direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kapelle Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.buitengebied-OW01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bomenkwekerij': uitsluitend bomenkwekerij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol': tevens voor behoud en herstel van een monument;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel ondergeschikt aan het kassenbedrijf tot een oppervlakte van ten hoogste 250 m² en ten dienste hiervan en ondergeschikt hieraan een ontvangstgebouw tot een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 voor cursussen voor het ambtswerk (bloemschikken, bloembinden en daarmee vergelijkbare activiteiten), ondergeschikte en bijbehorende horeca zoals een lunchroom, koffiebar of tearoom met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² alsmede een biomassaverbrandingsinstallatie met een oppervlakte van ten hoogste 300 m²;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': uitsluitend een glastuinbouwbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': tevens een intensieve veehouderijbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1': tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2': uitsluitend landschappelijke inpassing in de vorm van afschermende beplanting zoals bomen en struiken;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 3': tevens verkoop eigen agrarische producten en kleinhandelsfunctie voor andere agrarische producten (graan- en meelhandel);
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 4': tevens tijdelijke regenkappen gedurende de periode van 1 april tot 1 november;
  • k. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – 5“: tevens aquacultuur;
  • l. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – 6“: tevens landschappelijke inpassing ten behoeve van aquacultuur in de vorm van een groenwal langs de oostzijde met een hoogte van ten minste 4 meter en een houtwal langs de noord-, zuid- en westzijde met een hoogte van ten minste 4 meter;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een aannemersbedrijf;
  • n. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - 1”: tevens een leerwerkproject;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'silo': tevens één of meerdere silo's;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': tevens een windturbine;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': tevens een zorgboerderij;
  • r. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en daarbij behorende voorzieningen;
  • s. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, sloten en watergangen, natuurvriendelijke oevers, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels voor bouwvlakken

Op een bouwvlak is toegestaan:

  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. tenzij anders is aangeduid, is per bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning met aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geen bedrijfswoning', is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geen kassen', zijn kassen niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2', zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
  • f. de afstand van gebouwen onderling, niet aaneengebouwd, bedraagt ten minste 1 meter;
  • g. de afstand van gebouwen tot de bestemming Verkeer bedraagt ten minste 20 meter;
  • h. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens ten minste 3 meter;
  • i. de ashoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 70 meter.
  • j. de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen, bedraagt ten hoogste 70% per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven in bijlage 1 of elders anders is aangegeven;

met dien verstande dat een en ander slechts is toegestaan wanneer dit voor een doelmatige bedrijfsvoering gelet op de aard, inrichting, omvang en continuïteit van het bedrijf, nodig is.

3.2.2 Bouwregels voor gronden buiten bouwvlakken

Buiten een bouwvlak zijn toegestaan:

  • a. kuilvoerplaten en sleufsilo's, direct aansluitend aan bouwvlakken;
  • b. veldschuren uitsluitend bij een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. terreinafscheidingen.
3.2.3 Hoogte, oppervlakte en inhoud

De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en / of de inhoud van een bouwwerk bedraagt ten hoogste:

  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte / inhoud  
1   bedrijfswoning   zie maatvoerings
aanduiding  
10 m   750 m³  
2   aan-, uit- en bijgebouwen bij een woning, inclusief overkappingen   3 m   6 m   60 m²  
3   gebouwen voor opslag van agrarische producten   8 m   12 m   zie lid 3.2.1
onder j  
4   andere bedrijfsgebouwen   zie maatvoerings
aanduiding  
10 m    
5   neventak intensieve veehouderij   zie maatvoerings
aanduiding  
10 m   500 m²  
6   hoofdtak intensieve veehouderij   zie maatvoerings
aanduiding  
10 m   zie bijlage 1  
7   kassen bij wijze van neventak   zie maatvoerings
aanduiding  
10 m   2.000 m², tenzij anders is aangegeven in bijlage 1  
8   kassen hoofdtak glastuinbouw   zie maatvoerings
aanduiding  
10 m   5.000 m², tenzij anders is aangegeven in bijlage 1  
9   gebouwen voor intensieve tuinbouw en / of intensieve kwekerij als neventak   zie maatvoerings-aanduiding   10 m   2.000 m²  
10   gebouwen voor intensieve tuinbouw en / of intensieve kwekerij als hoofdtak   zie maatvoerings
aanduiding  
10 m   5.000 m²  
11   sanitaire voorzieningen bij een minicamping   3 m   5 m   50 m²  
12   mestopslagruimten   4 m   6 m   2.500 m²  
13   silo ter plaatse van de aanduiding 'silo' aan de westzijde van de Kreekweg ten hoogste 4 silo's en aan de oostzijde ten hoogste 2 silo's hoger dan de aangegeven maatvoeringsaanduiding alsmede aan de west- en oostzijde schoorstenen     15 m    
14   silo     10 m    
15   containervelden       2 ha.  
16   veldschuren   4 m   6 m   50 m²; 1 per bedrijf  
17   veldschuren voor fruitteeltbedrijf   4 m   6 m   100 m²; 1 per bedrijf  
18   windturbine     30 m    
19   sleufsilo     6 m    
19A   ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – 5”
bassins voor aquacultuur
netten en palen voor aquacultuur
bouwwerken voor aquacultuur buiten bouwvlak  
 


