Plan: | Dorpskern Hoornaar |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0689.BP3000-vast |
Regelgeving en beleid
Monumentenwet
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reƫle verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Beleidsnota Archeologie
De acht gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hebben een regionaal archeologiebeleid geformuleerd. Deze beleidsnota is onderdeel van een drieluik, dat verder bestaat uit een archeologische verwachtings-, een beleidsadvieskaart en een beleidsadvies, opgesteld door het adviesbureau BAAC.
In de nota worden de uitgangspunten en principes van het Verdrag van Malta onderschreven. Behoud van het cultureel erfgoed in situ (op locatie en veiliggesteld in de bodem) en het beginsel 'de verstoorder betaalt' zijn de belangrijkste uitgangspunten van het regionaal en gemeentelijk archeologiebeleid. Dat beleid krijgt vooral gestalte door de bescherming van archeologische waarden en verwachtingen via de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan vormt hierin het centrale instrument.
Als het voornemen bestaat om een bodem verstorende activiteit uit te voeren op een plaats waar archeologische waarden aanwezig zijn of verwacht worden, zal door de gemeente worden getoetst of aan die activiteit specifieke voorwaarden verbonden moeten worden. Dit geschiedt aan de hand van de zogenaamde Archeologische Monumentenzorgcyclus. Dit is een onderzoekscyclus die er op is gericht om kennis te verzamelen om vervolgens een afgewogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet of onder voorwaarden toestaan van die bodem verstorende activiteit. Bij de verlening van omgevingsvergunningen kunnen dan voorwaarden worden opgenomen over (bijvoorbeeld) aanpassingen van het bouwplan, archeologievriendelijk heien of het beperken van bodemingrepen.
Onderzoek
Hoornaar is een ontginningsdorp. Het dorp is in de vroege middeleeuwen ontstaan op een aantal donken. De naam Hoornaar schijnt afgeleid te zijn van 'Hornedamme' waarbij Hoorn duidt op een bocht in een water. Nadat daar een dam was aangelegd ontstond er een nederzetting. Een deel van het dorp was hoger gelegen op een rivierduin die een veilige plek vormde bij de vele overstromingen die de Alblasserwaard kende. Door het dorp stroomt de Kromme Giessen en de Kleine Vaart (ook wel Vaart of Vort genoemd). De Giessen stroomt langs Hoornaar. De donken zijn aangemerkt als terrein van zeer hoge archeologische waarde en bevatten naast archeologische resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd ook oudere resten. Naast deze zeer hoge verwachtingswaarden kent het plangebied ook terreinen met een archeologische waarde. Een archeologisch onderzoek uitgevoerd door de ROB in 1965 in de eertijds aan Sint Dionysius gewijde kerk zijn resten aangetroffen van een vroegere tufstenen zaalkerk. De huidige (hervormde) kerk, gelegen op een donk, dateert uit het midden van de 15e eeuw. De inwoners van het dorp waren vooral aangewezen op de landbouw. In de 19e eeuw was Hoornaar sterk afhankelijk van de hennepteelt (touw). Later legde men zich, na het instorten van de markt voor touwen, noodgedwongen toe op de teelt van aardappelen en bieten. Daarnaast leefde men ook van de veeteelt. Kaashandel en de aanwezigheid van expeditiebedrijven zorgden eveneens voor de nodige arbeidsplaatsen.
Ten westen van Hoornaar, langs de Giessen in Overslingeland, bevinden zich de restanten van de Gasthuiskapel, die als terrein van hoge archeologische waarde is aangeduid. Vermoedelijk is de kapel rond 1670 gesloopt. Op het terrein zijn in het verleden bakstenen, fragmenten aardewerk en botten aangetroffen alsmede fragmenten van grafstenen.
Figuur 4.1 Uitsnede archeologische verwachtingenkaart Giessenlanden
Conclusie
De conclusie is dat in het plan voor het gehele plangebied een beschermingsconstructie vereist is in de vorm van een dubbelbestemming met een omgevingsvergunningenstelsel. De gemeenteraad voldoet hiermee aan haar wettelijke verplichtingen inzake de archeologische monumentenzorg.