• Plan: Binnenstad
  • Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
  • Status: vastgesteld
  • Idn: NL.IMRO.0687.BPBNS-VG01

Planteksten

Op deze pagina vindt u de planteksten behorende bij het plan Binnenstad.

Regels


 

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Centrum

Artikel 5 Cultuur en ontspanning

Artikel 6 Detailhandel

Artikel 7 Erf - 1

Artikel 8 Erf - 2

Artikel 9 Gemengd - 1

Artikel 10 Gemengd - 2

Artikel 11 Gemengd - 3

Artikel 12 Gemengd - 4

Artikel 13 Gemengd - 5

Artikel 14 Gemengd - 6

Artikel 15 Gemengd - 7

Artikel 16 Gemengd - 8

Artikel 17 Gemengd - 9

Artikel 18 Gemengd - 10

Artikel 19 Gemengd - 11

Artikel 20 Gemengd - 12

Artikel 21 Gemengd - 13

Artikel 22 Groen

Artikel 23 Kantoor

Artikel 24 Maatschappelijk

Artikel 25 Sport

Artikel 26 Stoepen

Artikel 27 Tuin

Artikel 28 Verkeer

Artikel 29 Verkeer - Railverkeer

Artikel 30 Water

Artikel 31 Wonen

Artikel 32 Wonen - 1

Artikel 33 Waarde - Archeologie - 1

Artikel 34 Waarde - Archeologie - 3

Artikel 35 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

Artikel 36 Waarde - Bolwerken en Vesten

Artikel 37 Waterstaat - Waterkering

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

Artikel 38 Anti-dubbeltelregel

Artikel 39 Algemene bouwregels

Artikel 40 Algemene gebruiksregels

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 43 Overgangsrecht

Artikel 44 Slotregel

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

Het bestemmingsplan “Binnenstad” van de gemeente Middelburg.

 

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0687.BPBNS.VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

1.3 Verbeelding

De verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Binnenstad.

 

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6 Aaneengebouwde gebouwen

Aaneengebouwde gebouwen en gebouwen met een afstand – al of niet overbouwd - van maximaal 1,5 meter.

 

1.7 Aan- en uitbouw

Het aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.8 Ander bouwwerk

Elk overig bouwwerk.

 

1.9 Archeologische deskundige

De Walcherse Archeologische Dienst (WAD) of een daaraan gelijkgesteld KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) gecertificeerd onderzoeksbureau.

 

1.10 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

 

1.11 Archeologische waarden

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

 

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.13 Bebouwingsgrens

De grens van het bouwvlak die naar een weg gericht is en niet mag worden overschreden door bebouwing.

 

1.14 Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.

 

1.15 Bedrijf

Een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

 

1.16 Bedrijf aan huis

Een bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebben op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.

 

1.17 Bedrijfs- of dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

 

1.18 Begraafplaats

Voorziening ten behoeve van het begraven van en de asbewaring of asverstrooiing van overleden personen.

 

1.19 Beschermd Stads – en dorpsgezicht

Een stads – of dorpsgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen en zoals is aangegeven op de kaart.

 

1.20 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

1.21 Bestaande bouwwerken/gebouwen

Op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande bouwwerken/gebouwen, alsmede bouwwerken/gebouwen die worden of mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvrager voor dat tijdstip is ingediend, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

1.22 Bevi inrichtingen

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

1.23 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

1.24 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

1.25 Bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.26 Bouweenheid

Een voor afzonderlijk gebruik bedoelt, als een eenheid opgericht en als zodanig op de verbeelding aangegeven gebouw.

 

1.27 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.28 Bouwhistorische rapportage

Een rapportage gebaseerd op de richtlijnen voor bouwhistorisch onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

 

1.29 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

 

1.30 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.31 Bouwstrook

Een voor bebouwing bestemde oppervlakte grond, omsloten door bebouwingsgrenzen.

 

1.32 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.33 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.34 Bruto (bedrijfs)vloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

1.35 Cultuur en ontspanning

Het aanbieden en uitoefenen, al dan niet bedrijfsmatig, van activiteiten gericht op kunst,

cultuur, beschaving, ontspanning en vermaak, niet zijnde seksinrichtingen en prostitutie.

 

1.36 Cultuurhistorische waarden

De aan een object, gebouw, terrein, structuur, bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

 

1.37 Dakaanzet

De snijlijn van de gevel met de dakvlakken van een gebouw.

 

1.38 Dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, waarbij de bovenzijde van deze constructie ten hoogste gelijk is gelegen aan de noklijn en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst of vanuit de gevel wordt opgetrokken.

 

1.39 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps – of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

 

1.40 Detailhandel perifeer

Detailhandel in brand- en /of explosiegevaarlijke stoffen, in auto’s, motoren en boten, in grove bouwmaterialen, in keukens, in sanitair, tegels en parket, in woninginrichting, -meubilering, -decoratie, -verlichting en stoffering, in caravans, tenten, in gereedschap, alsmede bouwmarkten, tuincentra, en waarvoor tevens vanwege de omvang en de aard van de te verkopen producten een groot oppervlak nodig is voor de uitstalling daarvan (en uit dien hoofde niet binnen de in de gemeente in het kader van haar ruimtelijke ordening aangewezen c.q. aan te wijzen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).

 

1.41 Detailhandel volumineus

Detailhandel in goederen die vanwege hun aard en omvang een grote oppervlakte nodig hebben voor uitstallingen en uit dien hoofde niet binnen de in de gemeente in het kader van haar ruimtelijke ordening aangewezen c.q. aan te wijzen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden, zoals;

  • auto’s en motoren;

  • keukens;

  • badkamers en sanitair;

  • boten, campers en caravans;

  • landbouwwerktuigen;

  • meubelen;

  • wit – en bruingoed;

  • alsmede bouwmarkten en tuincentra;

  • en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen.

 

1.42 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

 

1.43 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

 

1.44 Erfafscheiding

Overig bouwwerk dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.

 

1.45 Evenement

Een tijdelijke activiteit (in de openlucht), al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

 

1.46 Garage

Een niet bedrijfsmatige stallingsruimte voor motorvoertuigen, caravans en dergelijke al dan niet deel uitmakend van een complex van dergelijke stallingen (garageboxen).

 

1.47 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.48 Geluidhinderlijk bedrijf

Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

 

1.49 Geluidwerende voorzieningen

Een geluidsscherm of geluidwal die naast een weg of spoorlijn wordt geplaatst om de geluidhinder te beperken voor mensen die erachter wonen of verblijven.

 

1.50 Groen

Het totaal aan parken, plantsoenen, bermen, boomvakken en overige beplanting.

 

1.51 Hoofdgebouw

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

1.52 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

 

1.53 Horecavloeroppervlak

De vloeroppervlakte van het voor het publiek toegankelijke, aan de bestemming ondergeschikt, horecagedeelte.

 

1.54 Jachthaven

Een natuurlijk of ingegraven waterbekken met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of aangemeerd houden van pleziervaartuigen.

 

1.55 Kantoor

Voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, medisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

 

1.56 Kernoppervlakte

De totale oppervlakte van alle ruimten binnen een woning, wooneenheid of groep wooneenheden, met inbegrip van de er tussen gelegen binnenwanden, doch met uitzondering van oppervlakten waarboven niet een vrije hoogte van minstens 1,5 meter aanwezig is; dit alles gemeten tussen de binnenwerkse gevelvlakken.

 

1.57 Kwekerij

Een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig kweken/ telen van bomen en siergewassen.

 

1.58 Laad- en losvoorziening

Terrein waar transportactiviteiten plaatsvinden waaronder het laden en lossen van lading en de opslag van goederen.

 

1.59 Landschapsdeskundige

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake aanwezige landschapswaarden.

 

1.60 Ligplaats

De ruimte welke door een vaartuig, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, kan worden ingenomen.

 

1.61 Maatschappelijk

Voorzieningen en instellingen, gericht op het aanbieden en uitoefenen van activiteiten, gericht op de sociale, maatschappelijke, medische, zorgverlenende, educatieve, levensbeschouwelijke, en openbare dienstverlening als ook beschermde woonvormen, sport, cultuur en ontspanning, verenigingsleven, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

 

1.62 Maatschappelijke voorzieningen

Zie ‘maatschappelijk’.

 

1.63 Maatvoeringsaanduiding

Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.

 

1.64 Molenbiotoop

Een zone rond een molen, waarin beperkende bepalingen voor de hoogte van bebouwing en beplanting gelden.

 

1.65 Monumentencommissie

De gemeentelijke monumentencommissie als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet of diens rechtsopvolger.

 

1.66 Nok

Hoogst gelegen snijlijn van twee dakvlakken bepalend voor de richting van de kap.

 

1.67 Nokrichting

De richting van de nok van het hoofdgebouw.

