4.4 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de in de Wet milieubeheer (Wm) geïntegreerde Wet luchtkwaliteit. De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
| | | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | | 2010 t/m 2014 |
| jaargemiddelde concentratie | | vanaf 2015 |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | | vanaf 11 juni 2011 |
| 24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan vanuit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
PlanspecifiekHet bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er is geen sprake van ontwikkelingen die een effect hebben op de luchtkwaliteit. Uit de saneringstool (
www.saneringstool.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) volgt dat de jaargemiddelde concentraties NO
2 en PM
10 langs de meeste wegen in en in de directe omgeving van beide plangebieden ruimschoots beneden de grenswaarden zijn gelegen. Als gevolg van generieke maatregelen, zoals schonere motoren, zal er in de toekomst sprake zijn van een verbetering van de luchtkwaliteit.