13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
13.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken en / of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;
-
b. het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder;
-
c. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
d. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 13.3.1 is niet van toepassing, indien:
-
a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 13.2 in acht is genomen;
-
b. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de in werking treding van het plan reeds in uitvoering zijn;
-
c. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
-
d. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
-
e. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het peil;
-
f. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 13.3.1 nodig is.
13.3.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
-
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
-
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
-
1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
-
2. het doen van opgravingen;
-
3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.