direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening Palenstein, Van Duvenvoordepad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00075-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging en begrenzing plangebied

De wijk Palenstein ligt ten oosten van het stadscentrum van Zoetermeer. Palenstein is een van de eerste wijken van Zoetermeer die is gebouwd na de aanwijzing van Zoetermeer tot groeikern ten in 1962. De wijk is vanaf 1966 gebouwd en is met zijn grootschalige opzet (galerijflats), functiescheiding en parkachtige openbare ruimte kenmerkend voor die tijd.

De voorliggende partiële herziening heeft betrekking op de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad. De locatie maakt onderdeel uit van een markant overgangsgebied tussen het oude en nieuwe Palenstein en ligt deels aan het water, dicht bij alle centrale voorzieningen zoals scholen en het nieuwe winkelcentrum. Aan de noordzijde van de locatie ligt een openbaar kunstgrasveld dat zowel door de kinderen uit de wijk als door de scholen gebruikt wordt. Aan de noordzijde daarvan bevindt zich thans nog de te slopen flat aan de Diederik van Teylingen laan. Deze flat zal ook binnen enkel jaren gesloopt worden en plaats maken voor grondgebonden woningen. Aan de oostzijde van de locatie ligt de centrale waterpartij die door heel Palenstein loopt, met daarlangs een groene oever met een wandelpad. Aan de overkant van deze waterpartij ligt de nieuwbouw van het Castellum: een modern multifunctioneel complex met twee brede scholen, woningen en welzijnsvoorzieningen. Aan de westzijde van de locatie bevinden zich laagbouw woningen die thans gerenoveerd worden door de woningbouwcorporatie tot nul op de meter woningen. Aan deze zijde zal een weg worden aangelegd, waarlangs ook parkeerplaatsen gerealiseerd zullen worden. Aan de zuidzijde van de locatie bevindt zich een parkeerterreintje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00075-0003_0001.png"

Figuur 1: Plangebied partiële herziening bestemmingsplan Palenstein (rood omlijnd)

1.2 Aanleiding planherziening

Op de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad rust onder het bestemmingsplan 'Palenstein' de bestemming 'Woongebied' en de bestemming 'Groen'. De gemeente wil op deze locatie minimaal 15 en maximaal 18 grondgebonden woningen op basis van het principe particulier opdrachtgeverschap in de vorm van zelfbouw realiseren. Dit bestemmingsplan maakt de gewenste woningbouwontwikkeling met de daarbij behorende weg en parkeerplaatsen planologisch mogelijk.

Bestemmingsplan 'Palenstein' (2013)

In 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Palenstein' vastgesteld. Dit bestemmingsplan vormt het planologisch-juridisch kader voor de herstructurering wijk. In dat bestemmingsplan zijn de ruimtelijke randvoorwaarden voor de vervanging van de grootschalige appartementencomplexen door eengezinswoningen en nieuwe appartementen en de ontwikkelingen van nieuwe woningen op nieuwbouwlocaties vastgelegd. Zo is aan de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad de bestemming 'Woongebied' toegedeeld.

Bij de uitwerking van de plannen voor de woningen ter plaatse van de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad is gebleken dat het bestemmingsplan 'Palenstein' niet de kaders en mogelijkheden biedt die nodig zijn voor de woningbouwontwikkeling. Er is gebleken dat het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen aan de westzijde van de nieuwbouwlocatie onder het bestemmingsplan 'Palenstein' niet mogelijk is. Voorts is het onder het huidige bestemmingsplan mogelijk om gestapelde woningen ter plaatse van de nieuwbouwlocatie te bouwen. Dit acht de gemeente stedenbouwkundig gezien niet wenselijk. Daarnaast bestaat de wens om de zelfbouwers de vrijheid te geven om moderne en onderscheidende woningen te realiseren waarbij er een impuls aan de omgeving wordt gegeven.

Door middel van deze partiële herziening van het bestemmingsplan 'Palenstein' kunnen bovenstaande aspecten worden gefaciliteerd.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor onderhavig plangebied geldt het volgende bestemmingsplan:

Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen

bestemmingsplan   vaststelling Raad  
'Palenstein'   22 april 2013  

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In het bestemmingsplan 'Palenstein' is reeds een uitgebreide toetsing van het plan aan de relevante beleid, wet- en regelgeving opgenomen. In het bestemmingsplan is geconcludeerd dat de herontwikkeling van de wijk Palenstein in lijn is met het beleid en de regels van het Rijk, de provincie Zuid-Holland, de stadsregio Haaglanden en de gemeente Zoetermeer. Hierin is tevens het toedelen van de bestemming 'Woongebied' aan de locatie Van Duvenvoordepad aan het relevante beleid getoetst.

In dit hoofdstuk worden de wijzigingen die in deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt, getoetst aan het relevante beleid en wet- en regelgeving.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 22 november 2011 heeft de Tweede Kamer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken aangenomen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 het vaststellingsbesluit zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van de SVIR ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.

De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteit- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.


Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening.

De wijzigingen die in voorliggende partiële herziening mogelijk worden gemaakt, zijn in lijn met de doelstellingen van de SVIR.

2.1.2 Barro (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang uit de Structuurvisie. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de hierbij behorende ministeriële regeling zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Deze hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie.

Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij om:

  • Rijksvaarwegen;
  • Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uizonderlijke universele waarde.

