Plan: | Buitengebied West Maas en Waal |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1 |
West Maas en Waal is van oorsprong een sterk agrarische gemeente. Met name het komgebied biedt goede voorwaarden voor de uitoefening van agrarische bedrijven. De gemeente wil ruimte bieden voor ontwikkelingen gericht op schaalvergroting van de productie. Ook op de oeverwallen moeten de bestaande agrarische bedrijven zich kunnen ontwikkelen, maar hier moet wel rekening worden gehouden met de ruimtelijke en milieuhygiënische inpasbaarheid. De fysieke en milieuhygiënische ruimte is daar beperkter.
Beleid
Gelet op de ruimtelijke verschillen is het verhelderend om een onderscheid te maken tussen grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Grondgebonden agrarische bedrijven zijn agrarisch bedrijven die functioneel van - hoofdzakelijk zelfstandig in eigendom zijnde, gehuurde of gepachte - grond, als productiefactor afhankelijk zijn voor het houden van dieren, de teelt van (voeder)gewassen of de weidegang van vee, zoals een veehouderij `niet intensief`', akkerbouw- of tuinbouwbedrijf.
Niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn agrarische bedrijven die functioneel niet of nagenoeg niet afhankelijk zijn van grond als productiefactor, maar waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen zoals een varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, champignonkwekerij of pot- en containerteelt.
Een intensieve veehouderij is een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee ten behoeve van de voedselvoorziening de hoofdzaak is. Op een dergelijke veehouderij moet tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig zijn die volgens de Wet milieubeheer gebruikt wordt voor het houden van vee, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen.
Bestemmingsregeling
De bovenstaande begripsbepalingen worden in het bestemmingsplan overgenomen. De intensieve veehouderijen zijn niet van een aparte aanduiding op de verbeelding voorzien.
De mogelijkheid voor het agrarische gebruik van de gronden en de wijzigingen daarin in de verschillende deelgebieden (uiterwaarden, oeverwal en kom) wordt vermeld in de specifieke gebruiksbepalingen van de bijbehorende gebiedsbestemmingen.
Beleid toekenning agrarisch bouwperceel
Een bouwvlak wordt in het nieuwe bestemmingsplan toegekend als:
Er zijn bedrijven waar de bedrijfsvoering reeds is beëindigd, maar waar nog wel een (milieu)vergunning op rust. Zolang de vergunning niet actief is ingetrokken, bestaat hier dus de mogelijkheid opnieuw een agrarisch bedrijf te voeren. Deze bedrijven krijgen dus wel een agrarisch bouwperceel toegekend.
Ruimtelijke randvoorwaarden
Beleid bepaling en begrenzing van het bouwperceel
De bouwpercelen worden begrensd op een wijze waarbij de geldende rechten en de huidige omvang van het bedrijf (gebouwen, erf en overige voorzieningen) zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Bij de vorm van het bouwperceel is rekening gehouden met eigendomsgrenzen en de aanwezigheid van beplantingen, sloten e.d. (op basis van een kadastrale kaart, GBKN en luchtfoto).
De bepaling en begrenzing van de bouwpercelen op de oeverwal en in het komgebied is gebeurd met inachtneming van de volgende uitgangspunten.
Bij de bepaling en begrenzing van de bouwpercelen in de uiterwaarden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.
Bestemmingsregeling
Het bouwperceel is als een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. In de bouwregels is opgenomen dat binnen het bouwvlak het volgende mag worden gebouwd:
Voor de bedrijfsgebouwen binnen het bouwperceel gelden de volgende bouwregels:
Beleid bouwen buiten het bouwperceel
In de veehouderij en de tuinbouw bestaat de behoefte om bepaalde voorzieningen ook buiten het agrarische bouwperceel te kunnen bouwen. Het gaat daarbij om kleine melkstallen, schuilgelegenheden voor dieren, mestopslagplaatsen en permanente verankeringen van bepaalde teeltondersteunende voorzieningen. Om de ruimtelijke en ecologische kwaliteit van het landelijke gebied te waarborgen zijn hier regels aan verbonden. Voor kleine melkstallen, schuilgelegenheden voor dieren en mestopslagplaatsen komen deze hier aan de orde. De permanente verankeringen van teeltondersteunende voorzieningen komen aan de orde in paragraaf 6.2.10.
