2.2.1 Omgevingsplan
Analyse
Het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012, vastgesteld op 30 juni 2006, is het beleidsplan van de provincie dat op hoofdlijnen aangeeft hoe de provincie er over vijftien tot twintig jaar uit moet zien.
Duurzaam ontwikkelen vormt het centrale uitgangspunt voor het Omgevingsplan Zeeland.
Dit uitgangspunt is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid:
- het versterken van de bijzondere Zeeuwse omgevingskwaliteiten;
- het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het vasthouden aan een gematigde bevolkingsgroei;
- het faciliteren van de noodzakelijke en gewenste economische dynamiek.
Omgevingskwaliteit bij afwegen nieuwe ontwikkelingen
Het omgevingsplan biedt meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, maar de inpassing van deze ontwikkelingen mag niet ten koste gaan van de omgevingskwaliteiten. Derhalve is onderscheid gemaakt in een tweetal gebiedsgerichte strategieën:
-
1. beschermen;
-
2. ruimte voor een nadere afweging.
Bij het afwegen van de inpassing van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven spelen de volgende algemene aspecten bij deze strategie een rol:
- gewenste ontwikkeling: de keuze voor wat wenselijke ontwikkelingen zijn, wordt ingegeven op basis van de gewenste economische, sociaal-culturele en ruimtelijke dynamiek. Het al dan niet wenselijk zijn van een ontwikkeling wordt veelal ingegeven door beleidskeuzes;
- locatiekeuze: de locatiekeuze is sterk van invloed op het effect dat een ontwikkeling heeft op de omgevingskwaliteit. Als de verschillende omgevingskwaliteiten op een goede manier geanalyseerd worden dan werken ze sturend op de locatiekeuze. De mate van sturing zal per locatie verschillend uitpakken vanwege de verschillen in omgevingskwaliteit;
- vormgeving: nieuwe ontwikkelingen dienen de omgevingskwaliteiten te benutten. Door de vormgeving van de bebouwde én de onbebouwde omgeving van de nieuwe ontwikkeling wordt hier invulling aan gegeven. De vormgeving van nieuwe bebouwing dient dan ook qua hoogte, massa, materiaalgebruik, schaal en maatverhouding aansluiting te zoeken bij de omgevingskwaliteiten van de beoogde locatie, de omgeving en de reeds gerealiseerde bebouwing. Bij de vormgeving van de onbebouwde omgeving is het minstens zo belangrijk om de omgevingskwaliteiten te benutten. Hierbij gaat het om de structuur, de inrichting en de aankleding van de onbebouwde ruimte en de aansluiting op de directe omgeving of de landschappelijke inpassing;
- bijdrage versterking omgevingskwaliteiten: uitgangspunt is dat in een aantal situaties van nieuwe projecten of initiatieven een directe bijdrage geleverd moet worden aan het versterken van de omgevingskwaliteiten. De manier waarop uitwerking is gegeven aan dit principe, in een concreet project of een gebied, maakt onderdeel uit van de uiteindelijke afweging van het al dan niet inpasbaar zijn van een nieuwe ontwikkeling;
- wettelijke eisen: in ieder geval dient een ontwikkeling of initiatief te voldoen aan alle (sectorale) wettelijke vereisten. In dit afwegingskader is dit aspect van wettelijke vereisten een bijzonder aspect, omdat het niet voldoen aan deze voorwaarde een nadere afweging op basis van de andere aspecten uitsluit.
Taakstelling
Om voldoende aandacht voor het bestaand bebouwd gebied te genereren, hebben gemeenten de taakstelling om in hun gemeentelijke woningbouwplanningen 50% van de woningbouwproductie binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied te realiseren (inbreiding). Het gaat hierbij om de bruto woningbouwproductie (het totale aantal gebouwde woningen zonder aftrek van de gesloopte woningen). Deze doelstelling wordt getoetst op gemeentelijke schaal.
Toetsing en conclusie
Het volgende wordt geconstateerd:
- dit bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk betrekking op de actualisering van de geldende regeling en het afstemmen ervan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening;
- het dorp Borssele is bestaand bebouwd gebied. Inbreiding is hier mogelijk, voor zover de kwaliteit en de leefbaarheid wordt gewaarborgd;
- in geval van ontwikkelingen in de kern Borssele is sprake van bestaand bebouwd gebied, waar het vereveningsprincipe niet op van toepassing is. Er hoeft niet extra te worden geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit;
- er zijn behoudens beperkte, kleinschalige wijzigingsbevoegdheden binnen het bestaand bebouwd gebied, geen uitbreidingen of herontwikkelingen voorzien. Beperkte inbreiding door wijzigingsbevoegdheden (ook ten behoeve van woningbouw) is passend binnen het beleidskader;
- er wordt voldaan aan de taakstelling de woningbouwplanning af te stemmen op het bestaand bebouwd gebied.
Het Omgevingsplan vormt derhalve geen belemmering voor de actualisering.
2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland (PRVZ)
Analyse
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland zijn de volgende onderwerpen als provinciaal belang aangemerkt:
- wonen;
- bedrijven;
- detailhandel;
- kantoren;
- windenergie;
- natuur.
Toetsing en conclusie
De volgende bevindingen worden gedaan:
- het plan betreft een actualisering van de geldende juridische regeling;
- het plan omvat bestaand bebouwd gebied blijkens de kaart in de bijlage bij de verordening. Er zijn géén nieuwe woongebieden, of voorzieningen (kantoren, bedrijven, detailhandel) voorzien. Huidige functies blijven behouden;
- beperkte wijzigingsbevoegdheden steken in op zorgvuldig en toegesneden ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied;
- de huidige regeling voor het behoud van landschap en natuurwaarden wordt vertaald naar SVBP;
- er zijn geen molenbeschermingszones aanwezig.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen actualisering van de regeling binnen de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland past.