In de derde tranch van 1 februari 2014, zijn de volgende twee nationale belangen toegevoegd:

  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Door de (14) nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (2017)

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'Ladder' voor duurzame verstedelijking op. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Dit betekent dat in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving wordt opgenomen van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Hierna wordt de planontwikkeling getoetst aan de Ladder, zoals deze vanaf 1 juli 2017 geldt.

De ladder is enkel van toepassing als het gaat om nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In dit geval was het bouwen van de 18 woningen reeds in het bestemmingsplan 'Palenstein' toegestaan.

De partiële herziening maakt enkel het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen mogelijk en wijzigt enkele regels van de bestemming 'Woongebied'. De aanleg van een weg en parkeerplaatsen wordt volgens de jurisprudentie en de Handreiking Ladder niet getypeerd als stedelijke ontwikkeling. Hierdoor hoeft er niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie:

Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarnaast hoeft er geen toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking plaats te vinden, daar er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Vanuit rijksbeleid zijn er geen beperkingen aan deze planontwikkeling.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Visie ruimte en mobiliteit (2014)

Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Visie Ruimte en Mobiliteit vastgesteld. De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Met deze visie wil de provincie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en beleid bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen voor mobiliteit, de bebouwde ruimte, de kwaliteit van landschap, groen en erfgoed en water, bodem en energie.

De vier rode draden die richting geven aan de gewenste ontwikkeling zijn:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. versterken stedelijk gebied (vergroten van de agglomeratiekracht);
  • 3. versterken van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving.

Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De provincie zet daarbij ten eerste in op verdichting, concentratie en specialisatie binnen het bestaande stads- en dorpsgebied. In gebieden met een eenzijdige samenstelling van functies en bevolking vormen herstructurering, stedelijke transformatie en functiemenging een belangrijke opgave. De provincie zet dus in op een efficiënte benutting van de ruimte en de netwerken, met aandacht voor de (ruimtelijke) kwaliteit. Daarbij is het ook belangrijk dat de archeologische waarden van het gebied worden betrokken in het beleid voor ruimtelijke kwaliteit en gebiedsontwikkelingen.

Het programma ruimte beschrijft de operationele doelen die voort komen uit de VRM en de realisatiemix om deze doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

Wonen
De belangrijkste opgave in het provinciale woningbouwbeleid is om voldoende geschikte huisvesting mogelijk te maken voor de veranderende bevolking. Die bevolking verandert door processen van vergrijzing, diversiteit en individualisering. Dat werkt door in de vraag naar woonmilieus. Ook de wijze waarop woningen en de woonomgeving ontwikkeld worden, verandert. Vraaggerichte, organische ontwikkeling komt steeds meer naast grootschalige, planmatige ontwikkeling. De rol van projectontwikkelaars en beleggers verandert. Dat geldt ook voor de rol van overheden en de wijze van beleid maken.
Er is een toenemende behoefte aan woningen in centrumstedelijke en buitencentrummilieus. Bouwen in het Bestaand Stedelijk en Dorpsgebied (BSD) voldoet (bij uitstek) aan deze behoefte. Daarnaast blijft vraag bestaan naar groenstedelijke, dorpse en landelijke milieus. Toevoegingen binnen bestaande stadswijken, dorpen en kleine kernen kunnen hier tot op zekere hoogte in voorzien. Ter aanvulling blijft enige uitbreiding nodig voor deze milieus en andere woningbouw die niet binnen de BSD inpasbaar blijkt te zijn met behoud van leefkwaliteit.
Binnen Zuid-Holland bestaan grote verschillen in de omvang van de woningbehoefte. Aan de ene kant zijn er gebieden waar de behoefte aan nieuwe woningen groot blijft, ook op lange termijn (na 2030). Deze liggen in of aan in de hoogstedelijke zone. Toch is de afzet van de woningbouw waarin de huidige plannen voorzien, niet altijd zeker. Dat geldt in het bijzonder voor de gemeentelijke plannen die stammen uit de Vinex-periode. Deze kenmerken zich door relatief dure eengezinswoningen aan stadsranden. Het afzetrisico van deze woningbouw wordt niet zozeer veroorzaakt door de crisis, maar is vooral het gevolg van structurele demografische ontwikkelingen.
Aan de andere kant zijn er gebieden waarvoor de prognoses een bevolkingsdaling aangeven, deels na 2030. Voor de woningbehoefte vertaalt dit zich in een geringe groei of in het geheel geen groei. Ook die ontwikkeling is structureel. Daardoor wordt het aanhouden of ontwikkelen van een grote plancapaciteit met een niet-gevraagde kwaliteit zeer risicovol. Gemeenten kunnen onderlinge concurrentie voorkomen door het maken van afspraken over planreductie, en zo de haalbaarheid van de meest kansrijke plannen vergroten. De provincie bevordert dit proces door samenwerkende gemeenten ruimte voor keuzes te geven, maar ook waar nodig grenzen te stellen.

Partiële herziening in lijn met Visie Ruimte en Mobiliteit

In de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan 'Palenstein' wordt de bestemming 'Groen' gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat er een weg met daarlangs parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd. Daarnaast vinden er enkele wijzingen plaats in de regels van de bestemming 'Woongebied'.

