte. Regeling voor tijdelijke huisvesting volgt dan via een separate procedure.
Voorwaarden
De gemeente acht medewerking aan een tijdelijke woongelegenheid uitsluitend onder specifieke voorwaarden mogelijk:
De agrarische gronden en bedrijven zijn voorzien van de bestemming Agrarisch.
zijn zonder meer mogelijk.
Bouwregels
In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen binnen het bouwvlak en buiten het bouwvlak. Er zijn regels opgenomen voor de goot- en bouwhoogte van:
In de bouwregels zijn deze genuanceerd voor onder andere silo's, mestopslagen en dergelijke.
Afwijken van de bouwregels
Met regels in 'Afwijken van de bouwregels' kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels.
Specifieke gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels is het gebruik gespecificeerd.
Afwijking van de gebruiksregels
In de afwijkingsmogelijkheden van de gebruiksregels zijn de voor Reimerswaal gebruikelijke afwijkingen van de gebruiksregels opgenomen. Het gaat dan om:
Wijzigingsbevoegdheid
Onder de wijzigingsbevoegdheid, zijn diverse wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Onder andere naar Wonen.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Beschermde dijken
Dit artikel is opgenomen in verband met de aanwezige regionale waterkering. Overeenkomstig de systematiek van de gemeente wordt hieraan deze bestemming gegeven, in combinatie met de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' is het waterschapsbelang op basis van de keur en de provinciale Verordening Ruimte zo voldoende veilig gesteld.
In verband met de randzone is deze regeling vanuit het reguliere agrarisch artikel overgenomen.
De regeling is uniform met de regeling in het buitengebied. Dit betekent dat ook de wijzigingsbevoegdheid naar 'Waterstaat - Waterkering' is opgenomen.
Dit artikel is alleen opgenomen in verband met de aanwezige nutsvoorzieningen die bovendien met een aanduiding zijn bevestigd. Ander bedrijfsmatig gebruik is niet toegestaan. Zodoende is voorzien in een slechts zeer beknopt artikel Bedrijf.
De bestemming Groen is opgenomen voor de belangrijke groenstroken en groenvoorzieningen in de kern alsmede de landschappelijke inpassing van enkele specifieke objecten en functies. In verband met de flexibiliteit zijn langzaamverkeersverbindingen rechtstreeks toegestaan binnen deze bestemming. De aanleg van ontsluitingswegen (erftoegangswegen) en parkeervoorzieningen zijn uitdrukkelijk niet rechtstreeks toegestaan.
Algemeen is water en waterberging toegestaan, hieronder worden ook waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bergbezinkbassins verstaan.
Aan het groengebied ten noordwesten van de kern is ook een groenbestemming toegekend. Hier bevinden zich een trapveldje en voorzieningen voor de jeugd (een jongerenontmoetingsplaats en een skatevoorziening, alsmede een speeltuin.
Er zijn voorts twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
Bestemmingsomschrijving
De percelen met de bestemming Maatschappelijk mogen worden gebruikt voor de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, gezondheidszorgvoorzieningen en sociaal-culturele voorzieningen.
Bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water zijn zonder meer mogelijk.
De bestemming Tuin is opgenomen, daar waar direct grenzend aan de openbare ruimte geen bebouwing gewenst is. Daarmee is feitelijk de voorgevelrooilijn vastgelegd. Omdat in een aantal situaties het doorbreken van deze voorgevelrooilijn niet leidt tot nadelige effecten op de verkeersveiligheid en / of het bebouwingsbeeld is een bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels opgenomen voor het toestaan van bijgebouwen of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
De met de bestemming Verkeer aangeduide gronden omvatten niet alleen wegen, parkeerplaatsen, fiets, en voetpaden, maar ook groenstroken, bermen, beplantingen en eventuele geluidwerende voorzieningen en afvalverzamelplaatsen. Door deze bestemmingslegging is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk, zonder dat gedetailleerde regels dergelijke ontwikkelingen in de weg staan. Ook water en waterhuishoudkundige voorzieningen (sloten, vijvers, maar ook ondergrondse bergbezinkbassins) zijn direct binnen deze bestemming mogelijk.
De grote beeldbepalende waterpartijen en waterlopen met een waterhuishoudkundige functie zijn als zodanig aangegeven. De gronden zijn bestemd voor water, aan en afvoer en waterberging. Op de gronden mogen uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd.
