Plan: | Gasthuis Goes |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0664.BPGO19-VG99 |
Aan de noordoostzijde van het historische stadscentrum van Goes staat het Gasthuis (zie figuur 1). Het Gasthuis is een verzorgingshuis met aangrenzend appartementen voor zelfstandig wonende ouderen. Het gebouw waarin het Gasthuis is gehuisvest, is gebouwd in de jaren '60 en is daardoor qua uitstraling en voorzieningen gedateerd. Het Gasthuis is in eigendom van zorggroep Ter Weel. Ter Weel heeft de wens het gebouw te vervangen door 132 zorg-gerelateerde huur- en koopappartementen. Met het nieuwe gebouw wordt een duurzaam gebouw gerealiseerd dat voldoet aan de eisen en standaarden van deze tijd.
Het nieuwe gebouw past niet binnen de grenzen van het geldende bouwvlak en de maximaal toegestane maatvoeringen. Het doel van dit bestemmingsplan is om de voorgenomen vervangende nieuwbouw van het Gasthuis planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het project mogelijk te maken.
Figuur 1 | Luchtfoto van het plangebied (bron: geoloket.scheldestromen.nl, 2017)
Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van het centrum van Goes (zie figuur 2). Het betreft het perceel kadastraal bekend, gemeente Goes, sectie F, perceelnummer 2632. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Oostsingel, aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Kievitlaan, de zuidzijde door de Heernisseweg en aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door aanleunwoningen behorend bij de woningcorporatie RWS.
Figuur 2 | Het plangebied (bron: www.scheldestromen.nl)
Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Goes Oost' van de gemeente Goes. Dit bestemmingsplan is op 6 september 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Maatschappelijk' met de functieaanduiding 'Wonen'. De gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor maatschappelijke activiteiten alsmede voor ondergeschikte detailhandel en/of horeca. Ook zijn de gronden bedoeld voor parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming. Voor het hele terrein is een bouwvlak opgenomen met een bebouwingpercentage van 40%.
Daarnaast hebben de gronden de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie -2 '. Deze bestemming is bedoeld ter bescherming van eventuele archeologische waarden die in de grond zitten. In paragraaf 4.2 wordt aan deze dubbelbestemming getoetst.
Figuur 3 | Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Goes - Oost' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit 8 hoofdstukken. Hoofdstuk 2 gaat in op de geldende beleidskaders van het Rijk, de Provincie Zeeland en de gemeente Goes. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 in op kenmerken van het plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 5 wordt het plan getoetst aan verschillende relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische vormgeving. Dit betreft de opzet van de verbeelding en de regels en een toelichting op de bestemmingen. Hoofdstuk 7 gaat in op de handhaving van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 8 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het plan en hoofdstuk 9 gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Op 1 juli 2017 is de ladder gewijzigd. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In het onderhavige plan is er sprake van de bouw van 132 eenheden en daarmee een stedelijke ontwikkeling. Omdat het vervangende nieuwbouw betreft, waarbij 139 eenheden verdwijnen op een binnenstedelijke locatie is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet benodigd.
Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn.
Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.
De provincie zet met het Omgevingsplan in op een goed werkende woningmarkt met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijke bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik staan hierin voorop. Hier stelt de provincie de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal. Daarnaast is een goed functionerende dynamische woningmarkt met voldoende nieuwbouw, doorstroming en verandering binnen de bestaande woningvoorraad van provinciaal belang. Tevens ziet de provincie kansen in de vergrijzing voor vernieuwing van de woningvoorraad. Daarvoor moet wel de juiste kwaliteit op de juiste plaats geboden worden en verouderde woningen worden gerenoveerd of gesloopt.
Door de vervangende nieuwbouw van het Gasthuis wordt ingespeeld op de veranderende demografische en maatschappelijke situatie. De intramurale wooneenheden worden (deels) vervangen door extramurale appartementen dat beter aansluit bij de actuele marktomstandigheden. Door sloop en nieuwbouw op de zelfde binnenstedelijke locatie vindt er een aanzienlijke duurzaamheidsslag en kwaliteitsverbetering plaats. De ontwikkeling past daarmee binnen het beleid van de provincie Zeeland.
Provinciale Omgevingsverordening 2018
De provincie Zeeland heeft, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, op 21 september 2018 een nieuwe Omgevingsverordening vastgesteld. Ten aanzien van het onderwerp 'wonen' is uitsluitend een regeling opgenomen voor kleinschalige locaties in het buitengebied. Daarvan is hier geen sprake. Het plan is niet in strijd met de omgevingsverordening.
Agenda Wonen in De Bevelanden 2025
In 2013 hebben de vijf gemeenten binnen het samenwerkingsverband De Bevelanden afspraken gemaakt over het wonen in de regio. De afspraken en het programma die toen gemaakt zijn, zijn in de Agenda Wonen in De Bevelanden 2025 geactualiseerd. Dit programma heeft een looptijd tot 2025 en is afgestemd op de huishoudensprognose en de woonvoorkeuren. De kernthema`s die de basis vormen voor de woningafspraken zijn:
Het beleid voor wonen en zorg sluit aan bij het beleid van de Rijksoverheid. Dit is gericht op het stimuleren van het zelfstandig blijven wonen van senioren (extramuralisering). In Zeeland is sprake van een sterkere vergrijzing dan in de rest van het land. Door ABF Research is berekend dat er landelijk circa 40 duizend geschikte zelfstandige woningen per jaar extra nodig zijn. Deze moeten aan de voorraad worden toegevoegd door nieuwbouw of woningaanpassing. In de gemeente Goes is er een behoefte aan 5620 eenheden extramuraal geschikte huisvesting. Het onderhavige plan voorziet in 132 woningen waarvan 27 intramurale zorgeenheden. De overige woningen zijn geschikt voor extramurale zorg. Hiermee wordt bijgedragen aan de behoefte aan extramuraal geschikte huisvesting.
Structuurvisie #Goes2040
In juni 2012 heeft de gemeente Goes de structuurvisie #Goes 2040 vastgesteld. Goes ligt in het hart van de Bevelanden en levert een belangrijke bijdrage aan de Zeeuwse economie. Het is een aantrekkelijke woongemeente met een monumentale binnenstad en daar rondom veilige, ruime en groene woonmilieus.
Net als in de rest van Nederland neemt het aantal ouderen in de gemeente toe. In Goes ligt de toename gemiddeld hoger. Door de toename van ouderen ontstaat meer vraag naar senioren-woningen en woon-zorgcomplexen. Ouderen worden koopkrachtiger, kritischer en wereldser. Ze hebben een grotere behoefte aan voorzieningen, zowel in de woning als in de woonomgeving. Dit biedt nieuwe kansen voor de zorg- en dienstensector en voor de ontwikkeling van nieuwe op senioren gerichte producten en diensten. De gemeente Goes streeft naar goede kwalitatieve zorg voor de inwoners van Goes en voor de naburige gemeenten. Het nieuwe Gasthuis vervangt een gedateerde zorgvoorziening. Hiermee wordt een kwaliteitsslag gemaakt in de zorgvoorziening in Zeeland. Daarmee staat het beleid van de gemeente Goes de ontwikkeling niet in de weg.
In de structuurvisie is ook beleid opgenomen voor het gebied rond de Oostwal. Nadat is afgezien van het plan voor een openbare ondergrondse parkeergarage aan de Oostwal, bleef het uitgangspunt van het visueel doortrekken van de Groene Veste met een bomenstructuur actueel. Deze wens is onder meer opgenomen in het Projectplan Binnenstad (2001). In 2008 is een krediet voor de uitvoering van het Masterplan Binnenstad 2e fase vastgesteld, waarbij een parkeergarage onder de Oostwal en het doortrekken van de groenstructuur wordt voorgesteld. In 2014 is besloten het parkeren aan de Oostwal onderdeel te laten vormen van het groengebied. Het doortrekken van de Groene Veste komt terug op de kaart groengebieden in de Structuurvisie Goes 2040. Met het doortrekken van de Groene Veste met bomen zou de oude structuur van de stadswal weer herkenbaar worden. Dit is echter een kostbare ingreep vanwege het noodzakelijke verleggen van kabels en leidingen. De haalbaarheid hiervan is in onderzoek.
Woonvisie Goes 2013-2020
In oktober 2013 heeft de gemeenteraad van Goes de Woonvisie Goes 2013-2020 vastgesteld. De woonvisie is een uitwerking van het thema wonen wat in de Structuurvisie #Goes 2040 ook aan bod is gekomen. In de woonvisie worden ouderen met een zorgvraag genoemd als doelgroep die extra aandacht verdienen omdat het voor deze doelgroep moeilijk is om in huisvesting te voorzien.
Goes heeft te maken met een vergrijzing van de bevolking. Dit proces gaat in Goes nog sneller dan in andere delen van Zeeland doordat veel ouderen vanuit de regio naar Goes verhuizen. Ondanks het beleid vanuit de rijksoverheid dat ouderen langer thuis blijven wonen, blijven verpleeghuizen nodig. Daarnaast is een belangrijk onderdeel van de woonvisie het behouden en waar nodig het versterken van de kwaliteit van de woningvoorraad. Doordat het Gasthuis vervangen wordt door nieuwbouw kan voor de toekomst met een duurzaam gebouw ook in de zorgvraag van ouderen voldaan worden.
Gezondheidsbeleid 2018
De gemeente Goes heeft voor de periode van 2018 tot en met 2021 gezondheidsbeleid opgesteld. In het beleid zet de gemeente in op een gezonde en groene leefomgeving. Een gezonde groene leefomgeving daagt mensen uit naar buiten te gaan voor een ommetje. Met de bouw van het nieuwe Gasthuis wordt meer openbare ruimte gecreëerd met een doorgang van de achterliggende wijk naar de binnenstad. Dit wordt een vriendelijke omgeving wat uitnodigt om te wandelen.
Daarnaast is het nieuwe Gasthuis een minder op zichzelf staand gebouw. Door de nieuwe situering (meer aan de randen gebouwd en een toegankelijk terrein) is er meer interactie met de wijk. Ook zijn de voorzieningen bereikbaar voor mensen uit de wijk. Hiermee wordt een nieuwe ontmoetingsplek gecreëerd.
Kader voor de Transformatie Agenda Goes
Sinds 1 januari 2015 heeft de gemeente Goes de taken jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en zorg en participatie van het Rijk gekregen. De gemeente wil de zorg verbeteren en heeft hiervoor een Agenda opgesteld. De bestuurlijke overheveling van Rijk naar gemeenten biedt kansen om de ondersteuning van inwoners die dat nodig hebben echt anders vorm te geven. De gemeente wil mensen niet langer van het ene loket naar het andere laten gaan, maar actief de inwoner ondersteunen. Met de ontwikkeling van het nieuwe gebouw wordt het verpleeghuis die volgens oude principes is gebouwd, omgebouwd naar een zorgcomplex met woningen die meer zelfstandig bewoond kunnen worden. Er is keuze in huur of koopwoningen. Ook kunnen de bewoners zelf bepalen hoeveel zorg ze willen afnemen. Hiermee wordt ingespeeld op de ontwikkeling waarbij ouderen zo lang mogelijk in dezelfde woning (zelfstandig) blijven wonen en in de woning zelf zorg wordt aangeboden (extramuralisering).
Het beleid van het Rijk, de Provincie Zeeland en de gemeente Goes zijn beoordeeld en het plan is getoetst. De sloop van het woonzorgcomplex en de nieuwbouw van de (zorg)woningen maken deel uit van het regionale woningbouwprogramma. Netto worden geen wooneenheden aan de woningvoorraad toegevoegd. De beleidsstukken van deze overheden staan het voorgenomen plan niet in de weg.
.
Het plangebied ligt tegen het historische centrum van Goes (zie figuur 4). Het plangebied is gelegen naast een deel van de oorspronkelijk oostveste wat rond 1900 nog agrarisch gebied was. De Heernisseweg, gelegen aan de zuidkant van het plangebied, is een oude uitvalsweg waar rond het jaar 1900 al enige bebouwing aanwezig was. Het deel van Goes-Oost tussen de Heernisseweg en Ringbaan - Oost, is ingevuld in de periode tussen 1964 en 1970 met kavels voor vrijstaande woningen, rijwoningen en een aantal gebouwen voor ouderen huisvesting (waaronder het Gasthuis).
Figuur 4 | Historische kaart ligging plangebied (bron: Topografische kaart 1916)
Het plangebied ligt tussen de historische binnenstad met veel detailhandel en een woonwijk met tevens twee basisscholen. Het plangebied ligt aan de centrumparkeerplaats 'Oostwal Goes' en langs de ontsluitingsweg richting Ringbaan Oost. Deze combinatie maakt dat langs het plangebied dagelijks een forse verkeersstroom aanwezig is komt van doorstromend verkeer, bestemmingsverkeer voor Goes - Oost en bezoekers van het centrum.
Het Gasthuis is een in het oog springend gebouw wat een belangrijke rol speelt in de uitstraling van het gebied. Het gebouw is gebouwd in een S-vorm en heeft 6 verdiepingen en een vleugel van 5 verdiepingen (zie figuur 5) met een licht hellend zadeldak. Doordat het een hoog gebouw is en gesloten gebouwd is vormt het gebouw een ruimtelijke barrière tussen de binnenstad en de wijk achter het Gasthuis.
Ieder appartement heeft een eigen balkon. De grote ramen en materiaalkeuze geven het gebouw de typische jaren '60 uitstraling. Doordat het gebouw op het midden van het perceel is gebouwd, is er rondom het gebouw ruimte voor parkeren en functioneert een groot gedeelte van het perceel als tuin. Tevens staan er binnen het plangebied acht monumentale bomen (platanen).
