Waterbeheer en watertoets
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied wordt gevoerd door Waterschap Rivierenland. Tevens beheert zij de waterkeringen en in het Zuid-Hollandse deel van haar beheergebied de wegen, niet zijnde rijks- of provinciale wegen buiten de bebouwde kom. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Giessenlanden. In het kader van de watertoets en het wettelijk vooroverleg is deze waterparagraaf overlegd met het Waterschap waarna de opmerkingen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
Nationaal beleid
Nationaal Waterplan 2009-2015
Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken, moet water bepalender dan voorheen zijn bij de besluitvorming over grote opgaven op het terrein van verstedelijking, bedrijvigheid en industrie, landbouw, natuur, landschap en recreatie. De mate waarin water bepalend is bij ruimtelijke ontwikkelingen hangt af van de aard, omvang en urgentie van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied. Speerpunten zijn de duurzame zoetwatervoorziening, schoner water met een natuurlijke inrichting en de waterveiligheid.
Belangrijk hierbij is het anticiperen op klimaatveranderingen in plaats van reageren en het voorkomen van afwenteling van knelpunten door toepassing van de drietrapsstrategie eerst vasthouden, dan bergen en dan pas aan- en/of afvoeren van water. Bij het creëren van meer ruimte voor water is combineren met andere functies gewenst en moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
Dit kabinetsstandpunt, grotendeels gebaseerd op het Advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21), beschrijft de nieuwe aanpak van het waterbeheer, met name in thema's als veiligheid en wateroverlast. Belangrijk is het anticiperen op klimaatveranderingen in plaats van reageren en het voorkomen van afwenteling van knelpunten door toepassing van de drietrapsstrategie eerst vasthouden, dan bergen en dan pas aan- en/of afvoeren van water. Bij het creëren van meer ruimte voor water is combineren met andere functies gewenst en moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Nationaal Bestuursakkoord Water
Het Nationaal Bestuursakkoord Water 2003 (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De aanpak en uitvoering van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt waar nodig en mogelijk, ook gelet op financiële middelen, plaats in een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).
De KRW richt zich op een goede waterkwaliteit in 2015 met als uitgangspunten:
1. de waterkwaliteit mag niet verslechteren (stand-stillbeginsel);
2. de veroorzaker moet in principe maatregelen treffen om de waterkwaliteit te verbeteren.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het
Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat'-vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe'-vraag.
Waterschapsbeleid
Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 Werken aan een veilig en schoon
Rivierenland bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en
het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.
Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en
wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de
watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Grondwater
Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde drooglegging. Dit is de maat waarop het maaiveld, het
straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een
drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een
drooglegging van 1,3 meter. Er wordt uitgegaan van het zomerpeil.
Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast
bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseren wij om hier nader onderzoek naar te doen.
Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen.
In gebieden met rivierkwel dient aan getoond te worden dat een T=10 hoogwatersituatie op de rivier in
combinatie met de T=2 winterbui volgens Buijsman en Velds niet leidt tot onacceptabele peilstijgingen en
afvoeren.
Waterberging
Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Om te
voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang. Zo wordt het
verlies van berging in de bodem gecompenseerd. Het waterschap hecht groot belang aan het zoveel mogelijk
instandhouden van en compenseren in open water als onderdeel van het watersysteem.
Voor plannen met meer dan 500 m² toename verharding in stedelijk gebied en meer dan 1500 m² toename
verharding in landelijk gebied is compenserende waterberging nodig. De eerste 500 m² respectievelijk 1500
m² van een plan zijn vrijgesteld van compensatie. In stedelijk gebied kan de waterberging eventueel worden
geregeld via een waterbergingsbank.
De benodigde ruimte voor waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename
aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging in de watergangen. Voor plannen met een
toename aan verharding kan de vuistregel van 436 m³ per hectare verharding worden gebruikt bij bui
T=10+10% en 664 m³ bij bui T=100+10%, mits er geen complicerende zaken als kwel aan de orde zijn.