Ook niet-agrariërs kunnen behoefte hebben aan de mogelijkheid om in het landelijke gebied een schuilgelegenheid voor dieren te bouwen. In dat geval mag de schuilgelegenheid alleen gebruikt worden voor het hobbymatig houden van dieren.
Bestemmingsregeling melkstal en/of schuilgelegenheid buiten het bouwperceel
De bouw van deze gebouwen is verbonden aan de volgende voorwaarden.
Bestemmingsregeling mestopslag buiten het bouwperceel
De bouw van deze mestopslag is verbonden aan de volgende voorwaarden.
Procedure
De bovenvermelde gebouwen en bouwwerken kunnen middels een afwijkingsprocedure buiten het agrarisch bouwperceel worden gebouwd.
Beleid
Gelet op het feit dat de productie per bedrijf toeneemt en gelet op de strengere milieu- en welzijnseisen neemt de benodigde ruimte per bedrijf toe (schaalvergroting). Deze schaalvergroting wordt mede veroorzaakt door de bouw van grotere stallen waarin elk dier meer hokruimte kan worden geboden. Deze ontwikkeling doet zich voor in de (melk)rundveehouderij, maar ook in de intensieve veehouderij.
Voorwaarden voor bouwpercelen op de oeverwal en in het komgebied
Voorwaarden voor bouwpercelen in de uiterwaarden
In bijzondere gevallen kan het bouwperceel met meer dan 10% worden uitgebreid, mits:
Procedure
Een uitbreiding van het agrarische bouwperceel in het komgebied en op de oeverwal tot een oppervlakte van 1,5 ha is mogelijk met een afwijkingsprocedure ex art. 3.6 Wro. Een uitbreiding van de bouwpercelen in het komgebied en op de oeverwal tot een oppervlakte van maximaal 2 ha is mogelijk middels een planwijziging ex art. 3.6 Wro.
Een uitbreiding van het agrarisch bouwperceel in de uiterwaarden met maximaal 10 % van de bestaande oppervlakte is mogelijk middels een planwijziging ex art. 3.6 Wro. Voor een uitbreiding van het agrarisch bouwperceel met meer dan 10 % in de uiterwaarden is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Beleid
Op de oeverwal en in het komgebied kan een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf gevestigd worden bij een bestaande burgerwoning. Deze woning zal daarbij de functie van bedrijfswoning krijgen.
Voorwaarden bij nieuwvestiging zijn.
Procedure
Vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuwe locatie vraagt om een gedegen onderbouwing van de ruimtelijke en milieuhygiënische haalbaarheid. Daarvoor is een partiële herziening van het bestemmingsplan nodig.
Beleid
Het kan gewenst zijn om een agrarisch bedrijf op te delen in meerdere nieuwe bedrijven. Daarbij moeten de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
Procedure
De splitsing van een agrarisch bedrijf vraagt om een gedegen onderbouwing van de ruimtelijke en milieuhygiënische haalbaarheid. Daarvoor is een partiële herziening van het bestemmingsplan nodig.
Beleid
Het komgebied is bij uitstek het meest geschikt voor grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven die nu gevestigd zijn op de oeverwal en daar om milieuhygiënische redenen geen ontplooiingskansen meer hebben. Daarom is het gemeentelijke beleid erop gericht om de verplaatsing van deze bedrijven van de oeverwal naar het komgebied mogelijk te maken.
Er zijn twee situaties waarin het mogelijk is om een agrarisch bedrijf van de oeverwal naar het komgebied te verplaatsen en dit bedrijf te vestigen op een geheel nieuwe onbebouwde locatie:
Op de oeverwal is alleen verplaatsing van een grondgebonden bedrijf naar een andere locatie mogelijk.
