direct naar inhoud van 3.3 Zonering
Plan: Buitengebied Giessenlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP8001-vast

3.3 Zonering

Bovengenoemde beleidsuitgangspunten zijn algemeen en voor de gehele gemeente gelijkluidend. In het plangebied zijn echter verschillende kwaliteiten te onderscheiden. De afweging tussen de belangen is niet voor het hele plangebied dezelfde. Afhankelijk van bodemtype, waterhuishouding, de aanwezigheid van landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en grondgebruik, is nuancering van het beleid op zijn plaats. De hiermee samenhangende beleidskeuzen leiden tot een gebiedsdifferentiatie of zonering van het plangebied. In dit hoofdstuk wordt de zonering voor het plangebied beschreven.

3.3.1 Agrarisch gebied

Ligging

Nagenoeg het gehele agrarische gebied behoort tot deze zone. Het betreft de veen- en rivierkleigronden die gekenmerkt worden door landschappelijke openheid, de slagenverkaveling en grasland met grondgebonden veehouderij.

In de structuurvisie werd nog een bufferzone onderscheiden. Om de volgende redenen wordt dit onderscheid in het bestemmingsplan niet overgenomen:

  • de zone is momenteel in agrarisch gebruik en verschilt functioneel niet van het overige agrarisch gebied;
  • extensivering en natuurontwikkeling zou een bufferende werking moeten hebben; ook de agrarische bestemming heeft een bufferende werking, omdat er geen nieuwe bebouwing mag plaatsvinden, behoudens voor duurzame en volwaardige agrarische bedrijven.

Ontwikkelingen

In het Agrarisch gebied spelen ontwikkelingen op het gebied van landbouw, natuur- en landschapsbehoud en recreatie. De belangrijkste ontwikkelingen voor de landbouw zijn:

  • schaalvergroting;
  • verbreding;
  • bedrijfsbeëindiging.

Schaalvergroting

Een groot deel van de agrariërs richt zich op een optimale bedrijfsvoering, verlaging van de kosten en het zoeken naar mogelijkheden om aan alle eisen die tegenwoordig aan een modern agrarisch bedrijf worden gesteld, te kunnen voldoen. Schaalvergroting is daarom voor veel ondernemers een belangrijke strategie in hun bedrijfsontwikkeling. Het vergroten van het bedrijf is noodzakelijk om in te spelen op ontwikkelingen in de markt, technologie en omgeving.

De ruilverkavelingslinten hebben de minst cultuurhistorische en natuurlijke waarde en zijn dus het meest geschikt voor schaalvergroting van de agrarische bedrijven. Bovendien zijn deze gebieden goed bereikbaar via de provinciale wegen. Zwaar verkeer hoeft niet meer door de hele gemeente en over de dijken om de bedrijven te bereiken. Bij de oorspronkelijke linten geldt veelal het bestaande vergunningstelsel ter beperking van zwaar verkeer < 15 ton. Verdere ontmoediging van zwaar verkeer zal moeten worden gezocht in routering en het vestigings- c.q. saneringsbeleid van de gemeente. Overigens komen in de ruilverkavelingslinten nauwelijks burgerwoningen voor, waardoor deze geen belemmering vormen voor de bedrijven. Hoewel agrarische bedrijven ook in de linten mogen uitbreiden, is het wenselijk verplaatsing van agrarische bedrijven met grootschalige uitbreidingsplannen binnen de oude linten naar de ruilverkavelingslinten te stimuleren. Wel zal dit bij voorkeur plaats dienen te vinden ter plaatse van bestaande bouwpercelen en altijd in geclusterde vorm met voldoende gebiedseigen erfbeplanting. Indien noodzakelijk kunnen ook nieuwe percelen binnen de ruilverkavelingslinten worden aangewezen. In de ruilverkavelingslinten gaan de agrarische functies voor op andere functies, zoals wonen of recreatie. In dit kader zijn vergaande functiewijzigingen in vrijkomende agrarische bedrijven die belemmerend kunnen zijn voor de (ontwikkeling van) omliggende agrarische bedrijven, niet wenselijk.

