direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met Landschapswaarden
Plan: Middelburg Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0687.BPBGM-VG99

Artikel 5 Agrarisch met Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met Landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van met het grondgebonden agrarisch gebruik samenhangende landschapswaarden in de vorm van kenmerkende openheid, beplatingspatroon en bebouwingspatroon;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1': uitsluitend een boomkwekerij met ondergeschikte detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3': tevens een minicamping;
  • e. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en daarbij behorende voorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwregels voor bouwvlakken

Op een bouwvlak is toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding bouwvlak zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. tenzij anders is aangeduid, is per bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning met aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan;
  • c. indien gebouwen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 3 meter;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 40 meter bij de volgende wegen:
    • 1. Nieuwe Vlissingseweg;
    • 2. Postweg (N665);
    • 3. Veerseweg;
    • 4. N57;
    • 5. A58;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemming Verkeer van de overige wegen bedraagt ten minste 20 meter.
5.2.2 Bouwregels voor gronden buiten bouwvlakken

Buiten een bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan:

  • a. kuilvoerplaten en sleufsilo's, direct aansluitend op bouwvlakken;
  • b. terreinafscheidingen.
5.2.3 Bouwhoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
1   bedrijfswoning   6 m   10 m   750 m³  
2   bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen   3 m   6 m   60 m²  
3   overige (agrarische) bedrijfsgebouwen en overkappingen   zie aanduiding   zie aanduiding    
4   sanitaire voorzieningen en recreatieruimten ter plaatse van de
aanduiding specifieke vorm van
recreatie - 1  
3 m   6 m   100 m² per bouwvlak  
5   mestopslagruimten als zelfstandigbouwwerk     7 m   2.500 m³  
6   sleufsilo's     2 m    
7   voedersilo's     12 m    
8   vlaggenmasten     10 m    
9   overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde  
  2 m    
5.3 Ontheffing van de bouwregels
5.3.1 Niet-grondgebonden agrarische neventakken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1 onder a voor het realiseren van glastuinbouw of intensieve veehouderij als neventak ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het totale oppervlak aan kassen bedraagt ten hoogste 2.000 m² per bedrijf;
  • b. het totale oppervlak aan intensieve veehouderij bedraagt ten hoogste 1.600 m²;
  • c. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van de omliggende bestemmingen en functies;
  • d. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • e. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat het grondgebonden agrarisch bedrijf de hoofdtak vormt en de neventak in omvang daaraan ondergeschikt blijft, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • f. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • g. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • i. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • j. ontheffing leidt niet tot afname van de verkeersveiligheid; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de verkeersdeskundige;
  • k. ontheffing leidt niet tot onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder;
  • l. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in kassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling;
  • m. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • n. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.3.2 Bouwen nabij de bestemming Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in sublid 5.2.1 onder d en e voor het bouwen van een gebouw of overkapping binnen een afstand van respectievelijk 20 of 40 meter tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing leidt niet tot een verkeersonveilige situatie;
  • b. ontheffing leidt niet tot aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg;
  • c. voor het verlenen van de ontheffing wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de wegbeheerder;
  • d. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.3.3 Gebouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in sublid 5.2.2 voor het bouwen van een gebouw of overkapping, buiten een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het oppervlak bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • c. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • d. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat:
    • 1. ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
    • 2. plaatsing op het bouwvlak niet mogelijk of doelmatig is;

alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;