Bij de verplaatsing van een agrarisch bedrijf vanuit de oeverwal naar het komgebied of van de ene locatie naar de andere locatie binnen de oeverwal of de kom zijn de volgende voorwaarden altijd van toepassing:
Procedure
De verplaatsing van een agrarisch bedrijf naar een nieuwe locatie vraagt om een gedegen onderbouwing van de ruimtelijke en milieuhygiënische haalbaarheid. Daarvoor is een partiële herziening van het bestemmingsplan nodig. Dat bestemmingsplan voorziet tevens in de functiewijziging van de voormalige agrarische bedrijfslocatie in een woonbestemming.
Beleid
Onder paardenhouderijen worden bedrijven gerekend die gericht zijn op het houden, stallen, trainen en fokken van paarden en het aanbieden van paardrijlessen. Vaak komen deze activiteiten gecombineerd bij één bedrijf voor. Het onderscheid in de productiegerichte paardenhouderij (paardenfokkerijen, africhtbedrijven enz.) en overige paardenhouderijen (paardenpensions) is theoretisch gezien duidelijk maar is in de praktijk moeilijk te maken.
Bestemmingsregeling
In dit plan worden de paardenhouderijen, met uitzondering van maneges, als grondgebonden agrarisch bedrijf beschouwd. Maneges vallen onder de bestemming 'Sport'.
Beleid glastuinbouwbedrijven
In het plangebied liggen enkele glastuinbouwbedrijven. Nieuwe glastuinbouwbedrijven zijn niet toegestaan. Het provinciaal beleid staat een eenmalige uitbreiding van de glasopstand met 20% toe. Verdergaande uitbreiding is slechts mogelijk mits de vergroting zich verdraagt met ter plaatse van belang zijnde kwaliteiten (natuur, landschap en/of water) en de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf. Tevens dient te zijn aangetoond dat verplaatsing naar een concentratiegebied, dan wel regionale cluster, financieel niet mogelijk is.
Bestemmingsregeling
De glastuinbouwbedrijven die geheel bestaan uit opstaand glas (kassen) zijn van een aparte aanduiding voorzien.
Procedure
De bestaande oppervlakte aan kassen kan zonder planologische procedure met 20% worden uitgebreid onder voorwaarde dat de uitbreiding gerealiseerd kan worden binnen het bestaande bouwvlak. Indien het bouwvlak te klein is om deze uitbreiding mogelijk te maken is het volgen van een planwijzigingsprocedure gerechtvaardigd.
Beleid teeltondersteunende voorzieningen
Teeltondersteunende voorzieningen worden in verschillende open teelten gebruikt, waaronder de fruitteelt die in de gemeente veel voorkomt. Deze voorzieningen worden gebruikt om de productieomstandigheden beter te kunnen controleren. Het onderstaande overzicht van teeltondersteunende voorzieningen in de open teelten is een verkorte weergave van het overzicht uit bijlage 2 van de nota 'Teeltondersteunende voorzieningen, een handleiding voor de praktijk' van de 'Stuurgroep Fruitpact' (in samenspraak met diverse gemeenten, de Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO), de Boomkwekersvereniging Opheusden en LTO).
In dit overzicht wordt een indeling gemaakt tussen tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen.
Afdekfolies en acryldoek
Afdekfolies en acryldoek worden aangebracht ter voorkoming van aantasting door luizen of andere insecten en ter voorkoming van wind- en vorstschade (aardbeien en prei, stekken bij de boomteelt).
Vlakveldsfolie
Transparante vlakveldsfolie wordt toegepast vanwege vervroeging van de oogst.
Vraatnetten
Vraatnetten worden gebruikt om te voorkomen dat beesten het gewas aantasten, zoals konijnen en vogels.
