Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Dorpskern Giessenburg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0689.BP2012-vast

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een agrarisch bedrijf, zoals genoemd in artikel 1.9;
  2. agrarische bedrijfspercelen behorende bij een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1.9;
  3. een bedrijfswoning;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen,
  5. parkeervoorzieningen, water en groen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  3. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  4. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen gebouwd te worden achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van de bedrijfswoning.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.3.1 Wijziging bij bedrijfsbeëindiging
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in artikel 3 lid 1  genoemde gronden te wijzigen (in de bestemming 'Wonen') ingeval van bedrijfsbeëindiging, teneinde ten behoeve van het behoud van deze panden, splitsing in twee woningen toe te staan, waarbij geldt dat:
  1. de wijziging wordt toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en eventueel cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  2. het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
  3. de inhoud van het te splitsen gebouw ten minste 1.000 m³ bedraagt;
  4. de woningen na splitsing elk een inhoud van ten minste 400 m³ hebben;
  5. het aantal woningen na splitsing ten hoogste 2 bedraagt;
  6. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m² bedraagt per woning;
  7. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  8. de wijziging niet mag leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van omliggende (agrarische) bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  9. uit bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie;
  10. voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  11. voor het overige het bepaalde in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van toepassing is
  12. als gevolg van de splitsing geen strijdigheid mag ontstaan met de volkshuisvestelijke belangen.