De maximaal toelaatbare peilstijging bij bui T=10+10% bedraagt 0,30 meter in het beheersgebied van
Waterschap Rivierenland. Alleen in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden geldt een maximaal toelaatbare
peilstijging van 0,20 meter vanwege de beperkte drooglegging in het gebied.Bij een bui T=100+10% mag
geen inundatie optreden. De maatgevende afvoer is 1,5 l/s/ha.
Voorkeursvolgorde aanleg watercompensatie
Bij de keuze van het soort bergingsvoorziening hanteert het waterschap de trits vasthouden-bergen-afvoeren.
In aansluiting hierop hanteert het waterschap de volgende voorkeursvolgorde:
- hemelwater vasthouden door hergebruik of infiltratie (indien mogelijk);
- hemelwater bergen in open water (of droogvallende watergang);
- hemelwater brengen naar kunstmatige bergingsvoorzieningen (wadi, bassins, kratten, kelders).
Oppervlaktewater
Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het oppervlaktewater in het plangebied. Hierbij kan
onderscheid worden gemaakt tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit.
Gemeentelijk beleid
Waterplan Giessenlanden
Het Waterplan Giessenlanden (uit 2004) geeft de visie van de gemeente en het Waterschap op het stedelijk water en het realiseren van een gezond en veilig functionerend watersysteem. Het waterplan heeft betrekking op het oppervlaktewater in de bebouwde gebieden van de zeven kernen: Arkel, Hoogblokland, Hoornaar, Schelluinen, Giessen-Oudekerk, Giessenburg en Noordeloos. De visie is vervolgens uitgewerkt in concrete maatregelen met een bijbehorend uitvoeringsprogramma. Deze maatregelen staan voornamelijk in het kader van het op orde brengen van het watersysteem (waterberging) en het verbeteren van de waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van meer open water in de kern van Arkel en maatregelen om betere doorstroming te bewerkstellen.
Het Gemeentelijk Rioolplan 2009-2013 dat op 28 mei 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad geeft inzicht in het functioneren van het rioolsysteem. Hierin zijn de nieuwe ontwikkelingen en een meerjarenonderhoudsprogramma opgenomen, dat de basis is van de vastgestelde gemeentelijke rioolheffing over deze periode.
Duurzaam stedelijk waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen
De waterbeheerders en de gemeente Giessenlanden hebben zich uitgesproken voor een duurzaam stedelijk waterbeheer. Gelet op de verwachte klimaatverandering (nattere winters, drogere zomers, hevigere buien) streven beiden naar een veerkrachtiger stedelijk watersysteem. Beleidspunten zijn het minimaliseren van wateroverlast en -tekort door een meer zelfvoorzienend watersysteem, het verbeteren van de waterkwaliteit, het afkoppelen van verhard oppervlak, het toepassen van duurzame bouwmaterialen en het versterken van natuurontwikkeling door onder andere de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
De waterbeheerders hebben in het kader van Waterbeheer 21e eeuw een Waterstructuurplan opgesteld, waarin de wateropgave en visie is uitgewerkt, rekening houdend met klimaatverandering. Tevens zijn functiekaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Voor de nadere uitwerking van een duurzaam stedelijk waterbeheer hebben de gemeente en de beide waterbeheerders het Waterplan Giessenlanden opgesteld (2004). Voor het plangebied gelden geen bijzonderheden.
Planspecifiek
Onderhavig plan betreft hoofdzakelijk een consoliderend bestemmingsplan. In het plangebied zijn een aantal kleine ruimtelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen hebben allen hun eigen planologische procedure reeds doorlopen waarin de consequenties voor het aspect water verantwoord zijn. Voorts is nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een woonzorgcomplex in het plan. In de wijzigingsbevoegdheid is het minimaal te compenseren wateroppervlak vermeld wanneer gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheid.
De Giessen die door de het plangebied stroomt betreft een A-watergang. Deze watergang kent, in aansluiting op het beleid van het waterschap, een beschermingszone van 5 meter, gemeten vanuit de insteek. Verder zijn om en in het plan B-, B min- en C-watergangen gelegen.
Uitsnede legger oppervlaktewater Rivierenland