Lage tunnels
Lage tunnels bestaan uit halfronde bogen tot acryldoek circa 50 cm hoogte waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen. Van deze lage tijdelijke tunnels wordt vooral in de boom- en de aardbeienteelt gebruik gemaakt.
Wandelkappen
Bij de aardbeien-, bloemen- en boomteelt wordt gebruik gemaakt van menstoegankelijke wandelkappen. In verband met teelt- en oogsthandelingen hebben deze kappen een hoogte van minimaal 2 à 2,5 m. Deze wandelen als het ware over het veld, omdat bij de teelt in de volle grond een roulatieschema nodig is vanwege de vruchtwisseling. Daarom hebben deze voorzieningen een tijdelijk karakter.
Schaduwhallen of schaduwnetten
In de boomteelt, bloementeelt en ook bij de ginsengteelt worden schaduwhallen toegepast voor het afharden van producten en voor het beschermen van het gewas tegen scherpe zon.
Hagelnetten
In de fruitteelt worden hagelnetten aangebracht om het afrijpende fruit tegen hagelschade te beschermen.
Containervelden
In de boomteelt en de vaste plantenteelt wordt gebruik gemaakt van zogenaamde containerteelt. Dit zijn potjes op een geheel verharde ondergrond van beton/asfalt of op anti-worteldoek met daartussen opneembare verhardingen vanwege de logistiek.
Bakken op stellingen en regenkappen
In de aardbeienteelt worden om arbeids- en teelttechnische redenen bakken op stellingen gehangen op werkhoogte. De stellingen kunnen voorzien worden van regenkappen. Bij deze techniek is vruchtwisseling niet nodig omdat er sprake is van substraatteelt.
Teeltondersteunende kassen
Een teeltondersteunende kas is een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal. De kas dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter) worden beschouwd als een kas.
Bestemmingsregeling
Voor tuin- en fruitteeltbedrijven bestaan de volgende mogelijkheden:
Beleid
Het bestemmingsplan is erop gericht (zie de specifieke gebruiksregels in de verschillende agrarische bestemmingen) om de kwetsbare bestemmingen ´Wonen´ en de bestemming ´Recreatie´ (verblijfsrecreatie) te beschermen tegen een ongewenste depositie van gewasbeschermingsmiddelen die afkomstig zijn van fruitteelt en van boom- en sierteelt.
Om die bescherming te bereiken is de regel opgenomen dat rondom percelen met de bestemmingen ´Wonen´ en ´Recreatie´ in beginsel een zone van 50 meter dient te worden vrijgehouden van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die een gevaar kunnen opleveren voor de mens. Deze zone kan middels een lichte planologische procedure (omgevingsvergunning) worden verkleind op basis van (nieuwe) informatie waaruit blijkt dat er technieken worden gebruikt en/of maatregelen kunnen worden genomen waarmee de depositie van gewasbeschermingsmiddelen op de grens van de bestemmingen ´Wonen´ en ´Recreatie´ kan worden gereduceerd tot een niveau dat de risico´s op schade voor de gezondheid van de mens verwaarloosbaar klein maakt.
Bij de bedoelde woningen is de planologische bescherming tevens gericht op de percelen rondom de woningen. Deze percelen liggen binnen het bestemmingsvlak van de woning en zijn in gele kleur op de verbeelding weergegeven.
De zone van 50 meter hoeft niet te worden vrijgehouden in bestaande situaties die gelegaliseerd zijn in het kader van de Wro en de Wet milieubeheer ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan. Voor die situaties mag immers als uitgangspunt gelden dat een passende beoordeling van het gebruik van deze gewasbeschermingsmiddelen reeds heeft plaatsgevonden en/of periodiek plaatsvindt in het kader van de beide voormelde wetten.
Er is sprake van een bestaande situatie als:
In alle andere gevallen is er sprake van een nieuw gebruik van de grond voor deze teelten.
