direct naar inhoud van 2.1 Rijksbeleid
Plan: Kapelle Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.buitengebied-OW01

2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte (Ministerie VROM, 2004)

De Nota Ruimte bevat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota is gericht op het beleid van de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. De bij de nota horende uitvoeringsagenda biedt inzicht in de belangrijkste bij het beleid horende ruimtelijke investeringen en uitvoeringsacties. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De volgende beleidslijnen zijn in de Nota Ruimte opgenomen.

  • Meer kansen voor het buitengebied

Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om daarin verlichting te brengen, wil het kabinet de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen.

  • Optimale benutting van de bestaande bebouwing en ruimte voor nieuwbouw

De komende jaren zal het aantal vrijkomende gebouwen in het buitengebied blijven stijgen. Tot vrijkomende bebouwing wordt niet alleen de agrarische bebouwing gerekend. Het kan om allerlei soorten bebouwing gaan, zoals zorginstellingen of kazernes die hun oorspronkelijke functie verliezen. Er is inmiddels een groot aantal provincies dat beleidsregels heeft opgesteld omtrent bebouwing in het buitengebied. Het ruimtelijk beleid levert een belangrijke bijdrage aan zowel de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied als aan vergroting van de mogelijkheden om er te wonen, werken en te recreëren.

  • Ruimtelijk kader voor recreatiewoningen

Vanwege het karakter van het huidige gebruik van recreatiewoningen wordt het ruimtelijk beleidskader voor nieuwe recreatiewoningen gelijk getrokken met reguliere woningen.

  • Ruimte voor hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied

Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om deze te vergroten, wil het kabinet de mogelijkheden voor zowel hergebruik, als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging. Het kabinet noemt daarvoor in dit hoofdstuk een aantal criteria.

  • Duurzame en vitale landbouw

Het Nederlandse agrocomplex heeft zich sterk ontwikkeld. Het kabinet wil dat de gebieden waar deze bedrijvigheid zich in hoofdzaak concentreert (de "greenports"), deze functie ook op lange termijn kunnen blijven vervullen zodat ze daarmee hun sterke positie op de wereldmarkt kunnen behouden. Het kabinet streeft voor de niet-grondgebonden en / of kapitaalsintensieve landbouw naar bundeling. Van de provincies wordt verwacht dat zij in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden voor een bredere bedrijfsvoering creëren en rekening houden met de eisen die de wereldmarkt stelt aan agrarische bedrijven.

  • Toeristisch-recreatief gebruik van de groene ruimte

Het huidige aanbod van toeristisch-recreatieve voorzieningen voldoet, zowel kwalitatief als kwantitatief, onvoldoende aan de recreatiewensen van onze samenleving. De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderende behoefte van de samenleving en om zich tot een economische drager van (delen) van het platteland te ontwikkelen. Het rijk zal zowel de aanpassing als omvorming van recreatiebedrijven in kwetsbare gebieden procesmatig faciliteren. Specifieke aandacht vragen de EHS-gebieden en de Vogel- en Habitatrichtlijnen.

  • Water en groene ruimte

Het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte richt zich op borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit, en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang. Provincies en gemeenten zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid in het buitengebied.

  • Borging en ontwikkeling van natuurwaarden

Het rijk heeft een resultaatverantwoordelijkheid voor de borging en (waar nodig) ontwikkeling van (inter)nationale natuurlijke waarden. Deze waarden bevinden zich in Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, natuurbeschermingswetgebieden (NB-wet-gebieden) en in de Ecologische Hoofdstructuur. Aanleg van een aantal robuuste ecologische verbindingen tussen grotere natuurgebieden is nodig om de samenhang van de Ecologische Hoofdstructuur te bevorderen.

  • Natuur: bescherming van natuurgebieden

Rijk, provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van de volgende gebieden: de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (inclusief de schorren en slikken), de Natuurbeschermingswetgebieden en de Ecologische Hoofdstructuur (inclusief de robuuste verbindingen). Bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de daarbuiten gelegen kleinere natuurgebieden en leefgebieden van in (inter)nationaal verband beschermde soorten is de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten. Het rijk faciliteert provincies hierbij met wet- en regelgeving en inzet van deskundigheid, stimuleert en ziet er op toe dat provincies en gemeenten hun verantwoordelijkheid op zich nemen.

Tevens houden provincies en gemeenten in hun ruimtelijke besluiten rekening met het zoneringsstelsel zoals dat voortvloeit uit de Wet ammoniak en veehouderij.

  • Afwegingskader VHR-, NB-wet en EHS-gebieden

In zijn algemeenheid is het ruimtelijk beleid voor de VHR-, NB-wet- en EHS-gebieden gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader, het zogenoemde "nee, tenzij"-regime.

Beheerplan voor de Rijkswateren (Ministerie VROM - 2004 - 2008)

Het beheerplan voor de Rijkswateren geeft een praktische invulling van de beschreven nota's. In dit beheersplan worden rijksdoelstellingen vertaald naar een programma voor beheer en onderhoud van Rijkswateren. In dit document is tevens een vertaalslag gemaakt in beschikbaar budget en prioriteiten. Voor het bestemmingsplan Buitengebied staat in het programma het herstel van steenbekleding aan de Oosterschelde en Westerschelde beschreven. In bijlage 2 is een uitvoerigere beschrijving opgenomen.