direct naar inhoud van Regels
Plan: Martin Luther Kinglaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00091-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het plan Martin Luther Kinglaan met identificatienummer NL.IMRO.0637.BP00091-0003 van de gemeente Zoetermeer.

1.2 aanbouw

een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten tot en met milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten voor zover deze betrekking hebben op:

  • administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied; het houden van een webshop of een bed en breakfast;
  • ambachtelijke bedrijvigheid,

waarbij geldt dat deze activiteiten door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel en horeca.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.8 bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, verhandelen en opslag van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, winkel of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, kantine, toiletruimten, lift- en trappenhuizen en dergelijke.

1.10 begane grond

bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 eerste verdieping

tweede bouwlaag van een woning of woongebouw; een souterrain of (parkeer)kelder wordt bij het bepalen van het aantal bouwlagen niet meegerekend.

1.26 erker

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot.

1.27 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.28 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.31 geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

1.32 gestapelde woningen

een woning, deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.

1.33 gevellijn

de figuur, zoals op de verbeelding is aangegeven en de orientatie van de voorgevel aangeeft.

1.34 goothoogte

de hoogte van gebouwen die wordt bepaald door de snijlijn tussen verticaal gevelvlak en al dan niet hellend dakvlak.

1.35 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 horeca

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, bereiden voor directe consumptie van voedsel en/of dranken, exploiteren van zaalaccomodatie en het bieden van logies.

1.37 kunstwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.38 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.39 niet-gestapelde woning

een woning die niet valt onder het begrip gestapelde woningen.

1.40 onderdoorgang

een onbebouwde ruimte onder een bouwwerk die meestal ten dienste staat van verkeer, groen of water.

1.41 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.42 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.43 parkeerplaats op eigen terrein

een gebouwde of ongebouwde voorziening op eigen terrein met een minimale lengte van 5 m en een minimale breedte van 2,5 m, geschikt en toegankelijk voor het stallen van een auto.

1.44 peil
  • a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
    de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
    het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • c. in overige gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.
1.45 uitbouw

een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.46 steiger

een beloopbare constructie, aangebracht tussen palen die in (het water) langs de oever staan

1.47 vlonder

een langs een oever gelegen bouwwerk dat bestaat uit een vloerconstructie.

1.48 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.

1.49 vuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier en/of professioneel gebruik.

1.50 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 oppervlakte van een bouwperceel, erf en dergelijke

tussen de bouwperceelgrenzen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwperceel.

2.7 vloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als 'bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)'.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.9 onderlinge afstand

tussen vrijstaande gebouwen onderlinge afstand, daar waar de afstand het kleinst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. langzaam verkeersroutes;
  • d. extensieve recreatie;
  • e. in- en uitritten;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. beweiding;
  • g. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. objecten van beeldende kunst;
  • k. speelvoorzieningen.

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
  • a. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding maximaal 1,5 mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening mag maximaal 50 m2 en de bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen en kunstwerken maximaal 10 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst en speelvoorzienignen mag maximaal 10 meter mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 4 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van 'vuurwerk';
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  • b. deze gronden dienen niet te worden beschouwd als 'erf' in de zijn van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding vlonder (vlo) uitsluitend een vlonder en daarbij behorende bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de erf- en terreinafscheiding moet voor ten minste 50% van de oppervlakte opengewerkt zijn;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
  • d. de totale oppervlakte van de vlonder als bedoeld in artikel 7.1 onder c bedraagt maximaal 10 m2.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie;
  • h. het gebruik van deze gronden als steiger.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, erven en pleinen;
  • b. fietsenstallingen;
  • c. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water;
  • i. ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein (p) zijn uitsluitend parkeerplaatsen met bijbehorende ontsluiting toegestaan,

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorziening en fietsenstallingen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van nutsvoorziening mag maximaal 25 m² bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van fietsenstallingen mag maximaal 10 m2 bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van 'vuurwerk';
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

 

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensieve recreatie;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. objecten van beeldende kunst;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van kunstwerken en objecten van beeldende kunst mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen;
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie;
  • f. het gebruik van deze gronden als steiger.

 

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding gestapeld (gs) uitsluitend gestapelde woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding aaneengebouwd (aeg) uitsluitend aaneengebouwde woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang (ond) dient ten behoeve van een vrije doorgang een bebouwingsvrije hoogte van minimaal 2,30 m in acht te worden genomen ten dienste van verkeer. Deze bebouwingsvrije hoogte wordt gemeten vanaf aansluitend afgewerkt terrein.

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. objecten van beeldende kunst;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. tuinen en erven;
  • k. dakterrassen;
  • l. water;
  • m. wegen en paden;
  • n. technische installaties, daaronder begrepen voorzieningen voor het opwekken en conserveren van energie

met de daarbij behorende bouwwerken.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding mag achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een erfafscheiding mag voor de voorgevelrooilijn, maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

7.2.3 Erfbebouwing
  • a. erfbebouwing mag uitsluitend worden opgericht vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • b. van erfbebouwing mag de goothoogte niet meer bedragen dan 0,25 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. in afwijking van het gestelde in 6.2.3 onder a is één erker toegestaan voor de voorgevel met een maximum bouwhoogte van 3 meter, een maximum breedte van 2,5 meter en een maximum diepte van 0,55 meter. Op deze erker mag een balkon gerealiseerd worden met inbegrip van een afscheiding (valbeveiliging) met een maximum hoogte van 1,5 meter boven de afgewerkte dakrand van de erker;
  • d. bij de woningen grenzend aan de bestemming 'Tuin' is één erker toegestaan aan de zijgevel met een maximum bouwhoogte van 3 meter, een maximum lengte van 2,5 meter en een maximum diepte van 0,55 meter. Op deze erker mag een balkon gerealiseerd worden met inbegrip van een afscheiding (valbeveiliging) met een maximum hoogte van 1,5 meter boven de afgewerkte dakrand van de erker.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf tevens gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) mag niet meer bedragen dan de helft van de oppervlakte van de woning en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
  • er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota;
  • het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.

7.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. het bouwen van luifels, balkons, galerijen, bordessen, erkers, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  • c. het bouwen van liftinstallaties, trappenhuizen, zonnepanelen en technische installaties mits:
  • 1. de oppervlakte van de overschrijding, per liftinstallatie, trappenhuis en technische installatie, niet meer bedraagt dan 20 m²;
  • 2. de bouwhoogte van een liftinstallatie, trappenhuis, zonnepaneel of andere duurzaamheidsmaatregel en technische installatie niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  • d. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m².
9.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.1 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeren en laad- en losvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:

  • a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de normen en eisen die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
10.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1, indien wordt voldaan aan de regels en voorwaarden voor afwijking, zoals die zijn opgenomen in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning.

10.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 10.1 en kan in dat kader voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, indien dit noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid en/of om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

10.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij in afwijking van een verleende omgevingsvergunning niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

10.5 Nieuwe geluidsgevoelige objecten

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige objecten voor zover gelegen binnen een geluidszone, alleen mogelijk indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder dan wel aan het besluit hogere waarden geluid dat bij dit ruimtelijke plan is gevoegd, met inbegrip van de in dat besluit opgenomen voorwaarden en maatregelen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Martin Luther Kinglaan'.