  • e. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1 niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • f. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • g. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • i. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.3.4 Overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van overkappingconstructies als teeltondersteunende voorziening buiten een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • b. de teeltondersteunende voorziening staat ten dienste aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • d. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf. Alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • e. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, zoals bedoeld lid 5.1, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • f. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • g. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • h. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.3.5 Grotere mestopslagruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.3 onder 5 voor het bouwen van een grotere mestopslagruimte als bouwwerk, binnen een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de totale inhoud van mestopslagruimten en mestbassins - mestopslagruimten in gebouwen daaronder begrepen - op het betreffende erf bedraagt ten hoogste 5.000 m³;
  • b. het gebruik van de mestopslagruimten ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • c. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat:
    • 1. ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
    • 2. alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • e. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • f. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • g. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • h. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.3.6 Mestopslagruimten aansluitend aan het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van een mestopslagruimte als zelfstandig bouwwerk, aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de totale inhoud van mestopslagruimten en mestbassins - mestopslagruimten in gebouwen daaronder begrepen - op het betreffende erf bedraagt ten hoogste 5.000 m³;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 7 meter;
  • c. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • d. het gebruik van de mestopslagruimten ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • e. ontheffing wordt slechts verleend voor een mestopslagruimte aansluitend aan het bouwvlak, indien is aangetoond dat realisatie van de mestopslagruimten op aan het bouwvlak niet mogelijk is;
  • f. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeksundige;
  • g. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de ontheffing noodzakelijk is voor de continuïteit van het grondgebonden agrarisch bedrijf, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • h. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • i. ontheffing leidt niet tot onevenredige versnippering en verstening van het landelijk gebied, alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • j. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • k. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • l. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • m. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.3.7 Wateropslagruimten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van een wateropslagruimte als bouwwerk voor de glastuinbouw aansluitend aan een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien op het agrarisch bedrijf behorend bouwvlak onvoldoende ruimte aanwezig is om de wateropslagruimte te realiseren;
  • c. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van een glastuinbouwbedrijf of een nevenfunctie glastuinbouw, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeksundige;
  • e. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • f. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • g. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • i. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.3.8 Overschrijding grenzen bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak met gebouwen en / of overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing wordt verleend indien de uitbreiding van het bouwvlak ten hoogste 15% van de oppervlakte van de op het kaart aangegeven bouwvlak bedraagt, en de overschrijding van de bouwvakgrenzen ten hoogste 15 meter bedraagt;
  • b. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de ontheffing noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • d. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van de gebouwen en / of overkappingen;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • f. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • g. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.3.9 Nieuwbouw NED

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1 voor het vervangend nieuw bouwen van een gebouw ten behoeve van een NED ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de NED bedraagt ten hoogste de in bijlage 1 genoemde omvang;
  • b. ontheffing wordt verleend indien ten minste eenzelfde oppervlak bestaande bedrijfsgebouwen behorende tot het agrarisch bedrijf wordt gesloopt;
  • c. ontheffing wordt verleend indien ook toepassing is of wordt gegeven aan het bepaalde in lid 5.6.6;
  • d. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.3.10 Sanitair en / of recreatieruimte op een minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het bouwen van sanitaire voorzieningen en / of een recreatieruimte ten behoeve van een minicamping buiten een bouwvlak, met de aanduiding 'minicamping' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van het sanitairgebouw en / of recreatieruimte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • b. het totale oppervlak van het sanitairgebouw en / of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • c. sanitairgebouwen en / of recreatieruimten zijn uitsluitend direct grenzend aan het bouwvlak toegestaan;
  • d. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • e. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 5 meter;
  • f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • g. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • h. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.4 Aanlegvergunning
5.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op de in lid 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het vellen of rooien van struiken of bomen;
  • e. het beplanten van gronden met struiken of bomen.
5.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

5.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 en zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid 5.1 genoemde waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

