direct naar inhoud van 3.2 Rijksbeleid
Plan: Buitengebied West Maas en Waal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011)

De Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tussen nu en 2040. Met deze visie trekt de Rijksoverheid een beleidslijn door die al met de Nota Ruimte werd ingezet, namelijk een verdere concentratie (voor wat betreft beleidsbemoeienis en investeringen) op de ruimtelijke ordening van de hoofdinfrastructuur van Nederland, te weten de havens, Schiphol, belangrijke wegen, spoorwegen, waterwegen en andere netwerken die van wezenlijk belang zijn voor het economische functioneren van het land. Daaronder vallen verder industriële en agrarische complexen van nationaal belang. Verder wil het Rijk zich concentreren op de maatregelen die noodzakelijk zijn om het land te beschermen tegen de zee.

De ruimtelijke ordening met betrekking tot de verstedelijking, de afbakening van de bebouwde kommen en het landelijke gebied, het veilig stellen en de verschillende waarden van het landelijke gebied dienen meer op het provinciaal en het gemeentelijke niveau te worden geregeld en bewaakt.

Nieuw is de grotere aandacht die het Rijk in het kader van de ruimtelijke ordening wil besteden aan het behoud van het historische erfgoed van het land. Deel van het historische erfgoed is het landschap van een bepaald gebied dat zijn huidige vorm mede te danken heeft aan de wijze waarop de generaties vóór ons van het land gebruik konden maken. Dat levert een grote ruimtelijke afwisseling op. Het behoud daarvan op een wijze die ook nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is een van de nieuwe uitdagingen van de ruimtelijke ordening. Deze doelstelling ligt ook ten grondslag in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied van de gemeente West Maas en Waal (zie paragraaf 1.2).

Tegenwoordig worden ook gebouwen, bouwwerken en landschappen tot het historische erfgoed gerekend die in de wederopbouwperiode (1940-1965) zijn ontstaan en die getuigenis afleggen van de toenmalige maatschappelijke en ruimtelijke dynamiek.

De gehele gemeente West Maas en Waal staat op de lijst van 30 door het Rijk aangewezen aangewezen wederopbouwgebieden. Het Rijk acht het van groot cultuurhistorisch belang om de ruimtelijke structuur van de gemeente, die in de wederopbouwperiode op een verregaande manier is aangepast aan de eisen van de 'moderne tijd', te zoveel mogelijk te bewaren en te respecteren bij de verdere ontwikkeling van het gemeentelijke grondgebied. Het plangebied valt samen met het landelijke gebied van de gemeente. Dit gebied is grotendeels heringericht in het kader van een van de eerste grootschalige ruilverkavelingsprojecten in de wederopbouwperiode, te weten de ruilverkaveling 'Land van Maas en Waal'.

Kiezen voor karakter, visie erfgoed en ruimte

Het bovenstaande beleidsvoornemen met betrekking tot een betere bescherming van het historische erfgoed via de ruimtelijke ordening is, nader uitgewerkt in de visie ´Kiezen voor karakter, visie erfgoed en ruimte´. Deze visie van het kabinet is gepubliceerd op 15 juni 2011.

Het kabinet geeft op twee manieren invulling aan deze doelstelling. In de eerste plaats wordt het Besluit ruimtelijke ordening aangepast in die zin dat in dit besluit de passage wordt opgenomen dat bij besluiten over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (bij het opstellen van bestemmingsplannen) bijzondere aandacht moet worden besteed aan de waarden van cultureel erfgoed, onder en boven de grond.

Verder wil het Rijk duidelijke prioriteiten stellen en aangeven welke cultuurhistorische gebieden en opgaven van (inter)nationaal belang zijn. Het gaat om de volgende prioriteiten in het gebiedsgerichte erfgoedbeleid:

  • 1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten.
  • 2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren.
  • 3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp.
  • 4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie.
  • 5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk.

De beleidsvisie 'Kiezen voor karakter, visie erfgoed en ruimte' vult de 'Structuurvisie infrastructuur en ruimte' aan. Het beleid uit de beide visies draagt in samenhang bij aan een aantal doelen die het kabinet zich in het regeerakkoord heeft gesteld. De nationale belangen met betrekking tot cultureel erfgoed worden naar voren gebracht, zodat andere overheden deze belangen al in een vroeg stadium kunnen betrekken bij de ontwikkeling van hun ruimtelijk beleid en ruimtelijke plannen.

