Plan: | Giessen-Oudekerk, Hoogblokland en Schelluinen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0689.BP9000-vast |
Hoogblokland, Schelluinen en Giessen–Oudekerk liggen verspreid binnen de gemeente Giessenlanden. De drie dorpen hebben een geheel eigen ontwikkelingsgeschiedenis. Schelluinen is ontstaan langs het gegraven water van de Schelluinsche Vliet. Hoogblokland en Giessen-Oudekerk maken deel uit van een langgerekt bebouwingslint met plaatselijke dorpskernen die zich uitstrekken tussen Arkel en Giessendam. Hoogblokland is gesticht op een hoog gelegen pleistocene zandopduiking. Giessen-Oudekerk heeft zich gevormd aan een wijde buitenbocht van de rivier Giessen tegenover een oude in de binnenbocht van de rivier gelegen burcht.
De identiteit van de drie kernen wordt in hoge mate bepaald door de directe nabijheid van meerdere landschappelijke elementen, op korte afstand, of zelfs binnen het dorpsgebied van de kernen. Deze landschappelijke elementen betreffen onder meer donken, veenrivieren, weteringen, veenweidegebieden, boomgaarden, knotwilgen, elzensingels en wielen. Maar ook bijzondere elementen zoals een burcht of oude verbindings- of tolwegen.
Binnen de kernen is een onderscheid te maken in de historische dorpskern, het historische dorpslint (vaak geleidelijk overgaand in de historische dorpskern) en de planmatige naoorlogse uitbreidingen. Een bijzondere vorm van de naoorlogse uitbreidingen zijn de villawijken en/of bungalowparken.
Historische dorpskernen
De drie oude dorpskernen bezitten ieder een eigen identiteit. Karakteristiek is daarbij de individualiteit van de gebouwen binnen het stedenbouwkundig geheel en de verwijzing naar eenvoudige historische bouwvormen zoals deze bepaald worden door de schaal, de goothoogte, de kapvorm en de nokrichting. Het merendeel van de woningen staat met de nokrichting haaks op de weg en bezit een goothoogte van maximaal 4 m. Bij verbouw en herbouw verdient deze karakteristiek veel aandacht.
Om de karakteristieke ruimtelijke samenhang te bewaren en zo mogelijk te verbeteren verdient het aanbeveling om binnen de historische kernen eisen te stellen ten aanzien van de vorm en afmeting van gebouwen. Van hoogtematen kan via een vrijstelling worden afgeweken indien deze verhoging bijdraagt aan de verbetering van de huidige situatie en van de afstemming van bebouwing op het totale ruimtelijke beeld van de kern.
Historische lintbebouwingen
De in het lint gebouwde woningen zijn meestal vrijstaand en soms twee-aaneengebouwd en staan veelal op wisselende afstand van de weg. Hierdoor ontstaat er een min of meer transparant bebouwingsbeeld van de lintbebouwing. Ook hier staat het merendeel van de woningen met de nokrichting haaks op de weg met een goothoogte van maximaal 4 m.
Planmatige uitbreidingen
Kenmerkend voor de naoorlogse planmatige uitbreidingen is het vaak regelmatige stratenpatroon en de relatief grote hoeveelheid eengezinsrijenwoningen. Het merendeel van deze woningen bestaat uit twee bouwlagen onder een kap met een maximale goothoogte van 6 m. In deze uitbreidingen zijn de bijgebouwen overwegend gebouwd op het achtererf waardoor er aan de straatzijde sprake is van onbebouwde voortuinen. De woningen staan vaak op een eenduidige afstand van de openbare weg. Soms komen echter ook delen voor waar de verkaveling minder rechtlijnig van opzet is.
Voor de juridische regeling is van belang dat alle bijgebouwen en aanbouwen zich achter of op het zijerf van de woningen bevinden.
Bungalowparken en villawijken
Deze kenmerken zich veelal door hetzij meer gebogen rooilijnen hetzij een meer vrije situering van de bebouwing ten opzichte van de weg, de ruime kavels, het relatief grote bouwoppervlak (in samenhang met een beperkte goothoogte) van de woningen en de groene omgeving. De woningen hebben een goothoogte van maximaal 4 m.