5.4.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige, omtrent de voorwaarde zoals genoemd in lid 5.4.3.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, buiten gebouwen, is niet toegestaan;
  • b. op een minicamping zijn niet meer dan 15 standsplaatsen toegestaan;
  • c. het huisvesten van seizoensarbeiders is niet toegestaan;
  • d. de opslag van dierlijke mest, anders dan in een mestopslagruimte, in hoeveelheden groter dan 600 m³, is niet toegestaan;
  • e. de opslag van dierlijke mest ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • f. het gebruik van mestbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
  • g. het gebruik van waterbassins is buiten de bouwvlakken niet toegestaan;
  • h. het gebruik van kuilvoerplaten en sleufsilo's ten behoeve van de opslag van producten die niet afkomstig zijn van, of worden gebruikt op, het eigen agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;
  • i. paardenbakken, zijn niet toegestaan;
  • j. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode van langer dan 10 weken is niet toegestaan;
  • k. containervelden zijn buiten een bouwvlak niet toegestaan;
  • l. detailhandel, anders dan het verkopen van boerderij- en streekproducten met een oppervlak van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan;
  • m. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep met een oppervlak meer dan 50 m² per agrarische bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • n. het aanbieden van meer dan 5 slaapplaatsen ten behoeve van logies met ontbijt per agrarische bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • o. het gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan;
  • p. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van woningen van derden, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen) is niet toegestaan;
  • q. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in kassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling;
  • r. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan.
5.6 Ontheffing van de gebruiksregels
5.6.1 Mestbassins aansluitend aan het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.5 onder f voor mestbassins, geen bouwwerk zijnde, aansluitend aan een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de totale inhoud van mestopslagruimten en mestbassins - mestopslagruimten in gebouwen daaronder begrepen - op het betreffende erf bedraagt ten hoogste 5.000 m³;
  • b. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • c. het gebruik van de mestbassins ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • d. ontheffing wordt niet verleend indien op het bij het agrarisch bedrijf behorende bouwvlak voldoende ruimte aanwezig is om het mestbassin te realiseren;
  • e. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • f. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeksundige;
  • g. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • i. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen;
  • j. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • k. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • l. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.6.2 Waterbassins aansluitend aan het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.5 onder g voor waterbassins, geen bouwwerk zijnde, aansluitend aan een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de totale inhoud van wateropslagruimten en waterbassins - wateropslagruimten in gebouwen daaronder begrepen - op het betreffende erf bedraagt ten hoogste 2.500 m³;
  • b. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • c. het gebruik van de waterbassins ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;
  • d. ontheffing wordt niet verleend indien op de bij het agrarisch bedrijf behorende bouwvlak voldoende ruimte aanwezig is om het waterbassin te realiseren;
  • e. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • f. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • g. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • h. ontheffing leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de ontheffing te verlenen.
  • i. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de aanwezige landschapskwaliteiten;
  • j. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • k. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • l. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.6.3 Weidegang

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 1, lid 100, inzake weidegang als criterium voor grondgebonden agrarische bedrijven voor melkveebedrijven die in plaats van weidegang, voldoende ruwvoer telen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uit het te overleggen ondernemersplan inzake de nieuwe bedrijfssituatie, blijkt het volgende:
    • 1. de gronden zijn in overwegende mate in de directe omgeving van het bedrijf gelegen;
    • 2. de gronden behoren feitelijk tot het bedrijf;
    • 3. de gronden worden feitelijk voor ruwvoerteelt voor het bedrijf gebruikt;
    • 4. de oppervlakte gronden is toereikend voor voerteelt in relatie tot de omvang van de veestapel;
    • 5. er wordt voldoende voer geteeld voor de voerbehoefte van het eigen bedrijf, zodanig dat het niet gaat om bijvoedering maar om een hoofdbestanddeel in de voervoorziening;
    • 6. gewassen worden integraal voor voedering van vee gebruikt;
    • 7. bewerking van de gewassen vindt slechts in ondergeschikte mate plaats en in ieder geval op het bedrijf;
  • b. toepassen van weidegang is vanuit de bedrijfssituatie niet mogelijk of niet gewenst;
  • c. de continuïteit van voerteelt is ook op langere termijn verzekerd;
  • d. ontheffing wordt slechts verleend als over de aspecten zoals genoemd in de subleden a tot en met c een schriftelijke overeenkomst met het bedrijf is gesloten;
  • e. alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies over de aspecten die in subleden a tot en met c zijn genoemd aan de agrarische deskundige;
  • f. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.6.4 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.5 onder i ten behoeve van een paardenbak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het oppervlak van de paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m² ;
  • b. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
    • 4. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • c. de paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan;
  • d. bij een paardenbak is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten niet toegestaan;
  • e. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • i. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.6.5 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.5 onder c voor het tijdelijk huisvesten van de aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de ontheffing wordt slechts verleend ter plaatse van bouwvlakken;
  • b. ontheffing kan worden verleend voor:
    • 1. kampeermiddelen;
    • 2. verplaatsbare woonunits;
    • 3. voor de realisatie van wooneenheden in bestaande gebouwen;
  • c. per agrarisch bedrijf zijn ten hoogste 5 kampeermiddelen of verplaatsbare woonunits toegestaan voor tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van de wooneenheden in bestaande gebouwen bedraagt ten hoogste 200 m²;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • f. de plaatsing van de eenheden geschiedt voor ten hoogste één aaneengesloten periode van ten hoogste 10 weken per kalenderjaar;
  • g. voorzien wordt in ten minste één parkeerplaats per wooneenheid of kampeermiddel op eigen terrein;
  • h. tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf;
  • i. de ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • j. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak;
  • k. ontheffing wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • l. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • m. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.6.6 Nieuwe Economische Dragers (NED's)