Hiermee wordt voldaan aan de belangrijkste opgave in het provinciale woningbouwbeleid om voldoende geschikte huisvesting mogelijk te maken voor de veranderende bevolking. Ook is in de VRM neergelegd dat de wijze waarop woningen en de woonomgeving ontwikkeld worden, verandert. Vraaggerichte en organische ontwikkeling is steeds meer wenselijk. Door het ontwikkelen van de woningen in particulier opdrachtgeverschap in de vorm van zelfbouw wordt hieraan voldaan. Daarbij wordt de maximale goothoogte losgelaten waardoor de kopers meer vrijheid hebben om woningen te ontwikkelen die aan hun smaak voldoen.

De voorliggende partiële herziening is daarmee in lijn met de doelstellingen van de VRM.

2.2.2 Verordening Ruimte 2014

In de Verordening ruimte 2014 zijn, voor onderwerpen uit de VRM met een zwaarwegend provinciaal belang, regels opgenomen voor gemeentelijke bestemmingsplannen. Op deze wijze zorgt de provincie dat het provinciale belang doorwerkt in lokale ontwikkelingen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in de Verordening Ruimte van 9 juli 2014 en de partiële wijziging van 14 december 2016 (artikel 2.1.1 van de Verordening). Op grond van dit artikel dient een bestemmingsplan waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt te voldoen aan de volgende eisen:

  • a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    • 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
    • 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toetsing aan ladder voor duurzame verstedelijking
In de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan 'Palenstein' wordt de bestemming 'Groen' gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat er een weg met daarlangs parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd. Daarnaast vinden er enkele wijzingen plaats in de regels van de bestemming 'Woongebied'.

De ontwikkeling van woningen was reeds in het bestemmingsplan 'Palenstein' mogelijk. De aanleg van een weg en parkeerplaatsen kan niet worden getypeerd als stedelijke ontwikkeling. Er hoeft derhalve niet getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, daar deze enkel van toepassing is wanneer nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan planologisch mogelijk worden gemaakt.

Ruimtelijke kwaliteit
Op grond van artikel 2.2.1, lid 1 van de Verordening ruimte (Ruimtelijke kwaliteit) kan een bestemmingsplan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Toelichting Verordening ruimte op kwaliteitsbeleid
Het kwaliteitsbeleid gaat uit van 'ja, mits': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en geldt in principe voor het grondgebied van de gehele provincie, dat wil zeggen zowel de groene ruimte als de bebouwde ruimte. De provincie hanteert hier het handelingskader ruimtelijke kwaliteit: een benadering die enerzijds onderscheid maakt in drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van grond of bebouwing) naar gelang hun impact op de omgeving en anderzijds de realisatie van bepaalde soorten ruimtelijke ontwikkelingen uitsluit in gebieden met een bepaalde beschermingscategorie. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen 1) moeten passen binnen de bestaande gebiedsidentiteit en 2) moet voldoen aan de relevante richtpunten van de Kwaliteitskaart. Als een ontwikkeling niet past bij de aard en/of de schaal van het gebied zijn ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.

Toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
In het voorliggende bestemmingsplan is er sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, namelijk het mogelijk maken van een weg en het aanleggen van parkeerplaatsen op grond waar eerst de bestemming 'Groen' van toepassing was.

Op de Kwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als 'steden en dorpen'. Als richtpunten wordt onder andere het volgende aangehouden:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp.
  • Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand.
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.

Het mogelijk maken van de weg en parkeerplaatsen ten gunste van de woningbouwontwikkeling, past binnen de bestaande gebiedsidentiteit en past qua aard en schaal bij wat er al in de directe omgeving van de nieuwbouwlocatie bestaat. Daarnaast voldoet de ontwikkeling aan de richtpunten van de Kwaliteitskaart. Gesteld kan worden dat er hier sprake is van 'inpassing', zodat aanvullende maatregelen op het vlak van ruimtelijke kwaliteit niet nodig zijn voor dit plan.

Gelet op het bovenstaande is er geen strijdigheid met de provinciale belangen.

Conclusie:

De voorliggende partiële herziening is in lijn met het provinciale beleid. Resumerend kan er worden geconcludeerd dat het plan niet getoetst hoeft te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking daar er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voorts is het plan in overeenstemming met artikel 2.2.1 lid 1 sub a (inpassen) en lid 4 (ruimtelijke kwaliteit) van de Verordening ruimte 2014. Gelet hierop is er geen strijdigheid met de provinciale belangen.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH)

De Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) is de samenwerking van 23 gemeenten. De gemeenten bundelen hun krachten om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. Om dit te bereiken zetten ze in op verbetering van de (internationale) bereikbaarheid van de metropoolregio, economische vernieuwing, transitie naar toonaangevende duurzaamheid en attractiviteit van de regio.

Deze beperkte herziening van het bestemmingsplan 'Palenstein' is niet van invloed op de regionale belangen van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Voorts worden er geen andere regionale belangen geraakt.

2.4 Gemeentelijk beleid

In het bestemmingsplan 'Palenstein' is reeds een uitgebreide toetsing van het plan aan de relevante beleid, wet- en regelgeving opgenomen. In het bestemmingsplan is geconcludeerd dat de herontwikkeling van de wijk Palenstein in lijn is met het beleid en de regels van het Rijk, de provincie Zuid-Holland, de stadsregio Haaglanden en de gemeente Zoetermeer.

Hierin is tevens het toedelen van de bestemming 'Woongebied' aan de locatie Van Duvenvoordepad aan het relevante beleid getoetst. In dit hoofdstuk worden de wijzigingen in deze partiële herziening getoetst aan het relevante beleid van de gemeente.

