direct naar inhoud van 7.2 Analyse bestaande situatie
Plan: Buitengebied West Maas en Waal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1

7.2 Analyse bestaande situatie

7.2.1 Grondwater

Geohydrologische parameters

De dikte van de deklaag in het plangebied varieert van 0 tot enkele meters. Doordat de rivieren vroeger allerlei lopen hebben gehad kunnen op korte afstanden grote verschillen in de dikte van de deklaag voorkomen. Zo zijn er allerlei zogenaamde zandbanen te onderscheiden (zie onderstaande afbeelding ) waar de klei is vermengd met zand. Deze zandbanen hebben een hogere doorlatendheid en hier kan grondwater eenvoudiger uittreden en eventueel voor overlast zorgen.

Onder de deklaag bevindt zich overal een watervoerend pakket van goed doorlatend zandig materiaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0027.png"

Zandbanen in West Maas en Waal (zandbanen in rood en oranje)

De Maas en Waal veroorzaken met name langs de noord- en zuidrand van het plangebied een kweldruk die afhankelijk is van de waterstand in de rivieren, lokale weerstand van de deklaag en het drainage- en watergangenstelsel dat water af kan voeren. De kwel wordt met name gemerkt langs de noordrand omdat de variaties in het waterpeil in de Waal groot zijn, terwijl het waterpeil in de Maas beheerst wordt door een stuw bij Lith.

In een gemiddelde zomer is de drooglegging in de kernen en op de oeverwal goed, namelijk circa 1 meter beneden maaiveld (zie de onderstaande afbeelding ). In een gemiddeld voor- en najaar zijn de grondwaterpeilen in de kernen aanmerkelijk hoger. Indien men de gemiddelde grondwaterpeilen door het gehele jaar heen in de afweging betrekt kan worden gesteld dat deze in de kernen voldoende is om de drooglegging van de kernen te kunnen garanderen. De grond in het komgebied is over het algemeen beduidend natter. Hier ligt in het grootste deel van de kom het gemiddelde grondwaterpeil in de zomer circa 70 centimeter beneden maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0028.png"

Gemiddelde ontwateringsdiepte (blauwe tinten, relatief ondiep en nat)

Uit de berekeningen die uitgevoerd zijn met het grondwatermodel komen een aantal locaties naar voren waar de kweldruk groot is. Een hoge kweldruk komt vooral voor in Dreumel, Wamel, Boven-Leeuwen en Beneden-Leeuwen.

Grondwaterstroming

In het gebied zijn globaal twee grondwaterstromingen te onderscheiden. De grootste stroming betreft water dat vanuit de rivieren in de bodem dringt en als kwel in de oeverwallen en in het kommengebied weer naar boven komt.

Daarnaast is er een regionale stroming door de diepere watervoerende pakketten globaal van het oosten naar het westen. Vermoedelijk komt een deel van deze grondwaterstroom vanuit de stuwwallen bij Arnhem en Nijmegen in het gebied weer als kwel naar de oppervlakte.

Aan de oostzijde van de gemeente wordt in de gemeente Druten bij Puiflijk grondwater onttrokken voor drinkwater door Vitens.

De capaciteit van dit pompstation is momenteel 1.5 miljoen m3 water per jaar, maar zal op korte termijn verhoogd worden naar 4 miljoen m3 water per jaar. Deze verhoging van het te onttrekken debiet kan gevolgen hebben voor de grondwaterstroming en grondwaterstanden in het grondgebied van gemeente West Maas en Waal.

7.2.2 Oppervlaktewater

Waterhuishouding

Het hoofdsysteem van de waterhuishouding binnen het onderzoeksgebied bestaat uit de volgende onderdelen:

  • De Rijksche Wetering/Leeuwsche Wetering/Grote Wetering, die als een centrale as van oost naar west door het gebied loopt en zowel een functie in de aanvoer als de afvoer voor het gehele gebied heeft.
  • De Uitwateringssluis ten westen van Alphen, die zorg draagt voor de afvoer van het water uit het gebied. Gedurende het grootste deel van het jaar kan ter plaatse onder vrij verval op de Maas worden geloosd. Bij hoge Maasstanden wordt via het aanwezige gemaal (Quarles van Ufford) geloosd.
  • De inlaten Blauwe Sluis en Nieuwe Schans, die het water inlaten vanuit de Maas naar respectievelijk de Rijksche Wetering via de Blauwe Wetering en naar de Leeuwsche Wetering.
  • Het Zijveld, dat het water vanuit de Leeuwsche Wetering aanvoert naar de stroomruggronden langs de Waal.

