Plan: | Grotewaard 40-42 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0689.BP4008-vast |
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan zijn de gewijzigde bouwplannen voor de locatie Grotewaard 40-42 te Noordeloos. Voor deze locatie is op 2 oktober 2012 het wijzigingsplan 'Grotewaard 40-42 te Noordeloos' vastgesteld waarbij de realisatie van in totaal 7 woningen is mogelijk gemaakt. Dit wijzigingsplan is een uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid die voor dit gebied is opgenomen in het bestemmingsplan 'Dorpskern Hoornaar'.
Om in te spelen op de huidige marktomstandigheden is voor het plangebied een nieuw bouwplan opgesteld. Het nieuwe bouwplan voorziet in de realisatie van in totaal 6 woningen, waarbij tevens buiten de in het wijzigingsgebied opgenomen bouwvlakken zal worden gebouwd. Hierdoor past het plan niet binnen de gegeven kaders van het wijzigingsplan. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het nieuwe bouwplan juridisch planologisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied is gelegen aan de Grotewaard 40-42 te Noordeloos. Het ligt hiermee aan de noordzijde van de dorpskern Hoornaar op de kruising van de wateren de Noordeloos, de Giessen en de Kleine Vliet (zie figuur 1.1: Ligging plangebied).
Figuur 1.1 Ligging plangebied (rood omcirkeld)
Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan gaat in op het toepasselijke beleidskader. Hoofdstuk 3 gaat in op de voorgestelde ontwikkeling. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van het benodigde onderzoek naar onder andere milieuaspecten. De economische uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 5. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 6.
Het bestemmingsplan moet worden getoetst aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven. Er geldt geen specifiek rijksbeleid voor dit plan. Paragraaf 2.2 behandelt het provinciale beleid. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 2.3. Paragraaf 2.4 geeft de conclusies.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
In de structuurvisie formuleert het Rijk vier hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Dit bestemmingsplan is niet strijdig met het beleid zoals geformuleerd in de structuurvisie.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), 2012
Dit besluit bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan ruimtelijke besluiten moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), erfgoed (Unesco). In 2012 is het Barro aangevuld met vrijwaringszones rijksvaarwegen (veiligheid), reserveringsgebieden hoofdwegen en hoofdspoorwegen (verbreding èn nieuwe wegen), elektriciteitsvoorziening (vestigingsplaatsen elektriciteitscentrales, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen), buisleidingen, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeergebied. Ook is met deze aanvulling van het Barro een extra motiveringsplicht aan het Bro toegevoegd voor bestemmingsplannen met nieuwe stedelijke ontwikkelingen in verband met het onderwerp duurzame verstedelijking. Dit bestemmingsplan is niet strijdig met de regels in het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro), 2012
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. De toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de volgende stappen:
Toetsing
Met voorliggend bestemmingsplan wordt 1 woning minder mogelijk gemaakt dan opgenomen in de vigerende bestemmingsregeling. De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft dan ook niet te worden doorlopen.
Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
4 rode draden
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
2. vergroten van de agglomeratiekracht,
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
1. Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.
Het plangebied is op de visiekaart aangeduid als bestaand bebouwd gebied.
2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)
Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.
3. Versterken ruimtelijke kwaliteit
Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.
De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.
4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.
De provincie wil het de bebouwde ruimte beter benutten. Onder “bebouwde ruimte” wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. De bouwplannen in het plangebied passen binnen de principes van de bebouwde ruimte beter benutten.
Structuurvisie Giessenlanden Buitengewoon
De structuurvisie bevat de uitgangspunten en potenties voor de toekomstige ontwikkelingen in Giessenlanden, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke component. De visie gaat uit van kwalitatief hoogwaardige uitbreidingen, passend in het landschap. Ook bij inbreiding dienen nieuwe woningen zoveel mogelijk ingepast te worden in de bestaande situatie. Bij alle woningbouwprojecten dient aandacht te zijn voor cultuurhistorie en beeldkwaliteit. Kleinschalige uitbreidingen aan de randen van de kernen belemmeren veelal het zicht vanuit het landschappelijke gebied. De kernen verliezen hiermee hun eigenheid en identiteit. Daar waar sprake is van afronding van de bebouwing, moet de dorpsrand worden afgerond en dient een goede overgang naar het landelijk gebied te worden gerealiseerd.