 

1.68 Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

1.69 Ondergeschikte horeca

Het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;

 

1.70 Ondergrondse stallingsruimte

Een (gedeelte van een) gebouw, dat voornamelijk dient voor het stallen van motorvoertuigen en dat wordt afgedekt door een vloer of dak.

 

1.71 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand en geen gebouw zijnde, die direct en

duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.72 Overkapping

Een overig bouwwerk voorzien van een gesloten dak.

 

1.73 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

1.74 Parkeerterrein

Open of overdekte ruimte die dient voor het stallen van motorvoertuigen buiten de openbare weg.

 

1.75 Peil

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

  2. bij hoofdgebouwen welke aan twee zijden aan een weg grenzende de hoogte van de kruin van de ene weg waaraan wordt gebouwd gemeten ter plaatse van de hoofdtoegang en de gemiddelde hoogte van de kruin van de andere weg waaraan wordt gebouwd gemeten ter plaatse van het weggedeelte dat recht tegenover de betreffende bebouwing ligt;

  3. in andere gevallen en voor overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

  4. voor gebouwen en overige bouwwerken binnen de bestemming Water, de hoogte van het waterpeil.

 

1.76 Plantenkas

Een glazen constructie ten behoeve van het kweken van planten en/of gewassen.

 

1.77 Relatielijn / Relatiegebied

Een groep bouweenheden op de verbeelding verbonden met een lijn, waarbinnen de binnen de bestemming toegestane functies uitwisselbaar zijn.

 

1.78 Samenhangend straat- en bebouwingsbeeld

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

  • een goede hoogte-/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;

  • een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

 

1.79 Speelautomatenhal

Een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in de Wet op de Kansspelen.

 

1.80 Speelvoorziening

Voorzieningen voor speelgelegenheden, sport- en speelplaatsen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (doelwanden, basketbalpalen etc.) en trapvelden.

 

1.81 Sport

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten.

 

1.82 Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

 

1.83 Staat van Horeca-activiteiten

De Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

 

1.84 Staat van Kantoren

De Staat van Kantoren die van deze regels deel uitmaakt.

 

1.85 Stoepen

Verharde overgangsgebieden tussen de openbare weg en individuele gebouwen.

 

1.86 Straatmeubilair

Bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen zoals:

  • verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;

  • telefooncellen, abri’s, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;

  • kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen;

  • afvalinzamelingssystemen.

 

1.87 Studentensociëteit

Een voorziening met een besloten karakter gericht op het studeren en recreëren voor studenten, leraren en personeel van de onderwijsinstelling met studieruimtes, restaurant en een bar.

 

1.88 Terras

Een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

 

1.89 Terrasboot

Een dekschuit (of ander vaartuig) gebruikt als onoverdekt terras, te weten een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar – al dan niet tegen vergoeding – dranken worden geschonken en maaltijden voor directe consumptie worden bereid en/of worden verstrekt.

 

1.90 Tuin

Omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een gebouw en daar aansluitende of het omgevende, over het algemeen ingericht met bloemen, planten, bomen en andere gewassen.

 

1.91 Verkeer

De verplaatsing van mensen en objecten, bijvoorbeeld van auto’s, fietsen en voetgangers.

 

1.92 Railverkeer

Vervoer van goederen en personen via spoorwegen.

 

1.93 Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG

Een brandstofverkooppunt, met uitzondering van verkoop van lpg, met één of meerdere tappunten, al dan niet voorzien van een reparatiewerkplaats en/of een autowasplaats met bijbehorende kiosk / serviceshop, luifels, opslag van motorbrandstoffen e.d.

 

1.94 Voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.95 Vrije beroepen

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of overige aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten.

 

1.96 Waterkering

Elke natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding, als bedoeld een lijnvormig object die het water in zijn loop tegenhoud.

 

1.97 Welstandscommissie

Een commissie van onafhankelijke deskundigen als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Bouwverordening of diens rechtsopvolger.

 

1.98 Winkelvloeroppervlak

De vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

 

1.99 Wonen

De huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.

 

1.100 Woning

Een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

 

1.101 Woonschepen

Een vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend in hoofdzaak bestemd is tot en geschikt is als dag- of nachtverblijf van één of meer personen.

 

1.102 Woonschepenligplaats

Een aangewezen ligplaats die door een woonschip wordt ingenomen.

 

1.103 Wonen gestapeld

Een woning deel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden worden gebruikt.

 

1.104 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

1.105 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

1.106 Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

1.107 Woningwet

De Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

1.108 Wet ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

1.109 Zijerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

 

1.110 Zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen – voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan - en liftopbouwen daar niet onder begrepen.

 

2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, airco-units, trappenhuizen, liftopbouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.

 

2.5 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.6 Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7 Afstanden

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

2.8 Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangeduide percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd, ondergrondse parkeergarages niet meegerekend.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. berging van vervoermiddelen;

  3. ter plaatse van de aanduiding “detailhandel” (dh); tevens detailhandel;

  4. ter plaatse van de aanduiding “garage” (ga): uitsluitend een garage bestemd voor de stalling van vervoersmiddelen;

  5. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - kwekerij” (sb-kwe); uitsluitend een kwekerij, midgetgolf en ondergeschikte horeca en detailhandel;

  6. ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” (vm): uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;

  7. ter plaatse van de aanduiding “wonen” (w): tevens woningen;

  8. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden worden gebouwd

  1. Ter plaatse van het bouwvlak:

a. hoofdgebouwen;

b. bijbehorende bouwwerken;

c. overige bouwwerken.

  1. Buiten het bouwvlak:

a. bijbehorende bouwwerken;

b. overige bouwwerken.

  1. Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - kwekerij” (sb-kwe); een plantenkas;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

3.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overige bouwwerk bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

4

Kassen ter plaatse van de aanduiding (sb-kwe)

 

1 m

75% van het bestemmingsvlak

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

3.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. voor de gronden waar krachtens deze regels geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 6 meter;

  6. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  7. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de Welstandscommissie;

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding “detailhandel” (dh) is ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

 

 

Artikel 4 Centrum

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven met publieksfunctie zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  3. horecabedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  4. kantoren met publieksfunctie zoals opgenomen in de Staat van Kantoren in bijlage 3;

  5. wonen;

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken.

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

4.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overige bouwwerk bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

4.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. alle bouweenheden dienen op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond;

  2. een vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor of bedrijf mag zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  3. ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf is toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen’;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

  1. bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid dienen de regels behorende bij de gebiedsaanduiding “overig : relatiegebied” uit artikel 41.7 in acht te worden genomen.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, bedrijf of kantoor naar de verdieping(en);

  2. voor vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor of bedrijf in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

Artikel 5 Cultuur en ontspanning

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur & Ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning zoals;

  1. een theater;

  2. een sportschool;

  3. een dansschool;

  4. een muziekschool;

  5. een museum.

  1. wonen;

  2. ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie 2”( h≤2); tevens een horecabedrijf tot en met categorie 2 zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  3. ter plaatse van de aanduiding “detailhandel” (dh); tevens detailhandel met bijbehorende bedrijfsruimten;

  4. ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie 3” (h≤3); tevens een horecabedrijf van maximaal categorie 3 zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  5. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning -2” (sv-2); tevens een speelautomatenhal;

  6. ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk” (m); tevens een maatschappelijke voorziening;

  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden worden gebouwd

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

a. hoofdgebouwen;

b. bijbehorende bouwwerken;

c. overige bouwwerken;

  1. buiten het bouwvlak:

a. bijbehorende bouwwerken;

b. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

5.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

5.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. voor de gronden waar krachtens deze regels geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 6 meter;

  6. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  7. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden;

  1. de functie wonen is enkel op de verdiepingen toegestaan;

  2. ter plaatse van de aanduiding “detailhandel” (dh) is ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomende voorziening gericht op cultuur en ontspanning of horecabedrijf;

  2. voor uitbreiding van een in dezelfde bouweenheid voorkomende woonfunctie op de begane grond;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

Artikel 6 Detailhandel

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandelsbedrijven met bijbehorende bedrijfsruimten;

  2. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca – tot en met categorie 1a” (sh-≤1a): tevens voor horeca t/m categorie –1a zie Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden worden gebouwd

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

a. hoofdgebouwen;

b. bijbehorende bouwwerken;

c. overige bouwwerken;

  1. buiten het bouwvlak:

a. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  3. boven de nokhoogte en buiten het sub c genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

6.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2.1:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 6 meter

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

Artikel 7 Erf - 1

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Erf - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. erf bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en ontsluitingspaden.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden worden gebouwd

  1. bijbehorende bouwwerken;

  2. overige bouwwerken;

  1. per bouwperceel mag 40% van de bestemde gronden worden bebouwd, met een maximum van 40 m²;

  2. per bouwperceel mag slechts 1 bijgebouw worden gebouwd;

  3. de afstand tussen een bijgebouw en een hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel moet tenminste 3 meter bedragen.