Het bovenbeschreven zoneringsbeleid voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet tevens gevoerd worden als er nieuwe kwetsbare bestemmingen bijkomen of als de grenzen van deze bestemmingen gewijzigd moeten worden. Dan zijn het niet de agrariërs die nieuwe gronden in gebruik nemen maar andere initiatiefnemers. Dus nieuwe situaties doen zich niet alleen voor bij het gebruik van de grond voor de bovenbeschreven teelten, maar ook bij het gebruik van de grond voor kwetsbare bestemmingen.
Er is in het kader van dit bestemmingsplan (en de Wro) in het kader van de zonering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen sprake van nieuwe situaties in de volgende gevallen:
Bestemmingsregeling
Aan het begrip ´bestaand´ (zie art. 1 van de regels) is een apart lid toegevoegd waarin het bestaande gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt nader is gedefinieerd.
In de specifieke gebruiksregels van de agrarische bestemmingen voor de oeverwal en het komgebied is de regel opgenomen dat een afstand van minimaal 50 meter gehandhaafd moet worden tussen gronden waar fruitteelt, bomenteelt of sierteelt plaatsvindt aan de ene kant en woningen (van derden) en recreatieterreinen aan de andere kant.
Van deze gebruiksregel kan middels een omgevingsvergunning worden afgeweken. Deze afwijkingsmogelijkheid kan worden benut om tot een verkleining van de 50 m-zone te komen bij het in gebruik nemen van gronden voor de bovenbeschreven teelten (nieuwe situaties).
Het bestemmingsplan biedt een aantal mogelijkheden om agrarische bedrijven middels een planwijziging ex art. 3.6 Wro een woonbestemming te geven of een recreatieve bestemming op het gebied van verblijfsrecreatie. Verder is mogelijk een agrarisch bedrijf om te zetten in een zorgboerderij waar mensen permanent verblijven. Ten slotte kan een niet-agrarisch bedrijf middels deze procedure worden omgezet in een woonbestemming.
Indien in het kader van deze procedures nieuwe bestemmingsvlakken worden bepaald met grenzen die op kortere afstand gelegen zijn van gronden waar de bovenbeschreven teelten plaatsvinden (of kunnen plaatsvinden op basis van de definitie van ´bestaand gebruik´) dienen de initiatiefnemers van deze wijziging in het kader van de betreffende procedure te onderzoeken of de gebruiksmogelijkheden van de grond voor deze teelten in de aangrenzende zone van 50 meter niet worden aangetast.
Beleid
Agrarische bedrijfswoningen zijn woningen die functioneel verbonden zijn met een agrarisch bedrijf en worden bewoond door de eigenaar, de toezichthouder of beheerder van het betreffende bedrijf.
De regeling (maatvoering) is deels gebaseerd op de bestaande regeling uit het geldende bestemmingsplan en deels aangepast aan de hand van het VAB-beleid. Dat laatste betreft de mogelijkheid voor uitbreiding en nieuwbouw van de voormalige bedrijfswoning na bedrijfsbeëindiging. De bedoelde uitbreiding van de woning na bedrijfsbeëindiging is niet mogelijk voor woningen in de uiterwaarden.
Bestemmingsregeling bedrijfswoningen op de oeverwal en in het komgebied
De bouwregels van de betreffende bestemmingen zullen de volgende bepalingen bevatten:
Procedure
Bij bedrijfsbeëindiging kan het bedrijfsperceel middels een planwijziging ex art. 3.6 Wro een woonbestemming krijgen. In dat kader kan de bestaande woning worden uitgebreid tot een inhoud van maximaal 1.200 m3. Dit is afhankelijk van het aantal te slopen m2 bedrijfsbebouwing. Eén en ander conform het vigerende VAB-beleid.
Bestemmingsregeling bedrijfswoningen in de uiterwaarden
Hiervoor geldt de volgende afwijkende regeling in verband met de Beleidslijn Grote Rivieren.
Procedure
Bij bedrijfsbeëindiging kan het bedrijfsperceel middels een planwijziging ex art. 3.6 Wro een woonbestemming krijgen.