Verder maakt het kabinet heldere keuzes ten aanzien van de rijksrol in de gebiedsgerichte zorg voor het erfgoed en de taakverdeling tussen overheden. Daarbij geeft het kabinet aan welke zaken het Rijk zelf doet, wat de taken zijn van andere overheden en op welke onderwerpen het Rijk wil samenwerken met andere overheden en particuliere organisaties. Tenslotte geeft het kabinet een duidelijke invulling aan de verantwoordelijkheden die het Werelderfgoedverdrag met zich meebrengt.

Voor de borging van een zorgvuldige omgang met de 30 cultuurhistorisch waardevolle wederopbouwgebieden uit de periode 1940-1965 kiest het Rijk voor het maken van bestuurlijke afspraken met de betrokken gemeenten over de ontwikkeling en planologische bescherming van deze gebieden. Het Rijk wil de betrokken gemeenten daarbij zoveel mogelijk inhoudelijk ondersteunen. Deze werkwijze komt in de plaats van het inzetten van het instrument 'Beschermd stad- en dorpsgezicht' uit de Monumentenwet. De bestaande aangewezen stads- en dorpsgezichten blijven onverminderd beschermd krachtens de Monumentenwet.

Natuurwetgeving: Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet

De natuurwetgeving speelt een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening. Bij de planvorming en bij ruimtelijke ingrepen in het kader van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met bestaande natuurwaarden. In de natuurbeschermingswetgeving wordt een onderscheid gemaakt in soortenbescherming en gebiedsbescherming. Wettelijk kader voor de soortenbescherming in Nederland is de Flora- en faunawet, die bescherming biedt aan vrijwel alle voorkomende diersoorten en sommige plantensoorten.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet altijd rekening worden gehouden met de bepalingen van deze wet. Voorafgaand aan de ontwikkeling dient te zijn getoetst of er sprake is van effecten op strikt beschermde soorten. Is dit het geval, dan moet er een ontheffing worden aangevraagd. Voor sommige strikt beschermde diersoorten zijn aan het toekennen van deze ontheffing strenge eisen verbonden.

Gebiedsbescherming vindt plaats in het kader van de Natuurbeschermingswet. De gebieden met een beschermde status op basis van deze wet worden gevormd door de zogenaamde natuurmonumenten en de gebieden die zijn aangewezen op basis van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Samen vormen de wettelijk beschermde gebieden de 'Natura 2000-gebieden'.

Binnen de gemeente West Maas en Waal behoren de uiterwaarden van de Waal tot de Natura 2000-gebieden. De bescherming van de natuurwaarden heeft gevolgen voor het gebruik in en rondom een dergelijk gebied. Activiteiten, plannen en projecten moeten vooraf worden getoetst op hun effecten op de natuur in het beschermde gebied. Dat kunnen activiteiten, plannen en projecten zijn die zowel in als buiten het beschermde gebied plaatsvinden. Bij dat laatste spreekt men van 'externe werking'. De afstand van de externe werking is afhankelijk van de aard en de omvang van de ingreep. Als er sprake is van ingrepen die een (significant) effect hebben op het betreffende beschermde gebied zal er een vergunning moeten worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de provincie.


Beleidslijn Grote Rivieren

De Beleidslijn Grote Rivieren bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten en ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed van de grote rivieren, waaronder die van de Maas en de Waal. Doel van de beleidslijn is om meer ruimte te creëren voor de rivier, zodat mens en dier beter beschermd zijn tegen mogelijke overstromingen en de kans op materiële schade wordt verkleind. Het uitgangspunt van de beleidslijn is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden.


De randvoorwaarden van de beleidslijn hebben tot gevolg dat het bestemmingsplan buitengebied in het buitendijkse gebied van de Waal en de Maas betrekkelijk weinig mogelijkheden zal bieden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Aandachtspunt is dat buitendijkse activiteiten geen effect hebben op de (grond)waterstand binnen de kernen. Via de zandbanen staan de kernen al sterk onder invloed van de rivieren en verdere invloed (kwel) moet worden voorkomen.