 

7.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte / inhoud

1

Overige bouwwerken

-

2 m

6 m²

2

Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

3 m

6 m

 

3

Erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied

-

1 m

-

4

Overige erfafscheidingen

-

2 m

-

 

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1 afwijkingen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2.1:

  1. indien de bestemming Erf - 1 voorkomt op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd, tot 75% van de tot Erf - 1 bestemde gronden met dien verstande dat slechts bebouwing is toegestaan op gronden welke recht achter het binnen de bouwstrook vallende deel van hetzelfde bouwperceel zijn gelegen;

  2. voor de bouw van een tweede bijgebouw;

  3. indien het bijgebouw voor niet meer dan 1 meter binnen het verlengde van de zijgevel van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel is gelegen;

  4. de gronden waar krachtens deze regels bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de nokhoogte voor bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:

  1. bij uitbreiding van de erfbebouwing, op het bouwperceel of in de omgeving daarvan, in voldoende mate in parkeergelegenheid is voorzien en/of in stand wordt gehouden;

  2. de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  3. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

7.3.2 Afwijkingen oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.2 lid 2 ten einde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 80 m² bedraagt;

  2. het bebouwingspercentage van 40% niet wordt overschreden;

  3. de oppervlakte van het perceel ten minste 1.000 m2 bedraagt;

  4. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;

  1. bij uitbreiding van de erfbebouwing, op het bouwperceel of in de omgeving daarvan, in voldoende mate in parkeergelegenheid is voorzien en/of in stand wordt gehouden;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat parkeren enkel is toegestaan als het aan te merken is als een normaal bestanddeel van het in het hoofdgebouw op hetzelfde perceel toegelaten gebruik.

 

 

Artikel 8 Erf - 2

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Erf - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. erf bij de hoofdgebouwen op hetzelfde bouwperceel;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en ontsluitingspaden.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden worden gebouwd:

  1. overige bouwwerken;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  1. per bouwperceel mag 40% van de bestemde gronden worden bebouwd, met een maximum van 40 m²;

  2. per bouwperceel mag slechts 1 bijgebouw worden gebouwd;

  3. de afstand tussen een bijgebouw en een hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel moet tenminste 3 meter bedragen.

 

8.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte / inhoud

1

Overige bouwwerken

-

2 m

6 m²

2

Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

3 m

6 m

 

3

Erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied

-

1 m

-

4

Overige erfafscheidingen

-

2 m

-

 

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2.1:

  1. indien de bestemming Erf - 2 voorkomt op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd, tot 100% van de tot Erf - 2 bestemde gronden met dien verstande dat slechts bebouwing is toegestaan op gronden welke recht achter het binnen de bouwstrook vallende deel van hetzelfde bouwperceel zijn gelegen;

  2. voor de bouw van een tweede bijgebouw;

  3. indien het bijgebouw voor niet meer dan 1 meter binnen het verlengde van de zijgevel van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel is gelegen;

  4. de gronden waar krachtens deze regels bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de nokhoogte voor bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:

  1. bij uitbreiding van de erfbebouwing, op het bouwperceel of in de omgeving daarvan, in voldoende mate in parkeergelegenheid is voorzien en/of in stand wordt gehouden;

  2. de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  3. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat parkeren enkel is toegestaan als het aan te merken is als een normaal bestanddeel van het in het hoofdgebouw op hetzelfde perceel toegelaten gebruik.

 

 

Artikel 9 Gemengd - 1

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  3. horecabedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten zoals opgenomen in de Staat van Horeca activiteiten in bijlage 2;

  4. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;

  5. maatschappelijke voorzieningen;

  6. wonen;

  7. de inpandige berging van vervoermiddelen en de opslag van goederen;

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

9.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste;

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

3

Overige bouwwerken

-

  1. m

-

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

9.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. alle bouweenheden dienen op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond;

  2. een vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijk voorzieningen mag zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  3. ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf is toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

  1. Bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid dienen de regels behorende bij de gebiedsaanduiding “overig : relatiegebied” uit artikel 41.7 in acht te worden genomen.

 

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, bedrijf, kantoor of vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen naar de verdieping(en);

  2. voor vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

 

Artikel 10 Gemengd - 2

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven met publieksfunctie zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  3. horecabedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  4. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3 ;

  5. maatschappelijke voorzieningen;

  6. wonen;

  7. de berging van vervoermiddelen en de opslag van goederen;

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

10.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste;

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2 m

-

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

10.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. alle bouweenheden dienen op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond;

  2. een vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijk voorzieningen mag zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  3. ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf is toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

  1. Bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid dienen de regels behorende bij de gebiedsaanduiding “overig – relatiegebied” uit artikel 41.7 in acht te worden genomen.

 

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, bedrijf, kantoor of vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen naar de verdieping(en);

  2. voor vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

 

Artikel 11 Gemengd - 3

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  3. horecabedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage2;

  4. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;

  5. maatschappelijke voorzieningen;

  6. wonen;

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en -buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

11.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste;

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2 m

-

 

  1. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

11.3 Afwijken van de bouwregels

 

11.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

11.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  3. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  4. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  5. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. alle bouweenheden dienen op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond;

  2. een vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijk voorzieningen mag zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  3. ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf is toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

  1. bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid dienen de regels behorende bij de gebiedsaanduiding “overig : relatiegebied” uit artikel 41.7 in acht te worden genomen.

 

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, bedrijf, kantoor of vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen naar de verdieping(en);

  2. voor vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

 

Artikel 12 Gemengd - 4

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  3. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3 ;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. wonen;

  6. de berging van vervoermiddelen en de opslag van goederen;

  7. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca – proeflokaal” (sh-prl); tevens een proeflokaal.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

12.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste;

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

12.3 Afwijken van de bouwregels

 

12.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

12.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. alle bouweenheden dienen op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond;

  2. een vestiging van een detailhandelsbedrijf, kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijk voorzieningen mag zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  3. ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf is toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

  1. bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid dienen de regels behorende bij de gebiedsaanduiding ‘overig : relatiegebied’ uit artikel 41.7 in acht te worden genomen.

 

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend detailhandelsbedrijf, bedrijf, kantoor of vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen naar de verdieping(en);

  2. voor vestiging van een detailhandelsbedrijf, kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

 

Artikel 13 Gemengd - 5

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  2. horecabedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  3. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. wonen;

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

13.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

 

  1. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;.

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

13.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  3. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  4. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  5. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. alle bouweenheden dienen op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond;

  2. een vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor of een vestiging ten dienste van maatschappelijk voorzieningen mag zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  3. ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf is toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

  1. bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid dienen de regels behorende bij de gebiedsaanduiding “overig : relatiegebied” uit artikel 41.7 in acht te worden genomen.

 

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor of vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen naar de verdieping(en);

  2. voor vestiging van een detailhandelsbedrijf, horecabedrijf, kantoor of een vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

Artikel 14 Gemengd - 6

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;

  3. maatschappelijke voorzieningen;

  4. wonen;

  5. de berging van vervoermiddelen en de opslag van goederen;

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

14.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste;

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2 m

-

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

 

14.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

14.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. alle bouweenheden dienen op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond;

  2. een vestiging van een kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijk voorzieningen mag zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  3. bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid dienen de regels behorende bij de gebiedsaanduiding “overig : relatiegebied” uit artikel 41.7 in acht te worden genomen.

 

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend bedrijf, kantoor of vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen naar de verdieping(en);

  2. voor vestiging van een kantoor, bedrijf of een vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

Artikel 15 Gemengd - 7

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 7’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een stationsgebouw ten behoeve van het railvervoer met inbegrip van wachtruimten en loketten;

  2. detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  3. dienstverlenende bedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  4. horecabedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten tot en met categorie 1b zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  5. maatschappelijke voorzieningen;

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%.

 

15.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

 

 

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2:

  1. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de gebouwen op deze gronden;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  3. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf is toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

 

 

Artikel 16 Gemengd - 8

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 8’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  3. maatschappelijke voorzieningen;

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden worden gebouwd

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

a. hoofdgebouwen;

b. bijbehorende bouwwerken;

c. overige bouwwerken;

  1. buiten het bouwvlak:

a. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

16.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2 m

-

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

 

16.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

16.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2:

  1. voor lagere goothoogte;

  2. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  3. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 6 meter;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

16.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf is toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

 

 

Artikel 17 Gemengd - 9

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 9’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;

  2. maatschappelijke voorzieningen;

  3. wonen;

  4. de inpandige berging van vervoermiddelen en de opslag van goederen;

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

17.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste;

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2 m

-

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

 

17.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

17.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

17.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. alle bouweenheden dienen op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond;

  2. een vestiging van een kantoor of een vestiging ten dienste van maatschappelijk voorzieningen mag zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  3. bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid dienen de regels behorende bij de gebiedsaanduiding “overig : relatiegebied” uit artikel 41.7 in acht te worden genomen.

