direct naar inhoud van Artikel 20 Waarde - Archeologie
Plan: Wijckel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0653.BPL2012240001-VG01

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. een omgevingsvergunning voor bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning een of meer van de volgende voorschriften worden verbonden:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
  • 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden en het afgraven van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen
    van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, tenzij deze in het kader van onderzoek naar de mogelijke historische vindplaatsen wordt uitgevoerd.

Het in 20.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
20.3.2 .
20.3.3 Toetsing

De in 20.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden van het gebied. Bij de beoordeling hiervan zal de provinciaal archeoloog worden geraadpleegd.

20.3.4 Archeologisch rapport

De omgevingsvergunning als bedoeld in 18.3.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld.