direct naar inhoud van 4.2 Bodemkwaliteit
Plan: Kapelle-Biezelinge 1e uitwerking
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.kapbiezUW001-VAST

4.2 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dat onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

Onderzoek

In december 2003 is door Search Milieu B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1 op de locatie aan de Stationsstraat 52 te Kapelle. Gezien de resultaten van het onderzoek is geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese "niet verdachte locatie' strikt genomen niet juist is. De puinhoudende bovengrond is licht verontreinigd met PAK en minerale olie. Verder is in de zintuiglijke niet verontreinigde bovengrond een lichte verontreiniging met PAK en EOX aangetroffen. In de ondergrond is plaatselijk lichte verontreiniging met PAK en lood aangetroffen. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

Gezien de relatief lage gehalten en de toekomstige bestemming van de locatie is echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het toekomstig gebruik van de locatie.

In augustus 2004 is door Wematech Bodem Adviseurs B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd2 ter plaatse van het perceel gemeente Kapelle, sectie B, no. 2382. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat de bovengrond ter plaatse licht verontreinigd is met minerale olie. De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte parameters. Het grondwater is licht verontreinigd met arseen.

Op basis van deze resultaten wordt in het onderzoeksrapport gesteld dat er geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven formeel gezien geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.

In april-mei 2005 is door Wematech Bodem Adviseurs B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd3 ter plaatse van het perceel Stationsstraat 51 te Kapelle. Op basis van de resultaten van de onderhavige rapportage en het in 1999 uitgevoerde verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat de minerale olie in de grond verticaal en horizontaal (uitgezonderd in noordelijke richting) tot de streefwaarde is ingekaderd. In noordelijke richting is de verontreiniging tot de tussenwaarde ingekaderd. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de verontreiniging nog net volledig is ingekaderd. Op basis van deze resultaten wordt de omvang van de sterk verontreinigde grond geschat op 20 m3. De omvang van de licht tot en met de sterk verontreinigde grond wordt geschat op circa 95 m3. Gezien het feit dat de bodem met minder dan 25 m3 sterk is verontreinigd met minerale en / of BTEXN kan geconcludeerd worden dat hier geen sprake is van een ernstig geval van verontreiniging.

Op grond van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de metaalverontreiniging alleen in zuidelijke richting is ingekaderd. Derhalve kan geen uitspraak worden gedaan over de omvang van de verontreiniging. Tevens kan geconcludeerd worden dat de verontreiniging niet volledig is toe te schrijven aan de aanwezigheid van puin.

Aangaande het overige deel van de onderzoekslocatie kan geconcludeerd worden dat de bodem niet of slechts licht verontreinigd is met de onderzochte parameters.

Voorafgaande aan de uitvoering van de voorgenomen bouwplannen dient de metaalverontreiniging en de minerale olieverontreiniging nog verder ingekaderd te worden. Gezien het feit dat niet gebouwd mag worden op verontreinigde grond dient voorafgaande aan de bouwactiviteiten een bodemsanering uitgevoerd te worden. Voor de uitvoering van een bodemsanering dient een plan van aanpak opgesteld te worden.

Na de sloop van de opstallen zal de geconstateerde verontreiniging nader ingekaderd worden. Vóór uitvoering van de bouwplannen worden de verontreinigde locaties gesaneerd.