 

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend kantoor of vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen naar de verdieping(en);

  2. voor vestiging van een kantoor of een vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

Artikel 18 Gemengd - 10

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 10’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven met publieksfunctie zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. detailhandelsbedrijven met de daarbij behorende bedrijfsruimten;

  3. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding “wonen” (w); tevens wonen;

  6. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca – tot en met categorie 1c” (sh-≤1c); tevens een horecabedrijf van maximaal categorie 1c zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken.

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  4. boven de nokhoogte en buiten het sub d genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

 

18.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste;

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

 

  1. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

18.3 Afwijken van de bouwregels

 

18.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 18.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijf;

  3. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

18.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  3. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  4. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  5. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de Welstandscommissie;

 

18.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat ondergeschikte horeca bij een detailhandelsbedrijf is toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;

  1. er sprake is van een detailhandelsbedrijf met in hoofdzaak levensmiddelen’;

  2. de horeca-activiteit een ondergeschikt bestanddeel vormt van de totale bedrijfsuitoefening van het detailhandelsbedrijf;

  3. de horeca-activiteit voorkomt in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2;

  4. de horeca-activiteit de detailhandelsfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de horeca-activiteit uitvoert, tevens de uitvoerder is van de detailhandelsactiviteit;

  5. het horecavloeroppervlak per pand ten hoogste 15%, met een maximum van 15 m2, van het winkelvloeroppervlak betreft;

  6. er geen sprake is van een terras.

 

Artikel 19 Gemengd - 11

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 11’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;

  3. wonen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken.

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  4. boven de nokhoogte en buiten het sub d genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

 

19.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

 

19.3 Afwijken van de bouwregels

 

19.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  3. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

 

19.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de Welstandscommissie;

 

19.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat alle bouweenheden op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd dienen te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond.

 

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.4 voor;

  1. uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend bedrijf of kantoor naar de verdieping(en);

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  3. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

Artikel 20 Gemengd - 12

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 12’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  2. wonen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken.

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

20.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk bedragen ten hoogste;

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

 

  1. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

20.3 Afwijken van de bouwregels

 

20.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

20.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  3. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  4. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  5. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de Welstandscommissie;

 

20.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. alle bouweenheden dienen op de verdiepingen voor de huisvesting van personen bestemd te zijn, tenzij de kernoppervlakte van de verdiepingen van een bouweenheid totaal minder dan 55 m2 bedraagt in welk geval de bestemming van de verdiepingen gelijk is aan de bestemming van de begane grond;

  2. een vestiging van een bedrijf mag zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  3. bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid dienen de regels behorende bij de gebiedsaanduiding “overig : relatiegebied” uit artikel 41.7 in acht te worden genomen.

 

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.4 voor;

  1. voor uitbreiding van ruimte van een in dezelfde bouweenheid voorkomend bedrijf naar de verdieping(en);

  2. voor vestiging van een bedrijf in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

Artikel 21 Gemengd - 13

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 13’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;

  2. maatschappelijke voorzieningen;

  3. al dan niet ondergronds gebouwde parkeer – en fietsvoorzieningen met bijbehorende toegangen;

  4. voor wat betreft de onbebouwd blijvende delen voor openbare ruimte, groenvoorzieningen en verkeersareaal;

  5. ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein” (ev); tevens een evenemententerrein;

  6. ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie 2” (h≤2); tevens een horecabedrijf van maximaal categorie 2 zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten;

  7. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” (nv): tevens een nutsvoorziening;

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden worden gebouwd

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

a. hoofdgebouwen;

b. bijbehorende bouwwerken;

c. overige bouwwerken.

  1. buiten het bouwvlak:

a. bijbehorende bouwwerken;

b. overige bouwwerken.

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  4. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  5. boven de nokhoogte en buiten het sub e genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” (nv); een nutsvoorziening groter dan 15 m2.

 

21.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk bedragen ten hoogste;

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

21.3 Afwijken van de bouwregels

 

21.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

21.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

21.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat

  1. een vestiging van een kantoor of een vestiging ten dienste van maatschappelijk voorzieningen zich maximaal over drie aan elkaar grenzende bouweenheden mag uitstrekken, waarbij de afzonderlijke bouweenheden over de volle hoogte herkenbaar moet blijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding “evenementen” (ev); evenementen alleen zijn toegestaan indien daarvoor een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Middelburg is verleend en aan die vergunning wordt voldaan.

 

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.4 voor;

  1. voor vestiging van een kantoor of een vestiging ten dienste van maatschappelijke voorzieningen in maximaal vier aan elkaar grenzende bouweenheden;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  3. indien de aanvraag niet enkel inpandige wijzigingen betreft dient alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies te vragen aan de Welstandscommissie.

 

 

Artikel 22 Groen

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. plantsoenen, bermbeplanting, taluds en overige groenvoorzieningen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. ondergrondse afvalcontainers;

  4. geluidwerende voorzieningen;

  5. evenementen;

  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  7. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” (nv): een nutsvoorziening;

  8. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca – tot en met categorie1a” (sh-≤1a): tevens voor horeca t/m categorie –1a zie Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  9. bij deze bestemming behorende voorzieningen, wandel – en fietspaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Toelaatbaarheid

Voor het bouwen geldt dat op deze gronden mogen worden gebouwd;

  1. overige bouwwerken;

  2. ondergrondse afvalcontainers;

  3. geluidwerende voorzieningen;

  4. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” (nv); een nutsvoorziening groter dan 15 m2.

  6. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca – tot en met categorie 1a” (sh-≤1a): gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van horeca en/of parkactiviteiten.

 

22.2.2 Maatvoering

De hoogte van overige bouwwerken, bedragen:

 

 

Bouwwerk

Minimale Bouwhoogte

Maximale Bouwhoogte

Oppervlakte / Inhoud

1

Overige bouwwerken

-

2 m

-

2

Nutsvoorzieningen per gebouw

-

3 m

15 m2

3

Ondergrondse afvalcontainers

-

 

13 m2

4

Ter plaatse van de aanduiding (nv)

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

5

Ter plaatse van de aanduiding (sh-≤1a)

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

6

Geluidwerende voorzieningen

-

3m

-

 

22.3 Afwijken van de bouwregels

 

22.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat evenementen alleen zijn toegestaan indien daarvoor een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Middelburg is verleend en aan die vergunning wordt voldaan.

 

 

Artikel 23 Kantoor

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren met inbegrip van ondergeschikte horeca;

  2. maatschappelijke voorzieningen;

  3. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca – tot en met categorie 1b” (sh-≤1b); tevens een horecabedrijf van maximaal categorie 1b zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  4. ter plaatse van de aanduiding “wonen” (w); tevens wonen;

  5. al dan niet ondergronds gebouwde parkeer – en fietsvoorzieningen met bijbehorende toegangen;

  6. voor wat betreft de onbebouwd blijvende delen voor openbare ruimte, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en verkeersareaal.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden worden gebouwd;

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

a. hoofdgebouwen;

b. overige bouwwerken;

c. bijbehorende bouwwerken.

  1. buiten het bouwvlak:

a. overige bouwwerken;

b. bijbehorende bouwwerken

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;

  2. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  3. boven de nokhoogte en buiten het sub c genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

23.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

3

Overige bouwwerken

-

2 m

-

 

23.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “wonen” (w) geldt een maximum aantal van 48 appartementen.

 

 

Artikel 24 Maatschappelijk

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. ondergeschikte horeca bij zorginstellingen die in relatie staat tot de doelstelling van deze zorginstelling. Deze horeca is toegestaan tot maximaal categorie 1b zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  3. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” (bw): een bedrijfswoning;

  4. ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats” (bp): een begraafplaats met bijbehorende voorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden” (cw): tevens cultuurhistorische waarden;

  6. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” (nv): tevens een nutsvoorziening;

  7. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca 9”(sh-9); tevens een studentensociëteit;

  8. ter plaatse van de aanduiding “wonen” (w): tevens woningen;

  9. ter plaatse van de aanduiding “zend-/ontvangstinstallatie” (zo): tevens een zend- en ontvangstinstallatie;

  10. ter plaatse van de aanduiding “zorgwoning” (zw): tevens zorgwoningen;

  11. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, toegangs- en achterpaden en parkeervoorzieningen.