Figuur 5 | Huidige situatie (bron: Google Streetview, september 2017)
Het bouwplan
Het complex bestaat uit twee delen welke zijn verbonden via een verbindingsbrug/-sluis. Doordat het complex uit twee delen bestaat is er tussen de gebouwen ruimte voor openbaar gebied. Hierdoor ontstaat er een rechtstreekse verbinding tussen de Reigerstraat en de Oostsingel wat het openbare karakter benadrukt.
Aan Oostsingel komt de bebouwing direct aan de stoep zoals dit bij singelbebouwing voorkomt. Aan de andere zijden van de locatie komt het verder van de kavelrand af te staan waardoor er voor het gebouw ruimte is voor een groenstrook. Midden in het plan dwars over de locatie wordt er een openbaar toegankelijke verbinding gemaakt tussen de Kievitlaan en de Oostsingel. Het gebouw heeft aan de Oostsingel en de Heernisseweg verschillende hoogteaccenten (zie figuur 6) met een maximum hoogte van 6 verdiepingen. De laagste delen van het gebouw zijn aan de binnenzijde gesitueerd met een hoogte van 2 verdiepingen.
Figuur 6 | Het bouwplan (bron: Archikon)
Er is op eigen terrein mogelijkheid voor parkeren. In totaal worden ten minste 106 parkeerplaatsen gerealiseerd. In het openbare gebied tussen beide gebouwen bestaan de parkeerplekken uit grasdoorgroeistenen om de waterberging te bevorderen. Ook aan de noordzijde van het plangebied is een parkeerterrein gesitueerd welke toegankelijk is vanaf de Oostsingel.
Architectuur
De architectuur aan de centrumzijde is typisch voor bebouwing in de binnenstad, grote gevels zijn opgedeeld in verschillende blokken met ieder een eigen materialisatie, detaillering en uitstraling. De bebouwing aan de Kivietlaan en de nieuwe verbinding krijgen een andere uitstraling: Eigentijds en eenduidig.
Het gebruik
Het plan bestaat uit 132 appartementen waarvan 46 koopappartementen en 86 huurappartementen. Alle appartementen zijn bedoeld als zorgwoning of verpleeghuiszorgplaats. In het zuidelijke deel van het complex is op de begane grond ruimte voor algemene voorzieningen. Dit zijn bijvoorbeeld een kapper en kleinschalige horeca en detailhandel. Deze voorzieningen zijn ook te gebruiken door bezoekers. Dit sluit aan bij het beleid van de gemeente Goes om meer ontmoetingsplaatsen te creëren om onder meer eenzaamheid tegen te gaan.
Groen
Aan de Oostsingel wordt de bebouwing direct langs de straat gesitueerd om de singel te benadrukken. Hierdoor verdwijnt het huidige groen, waaronder een aantal monumentale bomen (zie ook paragraaf 5.2). Langs de Heernisseweg en Kievietslaan wordt de bebouwing verder van de perceelsgrens gesitueerd waardoor ruimte ontstaat voor een brede groenstrook met enkele bomen. Ook langs de nieuwe verbinding tussen de Kievitlaan en de Oostsingel is er ruimte voor groenvoorzieningen.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Archeologie
Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 2'. Hiervoor geldt dat er een archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een grotere oppervlakte beslaan dan 250 m2 en dieper reiken dan 40 centimeter onder maaiveld.
Het bouwplan overschrijdt deze grenzen waardoor het uitvoeren van archeologisch onderzoek nodig is. Dit onderzoek is uitgevoerd door Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed (zie Bijlage 1). In een eerste fase is voor het plangebied een bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van de in dit bureauonderzoek beschreven informatie over de huidige situatie, de aardwetenschappelijke, de historische situatie en bekende archeologische waarden is een specifieke archeologische verwachting opgesteld. Deze verwachting is in het veld aan de hand van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen getoetst.
Tijdens het veldonderzoek zijn 6 boringen verricht binnen dat deel van het plangebied waarvoor een dubbelbestemming inzake archeologie geldt. Op basis van deze boringen bestaat de ondergrond ter plaatse van het plangebied uit een gelaagde opbouw met afzettingen van het Laagpakket van Walcheren die bestaan uit geulafzettingen. De afzettingen van het Laagpakket van Walcheren hebben het onderliggende Hollandveen gedeeltelijk geërodeerd. Het onderliggende Laagpakket van Wormer is aangetroffen op een diepte van 3,8 m -mv (2,7 m -NAP) en bestaat uit klei.
De bovenzijde van het boorprofiel wordt gevormd door een opgebracht pakket. De boringen in het noordwesten van het onderzoeksgebied zijn in dit opgebracht pakket gestuit op een ondoordringbare laag (mortel en baksteen) op een diepte tussen 0,6 en 1,3 m -mv (1,04 en 0,32 m +NAP). Twee andere boringen in het zuidwesten en oosten van het onderzoeksgebied zijn eveneens gestuit op een puinlaag in de onder het opgebrachte pakket aanwezige verstoorde bovenzijde van het Laagpakket van Walcheren. In de in het noordoosten en zuidoosten van het onderzoeksgebied gelegen boringen is eveneens een zwak verstoorde bovenzijde van het Laagpakket van Walcheren aangetroffen, deze vertoont echter kenmerken van een bouwvoor. Gelet op het historisch gebruik als boomgaard en tuin van het onderzoeksgebied betreft het hier mogelijk dan ook een rest van de oorspronkelijke tijdens dit historisch gebruik geroerde bovenzijde van het Laagpakket van Walcheren. De bovenzijde van dit pakket is verstoord voorafgaand of tijdens het ontstaan van het opgebracht pakket.
Op basis van het aan de hand van een verkennend inventariserend veldonderzoek getoetst verwachtingsmodel geldt er voor het plangebied een lage verwachting voor vindplaatsen uit het Neolithicum (niveau Laagpakket van Wormer) en de Bronstijd (onderzijde Hollandveen). Voor de (Late) IJzertijd en Romeinse Tijd (bovenzijde Hollandveen) geldt geen verwachting. Voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd geldt eveneens een lage verwachting. Gelet op de beperkte archeologische verwachting wordt voor het plangebied dan ook geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht.
Het is mogelijk dat tijdens de uitvoeringsfase archeologische sporen aan het licht komen. Voor dit soort vondsten geldt een wettelijke meldingsplicht ex. paragraaf 5.4 van de Erfgoedwet.
Cultuurhistorie
In het plangebied of grenzend aan het plangebied bevinden zich geen objecten die zijn aangewezen als (gemeentelijk) monument. De Oostsingel maakt deel uit van de oude singelstructuur van de stad Goes. Om deze singelstructuur verder te benadrukken is gekozen om de gevel direct langs de Oostsingel te situeren.
Binnen het plangebied staan 7 monumentale bomen die voor de goede uitvoering van het plan verwijderd moeten worden. Het betreft 7 platanen (Platanus hispanica) van circa 45 jaar oud. Voor de bomen geldt een compensatieplicht.
Figuur 7 | De te verwijderen bomen (born: Google Streetview 2017, bewerking Juust BV)
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, kan de gemeente in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning eisen dat er onderzoek wordt uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem.
