Plan: | Buitengebied Zwijndrecht |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002 |
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:
enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor
In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
In de toekomst zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Zowel in het plangebied als in de directe omgeving van het plangebied ligt een aantal risicovolle inrichtingen. Een inrichting die grote invloed heeft op de veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied is het rangeerterrein Kijfhoek. Hieronder zal allereerst op de risico's als gevolg van deze inrichting worden ingegaan. Vervolgens wordt ingegaan op de risico's van de overige risicovolle inrichtingen.
Het rangeerterrein Kijfhoek is een inrichting die onder het Bevi valt en beschikt over een milieuvergunning. Deze vergunning is op 16 juni 2009 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ambtshalve gewijzigd. De wijziging betrof het toepassen van een andere rekenmethodiek voor het berekenen van de risico's, het opleggen van risicomonitoringssystemen en het aanpassen van de voorschriften met betrekking tot de risico's. In het kader van deze wijziging is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Uit deze QRA blijkt dat in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour liggen (zie figuur 5.1). Voorliggend bestemmingsplan maakt dergelijke objecten hier ook niet mogelijk. Het PR vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Naast het PR is het invloedsgebied van het GR van het rangeerterrein Kijfhoek van belang. Dit invloedsgebied is zeer ruim (circa 5 km). Een groot deel van het plangebied ligt dus binnen dit invloedsgebied. Aangezien voorliggend bestemmingsplan consoliderend van aard is, heeft de vaststelling geen invloed op de hoogte van het GR als gevolg van dit rangeerterrein. Uit bovengenoemde QRA blijkt dat de oriëntatiewaarde van het GR niet wordt overschreden. Een uitgebreide verantwoording van het GR is daarom niet noodzakelijk. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Figuur 5.1 Ligging PR 10-6-contour over het plangebied (bron: www.risicokaart.nl)
Overige risicovolle inrichtingen
In het plangebied ligt een aantal risicovolle inrichtingen. Het gaat hier om twee propaantanks met een PR 10-6-contour van maximaal 25 m, het zwembad aan de Molenweg en de opslag van munitie aan de Lindeweg. Binnen de PR 10-6-contour van de propaantanks zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Dergelijke objecten worden hier ook niet mogelijk gemaakt. Voor geen van deze inrichtingen geldt een invloedsgebied voor het GR. De PR 10-6-contour van het zwembad ligt niet buiten de inrichting zelf. De PR 10-6-contour van de munitieopslag aan de Lindeweg valt grotendeels over het eigen terrein. Aan de twee zijkanten loopt de contour over een akkerbouwgebied en naar de achterzijde over een weiland. Er zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig binnen de contour en deze worden hier ook niet mogelijk gemaakt.
Ook in de omgeving van het plangebied ligt een aantal risicovolle inrichtingen. Hiervan is het lpg-tankstation aan de Munnikensteeg voor dit bestemmingsplan van belang. Dit lpg-tankstation heeft een vergunde jaardoorzet van minder dan 1.000 m³ lpg. Voor een dergelijk tankstation gelden verschillende PR 10-6-contouren. De grootste is die rond het vulpunt. Deze bedraagt 35 m. Een klein deel van deze risicocontour ligt over het plangebied. Binnen deze risicocontour zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Dergelijke objecten worden hier ook niet mogelijk gemaakt. Het PR vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 150 m. Een deel van het plangebied ligt binnen dit invloedsgebied. Aangezien het GR in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt en de vaststelling van dit consoliderende bestemmingsplan geen invloed heeft op de hoogte van het GR, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Ook aan de Industrieweg te Heerjansdam ligt een tankstation met lpg-installatie. Omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van deze inrichting ligt, vormt deze inrichting geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Door het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over de weg vervoerd. Dergelijk vervoer vindt wel plaats over de A16. De kortste afstand tussen het plangebied en deze weg bedraagt ongeveer 380 m. Uit informatie van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, 2011) blijkt dat het invloedsgebied van deze weg 325 m bedraagt. Aangezien het plangebied buiten