Verbreding

Verbreding van de landbouw kan een bredere financieel-economische basis vormen voor een agrariër. Maar er zijn ook andere motieven om nevenfuncties te starten; mensen bekend maken met het platteland, door mensen naar de boerderij te halen, de omgeving aan mensen te laten zien en te laten ervaren en voelen. De boer heeft een uniek product in handen, een belevingsproduct voor verschillende doelgroepen, wat zich kan uiten in bijvoorbeeld verkoop van (streek)eigen producten, agrotoerisme, verblijfsrecreatie op de boerderij, het bieden van verschillende vormen van zorg, en dergelijke. Om dit mogelijk te maken moet het bestemmingsplan de ruimte bieden voor nevenfuncties.

Bedrijfsbeëindiging (vrijkomende agrarische bebouwing)

Jaarlijks wordt ongeveer 3% van het aantal agrarische bedrijven beëindigd. Ook in Giessenlanden zal dat het geval zijn in de komende planperiode. In dat geval zal het agrarische bedrijf zijn functie verliezen en moet worden bezien welke 'vervolgfunctie' toelaatbaar is. Wonen als vervolgfunctie komt in de praktijk vaak voor, maar er kan ook voor andere mogelijkheden worden gekozen. Indien vervolgfuncties in de bestaande bebouwing plaatsvinden, zal dit ruimtelijk gezien geen belemmering veroorzaken. Wel is van groot belang dat de overblijvende agrarische bedrijven niet door de komst van burgers in het buitengebied worden gehinderd. Dit geldt niet alleen voor de huidige situatie, maar ook voor de toekomstige situatie; agrarische bedrijven moeten enige uitbreidingsmogelijkheden behouden.

Binnen het natuur- en landschapsbehoud spelen de volgende ontwikkelingen:

  • realisatie van de ESH;
  • behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Rijk en provincie hebben zich tot doel gesteld om de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te ontwikkelen. Hiervoor worden verschillende instrumenten ingezet. Voor Giessenlanden is van belang dat ecologische verbindingszones worden gerealiseerd. Daarnaast biedt de overheid subsidies voor het aangaan van beheersovereenkomsten, onder meer voor het beschermen van weidevogels.

Ook het behoud van het open veenweidelandschap en het kenmerkende slagenpatroon zijn belangrijke uitgangspunten, die ook in de structuurvisie naar voren zijn gekomen.

Toekomstperspectief

In het agrarisch gebied versterken de belangen van de grondgebonden veehouderij die van het behoud van het open veenweidelandschap. Daarom is het toekomstperspectief voor deze zone gericht op ontwikkelingsmogelijkheden voor de grondgebonden veehouderij. Andere agrarische productietakken tasten het kenmerkende landschap aan. Om die reden worden er geen ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor andere agrarische productietakken. Bestaande niet-grondgebonden veehouderijbedrijven kunnen uiteraard worden voortgezet.

De zone biedt ook ontwikkelingsmogelijkheden voor verbrede landbouw. In deze zone wordt slechts in beperkte mate mogelijkheden geboden voor recreatieve nevenfuncties. Uitgangspunt voor het agrarisch gebied is het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven. Een dergelijke functieverandering kan mogelijk conflicteren met de belangen en ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische bedrijven.

Om het toekomstperspectief in het bestemmingsplan mogelijk te maken, is het beleid in de zone agrarisch gebied gericht op:

  • ontwikkeling van de grondgebonden veehouderij;
  • streven naar landschappelijke openheid;
  • behoud en ontwikkeling van aan openheid gebonden natuurwaarden, als weidevogels en wintergasten;
  • behoud van het cultuurhistorisch waardevolle verkavelingspatroon;
  • behoud van monumentale bebouwing;
  • realisering van ecologische verbindingszones;
  • mogelijkheden bieden voor verbrede landbouw en voor vervolgfuncties in vrijgekomen agrarische bedrijven (vab), waarbij de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische bedrijven niet in het geding mogen komen.