Beleidskader
Op basis van de Nota bodembeheer gemeente Goes heeft het plangebied de bodemfunctie Wonen.
Het plangebied is op basis van de Nota gelegen binnen de bodemkwaliteitszone “Vooroorlogse wijken en kernen”, hiervoor geldt dat de gemiddelde kwaliteit van de bovengrond (0-0,5 m,-mv) valt in de klasse Industrie. De gemiddelde kwaliteit van de ondergrond (>0,5 m-mv) valt binnen de klasse Wonen.
Ten aanzien van bestrijdingsmiddelen gelden ter plaatse van een klein deel aan de oostelijke zijde van het plangebied mogelijk wel lokale maximale waarden voor enkelen hiervan, namelijk DDD, DDE, DDT en drins.
Figuur 8 | Bodemkwaliteitszones
Bodemverontreinigingen
Een relatief klein deel aan de oostzijde van het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als boomgaard. Hierdoor is het mogelijk dat bestrijdingsmiddelen en koper in verhoogde concentraties voorkomen in de bovengrond. Ten aanzien van bestrijdingsmiddelen gelden ter plaatse van voormalige boomgaarden lokale maximale waarden voor enkelen hiervan, namelijk DDD, DDE, DDT en drins.
In het verleden zijn er verspreid in het bestemmingsplangebied enkele bodemonderzoeken en –een sanering uitgevoerd. Incidenteel bestaat de kans op mogelijke al of niet bekende (rest-)verontreinigingen. Bij de onderzoeken zijn licht tot sterke verontreinigingen aangetroffen.
Bij activiteiten in de bodem t.b.v. bijvoorbeeld sloop, nieuwbouwwerkzaamheden en grondbewerkingen en graafwerk dient hiermee rekening gehouden te worden.
Bodemtoets bouwen
In de gemeente Goes geldt dat bij nieuwbouwactiviteiten, functiewijzigingen en/of herinrichtingen in principe altijd een volledig verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) moet worden uitgevoerd. Een bodemonderzoek dat uitgevoerd is conform de eisen van de NEN 5740 heeft doorgaans een geldigheid van twee jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden. Onderzoek is niet nodig als er sprake is van een niet gevoelige bestemming. Wel zal mogelijk onderzoek moeten plaatsvinden voor het grondtransport/-afvoer.
Conclusie
Omdat slechts enkele kleine delen van het plangebied onderzocht zijn, is niet uit te sluiten dat er verontreinigingen kunnen voor komen. Daarom is voorafgaande aan de sloop, graaf- en de nieuw-bouwactiviteiten e.d. ten minste een verkennend bodemonderzoek voor de gehele kavel noodzakelijk.
In het gebied is vermoedelijk sprake van wisselend licht tot sterk verontreinigde grond.
Omdat een relatief klein deel aan de oostzijde van het plangebied voor 1980 ooit boomgaard is geweest, dient daar rekening gehouden te worden met mogelijk verhoogde waardes aan slecht afbreekbare bestrijdingsmiddelen.
Grondverplaatsing kunnen niet plaats vinden op basis van de Nota bodembeheer. Daarvoor is gerichter onderzoek noodzakelijk.
Door Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. is een bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2). Hieruit blijkt dat er in de bovengrond van het noordwestelijk deel achtergrondwaarde-overschrijdingen van PAK, lood, zink, minerale olie en kwik zijn aangetoond. In de overige bovengrond en in de ondergrond zijn licht achtergrondwaarde- overschrijdingen van PAK, PCB, lood, kobalt, zink, koper en minerale olie aangetoond. In het grondwater is een licht achtergrondwaarde-overschrijding van nikkel aangetoond. Echter de overschrijdingen zijn dermate gering dat dit geen aanleiding geeft tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek. Daarmee vormt het aspect bodem geen belemmering voor dit plan.
Conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking | |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
Het plangebied is niet gelegen in de buurt van waterkeringen. De veiligheid is hiermee niet in het geding. | |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
Vermeld de totale oppervlakken (in m2) van: Oude situatie: Dakoppervlak: 1.941 m² Verhard oppervlak: 2.916 m². Nieuwe situatie: Dakoppervlak: 3.066 m² Verhardoppervlak: 3.100 m² Dit betekent dat er in totaal 1.309 m² extra verhard oppervlakte bijkomt. Omdat op het perceel geen ruimte aanwezig is voor de realisatie van waterberging, wordt een bedrag (na rato van de te compenseren oppervlakte) in het Waterbergingsfonds van de gemeente Goes gestort. De gemeente Goes zal op een passende locatie in voldoende waterberging voorzien. |
|
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het hemel- en afvalwater wordt gescheiden aangeboden aan het gemeentelijk rioolstelsel. | |
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking | |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
De nieuwe ontwikkeling zal hier geen verandering in brengen. | |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
De nieuwe ontwikkeling zal hier geen verandering in brengen. | |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
De nieuwe ontwikkeling zal hier geen verandering in brengen. | |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De ontwikkeling heeft geen negatief effect op de volksgezondheid. | |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Niet van toepassing. | |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Niet van toepassing. | |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Niet van toepassing. | |
Andere belangen waterbeheer | ||
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Er zijn geen eigendommen van het waterschap gelegen in de directe omgeving. | |
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. |
De locatie is niet gelegen aan een weg van het waterschap. |
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet dus vastgesteld worden dat er geen beschermde dier- of plantsoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen natuurgebieden gelegen waar het plan invloed op heeft. Op een afstand van circa 4 kilometer is het Natura2000-gebied Veerse Meer gelegen. Dit betreft echter geen stikstofgevoelige natuurgebied. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied. Op circa 3,2 kilometer afstand is het Natura2000-gebied Oosterschelde gelegen, op ruim 6 kilometer afstand het Natura2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe en op circa 7 kilometer afstand het Natura2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer. Deze natuurgebieden zijn stikstofgevoelige natuurgebieden. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de nieuwe AERIUS Calculator (2019) moet en kan voor het plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura2000-gebieden worden berekend. De rekenresultaten zijn opgenomen als Bijlage 3 bij dit plan. Hieruit blijkt dat er geen uitkomsten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. De beoogde ontwikkeling heeft derhalve geen consequenties voor de instandhouding van stikstofgevoelige natuurgebieden.
Soortenbescherming
In verband met de sloop van het bestaande gebouw en het rooien van de bomen is door Adviesbureau Wieland een onderzoek naar beschermde natuurwaarden uitgevoerd. Daarbij is ook onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen en gierzwaluwen. De rapportage van het onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
Het plangebied en de directe omgeving is vier keer bezocht om de aanwezigheid van vleermuizen vast te kunnen stellen, daarnaast is het plangebied twee keer onderzocht om de aanwezigheid van gierzwaluwen vast te stellen en twee keer onderzocht om de aanwezigheid van huismussen vast te stellen.
