direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: De Geer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd:

  • a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf per bouwvlak, in de vorm van akker- of vollegrondstuinbouw, grondgebonden veehouderij of fruitteelt;
  • b. detailhandel in goederen welke ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt voor zover zulks geen zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;
  • c. één bedrijfswoning per bouwvlak met aan-huis-gebonden bedrijven en beroepen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat bij ieder agrarisch bedrijf ten hoogste één agrarisch bedrijfsgebouw zoals een veldschuur of een melkstal buiten het bouwvlak mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de grondoppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  • b. de maximale goothoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' ten hoogste de aangegeven goothoogte;
  • c. de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • d. binnen de bestemming mogen kassen worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 2. het gezamelijk grondoppervlak niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • e. per bouwvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan waarvan de totale inhoud niet meer mag bedragen dan 500 m³.

3.2.2 aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
  • a. aan-, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning dienen binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. het gezamenlijke oppervlakte bedraagt ten hoogste 30 m²;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voortuinen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van krachtvoer, kunstmest- en ruwvoedersilo's bedraagt ten hoogste 12 m;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen, open constructies en carports bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 12 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. het bepaalde in artikel 3.2.1. sub a. voor het veranderen van de vorm, dan wel het vergroten van een op de kaart aangegeven bouwvlak, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening wenselijk of noodzakelijk is, mits:
      • de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak zal worden afgestemd op de voorgenomen bedrijfsuitbreiding;
      • het totale oppervlak van het bouwvlak niet groter wordt dan 1 ha;
      • de vormverandering c.q. vergroting van het bouwperceel geen verkleining van de afstand tussen het bouwvlak en de grens van de weg zal inhouden;
      • de bestaande, bij het agrarische bedrijf behorende gebouwen, met uitzondering van de gebouwen zoals bedoeld in lid 2 onder c en j binnen de gewijzigde bebouwingsgrenzen gelegen blijven;
    • 2. het bepaalde in artikel 3.2.1. sub b. tot een goothoogte van 6,5 m;
    • 3. het bepaalde in artikel 3.2.1. sub c. tot een bouwhoogte van niet meer dan 20 m, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  • b. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroepen/bedrijven voorzover:
    • 1. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen/bedrijven niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot een maximum oppervlak van 50 m2;
    • 2. ten behoeve van aan huis verbonden beroepen/bedrijven wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huisverbonden beroep/bedrijf;
    • 5. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
    • 6. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;