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden worden gebouwd

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

a. hoofdgebouwen;

b. bijbehorende bouwwerken;

c. overige bouwwerken;

  1. buiten het bouwvlak:

a. bijbehorende bouwwerken;

b. overige bouwwerken;

  1. ter plaatse van de aanduiding “wonen” (w): maximaal één woning per hoofdgebouw;

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100%;

  2. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  3. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  4. boven de nokhoogte en buiten het sub d genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

24.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

2

Bijbehorende bouwwerken

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

 

3

Overige bouwwerken

-

2m

-

4

Ter plaatse van de aanduiding (zo)

-

40 m

-

5.

Ter plaatse van de aanduiding (sh-9)

 

-

-

 

Maximaal vloeroppervlak van:

studieruimtes 133 m2

restaurant 101 m2

(kelder)bar 150 m2

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden;

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

24.3 Afwijken van de bouwregels

 

24.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  3. Alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

24.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

Artikel 25 Sport

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (veld) sport;

  2. ondergeschikte horeca;

  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden zijn overige bouwwerken ten dienste van de in artikel 25.1 aangegeven bestemming toegestaan;

  2. de op de verbeelding vermelde cijfers, geven in meters de minimaal vereiste en maximaal toelaatbare goothoogte, alsmede de maximaal toelaatbare nokhoogte weer;

 

25.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een overig bouwwerk, bedraagt ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte / inhoud

a.

Overige bouwwerken

-

9 m

 

b.

Lichtmasten

-

9 m

-

c.

Erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied

 

1 m

 

d.

Overige erfafscheidingen

-

2 m

-

 

25.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat (bedrijfs)woningen niet zijn toegestaan.

 

 

Artikel 26 Stoepen

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Stoepen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor verharde overgangsgebieden tussen de openbare weg en individuele gebouwen.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Toelaatbaarheid

De in artikel 26.1 genoemde gronden mogen uitsluitend worden bebouwd;

  1. bij de stoep behorende toegangstrappen, bordessen, palen, hekken en kelderluiken;

  2. overige bouwwerken ten behoeve van terrassen bij horecabedrijven;

 

26.2.2 Maatvoering

De maximale hoogte van een overig bouwwerk, bedraagt ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Minimale hoogte

Maximale hoogte

Oppervlakte / Inhoud

1

Toegangstrappen, bordessen, palen, hekken en kelderluiken

-

2 m

-

2

Overige bouwwerken ten behoeve van terrassen bij horecabedrijven

-

2 m

-

 

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.2 met inachtneming van de volgende regels;

  1. de overige bouwwerken, niet hoger zijn dan 6 meter;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:

  1. de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  2. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

  1. het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden, verleend door het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden verrichten:

  1. het aanleggen, wijzigen of verwijderen van palen en verhardingen;

  1. het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;

  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een vergunning;

  1. de werkzaamheden zoals bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien is aangetoond dat:

  1. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de karakteristiek van het stadsgezicht;

  2. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies;

  1. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden als bedoelt onder a vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

 

Artikel 27 Tuin

 

27.1 27.1Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen voor motorvoertuigen zijn niet toegestaan.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden zijn overige bouwwerken ten dienste van de in artikel 27.1 aangegeven bestemming toegestaan;

  2. per perceel mag niet meer dan 30% van de oppervlakte van verharding worden voorzien.

 

27.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een overig bouwwerk bedraagt ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Erfscheidingen

  • achterzijde voorgevel

  • voorzijde voorgevel

-

 

2 m

1 m

-

2

Overige bouwwerken

-

1 m

6 m²

 

 

27.3 Afwijken van de bouwregels

 

27.3.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2.2 voor:

  1. overige bouwwerken die niet hoger zijn dan 6 meter;

  2. een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  3. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

27.3.2 Verhardingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2.1 sub b voor het verharden van de oppervlakte van maximaal 50% van het perceel, met in achtneming van de volgende regels;

  1. behoud woonkwaliteit omliggende woningen;

  2. geen aantasting van aanwezige beschermde bomen;

  3. ter plaatse van de aanduiding [sba-ver]; geen medewerking wordt verleend aan deze afwijking.

 

27.3.3 Erkers in relatie tot de bestemming Wonen - 1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 met inachtneming van de volgende regels;

  1. ter plaatse daar waar de bestemming Wonen - 1 grenst aan de bestemming tuin; een erker aan de voorzijde voorgevel met een maximale hoogte van 3 meter, een oppervlakte van maximaal 5 m2 en een horizontale maat van maximaal 2,5 meter;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:

  1. de karakteristiek van het straatbeeld niet onevenredig wordt aangetast;

  2. met betrekking tot 22.3 lid a mits dit gebruik is aan te merken als een normaal bestanddeel van het in het hoofdgebouw op hetzelfde perceel toegelaten gebruik;

  3. Alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de Welstandscommissie;

 

27.3.4 Bijgebouw in relatie tot de bestemming Wonen - 1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2.1. met inachtneming van de volgende regels:

  1. ter plaatse daar waar de bestemming Wonen - 1 grenst aan de bestemming Tuin: een vrijstaand niet voor bewoning bestemd gebouw per woning;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:

  1. het bouwperceel van de woning ten minste 1000 m2 groot is;

  2. het op te richten bijgebouw niet hoger is dan 3 meter en geen groter oppervlakte heeft dan 12 m2;

  3. de afstand tussen het bijgebouw en de woning ten minste 5 meter bedraagt;

  4. de afstand tussen het bijgebouw en de erfafscheiding ten minste 3 meter bedraagt.

 

27.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat parkeren voor motorvoertuigen niet is toegestaan.

 

27.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.4 voor een niet gebouwde parkeervoorziening voor motorvoertuigen tot maximaal 15% van het perceel, met inachtneming van de volgende regels;

  1. er dient sprake te zijn van gebruik dat is aan te merken als een normaal bestanddeel van het in het hoofdgebouw op het zelfde perceel toegelaten gebruik;

  2. een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van het straatbeeld eenzelfde blijft;

  3. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

Artikel 28 Verkeer

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeerswegen, paden, pleinen, voetgangersgebieden, fiets – en voetpaden, al dan niet gebouwde fietsvoorzieningen, parkeerplaatsen, toegangen tot ondergronds gebouwde parkeervoorzieningen, straatmeubilair, weg- en waterbouwkundige kunstwerken en kaden ter ontsluiting van en ten hoeven van de aanliggende of nabijgelegen gronden, wateren en oevervoorzieningen;

  2. verblijfsgebied;

  3. evenementen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. ondergrondse containers;

  6. ter plaatse van de aanduiding “brug” (br): een brug;

  7. ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden” (cw); poorten van cultuurhistorische waarde;

  8. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” (nv): een nutsvoorziening;.

  9. ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” (p): tevens een parkeerterrein;

  10. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - camperstandplaatsen” (sv-cam): tevens camperstandplaatsen;

  11. tevens voor bijbehorende bermsloten, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden zijn toegelaten;

  1. overige bouwwerken ten dienste van deze bestemming;

  2. groen – en speelvoorzieningen;

  3. ondergrondse afvalcontainers;

  4. voorzieningen ten behoeve van het afmeren en laden en lossen van schepen;

  5. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

  6. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” (nv); een nutsvoorziening groter dan 15 m2;

  7. ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein” (p); tevens een openbaar parkeerterrein;

  8. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding “kunstobject” [sba-ko]; tevens een kunstobject.

 

28.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/

inhoud

1

Overige bouwwerken

 

-

9 m

-

2

Ondergrondse afvalcontainers

-

-

13 m2

3

Nutsvoorzieningen per gebouw

-

3 m

15 m2 / -

4

Ter plaatse van de aanduiding (nv)

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

5

Ter plaatse van de aanduiding [sba-ko]

 

8 m

5 m2

 

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2.2 voor;

  1. het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers, waarvan de totale oppervlakte van een ondergrondse afvalcontainer niet meer dan 35 m2 bedraagt;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  3. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

28.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat evenementen alleen zijn toegestaan indien daarvoor een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Middelburg is verleend en aan die vergunning wordt voldaan.