Nationaal Waterplan

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan bevat een overzicht van het beleid dat het Rijk in de periode 2009 - 2015 wil voeren om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich onder meer op de bescherming van het land tegen overstromingen, het vasthouden van verwerken van hemelwater in de gebieden waar dit water valt, het garanderen van een wateraanvoer van goede kwaliteit voor alle belanghebbenden en het tegengaan van verdroging van de natuur.

Het plangebied ligt in het gebied van de grote rivieren. Doelstellingen uit het Nationaal Waterplan met een speciaal belang voor het plangebied zijn het op peil houden van de afvoercapaciteit van deze rivieren en de bescherming van het binnendijkse gebied tegen mogelijke overstromingen.


Wet op de archeologische monumentenzorg

De gemeente West Maas en Waal ligt in het rivierengebied. Het plangebied kent een lange bewoningsgeschiedenis. Vooral de zones op de oeverwalgronden langs de Maas en de Waal, de gronden op de oude stroomruggen in het komgebied en de hoger gelegen woerden hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde.


Sinds 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet vloeit voort uit het Europese Verdrag van Malta. Uitgangspunt van de Wet op de archeologische monumentenzorg is het, waar nodig, beschermen van archeologische waarden.


De wet bepaalt dat een gemeente beleid dient te formuleren dat erop gericht is om archeologisch belangrijke resten zoveel mogelijk voor het nageslacht te behouden op de plaats waar zij via onderzoek zijn aangetoond. In dat verband moet de gemeente het behoud van archeologische waarden afwegen tegen andere maatschappelijke belangen.


In het bestemmingsplan buitengebied is het archeologische beleid van de gemeente vertaald in regels. Ruimtelijke ingrepen van een bepaalde omvang die in zones plaatsvonden waar een zekere kans is op het aantreffen van archeologische resten zijn alleen mogelijk nadat is aangetoond dat deze waarden niet worden aangetast.

Structuurvisie Buisleidingen

De Structuurvisie Buisleidingen, vastgesteld op 12 oktober 2012, is een visie van het Rijk waarmee het Rijk in Nederland voor de komende 20 tot 30 jaar ruimte wil reserveren voor toekomstige buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Het gaat daarbij om ondergrondse buisleidingen voor het transport van aardgas, olieproducten en chemicaliën, die van nationaal belang zijn en de provinciegrenzen en vaak ook de landgrenzen overschrijden. In de Structuurvisie wordt een hoofdstructuur van leidingstraten aangegeven waarbinnen ruimte moet worden vrijgehouden om ook in de toekomst een ongehinderd en veilig ondergronds transport mogelijk te maken.

Het doel van deze Structuurvisie is ook opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Hierin is als nationaal belang (nationaal belang nr. 3) vermeld: ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van(gevaarlijke) stoffen via buisleidingen. Het beleid uit de Structuurvisie Buisleidingen bindt de lagere overheden niet bij de uitoefening van hun bevoegdheden. Omdat het Rijk dit wel wenselijk acht, wil het Rijk de doorwerking van de Structuurvisie juridisch bindend vastleggen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De Structuurvisie Buisleidingen is mede gebaseerd op het beleid zoals dat de afgelopen jaren is ontwikkeld voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Voor deze leidingen, reeds bestaand of nieuw, geldt dat het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dat gemeenten verplicht om deze leidingen op te nemen in het bestemmingsplan en deze te voorzien van een belemmeringenstrook van 4 of 5 meter ter weerszijden van de leiding.

Verder dient op grond van het Bevb voor alle leidingen rekening te worden gehouden met de risiconormering die voor buisleidingen geldt waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Eén van die leidingstraten van nationaal belang die in de Structuurvisie voor buisleidingen is aangewezen loopt in oost-westelijke richting door het buitengebied van de gemeente West Maas en Waal. In het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied is deze leidingstraat opgenomen.

In paragraaf 8.4 van de plantoelichting is beschreven met welke bouwbeperkingen langs de leidingen binnen deze leidingstraat rekening moet worden gehouden om het veiligheidsrisico tot een minimum te kunnen terugbrengen.