Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zuidhoek 3
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0678.Zuidhoek3-VAST
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1    plan:
Het bestemmingsplan “Zuidhoek 3” met identificatienummer NLNL.IMRO.0678.Zuidhoek 3-VAST van de gemeente Kapelle.
 
1.2    bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
De volgende begrippen in alfabetische volgorde:
 
1.3    aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarin ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden.
 
1.4    aanduidingsgrens
de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5    aaneengebouwd
bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
 
1.6    aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.7     aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat op een bouwperceel door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.8    ander bouwwerk geen gebouw zijnde:
elk bouwwerk geen gebouw en geen overkapping zijnde.
 
1.9    achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
 
1.10   achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
 
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.12 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.13 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.
 
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met dak.
 
1.17  bijzondere woonvormen
met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval wonen met intramurale zorg wordt verstaan.
 
1.18 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.22 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.23 bouwwerk
 elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.24 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.25 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologische deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
 
1.26 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aan bieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
  
1.27 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalon, pedicure, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
 
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.29 geschakelde woning:
woningen waarvan de hoofdgebouwen niet aan elkaar zijn gebouwd.
 
1.30 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.31 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.
 
1.32 Kamerverhuur
Het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
 
1.33 kantoor(ruimte)
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts n ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het  BOR, bijlage 1 onderdeel c geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
1.35 logies
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende personen het hoofdverblijf ter plaatse of elders hebben.
 
1.36 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.37 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.38 peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) +15 cm;
  3. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder en peil aanwijzen.
1.39 perceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
 
1.40 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
 
1.41 seksinrichting
het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomst – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
 
1.42 twee-aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.
 
1.43 voorste perceelsgrens
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.
 
1.44 vrijstaand
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.

1.45 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
 
1.46 zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
 
1.47 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6 de breedte, lengte of diepte van een gebouw;
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.
 
2.7 de bouwhoogte van een ander bouwwerk:
Tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
 
2.8 de afstanden:
Afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen en water;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. recreatief medegebruik;
  6. speelvoorzieningen;
  7. straatmeubilair;
  8. ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ in ieder geval voor een geluidswal van 2,5 m boven de spoorstaven met een geluidwerende voorziening;
  9. geluidwerende voorzieningen;
  10. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals bruggen, duikers en keermuren;
  11. voorzieningen voor het opwekken van energie;
  12. wandel- en fietspaden;
  13. wandel- en fietstunnel.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Bouwregels voor de bestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse zijn uitsluitend toegestaan:
    1. nutsvoorzieningen en ontmoetingsplaatsen;
    2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen (inclusief zonnepanelen) mag maximaal 5 m bedragen, gemeten vanaf bovenkant spoor.
  3. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerk' geen bouwwerken toegestaan.
3.2.2 Hoogtes, oppervlakte en inhoud
De goothoogte, bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of andere bouwwerken, bedragen ten hoogste:
 
 
 
Artikel 4 Woongebied
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in de vorm van vrijstaande woningen, twee-aan-één-gebouwde woningen, geschakelde woningen, aaneengebouwde woningen;
  2. aan-huis-gebonden beroepen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen in het openbare gebied;
  5. speelvoorzieningen;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ in ieder geval een weg ten behoeve van de ontsluitingsstructuur;
  7. water;
  8. geluidwerende voorzieningen;
  9. straten, wegen, fiets- en wandelpaden;
  10. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Bouwregels voor de bestemming
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. het aantal woningen mag maximaal 140 bedragen;
  2. per woningtype als bepaald in 4.1 onder a bedraagt het maximaal te bouwen aantal woningen 55;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b mag het aantal vrijstaande woningen niet meer bedragen dan 70;
  4. indien de woningen aaneengegebouwd worden gebouwd, bedraagt het aantal aaneengebouwde woningen niet meer dan zes;
  5. per bouwperceel is ten hoogste één woning met aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan;
  6. de afstand van de voorgevel tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 3,5 m;
  7. in afwijking van het bepaalde onder f bedraagt de afstand van de voorgevel van vrijstaande woningen tot de voorste perceelsgrens minimaal 5 meter;
  8. van een hoofdgebouw bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste:
    1. 3 meter ter plaatse van vrijstaande woningen;
    2. 3 meter tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen ter plaatse van twee-aan-één-gebouwde en geschakelde woningen;
  9. van een bijbehorende bouwwerken ligt de voorgevel ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  10. de afstand tussen de voorgevel van een bijbehorend bouwwerk dat als garage wordt gebouwd en de naar de weg gekeerde perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  11. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken achter de maximaal toegestane bouwdiepte van de woning bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel en bedraagt per perceel niet meer dan voor:
    1. percelen kleiner dan 450 m2: 45 m2;
    2. percelen vanaf 450 m2: 60 m2;
    3. percelen vanaf 800 m2: 75 m2;
4.2.2 Hoogte, oppervlakte en inhoud
De goothoogte, de bouwhoogte, de oppervlakte en/of de inhoud van een gebouw of overige bouwwerken, bedragen ten hoogste:

 
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede de kapvorm, ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. het beeldkwaliteitsplan;
  3. toetsing aan welstand.
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
4.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d voor een groter aantal aaneengesloten woningen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het groter aantal aaneengesloten woningen is vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar.
4.4.2
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder k voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken achter de maximaal toegestane bouwdiepte van de woning met inachtneming van de volgende regels:
  1. ter plaatse van percelen:
    1. kleiner dan 450 m2: tot een gezamenlijke oppervlakte van 60 m2;
    2. vanaf 450 m2 tot 800 m2: een gezamenlijke oppervlakte van 75 m2;
    3. percelen vanaf 800 m2: een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2;
  2. de afwijking wordt verleend indien het achtererf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd.
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
4.5.1 Voorwaardelijke bepaling beeldkwaliteitsplan
Het realiseren van bouwwerken is ter plaatse van het bestemmingsvlak alleen toegestaan indien voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.
 
4.5.2 Voorwaardelijke bepaling spuitzone
Het realiseren van woningen ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - spuitzone’ is alleen toegestaan indien langs de bestaande boomgaard een bladhoudende windhaag met een minimale hoogte van 3 meter in volwassen staat aanwezig is. Indien de boomgaard niet meer aanwezig is, is deze voorwaardelijke bepaling niet van toepassing.
 
4.5.3 Voorwaardelijke bepaling geluidwal
Voor ingebruikneming van de eerste woning binnen de bestemming, per woongebied aan de oost- en de westzijde van de fietsstraat naar de spoortunnel, moet de geluidwal ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’ binnen de bestemming ‘Groen’ zijn aangelegd met een minimale hoogte van 2,5 m gerekend van bovenkant spoor.
 
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.6.1 Kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het uitoefenen van kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in de woning, aanbouwen en/of bijgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de woonfunctie blijft de hoofdfunctie van het bouwperceel;
  2. de gebruiker van de woning is tevens degene die de kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten uitvoert bij de woning;
  3. afwijking leidt niet tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking of parkeerdruk;
  4. detailhandel, anders dan verkoop van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan;
  5. het gezamenlijk oppervlak voor kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 30% van het vloeroppervlak met een maximum van 50m²;
  6. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  7. geen afwijking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
  8. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  9. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
4.6.4 Ontsluitingsstructuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor een andere ligging van de ontsluitingsstructuur, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de grens van de aanduiding ‘ontsluiting’ mag met niet meer dan 5 m worden over overschreden;
  2. een andere ligging van de ontsluitingsstructuur is vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar;
  3. een andere ligging van de ontsluitingsstructuur is vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Overschrijding voorgevellijn
 
De voorgevellijn van een hoofdgebouw mag worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt. 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Algemeen
 
Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.2 P&R-terrein
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van de realisatie van een parkeerterrein (P&R-terrein), met inachtneming van het volgende:
  1. het aantal parkeerplaatsen mag niet meer bedragen dan 40;
  2. het parkeerterrein dient ontsloten te worden via het centrale fietspad/fietsstraat;
  3. het parkeerterrein dient landschappelijk te worden ingepast;
  4. er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  5. voldaan moet worden aan de Wet geluidhinder;
  6. voldaan moet worden aan de geluidgrenswaarden, zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
 
8.1 Uitgifte openbare ruimte
 
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Groen wijzigen in de bestemming Woongebied, om de percelen bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en / of voor een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik onder de voorwaarde dat is aangetoond dat de uit te geven openbare ruimte geen structurele betekenis heeft voor de verkeersafwikkeling en / of groenstructuur.
 
8.3 Bijzondere woonvorm
 
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming Woongebied wijzigen ten behoeve van de realisatie van een bijzondere woonvorm, met inachtneming van het volgende:
  1. de woonvorm niet leidt tot onevenredige aantasting van de woonomgeving;
  2. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein of in de openbare ruimte.
Artikel 9 Overige regels
 
9.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
  3. Dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Zuidhoek 3".