3.3.2 Bebouwingslinten

Ligging

De eerste bebouwing in het veenweidelandschap van de gemeente Giessenlanden ontstond op de hoger gelegen en minder veenachtige delen langs waterlopen zoals de Giessen. Vanaf daar werd begonnen met de ontginning van het achterliggende landschap. In de loop van de tijd verdichte de bebouwing en ontstonden langs de waterlopen zogenaamde bebouwingslinten. Gezien de oorsprong van deze bebouwingslinten bevindt zich in de linten nog veel cultuurhistorische bebouwing.

De inrichting van de bebouwingslinten is zeer afwisselend. De bebouwing staat op wisselende afstanden van water en van elkaar en bestaat uit zowel oude als nieuwe elementen. Door de variatie in functie, inrichting en grondgebruik is er binnen de bebouwingslinten een grote afwisseling in beelden. Dit wordt nog eens versterkt doordat plaatselijk vanuit het lint doorzichten mogelijk zijn naar de open veenweidegebieden.

Ontwikkelingen

De belangrijkste ontwikkelingen in de bebouwingslinten betreffen met name:

  • afname agrarische activiteiten;
  • toename burgerbewoning van vrijkomende agrarische gebouwen;
  • toename van de vraag naar recreatieve activiteiten.

Afname agrarische activiteiten

Vanwege de steeds strengere milieunormen en het gebrek aan fysieke ruimte voor uitbreiding in de bebouwingslinten is het voor de agrarische bedrijven in de linten steeds moeilijker zich te ontwikkelen. Dit heeft geleid tot een afname van het aantal agrarische bedrijven in de linten.

Deze ontwikkeling werd versterkt door de grootscheepse ruilverkaveling binnen de gemeente. Ter verbetering van de bedrijfsvoering en de landbouwstructuur werden in het open agrarisch gebied nieuwe bedrijven gerealiseerd aan nieuwe ruilverkavelingswegen en zijn agrarische bedrijven uit de linten verplaatst naar het open agrarisch gebied. Door de ruilverkaveling is de bedrijfsgrootte toegenomen en de veehouderij geïntensiveerd. De ontwikkelingsruimte van deze bedrijven is veel groter dan die van de bedrijven in de bebouwingslinten.

De vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen in de linten zijn in gebruik genomen door burgers of andere niet-agrarische functies. Dit kunnen functies zijn in de recreatieve of bedrijfsmatige sfeer. Ook komen kleinschalige detailhandel en horeca voor.

De afname van de agrarische activiteiten in de bebouwingslinten zet zich verder voort, waardoor in de toekomst meer agrarische bedrijfscomplexen in de linten vrij zullen komen. Voor deze complexen moet gezocht worden naar een nieuwe invulling.

Toename burgerbewoning vrijkomende agrarische gebouwen

De afname van het aantal agrarische bedrijven in de linten heeft ook tot gevolg dat er ruimte ontstaat voor burgers om zich te vestigen in vrijkomende agrarische bebouwing (vab). Deze zogenaamde vab's bieden de mogelijkheid om in een landschappelijk en cultuurhistorisch interessante omgeving te kunnen wonen. De voormalige bedrijfsgebouwen bieden tevens de ruimte voor het uitoefenen van aan het landelijk gebied verbonden activiteiten, zoals het hobbymatig houden van dieren. Het omzetten van een vab naar een burgerwoning kan echter wel problemen veroorzaken voor de ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen agrarische bedrijven. Ook moet voorkomen worden dat een verdere verdichting van de lintbebouwing met bebouwing ontstaat.

Een belangrijke ontwikkeling in het landelijk gebied, welke ook gekoppeld is aan de toename aan burgerbewoning in het landelijk gebied, is de verpaarding van het landschap. In toenemende mate staan in plaats van de koeien paarden in de wei en worden voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ingezet als stalling voor paarden. Gevolg hiervan is dat op het voormalige agrarische bouwperceel, maar ook op de agrarische gronden, paardenbakken al dan niet met afrasteringen en lichtmasten ontstaan.

Toename vraag naar recreatieve activiteiten

Ondanks het feit dat de gemeente Giessenlanden verder gelegen is van de Randstad dan andere gemeenten in het Groene Hart, zal ook Giessenlanden kunnen profiteren van een groeiende hoeveelheid stedelingen die in het landelijk gebied wil recreëren.

