direct naar inhoud van 4.7 Agrarische bedrijven en milieuhinder
Plan: Starterswoningen Wijngaarden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0693.BPDorpsstr17WGD-VG01

4.7 Agrarische bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

Besluit landbouw milieubeheer (Blm)

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van landbouwbedrijven en veehouderijbedrijven dient rekening te worden gehouden met het aspect geur. Het Besluit landbouw milieubeheer is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest.

Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf vergunningplichtig in het kader van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo). De minimale afstanden zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Naast de in de tabel genoemde afstanden gelden minimale afstanden tot opslagen van mest, afgedragen gewassen en dergelijke.

Tabel 4.3 Minimale afstanden landbouwbedrijven

  inrichting waar landbouw-huisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
min. afstand tot objecten cat. I en II   100 m   50 m  
min. afstand tot objecten cat. III, IV en V   50 m   25 m  

Tabel 4.4 Indeling van objecten Besluit landbouw milieubeheer (Blm)

object
categorie  
omschrijving  
I   - bebouwde kom met stedelijk karakter
- ziekenhuis, sanatorium, en internaat
- objecten voor verblijfsrecreatie  
II   - bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving
- objecten voor dagrecreatie  
III   - verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent  
IV   - woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn
- verspreid liggende niet-agrarische bebouwing  
V   - woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn  

Voor inrichtingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden geldt dat ten opzichte van objecten categorie I en II een afstand van 100 m moet worden aangehouden. Ten opzichte van categorie III, IV en V geldt een afstand van 50 m. Indien niet aan de afstandseisen uit het Blm kan worden voldaan, is de veehouderij vergunningplichtig in het kader van de Wet milieubeheer waarbij het toetsingskader voor geur wordt gevormd door de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).

Wet geurhinder en veehouderij

In de Wgv zijn normen opgenomen voor een maximale geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten. Deze geurnormen gelden voor diercategorieën waarvoor emissiefactoren zijn vastgesteld in de Wvg. Voor overige diercategorieën geldt een minimale afstand ten opzichte van geurgevoelige objecten van 100 m indien het object is gelegen binnen de bebouwde kom en een minimale afstand van 50 m indien het object is gelegen buiten de bebouwde kom. Het begrip binnen en buiten de bebouwde kom is niet automatisch gelijk aan het begrenzing die wordt gehanteerd op grond van de wegenverkeerswet.

Geurverordening Graafstroom

De gemeente Graafstroom heeft in 2009 een geurverordening vastgesteld. Op grond van deze geurverordening kunnen ten opzichte van veehouderijen met diercategorieën waarvoor geen emissiefactoren zijn vastgesteld, zoals melkvee, kortere afstanden worden aangehouden. In het gebied dat is aangewezen in de geurverordening kunnen de afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten binnen en buiten de bebouwde kom worden gehalveerd.

Onderzoek

Direct ten westen van het plangebied is een agrarisch bedrijf aanwezig. Het betreft het melkveehouderijbedrijf Smits dat is gelegen aan de Dorpsstraat 13. Het bedrijf beschikt sinds 2007 over een milieuvergunning.

In figuur 2.4 (paragraaf 2.5) is de huidige planologische situatie weergegeven. Aan de westzijde van het plangebied is een woning toegestaan maar ook detailhandel en/of een kantoor. Centraal in het plangebied is eveneens een woning toegestaan. Voor de oostzijde van het plangebied, waar een nieuwe woning is beoogd, geldt de bestemming 'Maatschappelijk'. Het voorliggende bestemmingsplan maakt hier een functiewijziging mogelijk van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen'.

De beoogde woningen in het plangebied worden getypeerd als geurgevoelige objecten uit categorie II volgens de indeling in het Blm waardoor een afstand van 100 m van toepassing zou zijn. Omdat aan deze afstand ten opzichte van het agrarisch bedrijf niet wordt voldaan is het toetsingskader voor geur uit de Wgv van toepassing. Dit is waarschijnlijk de reden dat het bedrijf in de huidige situatie al vergunningplichtig is. Op grond van de Wgv geldt eveneens een minimumafstand van 100 m. Omdat het plangebied deel uitmaakt van het gebied waarvoor de gemeentelijke geurverordening is vastgesteld, kan deze afstand echter worden gehalveerd zodat een afstand van 50 m van toepassing is. Aan deze afstand kan, evenals in de huidige situatie, ook niet worden voldaan. In de huidige en toekomstige situatie bedraagt de afstand tot het agrarisch bouwvlak slechts enkele meters.

Omdat in het plangebied in de huidige situatie reeds sprake is van een woonbestemming en de nieuwe woning niet op kortere afstand van het agrarisch bouwvlak is gelegen, vormt de ontwikkeling geen verdere beperking voor de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf.

Aangenomen wordt dat de afstemming met omliggende woonfuncties bij de verlening van de huidige vergunning al heeft plaatsgevonden. In de huidige situatie vinden de geurrelevante bedrijfsactiviteiten in het noordelijke deel van het agrarisch bouwvlak plaats. Daar zijn de stal en de kuilplaten gelegen. De afstand van het plangebied tot de stal bedraagt circa 70 m, de kortste afstand tot de kuilplaten bedraagt circa 100 m. Alhoewel het bestemmingsplan ruimte biedt voor uitbreiding of verplaatsing van deze activiteiten zal in het milieuspoor altijd een afstemming met geurgevoelige objecten in de omgeving moeten plaatsvinden.

Conclusie

De nieuwbouw voldoet aan de gemeentelijke geurverordening. De geldende vergunning voor het melkveehouderijbedrijf aan de Dorpsstraat 13 levert geen belemmeringen op voor de nieuwbouw. Daarnaast levert de nieuwbouw geen verdergaande belemmeringen op dan die welke nu al bestaan voor het melkveehouderijbedrijf.