direct naar inhoud van Artikel 5 Centrum
Plan: Binnenstad Hulst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpbinnenstad-001V

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. horeca;
  • e. kantoor;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. sport;
  • h. wonen, uitsluitend in bestaande woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bierkaai' tevens nieuwe woningen zijn toegestaan;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. wegen en paden;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een onder het maaiveld gelegen parkeergarage uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

een en ander met inachtneming van het bepaalde in 5.1.2

5.1.2 Nadere detaillering
  • a. horeca van categorie 1 is toegestaan;
  • b. horeca van de categorie 2 is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding horeca van categorie 2';
  • c. cultuur en ontspanning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “cultuur en ontspanning”;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij', tevens een drukkerij;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', tevens een supermarkt met een winkelvloeroppervlak van maximaal 750 m²;
  • f. ondergeschikt aan wonen is de uitoefening van een beroep en of bedrijf aan huis toegestaan in hoofdgebouwen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met dien verstande dat maximaal 25 m² van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang vrij gehouden te worden met een hoogte van ten minste 2,60 meter en ten hoogste 4 meter.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mogen hoofdgebouwen uitsluitend in de bouwgrens worden gebouwd.

5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedraagt met een maximum van 40 m².
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'erf' het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedragen met een maximum van 60 m².
  • d. De goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 3,50 meter en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter bedraagt;
  • e. De bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • f. In afwijking van het bepaalde in sub d bij toepassing van hellende dakvlakken de goothoogte maximaal 3,50 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter.
  • g. Bij toepassing van hellende dakvlakken, de dakhelling minimaal 30° bedraagt;
  • h. Voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 1 meter;

5.2.4 Specifieke bouwaanduiding - openbare verbinding

Ter plaatse van of binnen een afstand van 20 meter ter weerszijden van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - openbare verbinding' is bebouwing toegestaan, met dien verstande dat ten behoeve van een openbare verbinding een niet bebouwde vrije ruimte aanwezig moet zijn met een minimum breedte van 2,5 meter en een minimum hoogte van 3,00 meter.

5.2.5 Nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden opgericht tot een oppervlakte van maximaal 20 m² en een hoogte van maximaal 3,5 m.

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal mag bedragen voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen elders 2 meter;
  • c. pergola's 2,75 meter;
  • d. speelvoorzieningen 3 meter;
  • e. lichtmasten en overige masten 10 meter;
  • f. bewegwijzering en overig straatmeubilair 4,5 meter;
  • g. van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 1 meter;
  • h. overkappingen 3 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.6, sub a en b:
    • 1. tot een hoogte van maximaal 3,5 meter;
    • 2. mits er in de erfafscheiding een onderdoorgang wordt gerealiseerd;
    • 3. mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5voor een grotere oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 35 m².

5.4.2 Hogere horecacategorie

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied' door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.2 voor realiseren van een horecabedrijf categorie 2, met dien verstande dat deze vergunning alleen kan worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de evenwichtige opbouw van de horeca binnen het plangebied;
  • b. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het historische en ruimtelijk karakter van het beschermde stadsgezicht mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.