Tijdens de veldonderzoeken is vastgesteld dat er een dagverblijf is van de gewone dwergvleermuis. Er zijn geen vliegroutes vastgesteld van de gewone dwergvleermuis. Er zijn geen broedlocaties van de huismus en gierzwaluw vastgesteld. Er is vastgesteld dat huismussen gebruik maken van de heg aan de Kievitlaan. Deze heg maakt deel uit van het functionele leefgebied. De vogels broeden in de huizen aan de overzijde van de straat. In de bomen en struiken komen tevens broedvogels voor.
Voor het slopen van het gebouw is een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Een vaste verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis zal worden vernietigd. Vleermuizen wisselen regelmatig van verblijfplaats. Daardoor is het dus goed mogelijk dat ten tijde van de sloop de verblijfplaats op een andere locatie in het gebouw aanwezig is. Voor de sloop dienen mitigerende maatregelen getroffen te worden die voorkomen dat vleermuizen gedood worden. Ter compensatie dienen alternatieve verblijfplaatsen aangeboden te worden. Dit betreft 4 tijdelijke verblijfplaatsen in de directe omgeving (straal circa 100 meter van het gebouw). Deze dienen 1 jaar (vliegseizoen) voor de sloop aanwezig te zijn zodat de vleermuizen voldoende mogelijkheden hebben deze verblijfplaatsen te ontdekken. In de nieuwbouw dienen alternatieve voorzieningen in het gebouw geintegreerd te worden.
Voor vogels dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen. Bomen en struiken dienen voor 1 maart of na 15 juli verwijderd te worden. De haag bij de Kievitlaan dient behouden te blijven. Indien dit niet mogelijk is dan dient er aan de zijde van de Kievitlaan een nieuwe haag geplant te worden met een vergelijkbare oppervlakte.
In het kader van duurzaam ondernemen kunnen door bedrijven maatregelen getroffen worden om de biodiversiteit in het bebouwd gebied te behouden. Zo kan een bijdrage geleverd worden aan het behoud van leefgebied voor diverse soorten. Dit betreft naast dagverblijven voor vleermuizen ook nestmogelijkheden voor huismus en nestgelegenheden voor gierzwaluw.
Bij de herinrichting van de tuin wordt aanbevolen om gebruik te maken van inheemse bomen en struiken. Deze bieden de meeste voedsel en nestgelegenheden. Daarnaast kunnen nestkasten opgehangen worden voor vogels die helpen om plaaginsecten te bestrijden.
Conclusie
In het kader van de Wet natuurbescherming zal voor de sloop van het gebouw een ontheffing worden aangevraagd omdat er een verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis zal verdwijnen. Hiertoe zullen mitigerende en compenserende maatregelen getroffen worden. Bij de sloop van het gebouw zal rekening worden gehouden met het broedseizoen. Aan de zijde van de Kievitlaan word de huidige haag behouden of een nieuwe teruggeplant. De overige aanbevelingen worden zoveel mogelijk in acht genomen.
Het klimaat verandert. Het wordt warmer, we krijgen te maken met langdurige perioden van hitte en
droogte, er is een grotere kans op extreme neerslag en de zeespiegel stijgt. Klimaatverandering wordt
veroorzaakt door de hoge concentratie broeikasgassen, zoals CO2, in de atmosfeer. Door het verminderen
van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen kunnen de gevolgen van klimaatverandering beperkt
worden. In het Klimaatakkoord van Parijs staat omschreven dat de temperatuur op aarde niet verder mag
stijgen dan 2°C, met de ambitie om dit te beperken tot 1,5°C. Op de Verenigde Staten na, heeft wereldwijd
ieder land dit akkoord ondertekend.
Landelijk zijn er doelen gesteld om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen:
Ondanks dat we de uitstoot van broeikasgassen verminderen of zelfs stoppen, zullen we te maken krijgen met de gevolgen van klimaatverandering, zoals toenemende extreme weersomstandigheden. Het is daarom van belang de openbare ruimte klimaatbestendig in te richten. Landelijk is het doel gesteld dat de openbare ruimte in 2050 klimaatrobuust is ingericht.
Gemeentelijk klimaatbeleid
De gemeente Goes levert een bijdrage aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en het behalen van de landelijke richtlijnen. Om deze landelijke richtlijnen te halen heeft de gemeente Goes de volgende doelstellingen vastgesteld:
Naast maatregelen om minder CO2 uit te stoten, zijn ook maatregelen die bijdragen aan het verminderen van de gevolgen van klimaatverandering belangrijk, het klimaatrobuust inrichten van de openbare ruimte. Hierbij kan gedacht worden aan het toepassen van veel groen, wat zowel een waterbergend vermogen heeft, als een koelend vermogen. Sterk versteende omgevingen warmen namelijk snel op doordat stenen warmte opnemen en deze warmte een lange tijd kunnen uitstralen, met name 's nachts. In groene omgevingen zullen de nachten tijdens warme perioden daarom koeler zijn dan in sterk versteende gebieden zoals steden. Dit effect wordt ook wel het hitte-eiland effect genoemd.
Figuur 8 | Hitte-eiland effect
In figuur 8 is te zien dat de temperatuur in een sterk verstedelijkt gebied hoger is dan in de meer landelijke omgeving. In volledig groene gebieden, zoals parken en bossen, is de temperatuur het laagst. Ook aan de rand van de stadskernen is de temperatuur lager dan in het stadscentrum, doordat er in deze gebieden minder hoogbouw is en er meer ruimte is voor groen.
Het gebouw van het Gasthuis wordt duurzaam gemaakt door allereerst te zorgen dat er zo weinig mogelijk energie verloren gaat. Dit betekent dat het gebouw zeer goed geïsoleerd wordt. De verwarming van de appartementen wordt gedaan met bodemwarmte zodat geen gasaansluiting benodigd is.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidshinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen van door het aanhouden van voldoende afstand ten opzichte van geluidsproducenten (industrie, wegverkeer etc.) of het treffen van andere maatregelen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Akoestisch onderzoek
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.
Het plangebied ligt niet binnen de zone van een spoorlijn of industrieterrein. Het plangebied ligt wel in de geluidszone (200 meter) van de Oostsingel. De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing voor wegverkeerslawaai. Aan de noord-, oost- en zuidzijde van de nieuwbouw zijn nog enkele wegen met een maximale rijsnelheid van 30 km/u gelegen (Heernisseweg, Kievitlaan, Oude Singel). Dergelijke wegen hebben volgens de Wgh geen geluidzone en formeel dus ook geen toetsingsplicht aan de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient op basis van jurisprudentie wel de geluidbelasting van dergelijke wegen inzichtelijk te worden gemaakt. Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 5).
Op grond van artikel 82 van de Wet geluidhinder bedraagt de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting vanwege een weg 48 dB. In afwijking hierop kan een hogere waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor woningen in stedelijk gebied de 63 dB niet te boven mag gaan.
