direct naar inhoud van 6.7 Toerisme en recreatie
Plan: Buitengebied West Maas en Waal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1

6.7 Toerisme en recreatie

Beleid

De bestaande grootschalige recreatievoorzieningen zijn voorzien van een passende bestemming.

Het beleid is verder gericht op het stimuleren van de recreatieve mogelijkheden van het landelijk gebied, mits dat niet leidt tot een aantasting van de overige functies van het buitengebied (met name de agrarische en de natuurfunctie).

De toegelaten recreatieve nevenactiviteiten hebben een kleinschalig karakter. In de landschappelijk en ecologisch kwetsbare gebieden (de EHS in de uiterwaarden en in het komgebied en de bestemming 'Agrarisch met waarden - Komgebied') zijn minder activiteiten toegelaten dan daarbuiten. De verdere inrichting van de uiterwaarden van de Waal ten behoeve van het recreatieve medegebruik dient zo te geschieden dat dit niet ten koste gaat van de specifieke natuurdoelstellingen voor dit binnen deze uiterwaarden gelegen Natura-2000-gebied.

Het bestemmingsplan maakt een aantal recreatieve ontwikkelingen bij recht mogelijk als nevenfunctie van een agrarisch bedrijf (zie paragraaf 6.2.14 voor algemene informatie over dat onderwerp), mits het recreatieve gebruik zich beperkt tot een deel van de bestaande bebouwing (25% van het bebouwd oppervlak van een agrarisch bedrijf tot een maximum van 350 m2; voor kleinschalige horeca geldt een maximumoppervlakte van 50 m² ). Kleinschalige kampeerterreinen en verenigings- en groepskamperen zijn gebonden aan extra ruimtelijke randvoorwaarden waarvoor een afwijkingsregel gevolgd moet worden (zie onder 'Bestemmingsregeling').

De onderstaande tabel biedt een overzicht van de mogelijkheden om de recreatieve activiteit als nevenactiviteit (aangegeven met N) of als nieuwe hoofdactiviteit (aangegeven met H) na beëindiging van het agrarische bedrijf voort te zetten in de vorm van een nieuwe recreatieve bestemming. Die mogelijkheden verschillen per bestemming. Daarbij is tevens van belang of de betreffende locatie binnen of buiten de EHS ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0024.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0025.png"

Bestemmingsregeling

De bestaande recreatievoorzieningen in het plangebied zijn voorzien van een bestemmingsregeling op basis van de regels van het vigerende bestemmingsplan.

Kleinschalige kampeerterreinen en verenigings-/groepskamperen vinden buiten plaats en hebben een zekere ruimtelijke uitstraling. Daarom zijn deze activiteiten als nevenfunctie van een agrarisch bedrijf alleen mogelijk middels een afwijkingsregel.

Daarbij dienen voor kampeerterreinen de volgende ruimtelijke regels te worden gesteld:

  • aanleg is mogelijk op of in aansluiting op het agrarische bouwperceel;
  • het gebruik van de staanplaatsen is beperkt tot het kampeerseizoen (15-3 t/m 31-10);
  • het terrein dient landschappelijk zorgvuldig te worden ingepast; de landschappelijke inpassing en ruimtelijke inrichting van het terrein dient te worden vastgelegd in een door het bevoegd gezag goedgekeurd inrichtingsplan;
  • sanitaire voorzieningen worden uitsluitend binnen het agrarisch bouwperceel aangelegd, bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing of in nieuwbouw die op de bestaande bebouwing aansluit; deze voorziening heeft een maximum oppervlakte van 50 m2 en bij uitbreiding van de bestaande bebouwing een hoogte van maximaal 6 m;
  • aanvullend is een recreatieruimte/kantine toegestaan, bij voorkeur binnen de bestaande bebouwing of in nieuwbouw die op de bestaande bebouwing aansluit; deze voorziening heeft in totaal een maximum oppervlakte van 100 m2 en bij uitbreiding van de bestaande bebouwing een hoogte van maximaal 6 m.

Procedure

Bij volledige beëindiging van een agrarisch bedrijf kan een aantal van de bovenvermelde recreatieve voorzieningen worden uitgebreid. De recreatieve voorzieningen waarvoor dat geldt zijn in de bovenstaande tabel met een ´H` aangegeven. In de onderstaande tabel is voor die voorzieningen aangegeven tot welke maximale oppervlakten van de bestaande gebouwen die voor de recreatieve hoofdactiviteit mag worden benut. Deze mogelijkheden zijn gebaseerd op het regionale VAB-beleid. Deze omschakeling van een nevenfunctie naar een hoofdactiviteit is mogelijk middels een planwijziging ex art. 3.6 Wro.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0026.png"