 

 

Artikel 29 Verkeer - Railverkeer

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. spoorwegen, al dan niet gebouwde fietsvoorzieningen, parkeerplaatsen, taxistandplaatsen, busstation en voetpaden;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. tevens voor bijbehorende bermstroken, bermsloten, benodigde weg – en waterbouwkundige kunstwerken, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

 

29.2 Bouwregels

 

29.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden zijn ten dienste van deze bestemming toegelaten;

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. overige bouwwerken;

  4. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

  5. het gebouw ten behoeve van het busstation mag niet meer bedragen dan 100 m2;

 

29.2.2 Maatvoering

De hoogte en bebouwingspercentage van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk bedragen, gemeten vanaf bovenzijde spoorstaaf, ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

-

10 m

 

15% bebouwingspercentage

2

Bijbehorende bouwwerken

-

10 m

15% bebouwingspercentage

3

Overige bouwwerken

-

10 m

 

-

4

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

-

3 m

Max. 15 m2 per gebouw

 

 

Artikel 30 Water

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. waterbeheersing;

  4. verkeer te water;

  5. bruggen;

  6. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” (bw): tevens voor een bedrijfswoning;

  7. ter plaatse van de aanduiding “brug” (br): tevens voor een brugwachtersgebouw;

  8. ter plaatse van de aanduiding “detailhandel (dh): tevens voor een detailhandelsruimte;

  9. ter plaatse van de aanduiding “jachthaven” (jh): tevens een jachthaven ten behoeve van de plezier – en recreatievaart;

  10. ter plaatse van de aanduiding “ligplaats” (lp); tevens een ligplaats voor bedrijfsvaartuigen, passagiersvaartuigen en pleziervaartuigen;

  11. ter plaatse van de aanduiding “opslag” (op); opslag ten behoeve van de detailhandelsruimte en verkooppunt motorbrandstoffen;

  12. ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen” (vm); tevens voor een verkooppunt van motorbrandstoffen;

  13. ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats” (wl): tevens een ligplaats voor woonschepen.

 

30.2 Bouwregels

 

30.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. uitsluitend mogen overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming;

  2. ter plaatse van de aanduidingen “bedrijfswoning”, “detailhandel” en “verkooppunt motorbrandstoffen”: ter plaatse van het bouwvlak een detailhandelsvestiging met een verkooppunt voor motorbrandstoffen en een bijbehorende bedrijfswoning;

  3. ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats”: woonschepen;

  4. ter plaatse van de aanduiding “jachthaven”: zijn tevens oeververbindingen en aanlegplaatsen van schepen toegestaan.

 

30.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte gemeten vanaf waterpeil

Oppervlakte/inhoud

1

Overige bouwwerken

-

2 m

-

2

Steigers

-

6 m

-

3

Ter plaatse van de aanduiding (bw), (dh) en (vm)

-

Zie maatvoeringsaanduiding

-

4

Ter plaatse van de aanduiding (wl)

-

1 bouwlaag van maximaal 4 meter

-

 

 

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 met inachtneming van de volgende regels;

  1. de overige bouwwerken niet hoger zijn dan 6 meter;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:

  1. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  2. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

30.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende voorwaarden;

  1. onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, het gebruik van de onder 30.1 genoemde gronden als ligplaats voor woonschepen, tenzij daar specifiek aangeduid, gerekend;

  2. ter plaatse van de aanduiding “jachthaven” het aantal ligplaatsen gezamenlijk ten hoogste 250 mag bedragen;

  3. ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats” het aantal woonschepen gezamenlijk ten hoogste 8 mag bedragen.

 

 

Artikel 31 Wonen

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen;

  2. ter plaatse van de aanduiding “garage” (ga): uitsluitend een garage bestemd voor de stalling van vervoersmiddelen;

  3. ter plaatse van de aanduiding “bedrijf” (b): Bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ in bijlage 1;

  4. ter plaatse van de aanduiding “kantoor”(k): tevens een kantoor zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;

  5. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca- tot en met categorie 1b” (sh-≤1b): een horecabedrijf tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 2;

  6. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – 8” (sm-8); tevens voor welzijnsactiviteiten en een zorgsteunpunt;

  7. ter plaatse van de aanduiding ”zorgwoning” (zw): tevens zorgwoningen;

  8. bij deze bestemming behorende erven, tuinen, bergingen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, (ondergrondse) stallingsruimte en ontsluitingspaden.

 

31.2 Bouwregels

 

31.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ter plaatse van het bouwvlak wordt gebouwd:

1. hoofdgebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. overige bouwwerken.

  1. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”; bedraagt ten hoogste het aantal woningen per bouwvlak het aangegeven aantal;

  3. hoofdgebouwen moeten aaneen worden gebouwd, met de naar de wegzijde(n) gekeerde gevel(s) geheel in de bebouwingsgrens;

  4. de breedte van een bouweenheid moet tenminste 4 meter en mag ten hoogste 9 meter bedragen;

  5. tussen de toelaatbare goot – en nokhoogte zijn delen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken toegestaan, mits deze niet het vlak overschrijden dat bepaald wordt door de maximale goothoogte en een van daaruit beginnende helling van 60 graden ten opzichte van het horizontale vlak;

  6. boven de nokhoogte en buiten het sub f genoemde vlak zijn uitsluitend schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, dakkapellen en topgevels toegestaan.

 

31.2.2 Maatvoering

a. de goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouwen

Zie maatvoeringsaanduiding en anders 3 m

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken inclusief overkappingen

3 m

4,5 m

Per bouwperceel buiten het bouwvlak 40% en 40 m²

3

Terreinafscheiding grenzend aan het openbaar gebied

-

1 m

-

4

Overige terreinafscheidingen

-

2 m

-

5

Overige bouwwerken

-

2 m

-

6

Ter plaatse van de aanduiding (sh-≤1b)

 

 

Maximaal 230 m2 vloeroppervlak

 

  1. daar waar geen nokhoogte is vermeld, mag de nokhoogte de maximaal toelaatbare goothoogte met niet meer dan 3 meter overschrijden.

  2. in bouwstroken waar het verschil tussen de minimum en de maximum goothoogte groter is dan 2 meter, dienen de goot – en nokhoogte van aan elkaar grenzende bouweenheden tenminste 0,2 meter te verschillen.

 

31.3 Afwijken van de bouwregels

 

31.3.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 31.2.1:

  1. voor het achter de bebouwingsgrens bouwen;

  2. voor het niet aaneen bouwen van hoofdgebouwen;

  3. voor het overschrijden van maximale breedte van de bouweenheid;

  4. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:

  1. de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  2. de belangen van derden niet worden geschaad.

  1. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

31.3.2 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2.2:

  1. voor een lagere goothoogte;

  2. voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel waarop in de hoofdgebouwen op de begane grond geen woning is of moet worden gevestigd: tot een goothoogte van ten hoogste 4 meter en een nokhoogte van ten hoogste 7 meter;

  3. voor het bouwen van maximaal 4 aan elkaar grenzende bouweenheden met gelijke goot – en nokhoogte;

  4. voor de gronden waar krachtens deze regels hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan, de overige bouwwerken niet hoger mogen zijn dan 125% van de toegestane nokhoogte voor de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op deze gronden;

  5. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft;

  6. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

 

Artikel 32 Wonen - 1

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding “garage” (ga): uitsluitend een garage bestemd voor de stalling van vervoersmiddelen;

  3. ter plaatse van de aanduiding “zorgwoning” (zw): tevens zorgwoningen;

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden.

 

32.2 Bouwregels

 

32.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. op deze gronden worden gebouwd;

  1. ter plaatse van het bouwvlak:

a. hoofdgebouwen;

b. bijbehorende bouwwerken;

c. overige bouwwerken;

  1. buiten het bouwvlak:

a. bijbehorende bouwwerken;

b. overige bouwwerken;

  1. ter plaatse van de aanduiding “garage” (ga): autoboxen waarvan maximaal 1 per bouwperceel en met een maximale oppervlakte van 45 m² en een maximale hoogte van 3,00 meter;

  1. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt niet meer dan zoals bestaand;

  2. indien hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 meter;

  3. de afstand van een zijgevel van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens moet ten minste 3 meter bedragen;

 

32.2.2 Maatvoering

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of inhoud van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk of overig bouwwerk, bedragen ten hoogste:

 

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

1

Hoofdgebouw

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

-

2

Bijbehorende bouwwerken, inclusief overkappingen uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding (zw)

3 m

4,5 m

Per bouwperceel buiten het bouwvlak 40% en 40 m²

3.

Bijbehorende bouwwerken, inclusief overkappingen ter plaatse van de aanduiding (zw)

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

Zie maatvoeringsaanduiding

3

Overige bouwwerken per bouwperceel

-

2 m

6 m²

4

Terreinafscheiding grenzend aan het openbaar gebied

-

1 m

-

5

Overige terreinafscheidingen

-

2 m

-

 

32.3 Afwijken van de bouwregels

 

32.3.1 Afwijkingen tweede bijgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.2.1 lid d voor;

  1. het afwijken van de bouw van een tweede niet voor bewoning bestemd bijgebouw;

  2. het afwijken van de afstand van het bijgebouw tot het hoofdgebouw voor niet meer dan 1 meter binnen het verlengde van de zijgevel van het hoofdgebouw;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat:

  1. verlening van de afwijking niet tot gevolg heeft dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld onevenredig worden aangetast;

  2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

32.3.2 Afwijkingen oppervlakte erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.2.2 lid 2 ten einde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen maximaal 80 m² bedraagt;

  2. het bebouwingspercentage van 40% niet wordt overschreden;

  3. de oppervlakte van het perceel ten minste 1.000 m2 bedraagt;

  4. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;

  1. Bij uitbreiding van de erfbebouwing, op het bouwperceel of in de omgeving daarvan, in voldoende mate in parkeergelegenheid is voorzien en/of in stand wordt gehouden;

  2. Er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en waarbij de uitstraling van de bebouwing in het straatbeeld eenzelfde blijft.