1 m
3 m

3 m  






50 m2 per bedrijf  
20   terreinafscheiding voor de gevel van het hoofdgebouw     1 m    
21   terreinafscheiding achter de voorgevel van het hoofdgebouw     2 m    
22   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m    
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 3.2.1 voor overschrijding van het bouwvlak met gebouwen en bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing wordt verleend voor de bouw van een gebouw of een silo die grenst aan het bouwvlak, met een overschrijding van ten hoogste 15%, waarbij het oppervlak van het bouwvlak niet meer toeneemt dan ten hoogste 15 meter;
  • b. ontheffing is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en / of andere wettelijke regels;
  • c. ontheffing wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter;
  • d. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.3.2 Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 3.2.1 onder b voor een tweede bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden en voor:
    • 1. een volwaardig agrarisch bedrijf dat werk en inkomen biedt aan minimaal twee volwaardige arbeidskrachten; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
    • 2. voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting in verband met de aard van de bedrijfsvoering daadwerkelijk en duurzaam ter plaatse noodzakelijk is; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
    • 3. de afstand van de bedrijfswoning tot bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 25 meter;
  • b. ontheffing leidt niet tot strijdigheid met de milieuwetgeving;
  • c. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.3.3 Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte neventak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 3.2.3. onder 5 voor het vergroten van het bedrijfsvloeroppervlakte voor een neventak intensieve veehouderij, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 1.600 m²;
  • b. ontheffing is noodzakelijk voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
  • c. ontheffing leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 4. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder;
  • d. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.3.4 Uitbreiding bedrijfsvloeroppervlak intensieve veehouderij als hoofdtak

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3 onder 6 de genoemde bedrijfsvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij te vergroten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 110% van het genoemde in bijlage 1;
  • b. ontheffing is noodzakelijk voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
  • c. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.3.5 Uitbreiding bedrijfsvloeroppervlakte glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 3.2.3 onder 8 genoemde oppervlakte voor kassen te vergroten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van kassen:
    • 1. voor een glastuinbouwbedrijf waarvan de oppervlakte van de kassen ingevolge bijlage 1 niet meer bedraagt dan ten hoogste 2.000 m², ten hoogste 3.000 m²;
    • 2. voor een glastuinbouwbedrijf waarvan de oppervlakte van de kassen ingevolge bijlage 1 niet meer bedraagt dan ten hoogste 10.000 m², ten hoogste 15.000 m²;
    • 3. voor een glastuinbouwbedrijf waarvan de oppervlakte van de kassen ingevolge bijlage 1 niet meer bedraagt dan ten hoogste 15.000 m², ten hoogste 20.000 m²;
    • 4. voor een glastuinbouwbedrijf waarvan de oppervlakte van de kassen ingevolge bijlage 1 niet meer bedraagt dan ten hoogste 30.000 m², ten hoogste 35.000 m²;
  • b. aangetoond is dat verplaatsing naar de Willem-Annapolder niet mogelijk is;
  • c. uitbreiding van de bedrijfsvloeroppervlakte is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering van het bedrijf; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
  • d. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • e. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • f. ontheffing leidt niet tot:
    • 1. toepassing van assimilatiebelichting;
    • 2. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 3. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 4. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 5. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder;
  • g. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.3.6 Tweede agrarische bedrijfswoning voor glastuinbouw