Giessenlanden is recreatief gezien een zeer aantrekkelijk gebied. Recreanten kunnen genieten van het open veenweidelandschap en de cultuurhistorische bebouwing langs de Giessen. De Giessen heeft door zijn cultuurhistorische elementen een grote recreatieve waarde.

Enerzijds zal er behoefte zijn aan voorzieningen voor extensieve recreatie zoals wandel- en fietspaden. Anderzijds groeit de behoefte aan meer intensievere vormen van recreatie die tevens gelieerd zijn aan de agrarische sector zoals kamperen bij de boer of bed & breakfast. Ook activiteiten als kleinschalige horeca (theetuin) en detailhandel (verkoop antiek en curiosa) en poldersport worden gezien als activiteiten die goed passen bij het karakter van het landelijk gebied.

Het aanbod van de meer intensievere vormen van recreatie zal zich met name concentreren in de bebouwingslinten.

De vrijkomende agrarisch bebouwing biedt de mogelijkheid voor de vestiging van deze functies. Ook de historische bebouwing in de linten in relatie tot het open veenweidelandschap zorgt voor een aantrekkelijke omgeving om in te recreëren.

Toekomstperspectief

De kwaliteit van de bebouwingslinten worden gevormd door:

  • de cultuurhistorisch waardevolle lintbebouwing en de landschappelijk fraai gelegen veenstromen met doorzichten naar het open veenweidelandschap;
  • de afwisseling aan functies, bebouwing en beelden.

De beeldkwaliteit dient zoveel mogelijk gewaarborgd te worden en de historische bebouwing dient behouden te blijven. Vanwege het verlies van de agrarische functie van veel historische gebouwen, moet gezocht worden naar nieuwe functies die:

  • een bijdrage kunnen leveren aan het behoud van de cultuurhistorische waarden van de gebouwen;
  • geen afbreuk doen aan het karakter van de lintbebouwing en het open veenweidegebied.

Voor het gebruik van de vrijkomende agrarische gebouwen kan gedacht worden aan nieuwe functies zoals kleinschalige recreatieve activiteiten zoals een theetuin, bed & breakfast of kamperen bij de boer (of burger), verkoop van streekeigen producten, boerengolf en openbare aanlegplaatsen voor boten in de recreatieve zone langs de Giessen. Voor deze functies is een aantrekkelijk (cultuurhistorisch waardevolle) omgeving van groot belang voor succes. De genoemde functies komen vaak als nevenfuncties bij agrarische bedrijven voor, maar kunnen in combinatie gezien worden met het wonen.

In de lintbebouwing aan de Giessen ten westen van N216 zijn reeds veel recreatieve functies aanwezig. De cultuurhistorische waarde is hier bovendien minder groot dan in het noordelijke deel. Daarom vormt dit deel een uitstekende locatie voor de minder extensieve recreatie die ruimtelijk gezien minder wenselijk is in het oostelijk gedeelte van de Giessen.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat bij vertrek van de landbouw het de voorkeur heeft om grazers in het weiland te hebben staan. Bij voorkeur zijn dit natuurlijk koeien, maar ook het houden van paarden wordt in dit kader genoemd. Een nieuwe functie zoals paardenhouderij zou mogelijk kunnen zijn indien de agrarische functie verdwijnt. Dit sluit tevens aan bij de ontwikkeling die ook wel de 'verpaarding' wordt genoemd. Er dienen echter wel randvoorwaarden te worden gesteld aan de 'verpaarding'. Paardenbakken, terreinafscheidingen en verlichting kunnen storende elementen zijn in het landschap. Lichtmasten worden daarom uitgesloten en paardenbakken dienen zorgvuldig in het landschap te worden ingepast.

Belangrijke aandachtspunten bij het toestaan van nieuwe functies zijn:

  • 1. de wens voor nieuwe bouwmogelijkheden;
  • 2. de verkeersaantrekkende werking van functies;
  • 3. belemmeringen voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de nog aanwezige agrarische bedrijven.

