Gemeente Wymbritseradiel

 

Bestemmingsplan Wymbritseradiel Zuidwest

Regels

 

Plan:

Wymbritseradiel Zuid-West

Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0683.wymbzuidwest-onhe

Artikel 16 Woongebied


Artikel 16 Woongebied


1. Bestemmingsomschrijving


De op de plankaart voor "woongebied" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden
beroepen of -bedrijven;
b. volkstuinen uitsluitend voor zover de gronden op de plankaart
zijn aangeduid met “volkstuinen”;
c. groenvoorzieningen met dien verstande dat op de gronden op
de plankaart aangeduid met "opgaand groen" dient te worden
uitgegaan van behoud van de bestaande opgaande beplanting;
d. openbare nutsvoorzieningen;
e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
f. water.
Voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart met
"beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied binnen het dorp
Sandfirden, is de bestemming mede gericht op het behoud en herstel
van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht
zoals weergegeven in de onderbouwing tot gemeentelijk aanwijzing
van Sandfirden als beschermd dorpsgezicht, opgenomen als bijlage 2
bij deze voorschriften.
De gronden op de plankaart aangeduid als "tuin" dienen niet als erf te
worden beschouwd in de zin van artikel 1 van het Besluit
bouwvergunningvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken
van 13 juli 2002.


2. Bouwvoorschriften

a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen
gelden de volgende bepalingen:
1. hoofdgebouwen, uitgezonderd aan- en uitbouwen,
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
2. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande
aantal per bouwvlak danwel het op de plankaart
aangegeven aantal per bouwvlak bedragen;
3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen
(uitgezonderd aan- en uitbouwen) gelegen binnen het op
de plankaart met "beschermd dorpsgezicht" aangeduide
gebied mag niet meer dan de op de bouwvormenkaart
aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen; (bouwvormen)
4. de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en
uitbouwen) gelegen binnen het op de plankaart met
"beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied mag niet
minder dan de op de bouwvormenkaart aangegeven
dakhelling bedragen; (bouwvormen)
5. in aanvulling op het bepaalde onder 3 en 4 geldt dat voor
de op de bouwvormenkaart als "beeldbepalend" dan wel
"beeldondersteunend" aangeduide hoofdgebouwen de
bestaande hoofdvorm (goothoogte, bouwhoogte,
dakhelling en dakvorm), gehandhaafd dient te blijven;
6. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen
(uitgezonderd aan- en uitbouwen) gelegen buiten het op
de plankaart met "beschermd dorpsgezicht" aangeduide
gebied mag niet meer dan de op de plankaart
aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen; (bouwschema)
7. de dakhelling van hoofdgebouwen (uitgezonderd aan- en
uitbouwen) gelegen buiten het op de plankaart met
"beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied mag niet
minder dan de op de plankaart aangegeven dakhelling
bedragen; (bouwschema)
8. in aanvulling op het bepaalde onder 6 en 7 geldt dat voor
de op de plankaart als "karakteristiek" aangeduide
hoofdgebouwen de bestaande hoofdvorm (goothoogte,
bouwhoogte, dakhelling), gehandhaafd dient te blijven;
9. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden
bebouwd;
10. daar waar op de plankaart een "gevellijn" is aangeduid
dient de voorgevel van het hoofdgebouw in deze gevellijn
te worden gebouwd.

b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen ten behoeve van wonen gelden de volgende
bepalingen:
1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
mogen niet worden gebouwd op de gronden die op de
plankaart zijn aangeduid als "bebouwingsvrije zone" of
"tuin";
2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar
de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden
gebouwd;
3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel niet meer dan
de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer
van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan
wordt gebouwd;
4. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet
meer dan 5,5 m bedragen;
5. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan
3 m bedragen;
6. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het
hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan
7 m bedragen, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het
hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal
1 m lager is dan de bouwhoogte van het
hoofdgebouw;
b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aan het
hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen
een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens
worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag
bedragen;
7. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan
100 m² bedragen, met dien verstande dat:
a. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag
worden bebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet
meer dan 90% van de oppervlakte van het
hoofdgebouw mag bedragen;
c. in afwijking van het bepaalde onder b per woning
(met uitzondering van woningen die zijn gelegen
binnen het op de plankaart met “beschermd
dorpsgezicht” aangeduide gebied) ten minste 50
m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen mogen worden gebouwd.


c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
gelden de volgende bepalingen:
1. op de gronden op de plankaart aangeduid als "tuin"
mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd welke zijn genoemd in artikel 43 van de
Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de
terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het
verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het
hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen
mag niet meer dan 2 m bedragen;
4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

3. Nadere Eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen
van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het
beschermde dorpsgezicht,
nadere eisen stellen aan:
a. voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de plankaart
met "beschermd dorpsgezicht" aangeduide gebied:
- de gevelindeling van hoofdgebouwen, in die zin dat de
gevelopeningen overwegend verticaal gericht dienen te
zijn en waarbij de lengte/breedte-verhouding tenminste
2:1 dient te bedragen;
- het materiaalgebruik bij hoofdgebouwen in die zin dat
sprake dient te zijn van gebakken stenen en gebakken
dakpannen en dat in de kleurstelling aangesloten dient te
worden bij het traditionele kleurgebruik;
- de dakvorm en het materiaalgebruik van aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, in die zin dat
de dakhelling tenminste 40° dient te zijn en gebruik wordt
gemaakt van gebakken materialen en/of hout in
traditionele kleurstellingen;
- de plaats en hoogte van erfafscheidingen;
- het materiaalgebruik van erfafscheidingen in die zin dat
deze van hout zijn opgetrokken;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van
de bebouwing;
b. voor het overige;
- de plaats en oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van
de bebouwing.

4. Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het
beschermde dorpsgezicht,
vrijstelling verlenen van:
a. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 2 voor een groter aantal
woningen per bouwvlak;
b. het bepaalde in lid 2, sub a, onder 5 voor het bouwen van een
afwijkende hoofdvorm indien het pand redelijkerwijs niet
handhaafbaar is, met dien verstande dat sprake dient te zijn
van een binnen het beschermd dorpsgezicht passende
bouwvorm, waarbij uitgegaan dient te worden van een
maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 8
m en een dakhelling van ten minste 45°;
c. het bepaalde in lid 2, sub b, onder 2 voor het bouwen van aanen
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op minder dan
3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel
van het hoofdgebouw;
d. het bepaalde lid 2, sub b, onder 6b voor het bouwen van aanen
uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen
met een bouwhoogte van niet meer dan 7 m.


5. Gebruiksvoorschriften

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken dan wel te
laten gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven
bestemmingsomschrijving. Als verboden gebruik wordt in elk geval
aangemerkt:
- niet-permanente bewoning;
- het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van
seksinrichtingen;
- het gebruik van gronden als standplaats voor
kampeermiddelen.


6. Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in
lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een
beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende
redenen wordt gerechtvaardigd.

7. Wijzigingsbepalingen

a. Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel
11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de bestemming
wijzigen in die zin dat de op de plankaart aangegeven
bouwgrenzen worden verlegd met het oog op uitbreiding, dan
wel een verandering in de situering van hoofdgebouwen, met
dien verstande dat de overige bepalingen uit dit artikel
overeenkomstig van toepassing zijn.
b. De onder a bedoelde wijziging wordt uitsluitend toegepast mits
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het
beschermd dorpsgezicht.