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting op de gevelzijdes direct langs de Oostsingel het hoogst is en 55 tot 60 dB bedraagt. Op de zijgevels van deze gebouwen wordt een geluidbelasting van 51 – 53 dB berekend. De gevels parallel aan de Heernisseweg hebben een geluidbelasting van 42 – 51 dB vanwege de Oostsingel. De gevels langs de verbinding voor langzaam verkeer tussen de Oostsingel en de Reigerstraat hebben een geluidbelasting van 35 tot 49 dB. Op de overige gevels bedraagt de geluidbelasting niet meer dan 40 dB vanwege de Oostsingel. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee niet overal behaald. De overschrijding vindt met name plaats bij de voor- en zijgevels direct aan de Oostsingel en bij een gedeelte van de gevels aan de Heernisseweg, dus aan de west- en zuidzijde van de nieuwbouw. De overschrijding bedraagt 1 tot maximaal 12 dB. Nader onderzoek naar geluidreducerende maatregelen is daarmee noodzakelijk. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Als gevolg van het verkeer op de Heernisseweg is de geluidbelasting op de gevelzijdes direct langs de Heernisseweg het hoogst en bedraagt 46 tot 50 dB. Op de zijgevels van dit bouwdeel wordt een geluidbelasting van 36 tot 43 dB berekend. Op de overige gevels van de bebouwing bedraagt de geluidbelasting niet meer dan 39 dB. De richtwaarde van 48 dB wordt hiermee niet overal behaald. De uiterste waarde van 63 dB voor een aanvaardbaar akoestisch klimaat wordt niet overschreden.
Als gevolg van het verkeer op de Kievitlaan is de geluidbelasting op de gevelzijdes direct langs de Kievitlaan het hoogst en bedraagt 43 tot 50 dB. Op de overige gevels van de bebouwing bedraagt de geluidbelasting niet meer dan 43 dB. De richtwaarde van 48 dB wordt hiermee niet overal behaald. De uiterste waard van 63 dB voor een aanvaardbaar akoestisch klimaat wordt niet overschreden.
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de Oude Singel op de gevelzijdes aan de noordzijde van de nieuwbouw het hoogst is en maximaal 34 dB bedraagt. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Het akoestisch woon- en leefklimaat is daarmee vanwege deze weg als goed te beschouwen.
Aangezien zowel de voorkeursgrenswaarde vanwege de geluidgezoneerde Oostsingel als de richtwaarde vanwege de Kievitlaan en de Heernisseweg wordt overschreden, is sprake van relevante blootstelling vaan meerdere geluidbronnen en is een cumulatieberekening wenselijk. Deze cumulatieberekening dient tevens om te kunnen bepalen of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat bij de geluidgevoelige functies.
De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt:
Uit bovenstaande rekenresultaten van de gecumuleerde geluidbelasting kan worden opgemaakt dat er sprake is van een toename van overwegend 0 tot 1 dB ten opzichte van de geluidbelasting vanwege de maatgevende weg (excl. aftrek 110g Wgh). Er is geen sprake van een relevante toename van de geluidbelasting bij cumulatie van alle geluidbronnen.
Alleen aan de zuidzijde van de nieuwbouw vindt een toename van 1 tot 3 dB plaats op de gevels, waarbij de toename het hoogst is op de gevels nabij de kruising Heernisseweg/Kievitlaan. Nader onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting te reduceren is daarom wenselijk.
Maatregelenonderzoek
Maatregelen die getroffen kunnen worden, bestaan uit bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en maatregelen bij de ontvanger. Een bronmaatregel is het toepassen van een geluidarm wegdektype of het beperken van de rijsnelheid of verkeersintensiteit bij wegverkeerslawaai. Deze maatregelen zijn relatief duur voor slechts één locatie met een aantal (zorg)woonvoorzieningen. Daarnaast kan met toepassing van geluidarmer wegdektype een reductie van maximaal 2 dB op de meest maatgevende gevels worden bereikt, waarmee deze maatregel niet doelmatig is. Ook het beperken van de rijsnelheid tot maximaal 30 km/u leidt slechts tot een afname van 2 dB, waarmee de Oostsingel weliswaar geen geluidgezoneerde weg meer is, maar het woon- en leefklimaat nauwelijks verbeterd. Zelfs een combinatie van bronmaatregelen leidt er niet toe dat overal aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Deze maatregelen zijn daarom niet doeltreffend en stuiten op bezwaren van financiële aard.
Overdrachtsmaatregelen zijn het plaatsen van een scherm of het zodanig positioneren van de nieuwbouw dat aan de voorkeursgrenswaarden wordt voldaan. Door het positioneren van de nieuwbouw aan de randen van het perceel, wordt op de gevels die naar de wegen gericht zijn weliswaar een hogere geluidbelasting berekend, maar deze gevels werken tevens afschermend voor het woon- en leefgebied aan de binnenzijde van het plan. Uit een contourberekening over heel het plangebied blijkt dat er alleen aan de oostzijde van het perceel een strook is van circa 18 meter waarop aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Het is geen reëel scenario om alle nieuwbouw op deze strook te positioneren. Dit zal stuiten op stedenbouwkundige bezwaren. De overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vindt ook op de verdiepingen plaats. Om die reden zal een hoog scherm nabij de bron of de woonvoorziening noodzakelijk zijn om de geluidbelasting op de gevels te reduceren. Het plaatsen van een dergelijk scherm langs wegen of nabij de nieuwbouw stuit in een binnenstedelijke situatie op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard.
Omdat bron- en overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn, zijn maatregelen bij de woonvoorziening zelf vereist. Hierbij dient aan de wettelijke binnenwaarde te worden voldaan. De minimumeis voor karakteristieke geluidwering van woningen is op grond van het Bouwbesluit 20 dB. Daarnaast is in het Bouwbesluit bepaald dat de karakteristieke geluidwering van de gevel niet kleiner mag zijn dan het verschil tussen de vastgestelde hogere waarde en 33 dB in een verblijfsgebied en 35 dB in een verblijfsruimte. Dit betekent dat in deze situatie, waarbij vooralsnog een hogere waarde dient te worden vastgesteld van 60 dB, de karakteristieke geluidwering van de gevels aan de westzijde van de nieuwbouw tenminste dient te voldoen aan 32 dB voor een verblijfsgebied en 30 dB voor een verblijfsruimte.
Conclusie
Omdat de berekende geluidbelastingen vanwege de Oostsingel niet overal voldoen aan de voorkeursgrenswaarden en onderzoek heeft uitgewezen dat het toepassen van maatregelen niet doeltreffend zijn of op bezwaren stuiten van financiële of stedenbouwkundige aard, zal voor de nieuwbouw van het Gasthuis een hogere grenswaarde van 60 dB moeten worden vastgesteld. In het kader van Bouwbesluit zal onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidwering van de uitwendige gevelconstructie en bepaald worden of er aanvullende gevelmaatregelen noodzakelijk zijn om een goed akoestisch woon- en leefklimaat in de woonvoorzieningen te garanderen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het onderhavige plan is sprake van vervangende nieuwbouw en wordt het aantal wooneenheden niet vergroot. Dit plan draagt daarom niet bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit aspect vormt daarom geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Op een afstand van circa 45 meter is een basisschool gelegen. Voor een basisschool geldt volgens de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' een richtafstand van 30 meter. Met een afstand van 45 meter wordt aan de richtafstand voldaan. Naast deze basisschool zijn er geen andere inrichtingen in de omgeving aanwezig die relevant zijn in het kader van bedrijven en milieuzonering.