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b voor een tweede agrarische bedrijfswoning voor glastuinbouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing wordt verleend voor:
    • 1. indien slechts één bedrijfswoning aanwezig is op het bouwvlak;
    • 2. ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf dat werk en inkomen biedt aan minimaal twee volwaardige arbeidskrachten; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
    • 3. ten behoeve van de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting in verband met de aard van de bedrijfsvoering daadwerkelijk en duurzaam ter plaatse noodzakelijk is;
    • 4. de afstand van de bedrijfswoning tot bedrijfsgebouwen niet minder mag bedragen dan 25 meter;
    • 5. het verzoek om ontheffing moet ter toetsing worden voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarden als bedoeld onder lid a sub 2 en 3 wordt voldaan;
  • b. ontheffing leidt niet tot:
    • 1. strijdigheid met de milieuwetgeving;
    • 2. negatieve effecten op de waterhuishouding;
  • c. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.3.7 Nieuwe Economische Dragers

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 voor het vervangend nieuw bouwen van een gebouw ten behoeve van een NED ter plaatse van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de NED bedraagt ten hoogste de in bijlage 2 'Positieve lijst van Nieuwe Economische Dragers ' genoemde omvang;
  • b. ontheffing wordt verleend indien ten minste eenzelfde oppervlak bestaande bedrijfsgebouwen behorende tot het agrarisch bedrijf wordt gesloopt;
  • c. ontheffing wordt verleend indien ook toepassing is of wordt gegeven aan het bepaalde in lid 3.5.2;
  • d. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.3.8 Huisvesting arbeidsmigranten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van 3.2.1. voor het gebruik en / of bouwen van voorzieningen of het tijdelijk plaatsen van stacaravans en woonunits voor de huisvesting van de arbeidsmigranten, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing wordt verleend voor ten hoogste 5 stacaravans of woonunits;
  • b. ontheffing wordt verleend indien de huisvesting plaatsvindt op het bouwvlak;
  • c. ontheffing wordt verleend voor tijdelijke huisvesting voor het eigen agrarisch bedrijf;
  • d. de vrijstelling wordt buiten gebouwen uitsluitend verleend voor de plaatsing van verplaatsbare wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van aan het betreffende agrarisch bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 250 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter voor een aaneengesloten periode van ten hoogste 10 weken per kalenderjaar;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte - inclusief sanitair, keukenvoorzieningen, verblijfs- en slaapruimten - van alle bouwkundige voorzieningen in gebouwen voor huisvesting van arbeidsmigranten bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • f. de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening of andere van toepassing zijnde regelgeving;
  • g. de afstand tussen nieuwbouw van bouwkundige voorzieningen voor arbeidsmigranten en de bedrijfswoning bedraagt ten minste 5 meter;

g1. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;

  • h. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.3.9 Afstand tot bestemming Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van 3.2.1. onder g voor een kleinere afstand dan 20 meter, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing wordt verleend indien de afstand meer bedraagt dan 10 meter;
  • b. ontheffing leidt niet tot aantasting van de verkeersveiligheid; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder voor zover het wegen betreft van het Waterschap Zeeuwse Eilanden of de provincie Zeeland;
  • c. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende regels:

  • a. opslag, anders dan opslag voor agrarische producten is buiten het bouwvlak, tot ten hoogste 1,5 meter toegestaan;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend op een bouwvlak toegestaan;
  • c. het gebruik van mestopslagruimten voor de handel is, anders dan voor het eigen agrarisch gebruik, niet toegestaan;
  • d. op gronden buiten het bouwvlak is de opslag van mest, niet zijnde tijdelijke mestopslag, niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' zijn mestverzamelsilo's niet toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2' is ten hoogste 6.000 m² verhard oppervlak toegestaan;

f1. ter plaats van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – 6” is uitsluitend landschappelijke inpassing toegestaan in de vorm van een grondwal met een hoogte van ten hoogste 1 meter;

f2. ter plaatse van de aanduidingen “glastuinbouw” en “detailhandel” is een waterbassin groter dan 1.500 m2 niet toegestaan.

