24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor de bevoegdheid tot afwijken zoals bedoeld in lid 24.3.1 is gebruikt, of bouwvergunning is verleend;
-
b. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
-
c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
e. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
-
f. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het in lid 24.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
-
a. werken en / of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
-
b. werken en / of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
-
c. werken en / of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning of ontgrondingsvergunning;
-
d. werken en / of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 30 cm beneden het maaiveld;
-
e. werken of werkzaamheden over een oppervlakte kleiner dan 30 m²;
-
f. archeologisch onderzoek.
24.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt in ieder geval verleend indien:
-
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van het betrokken terrein naar het oordeel van het college in voldoende mate worden veiliggesteld;
-
c. de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
-
1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. het doen van opgravingen;
-
3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.