Conform de brochure geldt voor een verpleeghuis een afstand van 30 meter tot woningen. Momenteel is het gehele complex in gebruik als verpleeghuis. Na realisatie van het project zal het grootste deel in gebruik zijn als reguliere woningen (met zorg) welke passend is in de huidige woonomgeving. De maatschappelijke voorzieningen behorend bij het verpleeghuis zijn overwegend gesitueerd aan de zijde van de Oostsingel en niet in de directe nabijheid van de bestaande woningen.
Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Het benodigde aantal parkeerplaatsen hangt sterk af van de mate waarin de bewoners nog zelfstandig zijn. Aangezien Ter Weel inzet op het verkopen en verhuren met de mogelijkheid van zorg, staat het niet per definitie vast dat deze bewoners geen autobezit meer hebben (in tegenstelling tot de huidige bewoners van het Gasthuis). Met het plan is hierop ingespeeld door te voorzien in 106 parkeerplaatsen.
Desondanks voldoet het plan niet aan de parkeerkencijfers met als uitgangspunt dat het appartementen voor ouderen in de middeldure huur- en koopsector betreft. Hierover zijn de volgende kanttekeningen te maken:
Parkeervraag inclusief bezoekers | Exclusief bezoekers | ||
1,4 per koopappartement | (waarvan 0,3 pp/woning bezoek) | ||
1,1 per huurappartement | (waarvan 0,3 pp/woning bezoek) | ||
0,6 per wooneenheid zware zorg | (waarvan 60% bezoek) | ||
64,4 koopappartementen | 50,6 zonder bezoek | ||
64,9 huurappartementen | 47,5 zonder bezoek | ||
16,2 zware zorg | 6,5 zonder bezoek | ||
146 totaal | aanbod maximaal 106 | 105 zonder bezoek |
Ingestemd is met de realisatie van 106 parkeerplaatsen, waarbij Ter Weel er nadrukkelijk op wordt gewezen dat het parkeren alleen voor eigen bewoners en personeel is bestemd en bezoekers elders (betaald of op grotere afstand) moeten parkeren, tenzij uit een in een later stadium door Ter Weel en de gemeente te houden evaluatie blijkt dat er een structureel overschot aan parkeerplaatsen op eigen terrein is. Een mogelijke consequentie is dat de druk op het parkeerterrein Oostwal toeneemt.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door
het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie
als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen
activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van
risicobronnen dienen te worden getoetst aan de genoemde regelgeving.
In de directe omgeving van het plangebied staan geen gevaarlijke inrichtingen. Wel ligt er door Goes een spoor wat onderdeel is van het Basisnet (spoorlijn Sloehaven - Roosendaal West). Over het spoor vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied is op circa 800 meter van het spoor gelegen. Het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorroute leidt niet tot een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). Het plangebied is als gevolg van het transport van giftige stoffen wel binnen het invloedsgebied van de spoorlijn gelegen. De aanwezigen binnen het plangebied dragen echter niet significant bij aan de hoogte van het groepsrisico. Ten aanzien van de incidentscenario's is gezien de grote afstand van het plangebied tot het spoor alleen het toxische scenario relevant. Het gebouw wordt op een juiste manier ingericht (ventilatie is uitschakelbaar), wat schuilen mogelijk maakt.
Voor het overige liggen er geen buisleidingen of routes van het Basisnet weg of water in de omgeving van het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Op het terrein zijn twee nutsvoorzieningen aanwezig. Het betreffen twee elektriciteitskasten. In verband met het bouwplan zullen deze verplaatst moeten worden. Hierover zal afstemming plaatsvinden met de beheerder.
Omdat het nieuwe gebouw anders gesitueerd wordt dan het huidige gebouw en het een gebouw met hoge delen betreft, is een beoordeling voor het effect op bezonning op omliggende panden gewenst. Het betreft met name de panden die zijn gelegen aan de Kievitlaan. Overigens is in het nieuwbouwplan aan deze zijde een deel met drie bouwlagen gesitueerd met een maximale hoogte van 10 meter. In de huidige situatie is ter plaatse een gebouw met een bouwhoogte van 20 meter aanwezig.
Door Archikon is een bezonningsstudie uitgevoerd (zie Bijlage 6). Hierbij is de lichte TNO-norm als uitgangspunt genomen. Er is geen wet- en regelgeving voor bezonning. De TNO-norm is de meeste gehanteerde norm. De lichte TNO-norm houdt in dat ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober in het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam of op de gevel. Deze normen worden alleen toegepast op gevels die zon kunnen ontvangen. Voor de locatie Gasthuis betreft dit de woningen aan de Kievitlaan. Uit de bezonningsstudie blijkt dat na realisatie van het nieuwe gebouw overal minimaal 2 uur bezonning op de voorgevel aanwezig is. In enkele gevallen neemt het aantal zonuren af, maar dit is met maximaal 1 uur. Ook dan is er nog steeds minimaal 2 zonuren per dag aanwezig. Daarmee wordt voldaan aan de lichte TNO-norm en is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Figuur 7 | Situatie bebouwing Kievitlaan (bron: Archikon)
Alle relevante aspecten voor de kwaliteit van de leefomgeving zijn onderzocht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor het voorgenomen plan.
De plangrens volgt de bestemmingsgrens van de bestemming 'Maatschappelijk' uit het voorgaande bestemmingsplan (zie figuur 8). Het noordelijke deel van het plangebied krijgt de bestemming 'Wonen' met de functieaanduiding 'maatschappelijk'. Ook voor een deel aan de zuidkant van het plangebied geldt de bestemming 'Wonen' met de functieaanduiding 'maatschappelijk'. Het middelste deel van het plangebied krijgt de bestemming 'Maatschappelijk' met de functieaanduiding 'wonen'. Er is voor deze vorm van bestemming gekozen omdat het deel met de bestemming 'Wonen' vooral woningen bevat en het deel maatschappelijk vooral maatschappelijke voorzieningen zoals zorgeenheden.
Voor vrijwel het gehele plangebied is een bouwvlak opgenomen. Er zijn percentages opgenomen om het toegestane oppervlakte aan bebouwing te reguleren. Voor het noordelijke deel van het plangebied met de bestemming 'Wonen' is dit 40%, voor het deel met de bestemming 'Maatschappelijk' is dit 80% en voor het zuidelijke deel met de bestemming 'Wonen' is dit 100%.
Omdat er verschillende hoogteaccenten in het bouwplan zijn opgenomen, gelden er voor delen van het plangebied verschillende goot- en bouwhoogten. De begrenzing van deze hoogte-aanduidingen is circa 1 meter ruimer opgenomen ten opzichte van het bouwplan ten behoeve van enige schuifruimte bij de verdere uitwerking van het bouwplan. Voor het deel met de verbindingsbrug is de aanduiding 'onderdoorgang' opgenomen.