  • g. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in kassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling met dien verstande dat bij kassen ter plaatse van gronden niet gelegen aan de Kreekweg, de lichtuitstraling met ten minste 95% moet zijn gereduceerd op 10 meter van de kassen;
  • h. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan;
  • i. het gebruik van de gronden voor een minicamping is niet toegestaan;
  • j. containervelden zijn aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 2 ha;
  • k. de oppervlakte van een zorgboerderij mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • l. het gebruik van de gronden voor een windturbine is niet toegestaan, tenzij anders is aangegeven;
  • m. het gebruik van de gronden voor rotorbladen bevestigd aan een windturbine is toegestaan;
  • n. fruitteelt is ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van woningen van derden, rond de woonkernen of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen) niet toegestaan;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is geen sprake van een zelfstandige activiteit, danwel een zelfstandige onderneming;
  • p. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de voorschriften toegestaan, waaronder mede wordt verstaan detailhandel van in hoofdzaak eigen producten in gebouwen, is niet toegestaan ter plaatse van een oppervlakte van meer dan 100 m2.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van 3.4 onder b voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boog- en tunnelkassen, regenkappen of hagelnetten, buiten agrarische bouwvlakken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing wordt verleend voor:
    • 1. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
    • 2. teeltondersteunde voorzieningen die bedrijfseconomisch ondergeschikt zijn aan het grondgebonden agrarisch bedrijf;
    • 3. teeltondersteunende voorzieningen aansluitend aan agrarische bouwvlakken, waarbij regenkappen en hagelnetten niet in aansluiting op agrarische bouwvlakken hoeven te worden gerealiseerd;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.
  • c. de hoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt ten hoogste voor:
    • 1. boog- en tunnelkassen 3,5 meter;
    • 2. regenkappen 4,5 meter;
    • 3. hagelnetten 6 meter;
  • d. de oppervlakte van de teeltondersteunende voorzieningen bedraagt per bedrijf ten hoogste voor:
    • 1. boog- en tunnelkassen 1 ha;
    • 2. regenkappen 3 ha;
    • 3. van hagelnetten oppervlakte van de boomgaard;
  • e. ontheffing wordt verleend indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • f. ontheffing leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 4. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder;
  • g. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.5.2 Nieuwe Economische Dragers

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 3.1 voor nevenfuncties naast de hoofdactiviteit van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. tenzij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in lid 3.3.7 vindt de NED plaats in bestaande gebouwen op een bouwvlak;
  • b. ontheffing wordt verleend voor nevenfuncties naast de hoofdfunctie, zoals genoemd in bijlage 2 'Positieve lijst van Nieuwe Economische Dragers (NED's)';
  • c. landbouwverwante of niet-agrarische activiteiten vinden plaats in de aanwezige gebouwen met inachtneming van de bedrijfsvloeroppervlaktemaat genoemd in bijlage 2 onder 'indicatieve maximale oppervlakte in m²';
  • d. de ruimte overeenkomstig ten hoogste de maximaal toelaatbare bedrijfsvloeroppervlaktemaat vindt binnen de bestaande bebouwing in bouwkundige zin of enkele afzonderlijke ruimte(n) te vormen;
  • e. de NED, of alle NED's tezamen, behorende bij een agrarisch bedrijf, wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:
    • 1. de arbeidsbehoefte;
    • 2. de ruimtelijke uitstraling;
    • 3. de verkeersaantrekkende werking, waarbij de ontheffing niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;
    • 4. de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:
          • a. de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort;
          • b. de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de milieudeskundige;
      • f. functieverandering gaat samen met:
        • 1. een goede landschappelijke inpassing van en landschappelijke inpassing van en landschapsontwikkeling; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
        • 2. ontheffing wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een deskundige;
        • 3. sanering van de aanwezige overige gebouwen, met uitzondering van de woning met de daaraan ondergeschikte bijgebouwen;
      • g. ontheffing wordt verleend voor een volwaardig of een reëel agrarisch bedrijf; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een agrarisch deskundige;
      • h. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.5.3 Minicamping