2.4.1 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad, verwoordt een negental opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.
In het kader van dit bestemmingsplan is met name opgave 2 (Elke buurt een toekomst bieden), van belang. In opgave 2 "Elke buurt toekomst bieden" wordt aangegeven dat de gemeente het belangrijk vindt dat elke buurt toekomst heeft en floreert. Daarmee wordt bedoeld dat de wijk voorzieningen moet bieden voor ouders en kinderen om te spelen, te leren, te sporten etc. Het betekent ook dat ouderen in de buurt moeten kunnen blijven wonen als hun gezondheid achteruit gaat. Bewoners willen dat hun woning up-to-date blijft, dat de buurt schoon en veilig is. Kortom, iedereen heeft belang bij een buurt waar het prettig wonen en werken is, waar je elkaar kunt ontmoeten en kunt meedoen aan activiteiten in de buurt. Op de visiekaart (zie figuur 2.1) wordt aangegeven dat er voor de wijk Palenstein extra moet worden ingezet op buurtvernieuwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00075-0003_0002.png"

Figuur 2.1: Kaart uit de Stadsvisie 2030.

De Stadsvisie staat het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen niet in de weg. Door het aanleggen hiervan wordt het mogelijk om de woningen op de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad te realiseren. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de opgave om extra in te zetten op buurtvernieuwing. De voorliggende partiële herziening is in lijn met de Stadsvisie 2030.

2.4.2 Woonvisie Zoetermeer (2015)

Op 8 juni 2015 heeft de gemeenteraad de Zoetermeerse Woonvisie 'samen aan de slag op de nieuwe woningmarkt' vastgesteld. Deze Woonvisie is een actualisatie van de gemeentelijke woonvisie uit 2009 en was noodzakelijk omdat de crisis op de woningmarkt ook niet aan Zoetermeer voorbij is gegaan. De keuzes uit die eerdere woonvisie zijn de afgelopen jaren echter bepalend geweest voor het woonbeleid van de stad. Op hoofdlijnen blijven deze keuzes ook in de toekomst het uitgangspunt. De nieuwe Woonvisie biedt daarentegen het kader van de gemeente om in de komende jaren in deze situatie een goed en actueel woonbeleid voor de stad te voeren. De Woonvisie vormt tevens de basis voor regionale afstemming en nieuwe prestatieafspraken met de lokaal actieve woningcorporaties. Om de woonkwaliteit van de stad te koesteren, uit te bouwen en kwaliteit toe te voegen zijn in de Woonvisie zes ambities benoemd;

  • duurzaam bouwen en renoveren;
  • betaalbare woningen voor iedereen aanbieden;
  • extra jongerenwoningen toevoegen en woonruimten voor studenten;
  • Zoetermeer levensloop bestendig maken;
  • prettige en gewilde woonwijken in stand houden en realiseren;
  • consument gericht bouwen.

Nieuwbouw
In tegenstelling tot een aantal andere gemeenten in de omgeving heeft Zoetermeer geen grote uitleglocaties meer. De afgelopen jaren is daarom – mede op basis van de woonvisie 'De groeistad voorbij' uit 2009 – reeds de stap gezet naar binnenstedelijk bouwen. Uitgangspunt daarbij was en is: de kwaliteit van het wonen in Zoetermeer gaat boven het realiseren van aantallen. In de Woonvisie is een indicatie gegeven van het aantal woningen dat Zoetermeer in de komende tien jaar nog aan de woningvoorraad kan toevoegen. Netto betreft het ruim 3.000 woningen, waarvan ongeveer 1.000 woningen in Oosterheem en zo'n 2.000 op verschillende binnenstedelijke locaties in de stad.
In 2017 heeft de raad ingestemd met een woningbouwagenda waarin voor de komende 10 tot 15 jaar wordt ingezet op de bouw van 10.000 woningen en wordt verkend een extra groei van de woningvoorraad mogelijk is. Daarbij zijn doorstromende gezinshuishoudens onderscheiden als een van de primaire doelgroepen voor wie wordt gebouwd.

In dit bestemmingsplan is voorzien in nieuwbouw van woningen en ten behoeve daarvan het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen. De invulling met maximaal 18 woningen door middel van particulier opdrachtgeverschap in de vorm van zelfbouw maakt onderdeel uit van de woningbouwopgave om ongeveer 2.000 woningen in binnenstedelijke locaties te realiseren. Dit past binnen de uitgangspunten van de Woonvisie en de woningbouwagenda.

2.4.3 De Groenkaart en Visie Biodiversiteit (2013)

De Groenkaart vormt een integraal afwegingskader voor groenfuncties in Zoetermeer en zet in op: groen op elk niveau van de stad, het waarderen van (de kwaliteit van het) groen en het verbinden van groen. Hierbij wordt een set spelregels gevoegd voor het omgaan met het groen. Onderdelen van het bomenbeleid vormen input voor het opstellen van de Groenkaart. Gelijktijdig met de Groenkaart is ook de Visie Biodiversiteit vastgesteld. De ambitie van de visie Biodiversiteit is om de biodiversiteit, en de waardering van de inwoners hiervoor, op peil te houden en waar mogelijk te vergroten. Dat moet gebeuren binnen de (afnemende) financiële mogelijkheden van de gemeente. Er wordt een stimulerende koers aangehouden gericht op samenwerking, inspiratie en communicatie, binnen de huidige budgetten.