1. Wens voor nieuwe bouwmogelijkheden

In de linten moet zorgvuldig worden omgegaan met het toekennen van nieuwe bouwmogelijkheden. Een verdichting van linten betekent een aantasting van de nog aanwezige, waardevolle doorzichten en is daarom niet wenselijk. De mogelijkheid voor het toevoegen van huishoudens door splitsing van boerderijen blijft wel open staan. Dit is echter uitsluitend toegestaan onder strenge randvoorwaarden. De Ruimte-voor-Ruimteregeling voorziet in de toevoeging van burgerwoningen ter plaatse van voormalige agrarische bedrijven. Bij de bouw van nieuwe woningen in het bebouwingslint moet de bebouwing zo goed mogelijk worden ingepast in de huidige karakteristiek van het bebouwingslint.

2. Verkeersaantrekkende werking van functies

Bereikbaarheid is één van de belangrijkste verkeersaspecten. De dijken zijn niet gemaakt voor veel en zwaar verkeer. Gezien de beperkte breedte van een dijk is deze niet geschikt voor veel autoverkeer.

Een belangrijke voorwaarde voor het toestaan van nieuwe functies is dan ook dat er geen sprake mag zijn van een grote verkeersaantrekkende werking van de functie. Het verdwijnen van de agrarische functies en daarmee van een groot deel van het zware verkeer levert juist een verbetering van de verkeerssituatie op, die niet teniet moet worden gedaan door de verkeersaantrekkende werking van de nieuwe functies.

3. Belemmeringen voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor aanwezig agrarische bedrijven

Met het toestaan van nieuwe functies moet voorkomen worden dat bestaande agrarische bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. Bij de afweging dient dit criterium dan ook nadrukkelijk te worden meegewogen.

Om het toekomstperspectief in het bestemmingsplan mogelijk te maken, is het beleid in de zone Bebouwingslinten gericht op:

  • behoud historische (monumentale) bebouwing en beeldkwaliteit in de bebouwingslinten;
  • bieden van mogelijkheden voor vervolgfuncties in vrijgekomen agrarische bedrijven (vab), bijvoorbeeld in de vorm van (verblijfs)recreatie enz. met oog voor de gevolgen voor de omgeving (milieuhygiënische inpasbaarheid, verkeersaantrekkende werking, landschappelijke inpassing);
  • bieden van recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden op het gebied van dag- en verblijfsrecreatie en routestructuren met oog voor landschappelijke inpassing, in combinatie met verbrede landbouw en vab.
3.3.3 Natuur

Ligging

De zone Natuur wordt gevormd door de in het plangebied aanwezige bestaande en toekomstige natuurgebieden. Dit betreft met name het gebied langs de Linge.

Ontwikkelingen

Binnen de gemeente vinden geen grootschalige natuurontwikkelingsprojecten plaats. Wel wordt er gestreefd naar een samenhangend stelsel van groene verbindingen door de aanleg van de zogenaamde ecologische verbindingszones. Op deze manier kan de natuur- en landschapsfunctie worden versterkt en wordt het leefgebied voor amfibieën en zoogdieren vergroot.

Ook worden sloten hersteld naar hun oorspronkelijke vormen. In het zuidwestelijke bosgebied wordt gestreefd naar een geleidelijke omvorming naar een meer natuurlijk bosbeeld. Onderdeel daarvan is de instandhouding van de daarin gelegen open enclaves.

Toekomstperspectief

Het toekomstperspectief in deze zone is gericht op het behoud en de versterking van de natuurfunctie. Hiertoe worden de verschillende natuurgebieden verbonden door de ecologische verbindingszones.

Er is geen behoefte aan grootschalige natuurontwikkeling. Naast de natuurfunctie zijn andere functies, onder meer recreatief medegebruik en extensief agrarisch gebruik, in ondergeschikte vorm toegestaan. Nieuwe functies in deze zone zijn alleen toegestaan, indien zij het perspectief voor de natuur versterken.

Met het oog op het toekomstperspectief gelden in de zone Natuur de volgende beleidslijnen:

  • behoud van de bestaande natuurgebieden;
  • realisatie van de ecologische hoofdstructuur;
  • herstellen van de natuurlijke uitstraling van de sloten.