direct naar inhoud van 3.1 Bodem en water
Plan: Kapelle Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.buitengebied-OW01

3.1 Bodem en water

Bodem

Ontstaansgeschiedenis

Rond het begin van de jaartelling bestond het huidige Zeeland grotendeels uit veen bedekt met moerasbos. Ter plaatse van de huidige duinen lager toendertijd strandwallen. De veengebieden werden doorsneden met veenriviertjes. Het veen had zich ontwikkeld op een dikke laag klei die daar in de loop der eeuwen door de zee was afgezet. De klei is afgezet op een dik zandpakket dat daar gedurende de ijstijd door de wind is neergelegd.

Rond 350 jaar na Chr. werden de strandwallen in het westen door zware stormvloeden doorbroken, waardoor de zee het veengebied binnendrong. Grote bressen ontstonden in het veen en ook de klei en zandlagen werden aangetast. Door getijdenwerking werden veen, klei en zand afgevoerd en ontstonden brede getijdengeulen. Hierdoor ontstonden grote veeneilanden, met daarop sterk vertakte geulenstelsels.

Eeuwenlang hadden eb en vloed vrij spel, maar geleidelijk aan herstelde de strandwallen zich en nam de invloed van zee af. Veel van de geulen werden door sedimentatie van zand en klei smaller en ondieper en zijn dichtgeslibd. Uiteindelijk beleven alleen de breedste geulen waaronder Ooster- en Westerschelde over. Op de overgebleven veenpakketten werd een dun laagje klei afgezet.

Zo ontstond een landschap met hoger gelegen zandige kreekruggen en lager gelegen natte poelgronden. De poelgronden bestaan uit veengronden met daarop een kleilaag. Doordat de veengronden meer inklonken dan de kreekruggen, kwamen deze relatief steeds lager te liggen.

Ondertussen raakten de hogere delen van het gebied geleidelijk bewoond. Om zich te beschermen tegen de vloed werden woonplaatsen kunstmatig opgehoogd. Hiermee kwamen dorpen en boerderijen op terpen te liggen. Na de zware overstroming van 1134 is men begonnen met de bedijking van de woonbebouwing. De bewoning nam toe evenals het aandeel bedijkte gronden (het oude land genoemd). Echter bij de grote stormenvloeden in de 16e eeuw (waaronder de Sint Felixvloed van 1530) ging veel van dit oude land verloren, waarbij tientallen dorpen in de golven verdwenen.

Met de bedijking die daarna plaatsvonden kreeg het gebied zijn huidige vorm. De oudste polder is de Breede Watering Bewesten Yerseke, welke na 1530 is bedijkt. De Stormezandepolder is pas vanaf 1809 definitief bedijkt.

Bodemopbouw
De ontstaansgeschiedenis is duidelijk waarneembaar in bodemopbouw en de maaiveldhoogten. Langs het kanaal (onder andere Kapelsche Moer) liggen de veenrijke bodems. Hier komen de laagste maaiveldhoogten voor (tussen 1 en 1, 5 m –NAP). Op de lijn Wemeldinge, Kapelle, Goes komen kreekruggronden (schorgronden met zand en licht klei) voor. Niet voor niets zijn dit de hoogst gelegen (tussen NAP en 1 m +NAP) en ook droogste gronden in het plangebied. De overige gronden zijn de poelgronden (schorgronden met zware klei). De maaiveldhoogte in deze gebieden ligt tussen de 0,5 en 1,0 m -NAP).

Water huidige situatie

Waterbeheer en watertoets

Rijkswaterstaat is voor de rijkswateren belast met de zorg voor de waterkwaliteit en –kwantiteit. Het Waterschap Zeeuwse Eilanden is belast met de zorg voor de waterhuishouding in Kapelle beheersgebied, met uitzondering van de rijkswateren. Het gaat hierbij om een samenhangend waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer van de oppervlaktewateren en het beheer van de waterkeringen.

Voor een goede afstemming tussen ruimtelijke planvorming en waterbeheer dient voor ruimtelijke plannen de watertoets te worden doorlopen. Overleg met de waterbeheerders maakt hier onderdeel van uit. Bij het tot stand komen van dit plan is overleg gepleegd met het Waterschap.

Waterbeheersing

Het plangebied is aan drie kanten begrensd door buitenwater: in het noorden door de Oosterschelde, in het oosten aan het Kanaal door Zuid-Beveland en in het zuiden door de Westerschelde. De dijken (primaire waterkering) langs de beide Scheldes en het Kanaal beschermen het gebied tegen overstroming door buitenwater. De dijken langs het Kanaal door Zuid-Beveland zijn eveneens primaire waterkeringen.

