Artikel 4 Centrum (C)
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor "Centrum" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. woningen, met inbegrip van beroepsactiviteiten in en bij de woning
-
b. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van perifere detailhandel;
-
c. dienstverlening;
-
d. kantoren;
-
e. toegangsportalen van op de verdiepingen gelegen woningen, alsmede toegangen van ondergrondse parkeergarages;
-
f. aan- of bijgebouwen en andere bouwwerken, zoals pergola's en erfafscheidingen;
-
g. tuinen, erven en paden;
-
h. watergangen;
met dien verstande dat:
-
i. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroepsactiviteiten binnen de woning en de daarbij horende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 35% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50 m2;
alsmede voor:
-
j. ter plaatse van de aanduiding "brandweerkazerne": een brandweerkazerne;
-
k. ter plaatse van de aanduiding "horeca": horecagebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen voor zover die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten (bijlage);
-
l. ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek": het behoud en herstel van karakteristieke bebouwing.
4.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven
aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 4, lid 1.1 genoemde bestemming
worden gebouwd:
-
a. hoofdgebouwen;
-
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
-
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
d. overkappingen.
4.2 Bouwregels
De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
-
b. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat deze op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dienen te worden gesitueerd;
-
c. de gezamenlijk oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen bijgebouwen, uit- of aanbouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m2, mits de oppervlakte van het bijbehorende erf voor niet minder dan 50% onbebouwd en onoverdekt zal blijven;
-
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat buiten het bouwvlak geen overkappingen mogen worden opgericht.
-
e. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
-
f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter boven de toegestane goothoogte;
-
g. de goothoogte en bouwhoogte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde bedragen ten hoogste:
bouwwerken
|
max. goothoogte
|
max. bouwhoogte
|
aan- of uitbouwen en bijgebouwen
|
3,30 m
|
6 m
|
overkappingen en pergola's
|
n.v.t.
|
3 m
|
erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn
|
n.v.t.
|
2 m
|
overige erfafscheidingen
|
n.v.t.
|
1 m
|
overige andere bouwwerken
|
n.v.t.
|
3 m
|
-
h. het bepaalde in artikel 18 Algemene bouwregels.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een
bouwvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de vorm, de
afmetingen, dakbeëindiging, kapvorm en bouwhoogte van bebouwing.
4.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien dit naar hun oordeel
noodzakelijk is, vanuit:
-
a. milieuhygiënisch, verkeerskundig, ecologisch, landschappelijk, natuurwetenschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt, één en ander mede gelet op de aard van de bedrijfsvoering en de ligging, alsmede de omvang van het bedrijf;
-
b. het voorkomen van aantasting van karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek";
-
c. het behoud van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
-
d. het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen:
-
a. van het bepaalde in artikel 4, lid 2 onder c voor een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2, mits het totale bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 50%;
-
b. van het bepaalde in artikel 4, lid 2 onder c voor de bouw van bijgebouwen ten behoeve van kantoor en/of praktijkruimten ten behoeve van een "vrij" beroep tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 60 m2, met dien verstande dat:
- het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogte 50% bedraagt;
- er geen onevenredige verkeersoverlast te verwachten is;
-
c. van het bepaalde in artikel 4, lid 2 onder c voor de bouw van bijgebouwen ten behoeve van mindervalide tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 100 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 60% bedraagt;
4.4.2 Procedureregel:
Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 4, lid 4.1 zijn de algemene procedureregels van toepassing zoals opgenomen in artikel 22 van deze regels.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 De uitoefening van bedrijfsactiviteiten in of bij een woning en de daarbij behorende
aan- of uitbouwen, bijgebouwen is uitsluitend toegestaan indien:
-
a. de bedrijfsactiviteiten deel passen binnen categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage), dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving;
-
b. maximaal 35% van het totale bruto vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de bedrijfsactiviteiten;
-
c. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens bewoner van de woning;
-
d. de bedrijfsactiviteiten dienen qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
-
e. de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
-
f. er ontstaat geen ernstige of onevenredige hinder voor het woonmilieu en er vinden geen activiteiten plaats die vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
-
g. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat
- het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigenterrein dient plaats te vinden;
- behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;