direct naar inhoud van Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0693.BPBG-VG01

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor "Verkeer – Railverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de afwikkeling van het goederentreinverkeer (Betuweroute) met de bijbehorende voorzieningen alsmede voor oversteekmogelijkheden ten behoeve van het overige verkeer;
  • b. kunstwerken;
  • c. een tunnel;
  • d. geluidsschermen;
  • e. de realisering van bouwkundige en andere maatregelen van verkeerskundige en landschappelijke aard, ten behoeve van de inpassing van de spoorlijn in zijn omgeving;
  • f. nutsvoorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 16.1.2opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

16.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 16.1.1:

a Aanleg spoorbaan

De spoorlijn bestaat uit maximaal twee sporen, met dien verstande dat inhaal-, wacht- en manoeuvreersporen zijn toegestaan, evenals verbindingsbogen tussen de sporen en de bestaande spoorlijnen.

b Tunnel

Een tunnel is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "tunnel" en uitsluitend ten behoeve van het railverkeer en het bijbehorende onderhoud.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming (waaronder kunstwerken en geluidsschermen), alsmede gebouwen voor elektrotechnische systemen (waaronder schakelstations, onderstations en relaishuizen) en nutsvoorzieningen.

16.2.2 Gebouwen

Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 30 m2;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag een "bouwvlak" helemaal worden volgebouwd;
  • c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. gebouwen buiten de aanduiding "bouwvlak" dienen een afstand van ten minste 50 meter tot de meest nabijgelegen woning in acht te nemen.
16.2.3 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf, dan wel voor zover de sporen verdiept zijn gelegen, gemeten vanaf het maaiveld. Een en ander met dien verstande dat:

  • a. draagconstructies voor de bovenleiding maximaal 15 m hoog mogen zijn, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de geleiding of veiligheid van het verkeer met een oppervlakte van minder dan 10 m2 en overige andere bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 6 m2 een hoogte mogen hebben van maximaal 12 m.
16.2.4 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.