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder i voor het toevoegen van de functieaanduiding 'minicamping' en / of het bouwen van sanitaire voorzieningen en / of een recreatieruimte voor een minicamping aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ontheffing wordt verleend voor ten hoogste 25 standplaatsen;
  • b. ontheffing wordt niet verleend voor permanente bewoning van kampeermiddelen;
  • c. de bouwhoogte van het sanitairgebouw en / of recreatieruimte bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • d. het totale oppervlak van sanitairgebouwen en / of recreatieruimten bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • e. sanitairgebouwen en / of recreatieruimten zijn uitsluitend direct grenzend aan het bouwvlak toegestaan;
  • f. ontheffing wordt niet verleend:
    • 1. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Natuur;
    • 2. binnen een afstand van 100 meter van gronden met de bestemming Water-Deltawater;
    • 3. binnen een afstand van 100 meter van de plangrens rond de kernen en verblijfsrecreatieterreinen;
  • g. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter; alvorens de ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • h. ontheffing wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • i. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • j. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.6 Aanlegvergunning
3.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) voor fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van plangrenzen rond de kernen of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daar niet onder inbegrepen).

3.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.6.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
3.6.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen nadelige effecten optreden voor het woon- en leefklimaat in de kern of het recreatieterrein.

3.6.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de milieudeskundige.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van een bouwvlak wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en / of andere wettelijke regels;
  • b. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
  • c. wijziging leidt niet tot vergroting van het oppervlak van het bouwvlak;
  • d. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.2 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor vergroting van een bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwvlakken bedraagt ten hoogste 1,5 ha per agrarisch bedrijf;
  • b. wijziging is noodzakelijk voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf of voor de toepassing van milieuregels en / of andere wettelijke regels; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
  • d. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • e. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.3 Nieuw agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor het realiseren van een nieuw bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging wordt toegepast voor het oplossen van ruimtelijke knelgevallen in verband met ruimtegebruik en / of milieuhinder;
  • b. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond binnen een half jaar geen of niet tijdig vrijkomende agrarische bedrijven beschikbaar zijn;
  • c. wijziging wordt toegepast:
    • 1. op een afstand van ten minste 100 meter rond de kernen;
    • 2. op een afstand van ten minste 100 meter binnen de in het buitengebied gelegen bebouwingsconcentraties en / of buurtschappen;
    • 3. op een afstand van ten minste 100 meter van natuurgebieden en / of natuurontwikkelingsgebieden;
    • 4. buiten de geluidzone – industrie;
    • 5. ter plaatse van gronden waar de geluidsbelasting ingevolge wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan 48 dB;
  • d. wijziging is ter plaatse van bergingsgebieden voor oppervlaktewater en hydrologische buffers niet toegestaan;
  • e. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 ha;
  • f. de afstand van een bouwvlak tot de openbare weg bedraagt ten hoogste 50 meter;
  • g. wijziging heeft betrekking op een volwaardig grondgebonden bedrijf, zoals bedoeld onder lid 3.1;
  • h. een nieuw bouwvlak is toegestaan voor het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf, mits is aangetoond dat zowel het bestaande, als het nieuwe bedrijf, beiden volwaardige agrarische bedrijven zijn; alvorens de wijziging toe te passen te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
  • i. wijziging is noodzakelijk voor toepassing van milieuvoorschriften en / of andere wettelijke bepalingen en voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • j. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige.
  • k. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
    • 3. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 4. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • l. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.4 Uitbreiding intensieve veehouderij in verband met wettelijke huisvestingseisen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de in dit artikel in lid 3.2.3. onder 5 bedoelde maat van bedrijfsvloeroppervlakte - na toepassing van de ontheffingsbevoegdheden als bedoeld in lid 3.3.1 en 3.3.2 – wijzigen voor uitbreiding van intensieve veehouderij in verband met wettelijke huisvestingseisen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen voor de huisvesting van vee vanuit een oogpunt van dierenwelzijn; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
  • b. wijziging leidt niet tot:
    • 1. toename van het aantal dieren;
    • 2. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 3. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 4. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 5. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • c. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.5 Uitbreiding oppervlakte glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Agrarisch met de aanduiding 'glastuinbouw', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van kassen:
    • 1. voor een glastuinbouwbedrijf waarvan de oppervlakte van kassen ingevolge bijlage 1 niet meer bedraagt dan 2.000 m², ten hoogste 4.000 m²;
    • 2. voor een glastuinbouwbedrijf waarvan de oppervlakte van kassen ingevolge bijlage 1 niet meer bedraagt dan 10.000 m², ten hoogste 20.000 m²;
    • 3. voor een glastuinbouwbedrijf waarvan de oppervlakte van kassen ingevolge bijlage 1 niet meer bedraagt dan 15.000 m², ten hoogste 25.000 m²;
    • 4. voor een glastuinbouwbedrijf waarvan de oppervlakte van kassen ingevolge bijlage 1 niet meer bedraagt dan 30.000 m², ten hoogste 40.000 m², mits elders in de gemeente Kapelle wordt gesaneerd danwel dat zicht is op sanering hiervan gedurende de planperiode van tien jaar;
    • 5. wijziging houdt tevens in het aanpassen van de oppervlaktematen in bijlage 1;
  • b. wijziging is noodzakelijk voor de continuïteit van het agrarisch bedrijf; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
  • c. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat verplaatsing naar de Willem-Annapolder niet tot de mogelijkheden behoort;
  • d. de oppervlakte van het bouwvlak kan worden vergroot met ten hoogste 125% van de onder a genoemde oppervlakte van kassen;
  • e. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • f. wijziging wordt toegepast als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • g. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging wordt toegepast vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 4. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • h. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.6 Verplaatsing glastuinbouw