Artikel 12 Wonen - 1, Artikel 13 Wonen - 2 en Artikel 14 Wonen - 3
Binnen de bestemmingen is wonen in een woning toegestaan. In een aantal situaties is een aanduiding opgenomen.
Voor beeldbepalende panden en monumentale panden (Bolwerk 5) is de aanduiding cultuurhistorische waarde opgenomen, waarmee aantasting van het uitwendige karakter van het gebouw in de bestaande toestand wordt voorkomen en behoud van de cultuurhistorische waarde wordt voorgestaan.
Er zijn in totaal drie woonbestemmingen opgenomen.
'Wonen - 1' en 'Wonen - 2'
Wonen - 1 is het 'basis' artikel voor Wonen, overeenkomstig de modelregels van de gemeente. Op hoofdlijnen geldt dat de systematiek van het artikel Wonen - 2 gelijk is aan het artikel Wonen - 1. Echter zijn er enkele kleine verschillen ten aanzien van de toegelaten maatvoeringen en is voor sommige percelen (vrijstaand en tweeaaneen) een specifieke regeling opgenomen inzake de perceelsgrootte.
Ten aanzien van deze artikelen zijn de bouw- en gebruiksregels alsmede de afwijkingen afgestemd op het gemeentelijk handboek.
'Wonen - 3'
De systematiek in 'Wonen - 3' is in het geldende plan beduidend afwijkend dan in het basisartikel 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2'. Er is voor gekozen deze geldende systematiek integraal over te nemen, in de vorm van een nieuw woonartikel 'Wonen - 3'.
Motivering behoud regeling Moerdamme en Bolwerk
De gemeente heeft de wens geuit voor beide nog in ontwikkeling zijnde woongebieden deze relatief jonge bestemmingsregeling vooralsnog te handhaven. Om deze reden is voor deze gebieden zodoende voorzien in een op maat gesneden regeling, overeenkomstig het geldend planologisch regime.
In het kader van de afstemming van recente ontwikkelingen ten aanzien van tijdelijke woongelegenheden en mantelzorg en afhankelijke woonruimte heeft wel afstemming op deze onderdelen plaatsgevonden.
Bouwregels Wonen
In de bouwregels is opgenomen dat hoofdgebouwen dienen te worden opgericht in het bouwvlak. Voor het bouwvlak geldt dat afhankelijk van de aanduiding, aaneengebouwd, gestapeld, vrijstaand of twee aaneen kan worden gebouwd. Daar waar geen aanduiding is opgenomen kan vrijstaand of aaneen worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.
De bouwvlakken zijn veelal als een strook weergegeven. De diepte varieert veelal tussen 10 en 15 m. In de meeste gevallen is een diepte van 12 m ingetekend. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen, met dien verstande dat de afstandsmaten in de bouwregels in acht dienen te worden genomen.
Bouwregels
Binnen de bouwregels zijn de reguliere bouwregels ter plaatse van het hoofdgebouw (bouwvlak) en voor het aansluitende erf (de gronden buiten het bouwvlak) opgenomen. In de bouwregels is opgenomen dat voor de gronden binnen het bouwvlak hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd. Voor aan- of uitbouwen en bijgebouwen geldt hier een goot- en / of boeibordhoogte van 3 m en een bouwhoogte van 6 m.
In de bouwregels is opgenomen dat voor de gronden buiten het bouwvlak bouwmogelijkheden gelden voor aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot ten hoogste 50% en tot een maximum van 100 m².
In de regels is bepaald dat op de gronden buiten het bouwvlak een goot- en / of boeibordhoogte geldt van 3 m. De bouwhoogte is hier uit ruimtelijk oogpunt vastgelegd op 6 m. De afstand van bijgebouwen tot de woning is bepaald op 1 meter. Voor woningen met de aanduiding "vrijstaand" geldt een afstand van 3 m van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens. Voor woningen met de aanduiding "twee aaneen" geldt een afstand van 3 m van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen.
Afwijken van de bouwregels
Uit oogpunt van flexibiliteit zijn onder voorwaarden de reguliere bevoegdheden tot afwijken opgenomen:
Specifieke gebruiksregels
De gebruikelijke gebruiksregels zijn overgenomen uit het handboek, zie ook 6.2.2. Daarnaast is binnen de bestemmingen via afwijken van een omgevingsvergunning het mogelijk om onder voorwaarden de huisvesting van arbeidsmigranten mogelijk te maken.