Voor een goede waterbeheersing van de binnendijkse gronden ligt het plangebied in drie verschillende afvoergebieden: afvoergebied Dekker, onderbemaling Postweg en afvoergebied Maelstede. Via een stelsel van hoofdwatergangen wordt overtollig water uit deze gebieden afgevoerd en met behulp van gemalen op de Oosterschelde of Westerschelde uitgeslagen. Overtollig water uit onderbemaling Postweg wordt met het gemaal ter hoogte van de Postweg afgevoerd naar bemalingsgebied Dekker. Vanuit bemalingsgebied Dekker wordt overtollig water bij het gemaal aan de Steldijk uitgelagen op de Oosterschelde. Overtollig water in bemalingsgebied Maelstede wordt via het gemaal aan de Heer Jansdijk uitgeslagen op de Westerschelde. Met behulp van een netwerk aan kavelsloten wordt de ont- en afwatering op detailniveau geregeld.

Het waterbeheer, de streefpeilen, zijn afgestemd op de grondgebuiksfuncties die in het provinciaal waterhuishoudingsplan aan de het gebied zijn toegekend. Voor het grootste deel gaat het hierbij om de functie landbouw (inclusief fruitteelt). De Kapelsche Moer, het Kapelse Bos en de zone langs de Oosterschelde hebben een natuurfunctie.

Bij de hevige neerslag in september 1998 trad op diverse plaatsen, met name de laagst gelegen locaties, wateroverlast op. Bij de evaluatie hiernaar bleek onder meer dat de stuw aan de Kuiterswegeling te snel onder liep, waardoor lager gelegen gebieden onderliepen. Daarnaast bleek ook dat de afvoer rondom de kernen Schore, Hansweert en Wemeldinge te traag verliep. Voorts bleek de gemaalcapaciteit van de onderbemaling aan de Postweg in combinatie met de stuw daarachter onvoldoende.

Berekeningen in het kader van de deelstroomgebiedvisie geven aan dat voor een goede opvang en verwerking van hemelwater – rekening houdend met klimaatveranderingen – in het buitengebied van Kapelle op termijn circa 9 ha extra ruimte nodig is voor waterberging.

Waterkwaliteit

Het oppervlaktewater in het bemalingsgebied Dekker en de onderbemaling Postman wordt getypeerd als brak (>1000 mg / Cl). Voor bemalingsgebied Maelstede zijn onvoldoende gegevens over het zoutgehalte beschikbaar.

Grondwater

Het grondwater in het gebied is overwegend zout. Onder de kreekruggen is een zoetwaterlens aanwezig. De kreekruggen liggen in een gebied dat loopt vanaf Wemeldinge naar Kapelle-Biezelinge-Eversdijk en vanaf Kapelle naar het westen tot Goes en van Goes in zuidelijke richting naar 's-Gravenpolder. Het zoete water uit deze kreeksystemen wordt gebruikt voor industriële en landbouwkundige doeleinden (met name de fruitteelt). In de zone langs het Kanaal treedt veel kwel op vanuit het Kanaal. Op de kreekruggen infiltreert hemelwater in de bodem. In de poelgronden treedt in beperkte mate kwel op.

Water toekomstige ontwikkelingen

Gebiedsgerichte aanpak Maelstede-Dekker

Conform het nationaal bestuursakkoord water moet voor 2015 het watersysteem op orde zijn, waarmee invulling wordt gegeven aan de wateropgave. Bestrijding van wateroverlast bij extreme neerlag speelt hierbij een grote rol. Het Waterschap Zeeuwse Eilanden is gestart met de gebiedsgerichte aanpak Maelstede-Dekker. Hierbij wordt nagegaan of het watersysteem op orde is. In de gebiedsgerichte aanpak wordt een integrale systeemanalyse uitgevoerd.

Geconstateerd is dat het huidige afvalwatersysteem zowel kwantitatief als kwalitatief niet voldoet aan de eisen die voortvloeien uit het WB 21e eeuw en de Kader Richtlijn Water. Om het systeem op orde te brengen wordt een mix van aan elkaar gerelateerde maatregelen voorgesteld: vasthouden van water (stuwen), bergen van water (natuurvriendelijke oevers en natuurgebieden) en afvoeren (extra capaciteit van gemaal Maelstede en gemaal De Poel). Door de berging aan te brengen in de KRW-waterlichamen en de aanleg van vispassages bij de aan te passen gemalen en stuwen gaan verbeteringen in kwaliteit en kwantiteit samen op. Het systeem is daarnaast nog extra robuust te maken door gebieden Maelstede en Dekker te koppelen. Voor onderbemalingsgebied Postweg worden de mogelijkheden voor een nieuw gemaal naar de Westerschelde of het Kanaal door Zuid-Beveland nader onderzocht.

Afstemming met water bij ruimtelijke ontwikkelingen

De maatregelen om het watersysteem op orde te brengen komen beschikbaar uit bovengenoemde gebiedsgerichte aanpak. Vooruitlopend op de resultaten hiervan is het wel van belang dat bij concrete ruimte ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de waterbelangen:

  • demping van water dient in hetzelfde peilgebied te worden gecompenseerd;
  • substantiële toename van verharding moet worden gecompenseerd met extra open water;
  • met name in de laaggelegen delen is extra open water gewenst;
  • een natuurvriendelijk ingerichte oever heeft een positief effect op de waterkwaliteit
  • natuurvriendelijke oevers kunnen tevens bijdrage in meer waterberging.