direct naar inhoud van 4.9 Ecologie
Plan: Bakestein
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0642.bp13bakestein-3001

4.9 Ecologie

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, park, plantsoen en watergangen.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reƫel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

De groenstroken tussen het spoor en het sportpark, boven de Sophiaspoortunnel en de groenvoorzieningen tussen de sportvelden zijn ecologisch het meest waardevol. Hier kunnen vogels broeden en mogelijk vormen deze gebieden ook een belangrijk onderdeel van het leefgebied van vleermuizen. Daarnaast komen in het plangebied naar verwachting enkele algemeen voorkomende en licht beschermde soorten voor, zoals de brede wespenorchis, egel en veldmuis. In de watergangen komt mogelijk de beschermde kleine modderkruiper voor. In het bestemmingsplan zijn deze watergangen en groenzones bestemd als groen en water, waarmee het voortbestaan van deze elementen planologisch geborgd is.

Conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en zal dan ook niet leiden tot aantasting van beschermde soorten. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het plan niet in de weg.