Beleid
Er is in principe per agrarisch bedrijf één bedrijfswoning toegestaan. Onder bepaalde voorwaarden kan een agrariër een 2de bedrijfswoning krijgen. Deze voorwaarden worden hier vermeld.
Procedure
Afwijkingsregel, al of niet in combinatie met een uitbreiding van het agrarische bouwperceel tot maximaal 200 m2 .
Beleid
Het bestemmingsplan biedt in navolging van de regionale beleidsnotitie over de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders de mogelijkheid om op een agrarisch bedrijf in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan seizoenarbeiders te huisvesten. Alleen binnen de piekperiode van het betreffende agrarisch bedrijf (zie regionaal beleid), dus als er heel veel seizoensarbeiders nodig zijn, geldt dat huisvesting van deze arbeiders in tijdelijke units of caravans is toegestaan (zie regionaal beleid). Voorwaarde daarbij is dat deze tijdelijke logiesvoorzieningen binnen het bouwvlak moeten worden geplaatst en slechts gedurende 4 maanden op het erf aanwezig mogen zijn.
Procedure
De huisvesting kan geboden worden middels een afwijkingsregel onder de volgende voorwaarden.
Beleid
Nevenfuncties bij agrarische bedrijven zijn toegestaan. De functies zijn kleinschalig en beperken de zittende agrariërs niet, maar dragen wel bij aan de levendigheid en duurzaamheid van het buitengebied.
Over nevenfuncties bij agrarische bedrijven doet de Structuurvisie geen beleidsuitspraken die aanknopingspunt vormen voor een bestemmingsregeling. De provincie doet dat in de provinciale structuurvisie wel. Daarin staat dat 25% van het bebouwd oppervlak van een agrarisch bedrijf tot een maximum van 350 m2 bij recht gebruikt mag worden voor niet-agrarische nevenfuncties.
Er zijn in het plangebied geen nevenfuncties aanwezig die niet passen in de Lijst van toegelaten functies en/of die een grotere oppervlakte van de bedrijfsbebouwing innemen dan 350 m².
Bestemmingsregeling
Een nevenfunctie die voldoet aan de bovenstaande voorwaarden is bij recht mogelijk.
Beleid
In de Structuurvisie (par. 4.3 Regeling hergebruik blz. 19) worden 'Aan het buitengebied gebonden bedrijven' en 'Zorg' als aparte soorten van bedrijvigheid opgevoerd. Een zorgboerderij, de naam zegt het al, is echter een ruimtelijke functie die alleen in buitengebied kan voorkomen. Een zorgboerderij dient daarom, voor wat betreft de maximaal toelaatbare omvang in het kader van de functiewijziging te worden beschouwd als een 'aan het buitengebied gebonden bedrijf'.
Aan de zorg als nevenfunctie van een agrarisch bedrijf of als nieuwe functie van een voormalig agrarisch bedrijf zijn de volgende voorwaarden gebonden.
Bestemmingsregeling
De start van een zorgfunctie als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf is bij recht mogelijk indien de zorgbehoevenden alleen overdag op de zorgboerderij aanwezig zijn.
Procedure
Indien er in het kader van de zorgfunctie sprake is van permanent verblijf en bewoning in apart daarvoor ingerichte en/of verbouwde verblijfsruimten is dat alleen mogelijk middels een afwijkingsregel in het bestemmingsplan. In dat kader wordt onder andere onderzocht of de nieuwe functie een belemmering kan opleveren voor de agrarische bedrijven in de omgeving.
Deze afwijkingsregel hoeft niet gevolgd te worden indien dat permanente verblijf plaatsvindt in de (voormalige) bedrijfswoning.
Een uitbreiding van zorg als hoofdfunctie van een voormalig agrarisch bedrijf op de oeverwal is alleen mogelijk middels een planwijziging ex art. 3.6 Wro. Deze regeling komt in de orde in paragraaf 6.3.