direct naar inhoud van Artikel 11 Kantoor
Plan: Kern Borssele 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0654.BPBS2012-vo02

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Bestemming

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

11.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven nadere aanwijzingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven voorgevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd. Indien voor een bouwperceel twee voorgevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel voor tenminste 50% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw in de op de kaart aangegeven voorgevellijn te worden gebouwd;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw zal minimaal 4,8 meter bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling minimaal 30°;
  • f. de achtergevel mag maximaal op de helft van de afstand tussen de voorgevel van de hoofdgebouwen en de achtergrens van het bouwperceel zijn gelegen met een maximum afstand van 15 meter;
  • g. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - nokrichting - 1" dient de nokrichting evenwijdig aan de voorgevel te worden gebouwd.

11.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij hoofdgebouwen mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. de bebouwde oppervlakte van het achtererf mag maximaal 50% bedragen met een maximum van 40 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder lid 11.2.2, sub b mag voor achtererven groter dan 80 m² dit maximum worden overschreden met 10% van het verschil in grootte, zulks met een absoluut maximum van 90 m²;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30°.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij hoofdgebouwen mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder lid 11.2.3, sub a bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór (het verlengde van) de voorgevellijn, alsmede binnen 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn, maximaal 1 meter.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken middels omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.1, sub b voor het oprichten van een deel van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven voorgevellijn, mits tenminste 50% van de totale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw wel in de op de kaart aangegeven voorgevellijn wordt gebouwd;
  • b. lid 11.2.1, sub d mits deze maat met maximaal 1 meter zal worden overschreden;
  • c. lid 11.2.3, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

11.3.2 Vergunningvereiste

De in lid 11.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.3.3 Procedureregel

Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.3.1, sub a, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.