In de Groenkaart is het plangebied aangeduid als 'Wijken en buurtgroen'. Hiervoor geldt het principe van inpassen. Dat wil zeggen dat functies die aansluiten bij het karakter en de functie van het gebied en/of de sociale veiligheid vergroten. De inrichting van het openbaar groen en inpassing van de planontwikkeling levert een bijdrage aan een geconcentreerde kwaliteitsverbetering.

Het bomenbeleid is gericht op het handhaven van het groene karakter van de gemeente Zoetermeer. Dit houdt in dat zorgvuldig om wordt gegaan met alle bomen en boomstructuren in de stad. Gestreefd wordt naar het realiseren van een boomwaardige standplaats, waarbij de boom zowel ondergronds als bovengronds voldoende ruimte heeft om uit te groeien. In de visie Biodiversiteit zijn uitgangspunten genoemd waar bij het ontwikkelen van een duurzame bomenstructuur rekening mee dient te worden gehouden. De Groenkaart geeft de bomenstructuur aan voor het vervangen van bomen.

De ontwikkelingen die met deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt, passen binnen de kaders van de Groenkaart en de Visie Biodiversiteit.

2.4.4 Actieplan verkeersveiligheid 2013

Zoetermeer heeft haar sporen in verkeersveiligheid in de afgelopen decennia verdiend. Met name door de invoering van het concept 'duurzaam veilig wegverkeer' is in de afgelopen 20 jaar veel bereikt. Zoetermeer heeft zich lange tijd kunnen profileren als één van de meest verkeersveilige steden van Nederland. Het aantal geregistreerde ongevallen en verkeersslachtoffers is sterk gedaald.

De verkeersveiligheid vraagt nog relatief meer inspanning van alle daarbij betrokken partijen. Zowel infrastructuur als het gedrag zijn oorzaak van het ontstaan van ongevallen. De eigen verantwoordelijkheid van de weggebruiker speelt, naast die van de gemeente als wegbeheerder, een belangrijke rol om ook in de toekomst de dalende lijn in de verkeersveiligheid te kunnen continueren. Het Actieplan Verkeersveiligheid 2013 beoogt om met concrete projecten invulling te geven aan het verder verbeteren van de verkeersveiligheid.

De weg in het plangebied wordt aangelegd conform het concept 'duurzaam veilig'.

2.4.5 Actieplan Fiets 2014

Zoetermeer kent een fijnmazig uitgebouwd fietsroutenetwerk. de gekozen stedenbouwkundige opzet van de stad zorgt voor een solitair, vrijliggend en barrièrevrij fietsnetwerk en daardoor een voor fietsers snelle, verkeersveilige en comfortabele bereikbaarheid van de voorzieningen, winkel- en werkgebieden, onderwijslocaties en woonwijken onderling. Desondanks bestaan er nog diverse hindernissen die de gemeente graag wegneemt.
Met het Actieplan Fiets wil Zoetermeer de bewuste keuzemogelijkheden voor de verschillende vervoerswijzen vergroten door de laatste hindernissen weg te nemen en het fietsgebruik onder zowel bestaande als nieuwe inwoners en bezoekers verder stimuleren.

Het bestemmingsplan heeft geen consequenties voor het Actieplan Fiets 2014.

2.4.6 Parkeerbeleid (2012)

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels opgesteld. Deze nota's vervangen het vorige parkeerbeleid uit 2005.

Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer

De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.

Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels

In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.

De voorliggende partiële herziening maakt het mogelijk om parkeerplaatsen en een weg aan te leggen. Bij het realiseren van de parkeerplaatsen wordt rekening gehouden met de parkeernormen, zodat er voldoende parkeerplaatsen zijn. Het is wegens de beperkte omvang van de bouwkavel niet mogelijk om parkeerplaatsen op eigen terrein aan te leggen. Om die reden worden er openbare parkeerplaatsen aangelegd. Hiermee voldoet de planontwikkeling aan de Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels.

2.4.7 Mobiliteitsvisie 2017 - 2030

Het afgelopen decennium heeft de gemeente Zoetermeer met haar partners invulling gegeven aan de Nota Mobiliteit uit 2005. De doelen die in deze Nota zijn gesteld, zijn verwezeniljkt. Twaalf jaar later is het tijd om dit beleid tegen het licht te houden en waar nodig te actualiseren. Dat heeft geresulteerd in de Mobiliteitsvisie 2017 - 2030, waarin een nieuwe kijk op de mobiliteit van de toekomst is ontwikkeld.

Zoetermeer gaat voor uitbreiding, vernieuwing en innovatie en streeft er naar de best bereikbare en verkeersveilige stad van Nederland te zijn. Om deze ambitie te realiseren, worden in de Mobiliteitsvisie twee doelstellingen gegeven. Bij de eerste doelstelling 'Zoetermeer leefbaar en vitaal' staat de vraag centraal hoe de stad omgaat met de toenemende verkeersdruk. Bij de tweede doelstelling, 'Zoetermeer centraal in de MRDH en de Randstad' gaat het om de vraag hoe Zoetermeer haar centrale positie in de MRDH en de Randstad beter kan benutten.

Het bestemmingsplan heeft geen consequenties voor de Mobiliteitsvisie 2017 - 2030.

2.5 Conclusie

Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het rijksbeleid, provinciaal beleid, regionaal beleid en gemeentelijk beleid. Door de voorliggende partiële herziening wordt het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen planologisch mogelijk gemaakt, waardoor de woningbouwontwikkeling kan plaatsvinden. Voorts vinden er enkele wijzigingen plaats met betrekking tot de bestemming 'Woongebied', die in lijn zijn met het bovengenoemde beleid.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Palenstein verrees ten noorden van de oude dorpskern in de Palensteinse Polder. De toestemming om dit natte gebied in te polderen en droog te maken werd in 1759 verleend. Eind 1762 was het karwei geklaard. De polder is genoemd naar het woonhuis van de ambachtsheer, het Huis te Palenstein dat aan de Dorpsstraat stond. De ambachtsheer had de droogmaking van de polder voor tweederde gefinancierd. Van oorsprong werd het poldergebied gekenmerkt door de rechte lijnen, de vele sloten en lintbebouwing. Bij de bouw van de wijk Palenstein zijn, zoals vaak gebeurde bij de naoorlogse bouw, de cultuurhistorische elementen verloren gegaan.

In 1962 besluit de Tweede Kamer dat Zoetermeer moet groeien om zo het woningtekort in Den Haag op te vangen. Het Structuurplan Groot Zoetermeer, waarin het hele groei proces in vastgelegd is, wordt in 1968 vastgesteld. Het uitgangspunt in dat Structuurplan was een compacte stad bestaande uit vier wijken om het centrum heen.

Het eerste kwadrant bestaat uit de wijken Dorp, Palenstein en Driemanspolder. Het plan is geënt op het functionalisme dat zich baseert op het principe van een scheiding van de functies wonen, werken, winkelen en recreatie en een concentratie van de wijkvoorzieningen.

Een stelsel van hoofdwegen in de vorm van een H-structuur ontsluit de wijken voor autoverkeer en geeft tevens aansluiting op de wegen naar Den Haag, Leiden, Delft en Rotterdam. Met deze wegen werd beoogd de wijken te vrijwaren van doorgaand verkeer. Erlangs werden zones met niet-woonbestemmingen geprojecteerd. Door de aanleg van de Zoetermeerlijn (de huidige RandstadRail) vanaf 1972 is Zoetermeer via het spoor rechtstreeks verbonden met Den Haag en zijn de wijken ook onderling bereikbaar. De lijn was oorspronkelijk als lus rondom het stadscentrum gedacht, maar door de lus om te klappen kon ook het stadscentrum zelf worden aangedaan. Zo ontstond een duidelijke structuur conform het stedenbouwkundige uitgangspunt dat de autowegen buitenom lopen en het openbaar vervoer binnendoor, die nog steeds goed herkenbaar is.

In Palenstein werd in maart 1966 de allereerste paal geslagen voor de uitbreiding van Zoetermeer. In de wijk komen de algemene ideeën uit de jaren zestig duidelijk tot uitdrukking: rationalisatie en schaalvergroting als gevolg van de vraag hoe grote groepen mensen op verantwoorde wijze te huisvesten. Een vraag die al voor de tweede wereldoorlog speelde. Vooral de jaren zestig zijn het tijdperk van de grootschaligheid.

Op de locatie Van Duvenvoordepad, waar in dit bestemmingsplan de woningbouwontwikkeling inclusief weg en parkeerplaatsen mogelijk worden gemaakt, stond voorheen een schoolgebouw. Dit schoolgebouw is begin 2017 gesloopt, waarna de kavel waarop de woningen worden gebouwd braak ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00075-0003_0003.png"

Figuur 3.1: Ligging plangebied (rood omlijnd) in omgeving

3.2 Archeologie

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Palenstein' is onderzocht welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn, en/of worden verwacht. Het onderzochte plangebied omvat de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad. Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het gebied waarbinnen de herstructurering van de wijk Palenstein wordt gerealiseerd.

In deze paragraaf worden de wijzigingen die in de voorliggende partiële herziening worden toegestaan, getoetst aan de uitkomsten van het archeologisch onderzoek.

Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad geen archeologische waarden aanwezig zijn of worden verwacht.

Partiële herziening heeft geen effect op archeologische waarden

In de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wordt het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen toegestaan. Voorts vinden er enkele wijzigingen plaats in de regels van de bestemming 'Woongebied'.

Aangezien in het plangebied geen archeologische resten worden verwacht, heeft de wijziging van de bestemming 'Groen' in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geen effect op archeologische waarden.

3.3 Cultuurhistorie

De wijk Palenstein is vanuit cultuurhistorisch oogpunt interessant, omdat het samen met de wijk Driemanspolder de eerste wijk uit de periode van de aanwijzing van Zoetermeer tot groeikern is. Het gaat hierbij meer om de samenhang tussen de stedenbouwkundige opzet, de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte, en minder om de bescherming van het individuele object. In de inventarisatie van cultuurhistorische waarden in Zoetermeer na 1945 ('De Gave Stad') zijn voor de wijk Palenstein de volgende cultuurhistorische waarden benoemd:

  • 'Bakermat' van de stad Zoetermeer;
  • De historische dijken en weteringen die Palenstein aan drie zijden omsluiten;
  • De voor de jaren zestig kenmerkende stedenbouwkundige opzet van de wijk met ringwegen en buurtstraten waarbij hoge galerijflats de kleinschalige eengezinswoningen afschermen als overgang naar de structuur van het oude dorp;
  • De strakke compositie in evenwijdige lijnen van de galerijflats;
  • De speelse verkaveling en de doordachte uitvoering van de woningen rond een pleintje aan de Van der Werffstraat;
  • Het stedenbouwkundige patroon van de eengezinswoningen, bestaande uit stempels van evenwijdige en U-vormig geplaatste blokken.

Aantasting cultuurhistorische waarden

De herontwikkeling van de wijk Palenstein leidt tot aantasting van enkele cultuurhistorische waarden van de wijk. Door de sloop en nieuwbouw van de hoogbouw en het winkelcentrum zal de 'strakke' compositie van de galerijflats en de strikte scheiding tussen winkels en woningen verdwijnen. In het bestemmingsplan 'Palenstein' is reeds gemotiveerd dat er door zorgvuldige stedenbouwkundige inpassing van de nieuwbouw, voldoende kenmerken van de oorspronkelijke bouwperiode (structuur van de wijk, openbare ruimte) bewaard blijven.

Partiële herziening leidt niet tot extra aantasting cultuurhistorische waarden

In de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wordt het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen toegestaan en worden enkele regels van de bestemming 'Woongebied' gewijzigd. De wijzigingen die in de voorliggende partiële herziening mogelijk worden gemaakt, leiden niet tot extra aantasting van cultuurhistorische waarden dan toegestaan in het bestemmingsplan 'Palenstein'.

Hoofdstuk 4 Beschrijving plan

In het bestemmingsplan 'Palenstein' is reeds een uitgebreide beschrijving opgenomen van de plannen voor de herontwikkeling van de wijk Palenstein. In 2012 heeft de gemeente Zoetermeer in samenwerking met de woningcorporaties de 'Wijkvisie Palenstein' opgesteld. Met de uitvoering van deze visie worden het woningaanbod, de openbare ruimte én de voorzieningen verbeterd.

In het bestemmingsplan 'Palenstein' is geconcludeerd dat voor de herontwikkeling van de wijk Palenstein aanpassingen in de verkeersstructuur, parkeervoorzieningen en groenstructuur nodig zijn. Deze aanpassingen zijn ruimtelijk inpasbaar in het plangebied en economisch uitvoerbaar.

Na vaststelling van het bestemmingsplan is de Wijkvisie Palenstein niet gewijzigd, maar bij de uitwerking van de plannen voor de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad is gebleken dat het bestemmingsplan geen mogelijkheid biedt om een weg en parkeerplaatsen aan te leggen. Daarnaast biedt het bestemmingplan geen ruimte om te voorzien in enkele nieuwe inzichten met betrekking tot de woningtypologie.

In dit hoofdstuk is getoetst of de wijzigingen die in deze partiële herziening worden toegestaan, passen binnen de doelstellingen van de Wijkvisie Palenstein en de in het bestemmingsplan 'Palenstein' vastgelegde uitgangspunten voor de verkeersstructuur, parkeren en groenvoorzieningen.

4.1 Inhoud plan

De nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad betreft een braakliggend terrein, waar voorheen een schoolgebouw was gevestigd. Dit schoolgebouw is begin 2017 gesloopt. De plannen om op de betreffende locatie woningbouw te realiseren, zijn reeds in de Wijkvisie Palenstein voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00075-0003_0004.png"

Figuur 4.1: Nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad

De minimaal 15 en maximaal 18 grondgebonden woningen worden gerealiseerd op basis van particulier opdrachtgeverschap in de vorm van zelfbouw. Dit betekent dat de nieuwbouwlocatie in zijn geheel zal worden verkocht aan een marktpartij met dien verstande dat daarna de kavels voor de woningen worden verkocht aan de individuele kopers. Deze kopers krijgen de gelegenheid om onder begeleiding van de marktpartij zelf hun woning te ontwerpen en te bouwen.

Duurzame woningen

In maart 2017 ondertekenden de gemeente Zoetermeer, netbeheerder Stedin en woningcorporaties de 'Green Deal Palenstein aardgasvrij' met als einddoel om gezamenlijk te werken naar een aardgasvrij Palenstein in 2040. Deze Green Deal is onderdeel van het Programma Duurzaam en Groen Zoetermeer, waarbij een belangrijke focus op aardgasvrij wonen ligt.

De woningen op de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad worden allemaal in de vorm van nul-op-de-meter woningen gebouwd en krijgen geen gasaansluiting. Hiermee draagt het project bij aan de doelstellingen uit het Programma Duurzaam en Groen Zoetermeer en de Green Deal Palenstein aardgasvrij.

Stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten met betrekking tot de woningbouw

Er is voor gekozen om zoveel mogelijk ontwerpvrijheid aan de kopers van de bouwpercelen mee te geven. Toch zijn er enkele randvoorwaarden in het bestemmingsplan opgenomen, om stedenbouwkundige excessen te voorkomen.

Er is eerder door het college besloten dat er 18 woningen op de nieuwbouwlocatie zullen worden gebouwd. Er is in dit bestemmingsplan voor gekozen om in het kader van ontwerpvrijheid voor de kopers geen breedtematen voor de woningen in de bouwregels op te nemen. Om ruimte te bieden aan variatie in de breedtematen van de woningen, wordt er in het bestemmingsplan niet vastgehouden aan exact 18 woningen voor de betreffende locatie. In de bouwregels is opgenomen dat er minimaal 15 en maximaal 18 woningen mogen worden gebouwd. Op deze wijze wordt toch enige sturing aan de breedte van de woning gegeven waarbij de kopers zelf kunnen bepalen hoe breed hun woning wordt, zolang er aan het minimale en maximale aantal te bouwen woningen wordt voldaan.