  4. alvorens te besluiten omtrent de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

 

Artikel 33 Waarde - Archeologie - 1

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

33.2 Bouwregels

 

33.2.1 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;

  4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

 

33.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie-1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;

  2. het ophogen van gronden tot een hoogte van ten minste 2 m;

  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  4. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  5. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

33.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 33.3.1 is niet van toepassing indien:

  1. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 33.2 in acht is genomen;

  2. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn;

  3. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

  4. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;

  5. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.3.1. nodig is.

 

33.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend in de volgende gevallen:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

33.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

33.4.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie - 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van burgemeester en wethouders bouwwerken te slopen.

 

33.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 33.4.1 is niet van toepassing indien:

  1. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 33.2 in acht is genomen;

  2. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  3. de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm bedraagt;

  4. de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 30 m² bedraagt;

  5. Burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.4.1. nodig is.

 

33.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan slechts worden verleend in de volgende gevallen:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

  2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

33.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

33.5.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak met de in lid 33.1 genoemde bestemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

33.5.2 Wijzigingen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak met de in lid 33.1 genoemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

 

Artikel 34 Waarde - Archeologie - 3

 

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

34.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;

  2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;

  1. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;

  4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

 

34.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde-Archeologie-3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen;

  2. het ophogen van gronden tot een hoogte van ten minste 2 m;

  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  4. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  5. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

34.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 34.3.1 is niet van toepassing indien:

  1. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 34.2 in acht is genomen;

  2. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de in werkingtreding van het plan reeds in uitvoering zijn;

  3. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

  4. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

  5. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.3.1. nodig is.

 

34.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend in de volgende gevallen:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

34.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

34.4.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie - 3’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van burgemeester en wethouders bouwwerken te slopen.

 

34.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 34.4.1 is niet van toepassing indien:

  1. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 34.2 in acht is genomen;

  2. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

  3. de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 40 cm bedraagt;

  4. de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoogste 500 m² bedraagt;

  5. Burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.4.1. nodig is.

 

34.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan slechts worden verleend in de volgende gevallen:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld;

  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het behoud van archeologische resten in de bodem;

  2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

 

34.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

34.5.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak met de in lid 34.1 genoemde bestemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

34.5.2 Wijzigingen vorm bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak met de in lid 34.1 genoemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  3. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

 

Artikel 35 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

 

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd Stadsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor beschermd stadsgezicht en daarmee voor het behoud en / of herstel van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, (historische-) stedenbouwkundige en (historisch-) architectonische waarden.

 

35.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de grenzen van het 'beschermd stadsgezicht' gelden de volgende regels:

  1. de nokrichtingen welke op de luchtfoto in bijlage 5 zijn aangegeven, dienen te worden aangehouden;

  2. de hellingshoeken ten opzichte van een horizontaal vlak, van de dakvlakken van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, moeten tenminste 40graden en mogen ten hoogste 60graden bedragen, met dien verstande dat;

  1. de hellinghoeken van de dakvlakken van aan- en uitbouwen ook tussen de 20 en 40 graden mogen bedragen;

  2. het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, gedeeltelijk horizontaal mag worden afgedekt indien er tussen de dakaanzet en het horizontale deel van het dak een dakvlak van tenminste 2,5 meter hoogte aanwezig is;

  1. gevels mogen uitsluitend in baksteen, natuursteen of pleisterwerk worden uitgevoerd;

  2. hellende daken van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden afgedekt met gegolfde gebakken pannen of met leisteen;

  3. bij de naar de wegzijde gekeerde gevels mag de breedte van een muuropening op de begane grond niet meer dan 80% zijn van de hoogte van die muuropening en de breedte van de overige muuropeningen niet meer dan 90% ervan;

  4. Het plaatsen van zonnepanelen is niet toegestaan.

 

35.3 Afwijken van de bouwregels

 

35.3.1 Bij een omgevingsvergunning afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.2 voor:

  1. andere nokrichtingen;

  2. andere hellinghoeken en het horizontaal afdekken van hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken;

  3. het toepassen van andere bouwmaterialen;

  4. het toepassen van een muuropening waarvan de breedte meer dan 80% van de hoogte is;

  5. het plaatsen van zonnepanelen mits wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2016 (Welstandsnota);

  6. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd stadsgezicht;

  7. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

35.3.2 Advies over de omgevingsvergunning

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen binnen de bestemming Waarde – Beschermd Stadsgezicht is tevens advies van de Monumentencommissie noodzakelijk.

 

35.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

35.4.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Beschermd Stadsgezicht’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van burgemeester en wethouders hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bruggen te slopen.

 

35.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 35.4.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip vanaf ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

35.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het slopen van een hoofdgebouw, bijbehorend bouwwerk en / of brug, kan slechts worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. bouwwerken die geel gekleurd zijn op de vastgestelde bouwhistorische waardenkaart in bijlage 6 en waarvoor omgevingsvergunning is verleend voor een vervangend bouwwerk.

  2. de gemeente heeft op basis van nader onderzoek vastgesteld dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waarden in het geding zijn;

  3. de betrokken cultuurhistorische waarden worden door de sloopactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden;

  2. documenteren van cultuurhistorische waarden voor en tijdens de sloopactiviteiten door de gemeente. Aanvrager dient vooraf een bouwhistorische rapportage te overleggen;

  1. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Monumentencommissie;

 

 

Artikel 36 Waarde - Bolwerken en Vesten

 

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Bolwerken en vesten’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), uitsluitend bestemd voor plantsoenen en waterpartijen.

 

36.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de grenzen van ‘Bolwerken en Vesten’ geldt dat op, in of boven de bedoelde gronden niet mag worden gebouwd.

 

36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.2:

  1. voor het bouwen van overige bouwwerken met een hoogte van maximaal 6 meter;

  2. omgevingsvergunning wordt verleend indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd stadsgezicht;

  3. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

36.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat verkeer te water niet is toegestaan.

 

36.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.4 indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd stadsgezicht

  2. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies aan de Welstandscommissie;

 

36.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden, verleend door het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden te verrichten:

  1. beplanten;

  2. rooien van houtopstanden;

  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  1. het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;

  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een vergunning;

  1. de werken of werkzaamheden zoals bedoeld onder a, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht dan wel herstel is verzekerd van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd stadsgezicht;

  2. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden als bedoelt onder a vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies aan de Welstandscommissie omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies.

 

Artikel 37 Waterstaat - Waterkering

 

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van de waterkering.

 

37.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend overige bouwwerken, worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, bedraagt ten hoogste 3 m;

  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

37.3 Afwijken van de bouwregels

 

37.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 37.2.1 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

37.3.2 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens omtrent de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

 

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken

 

37.5 zijnde, of van werkzaamheden

 

37.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op de in lid 37.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  4. het vellen of rooien van struiken of bomen;

  5. het beplanten van gronden met struiken of bomen.

 

37.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 37.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

37.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 37.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waterstaatkundige functie van waterkering daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

 

37.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 37.4.1 wint bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder(s) van de waterkering, omtrent de voorwaarde zoals genoemd in lid 37.4.3.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 38 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 39 Algemene bouwregels

 

39.1 Bestaande maten

  1. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

  2. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de

herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

39.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, liften, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;

  2. plinten, pilasters, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, gevel – en kroonlijsten en voor zover gesitueerd aan de niet naar de wegzijde(n) gekeerde gevels met brandtrappen,

 

39.3 Afwijking overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.2 lid b voor het overschrijden van de bouwgrenzen met inachtneming van de volgende regels;

  1. voor luifels en balkons tot minimaal 0,75 meter uit de rijbaan en maximaal 1,5 meter uit de bebouwingsgrens;

  2. voor erkers en etalages tot maximaal 1 meter over ten hoogste 40% van de breedte van de bouweenheid;

  3. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast;

  4. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

 

Artikel 40 Algemene gebruiksregels

 

40.1 Gebruiksregels algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. het is verboden gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming, of in strijd met het gebruik, waarvoor ingevolge de regels van dit artikel toestemming is verleend te gebruiken of laten gebruiken.