Afwijken van de gebruiksregels
Uit oogpunt van flexibiliteit is onder voorwaarden naast de reguliere bevoegdheden tot afwijken, de volgende specifieke bevoegdheden tot afwijken opgenomen:
Door middel van wijzigingsbevoegdheden is het toestaan en weer schrappen van arbeidsmigranten en bijzondere woonvormen geregeld.
Artikel 16 Waarde - Archeologie 2
In het bestemmingsplan is overeenkomstig het op 22 november 2011 vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid gezien de hoge verwachtingswaarden een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 toegekend aan de gronden binnen de kern.
De bestemmingsregeling is in samenspraak met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is. Voor een nadere toelichting op het archeologiebeleid wordt voorts verwezen naar paragraaf 5.1.
De artikelen Artikel 15 Waarde - Archeologie 1, Artikel 17 Waarde - Archeologie 3 en Artikel 18 Waarde - Archeologie 4 zijn opgenomen, omdat naar aanleiding van archeologisch onderzoek planwijziging mogelijk is naar deze archeologische dubbelbestemming.
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
Ter plaatse van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (regionale waterkering) zijn de gronden mede bestemd voor de waterkering. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn hier toegestaan. Voorts is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen om het belang van de waterkering veilig te stellen.
Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen:
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Hiermee wordt voorkomen dat gronden oneigenlijk worden gebruikt voor het optimaliseren van bouwmogelijkheden.
Artikel 21 Algemene bouwregels
Bestaande maten (uitgezonderd van de overgangsregels), overschrijding van bouwgrenzen, percentages. Met de regels inzake bestaande maten wordt voorkomen dat (ondergeschikte) afwijkingen onder het overgangsrecht komen te vallen.
Artikel 22 Algemene aanduidingsregels
Overeenkomstig het buitengebied zijn binnen de agrarische bestemming aanduidingen opgenomen waarmee de kernrandzone en de ruimte voor landschappelijke verdichting zijn bestendigd. Ook is de aanduiding vrijwaringszone radar opgenomen. tot slot is in het kader van de Bro de vrijwaringszone - dijken opgenomen.
Artikel 23 Algemene wijzigingsregels
Het overschrijden van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (bestemmingsplan ).
Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.
Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.
Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.
Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.
Bij consoliderende bestemmingsplannen, zoals dit bestemmingsplan Oostdijk, waar nauwelijks nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt, kan er voor worden gekozen geen exploitatieplan vast te stellen. In deze gevallen is namelijk geen sprake van te verhalen (plan)kosten, dan wel is de potentiële opbrengst van de bouwmogelijkheden zo gering dat de kosten voor het opstellen van een exploitatieplan niet opwegen tegen de eventuele opbrengsten ervan.
Recentelijk is daarom het Bro gewijzigd (Besluit van 15 december 2009, Stcr. 2009, 19 907). Artikel 6.2.1a Bro (nieuw) maakt het mogelijk om het vaststellen van een exploitatieplan achterwege te laten indien het mogelijke (netto) bedrag aan exploitatie opbrengsten minder dan € 10.000,- bedraagt.
Gelet op de beperkte omvang van de resterende bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan, in relatie tot de voor de gemeente Reimerswaal te maken plankosten, is het niet waarschijnlijk dat de opbrengsten dit bedrag te boven zullen gaan. Daarom wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Oostdijk' (versie 12 mei 2014) met planidentificatie NL.IMRO.0703.04O0BPKom-vo01 heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 12 juni 2014 tot en met 9 juli 2014 ter visie gelegen op grond van de Inspraakverordening Reimerswaal.
Tijdens de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben ingezetenen van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijke of mondeling inspraakreacties naar voren te brengen.
Er zijn geen inspraakreacties ingediend.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan:
Er zijn geen inhoudelijke reacties op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen van de bovengenoemde instanties.
De reactie van Waterschap Scheldestromen is dat het voorontwerpbestemmingsplan 'Oostdijk' geen aanleiding geeft om opmerkingen te maken. In de waterparagraaf is aan de hand van de relevante thema's goed uiteengezet wat de consequenties zijn van het plan en hoe daarmee wordt omgegaan.