Vigerende regeling
Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het wijzigingsplan 'Grotewaard 40-42 te Noordeloos'. Dit wijzigingsplan is vastgesteld op 2 oktober 2012. Dit wijzigingsplan is een uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid die voor dit gebied is opgenomen in het bestemmingsplan 'Dorpskern Hoornaar'. Omdat de wijzigingsbevoegdheid met dit wijzigingsplan reeds is ingevuld kan het nieuwe bouwplan niet opnieuw met een wijzigingsplan mogelijk gemaakt worden. Om het nieuwe bouwplan toch mogelijk te kunnen maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 2.1 Verbeelding wijzigingsplan 'Grotewaard 40-42 te Noordeloos'
Voor het plangebied is momenteel de bestemming 'Tuin' en 'Wonen' opgenomen (zie figuur 2.1). De hoofdgebouwen van de maximaal 7 woningen dienen binnen de bouwvlakken te worden gebouwd.
Strijdigheid met het vigerend wijzigingsplan
Het nieuwe bouwplan voorziet in de realisatie van in totaal 6 woningen. Deze woningen passen binnen de opgenomen woonbestemming. Echter zijn de hoofdgebouwen van de nieuwe woningen buiten de in het wijzigingsplan opgenomen bouwvlakken gesitueerd. Voor een weergave van de overschrijding wordt verwezen naar figuur 3.1 in hoofdstuk 3.
De realisatie van het nieuwe bouwplan is niet mogelijk op basis van het vigerende wijzigingsplan maar is wel in overeenstemming met het ruimtelijke beleid van Rijk, provincie Zuid-Holland en het gemeentelijk beleid.
Het nieuwe bouwplan voorziet in de realisatie van in totaal 6 grondgebonden vrijstaande woningen. In figuur 3.1 is de nieuwe situatie weergegeven. In dit figuur is eveneens aangegeven hoe de nieuwe hoofdgebouwen zich verhouden tot de bouwvlakken zoals deze zijn opgenomen in het vigerende wijzigingsplan.
Figuur 3.1 Toekomstige situatie (huidige bouwvlakken blauw weergegeven).
De nieuw te bouwen woningen hebben een goothoogte van maximaal 4 m hetgeen in overeenstemming is met de woningen die in de directe omgeving aanwezig zijn. Voor deze ontwikkeling is een welstandsparagraaf opgesteld (zie Bijlage 1) welke leidend is voor de inrichting van het gebied.
Voor de ontwikkeling zijn de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten geformuleerd:
De cultuurhistorisch waardevolle ruimtelijke structuur wordt in stand gehouden doordat de bebouwingsrichting de richting van het landschap volgt. Tevens zullen de woningen in traditionele stijl worden gebouwd, bestaande uit één laag met een kap.
De terreininrichting zal bestaan uit een landelijke en streekeigen cultuur met inheemse beplanting en streekeigen materiaal (grind, klinker) voor de verharding. De (auto)ontsluiting en parkeren dienen zoveel mogelijk collectief te worden opgelost.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. Hierbij is gebruik gemaakt van de onderzoeken die zijn gedaan in het kader van het 'Wijzigingsplan Grotewaard 40-42 te Noordeloos'. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
Toetsingskader
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden hebben betrekking op:
Onderzoek en conclusies
De beoogde ontwikkeling voldoet niet aan de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de plandrempels uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
In het kader van het wijzigingsplan 'Grotewaard 40-42 te Noordeloos' is de watertoets doorlopen. Hieruit is gebleken dat de ontwikkeling van de woningen geen negatieve gevolgen hebben voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Aangezien met voorliggend bestemmingsplan een woning minder mogelijk gemaakt wordt zal de oppervlakte aan verharding naar aanleiding van dit bestemmingsplan afnemen. Daarnaast zal ter bescherming van de waterkering en het waterbergingsgebied, overeenkomstig het wijzigingsplan, de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aan het plangebied worden toegekend.