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1 voor een NED ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing wordt verleend voor:
    • 1. een NED die voorkomt in de positieve lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 1;
    • 2. overige bedrijfsactiviteiten, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de NED's zoals vermeld in bijlage 1;
  • b. de oppervlakte van een NED bedraagt ten hoogste de in bijlage 1 genoemde omvang;
  • c. tenzij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in lid 5.3.8, vindt de NED plaats in bestaande gebouwen op een bouwvlak;
  • d. de NED, of alle NED's tezamen, behorende bij een agrarisch bedrijf, wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:
    • 1. de arbeidsbehoefte;
    • 2. de ruimtelijke uitstraling;
    • 3. de verkeersaantrekkende werking, waarbij de ontheffing niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;
    • 4. de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:
      • a. de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie B1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort;
      • b. de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie B2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de milieudeskundige;
  • e. de verkeersveiligheid en de verkeersplanologische functie van de weg mag niet negatief worden beïnvloed;
  • f. opslag van goederen ten behoeve van de NED buiten gebouwen is niet toegestaan;
  • g. nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten en lichtbakken voor reclamedoeleinden daaronder begrepen, zijn niet toegestaan;
  • h. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • i. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • j. ontheffing wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een deskundige;
  • k. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • l. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.6.7 Uitbreiding minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.5 onder b, voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen op een minicamping, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
  • b. permanente standplaatsen voor kampeermiddelen zijn niet toegestaan;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de minicamping op het eigen terrein, waarbij het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • d. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter; indien de afstand van de minicamping tot de meest nabij gelegen woning van derden in de bestaande situatie reeds minder dan 50 meter bedraagt, mag deze afstand door toepassen van de ontheffing niet verkleinen;
  • e. buiten het bestemmingvlak is aansluitend een terrein van ten minste 1 ha ten behoeve van de minicamping in eigendom of in pacht bij het betreffende bedrijf;
  • f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 7 meter, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • i. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • j. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 1.
5.7 Wijzigingsbevoegdheden
5.7.1 Wijziging vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de aangegeven bouwvlakken vergroten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2 ha;
  • b. wijziging wordt toepast indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • c. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • d. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • e. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • g. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • h. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.
5.7.2 Wijziging stellingen als teeltondersteunende voorziening