Figuur 8 | De verbeelding
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
De plangrens op de verbeelding in het onderhavige plan volgt de huidige bestemming 'Maatschappelijk' die opgenomen is in het bestemmingsplan 'Goes-Oost'. Op de verbeelding zijn maatvoeringen opgenomen. Dit betreft de goot- en bouwhoogte en het maximum toegestane bebouwingspercentage. Daarnaast is de bouwaanduiding 'onderdoorgang' opgenomen. Het bouwvlak geldt voor vrijwel het gehele plangebied.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' is opgenomen voor een groot deel van het zuidelijke deel van het complex. In dit deel van het gebouw is de hoofdfunctie de verpleeghuiszorgplaatsen en de algemene voorzieningen. Daarnaast is er een aantal koopappartementen gesitueerd. Hiervoor is de functieaanduiding 'Wonen' opgenomen. Daarnaast is de bouwaanduiding 'onderdoorgang' opgenomen. Doordat deze aanduiding is opgenomen is de doorgang van de Oostsingel naar de Reigerstraat gewaarborgd. De goot- en bouwhoogten zijn opgenomen op de verbeelding. Verder is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee de aanplant van groen in het plangebied wordt gewaarborgd.
Artikel 4 Wonen
Voor het noordelijke deel van het gebouw en een deel van het zuidelijke deel is de bestemming 'Wonen' opgenomen. In deze delen van het gebouw zijn voornamelijk koopappartementen gesitueerd. Omdat de appartementen specifiek bedoeld zijn voor ouderen met een zorgvraag is er een duidelijke link met een maatschappelijke functie. Om dit te waarborgen is de functieaanduiding 'maatschappelijk' opgenomen. De geldende goot- en bouwhoogten zijn opgenomen op de verbeelding. Ook is in deze bestemming de bouwaanduiding 'onderdoorgang' opgenomen ter plaatse van de verbindingsbrug. Tevens is in de regels wederom een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee de aanplant van groen in het plangebied wordt gewaarborgd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, balkons, liftkokers, afdaken en erkers mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt. Daarnaast zijn in dit artikel regels ten aanzien van parkeergelegenheid laad - en losruimte opgenomen.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Algemene procedureregels
Dit artikel bevat algemene procedureregels voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 9.
Overgang- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
De gemeenteraad heeft tot taak bestemmingsplannen vast te stellen voor het grondgebied van de gemeente. In elk bestemmingsplan wordt het door de gemeente gewenste ruimtelijke beleid voor een bepaald gebied vertaald. Een nieuw bestemmingsplan legt de bestaande ruimtelijke kaders vast en bepaalt de grenzen waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. Het biedt de gemeente een actueel beleidsmatig en juridisch toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven in een specifiek gebied.
Om de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde leefomgeving te behouden en te verbeteren, is het noodzakelijk dat na het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan ook zorg gedragen wordt voor de handhaving daarvan. Het uitblijven van handhavend optreden tegen de overtreding van regels die in een bestemmingsplan worden gesteld aan de bebouwing en inrichting van gronden, leidt tot rechtsongelijkheid en vermindert het vertrouwen van de burger in het gemeentebestuur.
Onder handhaving wordt verstaan het nemen van maatregelen om de naleving van wettelijke voorschriften te bevorderen. Handhaving betreft dus niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders met behulp van sanctiemiddelen. Daaraan voorafgaand is het gewenst dat er heldere en hanteerbare regels zijn, het verschaffen van inzicht in die regels - zodat een ieder het vanzelfsprekend acht zich aan de gestelde norm te houden - en het houden van toezicht op de naleving ervan. Een eerste vereiste voor een goede handhaving is derhalve een bestemmingsplan met handhaafbare regels. Dat wil zeggen regels die zodanig zijn opgesteld dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn.
Voorlichting en preventief optreden vormen de basis voor een effectief handhavingsbeleid. Een goede informatievoorziening draagt bij aan een verbetering van de naleving van bestemmingsplannen. Hoewel sanctionering in de meest optimale situatie niet nodig zou moeten zijn, zullen zich in de praktijk altijd gevallen voordoen waarin achteraf opgetreden moet worden tegen illegale situaties. In veel gevallen besluit het college van burgemeester en wethouders een overtreding gedwongen te laten beëindigen en daartoe zonodig wettelijke dwangmiddelen te gebruiken, zoals het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom.
De doelstelling van handhaving is het bereiken van goede naleving van wettelijke regels. Handhaving is een beginselplicht, welke door middel van het voeren van een transparant beleid ingezet moet worden als instrument voor de naleving van de regels, om hiermee een leefbare en veilige woonomgeving te garanderen voor de inwoners van de gemeente. Het bureau Toezicht en Handhaving van de afdeling Vergunningen en Handhaving is, namens het college, belast met het toezicht op de naleving van onder meer de ruimtelijke regelgeving. Deze taak wordt zo veel mogelijk consistent en stelselmatig uitgevoerd, zodat aan de beginselen van behoorlijk bestuur zoals rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en zorgvuldigheid kan worden voldaan. Daarvoor is het nodig handhavingsbeleid vast te stellen.
Het handhavingsbeleid is, zoals vele andersoortige beleidsvelden, altijd in beweging. Met behulp van monitoring wordt periodiek geëvalueerd en wordt zonodig het beleid bijgesteld. Het Goese handhavingsbeleid kent een planning&control-cyclus van 4 jaar, waarbij jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma wordt vastgesteld. In juni van 2008 heeft het gemeentebestuur van Goes het meest recente handhavingsbeleid, de nota integraal handhavingsbeleid 2008-2012, vastgesteld. Het vastgestelde handhavingsbeleid is erop gericht om zo veel mogelijk integraal te handhaven.
Wanneer een overtreding niet vrijwillig wordt beëindigd, wordt doorgaans gekozen voor het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom om een overtreder te dwingen een illegale situatie te beëindigen. Deze bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen hebben een reparatoir karakter en zijn met vele juridische waarborgen omkleed.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
In het onderhavige plan is sprake van een dergelijk bouwplan. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten. De ontwikkelkosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer, net als eventuele planschade. De ontwikkeling heeft geen negatieve financiële gevolgen voor de gemeente Goes.
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan toegezonden aan de provincie, DNWG, VRZ en het waterschap.
De gemeente Goes heeft een inspraakverordening. De inspraakprocedure heeft conform deze verordening plaatsgevonden. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie in te dienen. Het resultaat van de inspraak is verwoord in een 'Nota inspraak en overleg'. Deze nota is als Bijlage 7 bij het bestemmingsplan gevoegd. De inspraakreacties hebben aanleiding gegeven wijzigingen in het bestemmingsplan door te voeren. Het betreft een aanpassing van het bouwvlak ter hoogte van de vleugel aan de zijde van de Oostwal en verlaging van het percentage aan detailhandel en horeca als ondergeschikte nevenactiviteit van 15% naar 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro jo afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.