Conclusie
De vaststelling van dit bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
In het kader van het wijzigingsplan 'Grotewaard 40-42 te Noordeloos' is op basis van de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat ten gevolge van het verkeer op de Overslingeland is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Ten gevolge van het verkeer op de Grotewaard wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB aan de gevels van twee nieuwe woningen overschreden. Voor deze twee woningen zijn vervolgens hogere waarden verleend.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt een woning minder mogelijk gemaakt. Daarnaast zullen de overige woningen niet dichter op de Overslingeland of de Grotewaard worden gesitueerd. Hierdoor zal akoestische situatie op de woningen niet verslechteren.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
stof | toetsing van | Grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en conclusie
Met voorliggend bestemmingsplan wordt een woning minder mogelijk gemaakt dan eerder door middel van een wijzigingsplan is vastgelegd. Door de ontwikkeling in het plangebied zal de verkeersaantrekkende werking afnemen. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt daarnaast in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Grotewaard (als maatgevende doorgaande weg langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In het kader van het wijzigingsplan 'Grotewaard 40-42 te Noordeloos' is onderzoek uitgevoerd naar de hinder door omliggende bedrijven. Daarnaast is onderzocht of omliggende bedrijven door de realisatie van de woningen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuhinder de realisatie van de woningen niet in de weg staat. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een woning minder mogelijk gemaakt. Hierdoor zal de situatie ter plaatse niet verslechteren en kan worden aangesloten bij deze eerder getrokken conclusies.
In het kader van het wijzigingsplan 'Grotewaard 40-42 te Noordeloos' is onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen vormt voor de realisatie van de woningen. Aangezien met voorliggend bestemmingsplan een woning minder mogelijk gemaakt wordt kan worden aangesloten bij deze conclusie.
In het plangebied of de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen of waterleidingen gelegen. Er zijn geen hoogspanningslijnen of straalpaden in de omgeving van het plangebied. De conclusie is dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in een functiewijziging. Hierdoor is voor dit bestemmingsplan geen bodemonderzoek noodzakelijk.
De bodemkwaliteit is in het kader van het wijzigingsplan 'Grotewaard 40-42 te Noordeloos' onderzocht. Dit bodemonderzoek is beoordeeld door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Uit deze beoordeling is gebleken dat naar alle waarschijnlijkheid sprake is van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Voor het plangebied is een melding conform het Besluit uniforme saneringen (BUS) ingediend, welke akkoord is bevonden door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. De bodemkwaliteit staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Soortenbescherming
Op de locatie worden bomen gekapt en bebouwing gesloopt. De bomen en bebouwing zijn mogelijk geschikt voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en/of broedvogels. Ook kan de locatie onderdeel zijn van het foerageergebied van vleermuizen. Gezien het intensief gebruikte karakter van de locatie komen hier naar verwachting geen andere zwaar beschermde soorten voor. De locatie maakt naar verwachting wel deel uit van het leefgebied van licht beschermde, algemeen voorkomende soorten, zoals veldmuis, huisspitsmuis, mol, egel, bruine kikker en gewone pad.
In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen en broedvogels met vaste nesten is noodzakelijk.
Tabel 4.2: Beschermde soorten binnen het wijzigingsgebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig | ||||
Vrijstellings- regeling Ffw | tabel 1 | o.a. mol, egel, veldmuis en huisspitsmuis o.a. bruine kikker en gewone pad |
Nee | |
Ontheffings regeling Ffw | tabel 2 | geen | Nee | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | Nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | Ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus | Ja |
Gebiedsbescherming
De locatie is niet gelegen in een beschermd natuurgebied, zoals Natura 2000 of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ongeveer 100 m ten zuidwesten van de locatie maakt de Giessen wel deel uit van de (EHS). Binnen de EHS ligt ook het Beschermd Natuurmonument Oeverlanden Giessen. Dit gebied is met name aangewezen als belangrijke groeiplaats voor het zomerklokje. Ten westen van de locatie heeft de provincie ook een belangrijk weidevogelgebied aangewezen. De ontwikkeling leidt mogelijk tot verstoring van de beschermde gebieden. Het meest gevoelig voor verstoring zijn de broedende vogels. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren wordt deze verstoring voorkomen. Negatieve effecten op de beschermde natuurgebieden kunnen dan ook worden uitgesloten.