  2. onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan;

  1. de opslag van bagger en grondspecie, vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind en brandstoffen, al dan niet voor gebruik geschikte vervoermiddelen of onderdelen daarvan, tenzij het vormen van opslag of plaatsing betreft die noodzakelijk zijn ter realisering van het ingevolge de bestemming toegelaten gebruik of die zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van dat toegelaten gebruik.

  2. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

  3. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

  4. de plaatsing van toer – en stacaravans, woonwagens, tenthuisjes, vaartuigen en soortgelijke verblijfsvoorzieningen;

  5. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 2 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;

  6. detailhandel in volumineuze goederen en / of perifere detailhandel is niet toegestaan.

  7. verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van het geregelde ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen’.

 

40.2 Afwijken van de gebruiksregels algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.1

indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

40.3 Specifieke gebruiksregels vrije beroepen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. op de gronden waar de functie ‘wonen’ is toegestaan, is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor vrije beroepen, voor zover:

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het beroep of bedrijf aan huis;

  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van een vrij beroep in gebruik zal zijn;

  6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;

  7. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw;

  1. op de gronden is een bedrijf aan huis en logies niet toegestaan.

 

40.4 Afwijken ten behoeve van een bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 40.3 onder b teneinde ter plaatse van de gronden waar de functie ‘wonen’ is toegestaan – in samenhang daarmee - ook het gebruik toe te staan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor een bedrijf aan huis en bed & breakfast, voor zover:

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een

nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  1. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met het bedrijf aan huis;

  2. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m2, van de woning inclusief aan en uitbouwen ten behoeve van het bedrijf aan huis of een bed & breakfast in gebruik zal zijn;

  3. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;.

  4. het beroep niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw.

 

40.5 Afwijken ten behoeve van bed en breakfast in grote panden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 40.3 onder b teneinde ter plaatse van de gronden waar de functie ‘wonen’ is toegestaan – in samenhang daarmee – ook het gebruik toe te staan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen voor een bed & breakfast voor grote woonhuizen, voor zover;

  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

  2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;

  3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een

nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

  1. de oppervlakte van het hoofdgebouw ten minste 250 m2 bedraagt;

  2. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de woning inclusief aan - en uitbouwen ten behoeve van een bed & breakfast in gebruik zal zijn;

  3. ten hoogste 3 kamers, met elk ten hoogste 3 personen, in gebruik zal zijn;

  4. niet wordt beoefend in een vrijstaand bijgebouw.

 

 

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

 

41.1 onderdoorgang

Ter plaatse van de bouwaanduiding “onderdoorgang”, dient de grond tot een hoogte van minimaal 2,5 meter vrij van bebouwing te blijven, kolommen daarbij buiten beschouwing gelaten;

 

41.2 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “geluidszone – industrie” geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten niet zijn toegestaan.

 

41.3 vrijwaringszone - molenbiotoop

  1. ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" gelden de volgende regels:

  1. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;

  2. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan, de uitkomst van de volgende formule Formule H(x) = x/n+c*z

waarin:
H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters)
x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters)
n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied.
c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling)

Askophoogte molens:

  • Molen de Hoop, Vlissings Bolwerk 2 = 26,05 m

  • De Seismolen, Seisbolwerk 26 = 21,60 m

  • Molen de Koning, Veerseweg 80 = 18,35 m

met dien verstande dat de uitkomst H(x) niet minder bedraagt dan het onderste punt van de verticaal staande wiek, zijnde;

  • Molen de Hoop, Vlissings Bolwerk 2 = 13,70 m

  • De Seismolen, Seisbolwerk 26 = 8,60 m

  • Molen de Koning, Veerseweg 80 = 7,20 m

  1. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:

  1. een bouwwerk dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte blijft binnen de hoogte en breedte van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht;

  2. Een bouwwerk ter vervanging van bestaande bouwwerken dat voldoet aan het bepaalde op de verbeelding en in hoofdstuk 2, of een bouwwerk ter vervanging dat voldoet aan de hoogte van een feitelijk legaal bouwwerk, waarbij dan de hoogte van het bestaande bouwwerk prevaleert.

  1. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge lid a, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

  2. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a sub 2, indien de belangen van de molen niet onevenredig worden geschaad, zij wegen daarbij de belangen van de nieuw op te richten bebouwing af tegen de molenbelangen; alvorens de afwijking van het bestemmingsplan toe te passen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies bij de molendeskundige (Vereniging De Hollandsche Molen).

 

41.4 vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – dijk” gelden de volgende regels:

  1. gronden mogen - behalve voor de andere daar voorkomende functies - gebruikt worden voor waterstaatkundige voorzieningen;

  2. op deze gronden mogen ten behoeve van de functie 'Vrijwaringszone - dijk' tevens overige bouwwerken, ten behoeve van waterstaatkundige voorzieningen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

 

41.5 overig : muren en schuttingen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “overig : muren en schuttingen” geldt een minimale hoogte van 1,80 meter en een maximale hoogte van 3 meter.

 

41.5.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden op of in de gronden met de gebiedsaanduiding “overig – Muren en schuttingen”, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk van burgemeester en wethouders, muren en schuttingen te slopen.

 

41.5.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning voor het slopen van muren en schuttingen kan slechts worden verleend in de volgende gevallen:

  1. voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd stadsgezicht;

  2. voor zover er een door de monumentencommissie goedgekeurd plan ligt voor herbouw;

 

41.6 overig : parkeergarage

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “overig : parkeergarage” is een (ondergrondse) stallingsruimte voor motorvoertuigen inclusief in – en uitritten toegestaan.

 

41.7 overig : relatiegebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “overig : relatiegebied” geldt dat:

  1. bij de bepalingen van de functies voor de begane grondlaag van een bouweenheid de in bijlage 4 bij de betreffende relatielijn vermelde aantallen bouweenheden en functies in acht genomen dienen te worden, met dien verstande dat:

  1. bij bouweenheden of terreinen waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is aangevraagd, het aangevraagde gebruik in aanmerking wordt genomen;

  2. bij leegstaande bouweenheden of ongebruikte terreinen waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is aangevraagd, het laatste gebruik in aanmerking wordt genomen, tenzij de leegstand of het ongebruikt zijn het gevolg is van inrichtingswerkzaamheden ten behoeve van nieuw toegestaan gebruik, in welk geval het nieuwe gebruik in aanmerking wordt genomen;

  1. de begane grondlaag van een bouweenheid opgedeeld mag worden in meerdere functies, mits het totaal in de tabel in bijlage 4 genoemde aantal toelaatbare functies binnen de betreffende relatielijn niet wordt overschreden;

  2. ter beoordeling van de aantal toelaatbare functies binnen de betreffende relatielijn bij de vakbalie Ruimte op het stadskantoor informatie ingewonnen dient te worden over de actuele functiekaart.

 

41.8 overig : zone terrasboten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding “overig : zone terrasboten” geldt dat;

  1. onder de voorwaarden die beschreven staan in het terrassenbeleid van de gemeente Middelburg terrasboten aangelegd mogen worden;

  2. per gebiedsaanduiding “overig – zone terrasboten” maximaal 1 terrasboot is toegestaan;

  3. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor de aanleg van een terrasboot vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies aan de Welstandscommissie.

 

 

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels

 

42.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor;

  1. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde uitvoering of plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;

  2. afwijkingen van de voorgeschreven maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

  3. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, nokhoogten en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 1 meter’;

  4. ten behoeve van lift – en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes, balkons, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen en andere van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  5. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van openbare nutsbedrijven of een ander naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwen, mits deze geen grotere inhoud van 50 m3 en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben;

  6. voor het bouwen van andere bouwwerken, die om telecommunicatietechnische redenen noodzakelijk zijn;

  7. voor het bouwen van andere bouwwerken, die om waterstaatkundige – of verkeersredenen noodzakelijk zijn;

  8. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

  9. indien van toepassing in het beschermde stadgezicht;

  1. uitsluitend indien de karakteristiek van het stadsgezicht niet wordt aangetast;

  2. wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de Monumentencommissie.

 

42.2 Terrassen en terrasschermen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor het realiseren van;

  1. terrassen bij horecabedrijven (niet zijnde ondergeschikte horeca bij detailhandelsbedrijven) in het openbaar gebied en op binnenterreinen;

  2. terrasschermen behorende bij de onder sub a bedoelde terrassen,

  3. Omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat;

  1. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het terrassenbeleid van de gemeente Middelburg.

  2. dit niet leid tot een nadelige beïnvloeding van de doorstroming van het (langzaam)verkeer;

  3. de karakteristiek van het stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast;

  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  1. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor de realisatie van hetgeen onder sub a en/ of b in het openbaar gebied vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies aan de Monumentencommissie.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 43 Overgangsrecht

 

43.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

43.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoelt in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

43.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

 

 

Artikel 44 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Binnenstad.