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen met de aanduiding 'glastuinbouw' en 'specifieke vorm van agrarisch – 2' (landschappelijke inpassing) met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is toegestaan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch gelegen tussen de Kreekweg, Oude 's-Gravenpoldersedijk, Eversdijkseweg, Schoorse Oudedijk en Schoorse Zeedijk;
  • b. wijziging is noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf; alvorens de wijziging wordt toegepast vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
  • c. de afstand tussen een nieuw bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' en een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' bedraagt ten hoogste 200 meter;
  • d. wijziging voor een glastuinbouwbedrijf is, ter plaatse van de dubbelbestemmingen Leiding - Leidingstrook, Leiding - Hoogspanningsleiding en Leiding - Gas, uitsluitend toegestaan na schriftelijke instemming van de leidingbeheerder;
  • e. wijziging is uitsluitend toegestaan voor de in de gemeente Kapelle gevestigde glastuinbouwbedrijven;
  • f. wijziging is niet toegestaan ter plaatse van gronden die zijn aangewezen als bergingsgebied voor oppervlaktewater en hydrologische buffer;
  • g. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing van het bouwvlak; de breedte van de landschappelijke inpassing bedraagt ten minste 10 meter; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • h. wijziging wordt toegepast als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • i. wijziging leidt niet tot:
    • 1. toepassing van assimilatiebelichting;
    • 2. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 3. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 4. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • j. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.7 Wijziging voor installatie opwekken duurzame energie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het realiseren van een installatie voor het opwekken van duurzame energie in de vorm van een biomassaverbrandingsinstallatie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging mag worden toegepast ten behoeve van een glastuinbouwbedrijven aan de Kreekweg in de Willem-Annapolder ter plaatse van de gronden met de aanduidingen 'glastuinbouw' en 'silo's';
  • b. de energieproductie is ondergeschikt aan het glastuinbouwbedrijf;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 meter;
  • d. de reststof (het digestaat) is een meststof;
  • e. de grondstoffen voor energieproductie zijn afkomstig van het eigen bedrijf en / of het digestaat wordt op het eigen bedrijf toegepast;
  • f. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 3. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • g. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.8 Verbetering waterhuishouding

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemmingen Water voor verbetering van de waterhuishouding, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is toegestaan voor realisering van waterlopen ten zuiden van de kern Wemeldinge in de richting van de Oosterschelde;
  • b. wijziging is toegestaan voor waterberging in het kader van gebiedsgerichte aanpak;
  • c. wijziging is toegestaan voor de waterberging in de omgeving van Bedrijventerrein Smokkelhoek en de kern Schore;
  • d. wijziging past in een plan dat door het waterschap is opgesteld;
  • e. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden.
  • f. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.9 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging wordt toegepast voor uitbreiding van natuurgebieden, gericht op het vergroten van natuurgebieden of het realiseren van een verbindingszone tussen de bedoelde natuurgebieden;
  • b. wijziging wordt toegepast voor verbetering van natuurvriendelijke oevers, gericht op het vergroten van natte ecologische verbindingen;
  • c. wijziging wordt toegepast naar aanleiding van veranderingen in het natuurbeleid;
  • d. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied, dan wel de eigenaar en gebruiker schriftelijk hebben ingestemd met de natuurontwikkeling;
  • e. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 3. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • f. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.10 Nieuw landgoed