Figuur 4.1: Ligging wijzigingsgebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
In het kader van het wijzigingsplan 'Grotewaard 40-42 te Noordeloos' is onderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarden. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de archeologische waarden geen belemmeringen vormen voor de realisatie van de woningen.
Daarnaast zal conform het vigerende wijzigingsplan op basis van het regionaal archeologiebeleid de archeologische dubbelbestemmingen worden opgenomen.
Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het bestemmingsplan, na realisatie van de ontwikkeling, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. De functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.
Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hiernaast is het plan afgestemd op het bestemmingsplan 'Dorpskern Hoornaar'.
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen gegeven aan het plangebied. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen.
Tuin
Deze bestemming is hoofdzakelijk gebruikt voor de voortuinen voor de woningen (bestemming 'Wonen') en voor een aantal andere gronden waarvoor in het kader van dit bestemmingsplan geen gebouwen worden toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Wonen
Overeenkomstig het vigerende wijzigingsplan is de bestemming 'Wonen' aan de te realiseren woningen toegekend. Binnen de bestemming 'Wonen' is het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn bouwvlakken toegekend waarbinnen de hoofdgebouwen moeten worden gerealiseerd. Het maximaal aantal wooneenheden binnen de bestemming is gemaximeerd op 6.
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen is voorzien in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie'. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het college van burgemeester en wethouders aan de archeologische waarden. Vanwege deze archeologische verwachtingswaarde, dient voorafgaand aan werkzaamheden in een aantal gevallen een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Indien uit het onderzoek blijkt dat er resten aanwezig zijn, dan dient in overleg met de provinciaal archeoloog te worden bepaald hoe met deze resten wordt omgegaan. Behoud in situ is hierbij echter uitgangspunt.
Waterstaat - Waterbergingsgebied (dubbelbestemming)
In het plangebied is een waterbergingsgebied gelegen. Om de waterbergingsbelangen veilig te stellen is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aan de gronden toegekend. Hierin is geregeld dat voor het ophogen van gronden en dempen van watergangen een omgevingsvergunning is vereist.
Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)
In verband met de aanwezigheid van een waterkering in het plangebied is op enkele bestemmingen een dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterkering' gelegd, waardoor de belangen van de waterbeheerder worden veiliggesteld. Binnen deze zone is de Keur van kracht. Alle bouw- en graafwerkzaamheden zijn verboden en dienen te worden getoetst door het Waterschap of deze de stabiliteit van de waterkering kunnen aantasten, voordat ontheffing van de Keur wordt afgegeven.
In verband met beheer en onderhoud van de hoofdwatergangen, staat de waterbeheerder vanuit de Keur geen nieuwe bebouwing toe op een afstand van 5 m vanaf de waterlijn. Bij overige watergangen dient een vrije onderhoudszone van 1 m in acht te worden gehouden. Voor graaf- en bouwwerkzaamheden binnen deze zones dient een ontheffing van de Keur van het Waterschap te worden aangevraagd. Daarnaast zijn tevens de ge- en verbodsbepalingen en de onderhoudsverplichtingen volgens de Keur en Legger Waterbeheer van de waterbeheerder van toepassing.
De realisering van het plan betreft een initiatief van een marktpartij. Met betrekking tot deze ontwikkeling is een anterieure overeenkomst afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Giessenlanden. Alle kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. De financieel-economische uitvoerbaarheid is daarmee gewaarborgd.
De gemeente Giessenlanden heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Grotewaard 40-42' gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder heeft gedurende deze periode zienswijzen kunnen indienen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.