het invloedsgebied ligt, vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In het zuiden grenst het plangebied aan de Oude Maas. Uit bovengenoemde Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat over deze vaarweg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De PR 10-6-contour ligt echter niet buiten de oever. Uit de analyse externe veiligheid regio Zuid-Holland Zuid (Milieudienst Zuid-Holland Zuid, 2009) blijkt dat voor deze vaarweg de PR 10-8-contour – indicatief voor het invloedsgebied voor het GR – 225 m vanuit het hart van de vaarweg ligt. De oriëntatiewaarde wordt volgens deze veiligheidsanalyse niet overschreden. Aangezien de vaststelling van dit consoliderende bestemmingsplan geen invloed heeft op de hoogte van het GR, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen. Het plasbrandaandachtsgebied voor deze vaarweg ligt 40 m landinwaarts vanaf de waterlijn. In een dergelijk aandachtsgebied geldt dat aan de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten een zorgvuldige belangenafweging ten grondslag moet liggen. Het consoliderende bestemmingsplan maakt dergelijke objecten hier niet mogelijk. Daarom vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Door het plangebied loopt de spoorverbinding Rotterdam-Breda. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De PR 10-6-contour ligt enkele meters buiten het spoor. In het plangebied liggen geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour van deze spoorlijn. Dergelijke objecten worden hier ook niet mogelijk gemaakt. Het plasbrandaandachtsgebied van deze spoorlijn ligt op 30 m uit de rand van de spoorlijn. In een dergelijk aandachtsgebied geldt dat aan de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten een zorgvuldige belangenafweging ten grondslag moet liggen. Het consoliderend bestemmingsplan maakt dergelijke objecten echter niet mogelijk. Het plasbrandaandachtsgebied vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan. De vaststelling van dit bestemmingsplan heeft geen invloed op de hoogte van het GR. In de huidige situatie ligt het GR onder de oriëntatiewaarde (Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, 6 oktober 2011). Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen
In het plangebied ligt een aantal leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De kenmerken van deze leidingen staan in tabel 5.2.
Tabel 5.2 Risicovolle leidingen gemeente Zwijndrecht
transportroute deel | gevaarlijke stof | druk (bar) | diameter (inch) | PR 10-6-contour (m) | invloedsgebied GR | GR (ten opzichte van oriëntatiewaarde) |
W-507-01-KR | aardgas | 40 | 12 | 0 | 140 | onbekend |
W-507-14-KR | aardgas | 40 | 8 | 0 | 95 | onbekend |
Air Products Nederland | waterstof | 44 | 6 | 25 | onbekend | <0,1 maal de OW |
De PR 10-6-contouren van de hogedruk aardgasleidingen liggen nergens buiten de leiding. De PR 10-6-contour van de waterstofleiding ligt echter wel buiten de leiding. Uit onderzoek van Aviv (Aviv, 27 april 2011) blijkt dat binnen het plangebied één kwetsbaar object binnen deze PR 10-6-contour ligt. Het gaat hier om een woning aan de Molenweg 43. Met de leidingexploitant zal nader overleg worden gevoerd over te nemen maatregelen om deze situatie te beëindigen. Het GR van deze leiding ligt een factor 1.400 onder de oriëntatiewaarde. Aangezien de vaststelling van dit consoliderende bestemmingsplan niet tot een toename van het GR leidt, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven.
Het GR van deze leidingen zal in het kader van het ontwerpbestemmingsplan worden berekend en verantwoord. Gezien de aard van de omgeving (landelijk gebied met relatief weinig en lage bebouwing), wordt er vooralsnog van uitgegaan dat het GR onder de oriëntatiewaarde ligt. Omdat de vaststelling van het consoliderende bestemmingsplan geen invloed op de hoogte van het GR heeft, kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.
Voor alle leidingen geldt een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de leidingen. Deze belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding.
Verantwoording groepsrisico
Voor de verantwoording van het GR is advies aangevraagd aan de regionale brandweer, zie Bijlage 2. In het ontwerpbestemmingsplan is het advies van de VRR verwerkt. Tevens is het GR verantwoord, zie Bijlage 3. Gelet op het feit dat de toename van het GR nihil is, er verschillende ontsluitingsmogelijkheden zijn voor het buitengebied en het feit dat er voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn, acht de gemeente de situatie acceptabel.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.