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemmingen Wonen, Bos en Natuur voor vestiging van een landgoed, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging wordt toegepast op een afstand van ten hoogste 500 meter van de bestemming Bos en op ten hoogste 500 meter afstand van de plangrens met de bebouwde kom van Kapelle, Biezelinge, 's Gravenpolder, Wemeldinge, Schore; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover advies aan een agrarisch deskundige;
  • b. de oppervlakte bedraagt ten minste 5 ha aaneengesloten nieuw landgoed;
  • c. de oppervlakte voor landschapsontwikkeling bedraagt ten minste 4 ha; indien meer dan één hoofdgebouw wordt gerealiseerd, dan bedraagt de oppervlakte 1 ha meer per extra hoofdgebouw;
  • d. wijziging wordt toegepast indien ten minste 250 meter van het bos en / of natuurgebied met doorgaande paden openbaar toegankelijk zijn;
  • e. wijziging wordt toegepast voor ten hoogste één hoofdgebouw (woning) met ten minste 2 bouwlagen, een voorgevel van ten minste 20 meter breed en een inhoud van ten minste 1.000 m³ en ten hoogste 4.500 m³, er zijn meer hoofdgebouwen toegestaan indien per hoofdgebouw 1 ha extra landschapsontwikkeling wordt gerealiseerd als bedoeld onder c;
  • f. wijziging wordt toegepast voor ten hoogste twee bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 200 m²;
  • g. wijziging wordt toegepast als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • h. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 4. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • i. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.11 Wijziging naar Verkeer, Waterstaatswerken - Beschermde Dijken

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemmingen Verkeer, Waterstaatswerken - Beschermde Dijken met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is noodzakelijk voor verbreding van wegen, dijken en / of waterstaatswerken;
  • b. wijziging is toegestaan indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  • c. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en bouwmogelijkheden ter plaatse van naburige gronden;
  • d. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.12 Woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging wordt toegepast nadat de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd;
  • b. wijziging wordt toegepast wanneer het bestaande bouwvolume niet wordt vergroot;
  • c. wijziging wordt toegepast voor ten hoogste 1 woning; een extra woning is toegestaan wanneer dit noodzakelijk is voor het behoud van relatief oorspronkelijke gebouwen, danwel voor vervanging van sterk detonerende gebouwen met een woning van hoogwaardige architectuur en met een inhoud van ten minste 750 m³;
  • d. wijziging wordt toegepast wanneer het woonperceel direct aan de bestemming Verkeer wordt geprojecteerd;
  • e. wijziging leidt niet tot aanpassing van het bestaande stratenpatroon;
  • f. wijziging leidt niet tot het projecteren van een nieuw agrarisch bouwvlak;
  • g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • h. wijziging is toegestaan indien geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  • i. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.13 Woonfunctie in landelijke bebouwingsconcentraties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch in en bij landelijke bebouwingsconcentraties wijzigen in de bestemming Wonen, in met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging wordt uitsluitend toegepast indien open gaten in dorps- of lintbebouwing worden opgevuld;
  • b. wijziging wordt toegepast indien het woonperceel wat betreft situering en omvang past binnen het bebouwingspatroon waarbinnen het wordt geprojecteerd;
  • c. wijziging wordt toegepast binnen een afstand van 150 meter van de bestemming Maatschappelijk met de aanduiding 'begraafplaats' ter plaatse van de kern Eversdijk;
  • d. wijziging wordt toegepast indien het woonperceel direct aan de bestemming Verkeer is geprojecteerd en het bestaande stratenpatroon blijft gehandhaafd;
  • e. wijziging wordt toegepast indien een beeldkwaliteitsplan is opgesteld;
  • f. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat is voorzien in een adequate landschappelijke inpassing en is geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van een landschapsdeskundige;
  • g. wijziging wordt toegepast als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • h. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 3. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • i. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.14 Wonen in (historische) buitenplaatsen of beeldbepalende boerderijen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging wordt toegepast indien bouwhistorisch onderzoek heeft aangetoond dat sprake is van een (historische) buitenplaats;
  • b. wijziging wordt toegepast indien onderzoek heeft aangetoond dat sprake is van een beeldbepalende, cultuurhistorisch waardevolle boerderij;
  • c. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat het historische karakter en uiterlijk van het beeldbepalende, cultuurhistorisch waardevolle karakter behouden blijft;
  • d. wijziging wordt toegepast indien het bestaande bouwvolume niet wordt vergroot;
  • e. wijziging wordt toegepast voor ten hoogste 3 woningen, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor het behoud van het genoemde karakter;
  • f. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 3. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • g. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.15 Zorg- en woonprojecten in (historische) buitenplaatsen of beeldbepalende boerderijen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding 'zorgboerderij', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging wordt toegepast indien bouwhistorisch onderzoek heeft aangetoond dat sprake is van een (historische) buitenplaats;
  • b. wijziging wordt toegepast indien onderzoek heeft aangetoond dat sprake is van een beeldbepalende, cultuurhistorisch waardevolle boerderij;
  • c. wijziging wordt toegepast indien is aangetoond dat het historische karakter en uiterlijk van het beeldbepalende, cultuurhistorisch waardevolle karakter behouden blijft;
  • d. onder zorg- en woonzorgprojecten wordt verstaan het huisvesting bieden aan bewoners met een zorgindicatie en zorgverlening;
  • e. wijziging wordt toegepast voor uitbreiding van zorg- en woonzorgprojecten indien de zorgfunctie dit vereist, mits uitbreiding beperkt blijft tot ten hoogste 25% van het gebouw; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies dat uitbreiding aansluit op de karakteristiek van het gebouw;
  • f. het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste 5 per gebouw;
  • g. wijziging leidt niet tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bedrijven;
    • 2. negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies het waterschap;
    • 3. onevenredige schade aan infrastructuur; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de wegbeheerder.
  • h. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.
3.7.16 Wro-zone-wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van 'wijzigingsgebied 5' een nieuw bouwvlak projecteren ten behoeve van een agrarisch bedrijf gecombineerd met een leerwerkproject in de landbouw en/of een zorg- of woonzorgproject in de landbouw, met in achtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1 ha;
  • b. wijziging betrekking heeft op een volgens dit plan toelaatbaar, grondgebonden bedrijf, dat – exclusief intensieve veehouderij als neventak, glastuinbouw bij wijze van neventak, intensieve tuinbouw of intensieve kwekerij in gebouwen als neventak en teeltondersteunende voorzieningen – volwaardig is;
  • c. van het agrarisch bedrijf dient een leerwerkproject in de landbouw en/of een zorg- of woonzorgproject in de landbouw deel uit te maken; onder een leerwerkproject in de landbouw wordt verstaan een praktijkopleiding in de landbouw gericht op een specifieke doelgroep die door deze opleiding de kans op werk vergroot; onder zorg- en woonzorgprojecten wordt verstaan het huisvesting bieden aan bewoners met een zorgindicatie en zorgverlening;
  • d. bij de toetsing van een volwaardig bedrijf, als bedoeld onder b, mag rekening worden gehouden met de inzet van meerdere deelnemers aan een leerwerkproject in de landbouw en/of zorg- of woonzorgproject in de landbouw;
  • e. indien gebleken is dat geen bedrijfswoning noodzakelijk is, wordt ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding “(-bw)” (zonder bedrijfswoning) opgenomen;
  • f. gewaarborgd dient te zijn dat gebouwen een beeldbepalend karakter hebben;
  • g. aangetoond moet zijn dat gedurende een periode van ten minste een half jaar geen of niet tijdig vrijkomende agrarische bedrijven beschikbaar zijn;
  • h. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden ter plaatse van naburige agrarische bedrijven en niet-agrarische bouwvlakken;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. negatieve effecten op de waterhuishouding;
    • 4. onevenredige schade aan infrastructuur mede gelet op de capaciteit van de ontsluitingsweg, wat betreft de breedte en de draagkracht hiervan;
  • i. het verzoek om wijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige;
  • j. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 40.