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het toekennen van bouwvlakken uitsluitend voor de bouw van stellingen als teeltondersteunende voorziening, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak grenst aan een agrarisch bouwvlak;
  • b. het oppervlak van de stellingen bedraagt ten hoogste 1 ha;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1,5 meter;
  • d. wijziging voor stellingen als teeltondersteunende voorziening wordt niet toepast indien:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • e. de teeltondersteunende voorzieningen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • f. wijziging wordt toepast indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • g. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • h. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • i. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen; wijziging wordt slechts toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • j. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • k. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.
5.7.3 Wijziging boog- en gaaskassen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het toekennen van bouwvlakken uitsluitend voor de bouw van boog- en gaaskassen als teeltondersteunende voorziening, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak grenst aan een agrarisch bouwvlak;
  • b. het oppervlak van de boog- en gaaskassen bedraagt ten hoogste 1 ha;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • d. boog- en gaaskassen staan ten dienste aan en zijn bedrijfseconomisch ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • e. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan;
  • f. wijziging wordt toepast indien is aangetoond dat de landschapswaarden, zoals bedoeld in lid 5.1, niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • g. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • h. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • i. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat de landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, zoals beschreven in lid 5.1 onder b. Alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • k. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • l. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.
5.7.4 Wijziging na bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch ter plaatse van de aanduiding bouwvlak wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – 2' en / of Tuin en / of in de bestemming Agrarisch zonder aanduiding of bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het agrarisch bedrijf is beëindigd;
  • b. het gebruik van een bestaande NED mag worden voortgezet;
  • c. het gebruik van een bestaande minicamping mag worden voortgezet;
  • d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen agrarische bedrijven in de omgeving;
  • e. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.
5.7.5 Wijziging nieuwe minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch ter plaatse van het bouwvlak wijzigen voor het vestigen van een nieuwe minicamping door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 15;
  • b. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de minicamping op het eigen terrein, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal standplaatsen bedraagt;
  • c. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
  • d. wijziging wordt niet toegepast:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen;
    • 4. binnen een afstand van 200 meter van de erfgrens van een regulier kampeerterrein;
  • e. buiten het bestemmingvlak is aansluitend een terrein van ten minste 1 ha ten behoeve van de minicamping in eigendom of in pacht bij het betreffende bedrijf;
  • f. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van ten minste 7 meter, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • h. permanente standplaatsen voor kampeermiddelen zijn niet toegestaan;
  • i. de netto standplaatsgrootte bedraagt ten minste 150 m²;
  • j. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • k. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.
5.7.6 Wijziging beëindigen minicampings

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3' te verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de betreffende minicamping is beëindigd;
  • b. gelijktijdig met de wijziging wordt de overeenkomst betreffende het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst ten behoeve van de minicamping ontbonden;
  • c. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.
5.7.7 Wijziging vergroten bestemmingsvlakken bedrijfsbestemmingen

Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingsvlakken met de bestemming Bedrijf, Detailhandel, Horeca, Maatschappelijk of Recreatie-Verblijfsrecreatie vergroten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt na wijziging ten hoogste 120% van het oppervlak zoals dat ten tijde van vaststelling van het plan was opgenomen;
  • b. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak, alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • c. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf, alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • d. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat de landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, zoals beschreven in lid 5.1 onder b. Alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschapsdeskundige;
  • f. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer; indien het verhard oppervlak toeneemt met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • g. wijziging vindt slechts plaats als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  • h. wijziging vindt plaats als is aangetoond dat uitbreiding ter plaatse noodzakelijk is en verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
  • i. wijziging wordt toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • j. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.
5.7.8 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de 'wro-zone-wijzigingsgebied - 1' de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied ten behoeve van realisatie van de EHS, dan wel de eigenaar en gebruiker schriftelijk hebben ingestemd met de natuurontwikkeling;
  • b. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van het waterschap;
  • c. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.
5.7.9 Waterberging en/of natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor waterberging en/of natuurontwikkeling door de bestemming te veranderen in de bestemming Water, binnen een afstand van 25 meter aan weerszijden van de bestemming Water, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van aangrenzende percelen;
  • b. de betreffende gronden gebruiksvrij zijn verworven ten behoeve van de aanleg van de Waterschapsecologische infrastructuur, of dat de eigenaren en / of gebruikers schriftelijk hebben ingestemd met de wijziging;
  • c. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.
5.7.10 Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden binnen het bouwvlak reeds aanwezige woningen aangemerkt als bedrijfswoningen;
  • b. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een omvang van het bedrijf die duurzaam werk en inkomen biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten en waar permanent toezicht door twee personen vereist is; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • c. de bedrijfswoning moet in de directe nabijheid van de reeds bestaande bedrijfsgebouwen worden geprojecteerd;
  • d. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • e. uit akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting op de gevel voldoet aan de daaraan op basis van de Wet geluidhinder te stellen voorwaarden;
  • f. bij toepassing van deze regels volgen burgemeester en wethouders de procedure zoals omschreven in artikel 39 lid 2.