Doordat het peil in de Maas beheerst wordt door de stuw bij Lith is het zowel mogelijk om bovenstrooms van de stuw onder vrij verval water in te laten, als benedenstrooms in grote perioden van het jaar onder vrij verval te lozen bij de Uitwateringssluis.

Ook binnen het gebied wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van het systeem, waarbij wordt ingelaten vanuit een hoog peil in de 'centrale watergang' en de afvoer plaatsvindt op een lager peil in dezelfde watergang. De stromingsrichting is dus in een groot deel van de watergangen hetzelfde bij aanvoer als bij afvoer.

De woonkernen in gemeente West Maas en Waal zijn allemaal gesitueerd langs de rivier op en nabij de hoger gelegen oeverwallen. Het watersysteem in deze strook langs de rivier bestaat uit smalle kwelsloten waarvan een groot deel een afwateringsrichting heeft die loodrecht op de rivier staat. Deze kleine sloten wateren af op een verzamelwatergang met een ruimer profiel benedenstrooms van de dorpskern.

Tijdens de ontwikkeling van de dorpen is het merendeel van deze sloten gedempt of beduikerd. Hierdoor zijn het bergend oppervlak, de afvoerende capaciteit en de drainerende werking van het watersysteem afgenomen.

De belangrijkste functie van het stedelijk watersysteem is het afvoeren van overtollig grond/kwelwater in de winter. Daardoor worden deze sloten vooral in de winter gevoed door kwelwater en worden ze goed met dit water doorgespoeld. In de zomer, als de kweldruk vanuit de rivier laag is, kunnen ze geheel of gedeeltelijk droogvallen.

Op deze kleine watergangen zijn ook overstorten van de gemengde rioleringsstelsels van de dorpen aangesloten. Deze gaan functioneren als er veel neerslag valt. Dit kan met name in het zomerseizoen zorgen voor een grote piekbelasting van het watersysteem in de omgeving van de dorpen, dus ook in het plangebied.

7.2.3 Afvalwater en riolering

In de kernen van de gemeente West Maas en Waal zijn hoofdzakelijk gemengde stelsels toegepast. In Beneden-Leeuwen is een klein deel voorzien van een verbeterd gescheiden stelsel. De riolen in het stedelijk gebied zijn alle in het beheer van de gemeente. In het landelijk gebied, dus ook in het plangebied, liggen drukriolen.

Zuivering

Het afvalwater wordt getransporteerd naar drie afvalwaterzuiveringen (RWZI’s). Het afvalwater van de kernen Wamel, Beneden-Leeuwen en Boven-leeuwen wordt getransporteerd naar de RWZI bij Druten, het afvalwater van Dreumel en Alphen naar de RWZI tussen Alphen en Dreumel en het afvalwater van Maasbommel, Altforst en Appeltern naar de RWZI bij Appeltern.

Overstorten

In de bovenstaande paragraaf is al aangegeven dat het stedelijk watersysteem ook een functie heeft om overstortend water vanuit de riolering af te voeren. De riooloverstortingen van de gemengde stelsels vormen een belangrijke bron van oppervlaktewaterbelastende stoffen. Totaal zijn er ca. 54 overstorten. Bij zware regenbuien raakt het rioolstelsel vol met water en stort huishoudelijk afvalwater vermengd met regenwater over in het oppervlaktewater.

Dat kan al snel leiden tot een onacceptabele daling van het zuurstofgehalte en een waterkwaliteitsprobleem dat ook gevolgen heeft voor de waterkwaliteit van de watergangen in de omgeving van de kernen, dus in het plangebied.

Lozingen

Er zijn nog enige honderden panden in de gemeente zonder aansluiting van de afvalwaterafvoer op het rioolstelsel. Daarbij zijn ook panden die in het plangebied gelegen zijn. De gemeente West Maas en Waal is bezig om een aantal percelen die op een afstand liggen van minder dan 40 meter tot het bestaande riool aan te sluiten op het gemeentelijk riool. Voor ca. 520 percelen is een ontheffingsaanvraag bij Provincie Gelderland ingediend. De gemeente biedt deze percelen wel de mogelijkheid om aangesloten te worden.