Zo is er tevens een maximum bebouwingspercentage van het bouwperceel voor het hoofdgebouw en erfbebouwing in de regels van het bestemmingsplan opgenomen. Door deze regels wordt voorkomen dat het gehele bouwperceel voor bebouwing wordt gebruikt, waarbij er geen ruimte meer overblijft voor een tuin. De kopers hebben op deze wijze de vrijheid om zelf te bepalen op welke wijze zij deze bebouwing situeren en tegelijkertijd worden stedenbouwkundige excessen voorkomen.

Stedenbouwkundig gezien is het, rekening houdend met de omliggende bebouwing, niet wenselijk dat op de betreffende locatie een appartementencomplex wordt gerealiseerd. Om die reden zijn alleen aaneengesloten grondgebonden woningen toegelaten.

De nieuwbouwlocatie mag een herkenbare eigentijdse toevoeging worden aan de wijk, en op die manier voor meer variatie en herkenbaarheid zorgen. De kopers kunnen daarbij zelf bepalen of zij bijvoorbeeld voor een plat dak of een kap kiezen. Om die reden is de maximale goothoogte van 6 meter uit het bestemmingsplan 'Palenstein' losgelaten. Ook mogen zij zelf bepalen of zij kiezen voor een dakkapel of een dakopbouw. Met de keuzevrijheid die de bewoners hebben, is variatie op deze nieuwbouwlocatie mogelijk.

Verkaveling

Er wordt bij de invulling van de nieuwbouwlocatie uitgegaan van minimaal 15 en maximaal 18 niet-gestapelde woningen. De woningen dienen in de vorm van aaneengesloten woningen te worden gerealiseerd. De verkaveling kan maximaal bestaan uit drie rijen met aaneengesloten woningen.

Openbaar gebied

Het openbaar gebied, dat niet wordt uitgegeven aan de ontwikkelaar, wordt aangelegd door de gemeente. Aan de westzijde, tussen de bestaande laagbouwwoningen en de nieuwbouwlocatie, zal een nieuwe weg worden aangelegd, waarlangs ook (haakse) parkeerplaatsen gerealiseerd zullen worden. De weg zal in de vorm van een voor autoverkeer doodlopende weg worden aangelegd, waardoor er geen sprake zal zijn van een verbinding voor doorgaand verkeer. Het parkeren gebeurt middels voldoende openbare parkeerplaatsen op straat. Bij de uitwerking van het inrichtingsplan voor de openbare ruimte zal aandacht worden besteed aan de wijze waarop het groen in het ontwerp wordt gecompenseerd. Het ontwerp van de openbare ruimte inclusief de inrichting van de weg zal op een later moment worden gepresenteerd.

4.2 Wijkvisie Palenstein

In juli 2012 is de 'Wijkvisie Palenstein' door de gemeenteraad vastgesteld. De kern van deze visie is een nieuwe wijkopzet waar meer ruimte is voor laagbouw en een grotere mix van woningtypes. De wijk krijgt een parkachtige uitstraling met veel groen en water.

Door de sloop van galerijflats ontstaat de ruimte om ingrijpende wijzigingen in de ruimtelijke structuur van de wijk aan te brengen. Centraal in de wijk wordt een geheel nieuwe groen- en waterstructuur aangelegd (de centrale as) die de openbare gebieden met elkaar verbindt.

Deze centrale as is de nieuwe drager van de herontwikkeling en sluit aan op de bestaande structuur aan de zuidoostkant van de wijk.

Aan weerszijden van deze groenstructuur voorziet de Wijkvisie in nieuwe woongebieden met laagbouw, aangevuld met wat hogere accenten. Voor deze nieuwe woongebieden zijn een aantal beeldkwaliteitseisen meegegeven.

Gefaseerde uitvoering

De herontwikkeling van Palenstein wordt fasegewijs, mede afhankelijk van de ontwikkelingen op de woningmarkt, uitgevoerd. Daarom zijn verschillende modellen ontwikkeld passend binnen de uitgangspunten van de Wijkvisie. Er hebben reeds enkele ontwikkelingen in lijn met de Wijkvisie Palenstein plaatsgevonden.

Uitgangspunt in het bestemmingsplan 'Palenstein' is dat het gecombineerd programma van beide modellen of mogelijk varianten daarop mogelijk zijn gemaakt, om zo de flexibiliteit te kunnen behouden bij de toekomstige ontwikkelingen.

Voor de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad is in de Wijkvisie (vlek K) bepaald dat er circa 18 grondgebonden woningen kunnen worden gerealiseerd. Voor deze nieuwbouwlocatie zijn echter geen beeldkwaliteitseisen meegegeven, waardoor de beeldkwaliteitseisen uit de Wijkvisie Palenstein op deze locatie niet van toepassing zijn. In de Wijkvisie is neergelegd dat er meer eengezinswoningen dienen te komen en dat bewoners meer betrokken dienen te raken met de buurt.

Partiële herziening past binnen Wijkvisie Palenstein

In de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wordt de aanleg van een weg en parkeerplaatsen toegestaan en worden de regels van de bestemming 'Woongebied' op enkele punten aangepast.

De wijzigingen die in de voorliggende partiële herziening mogelijk worden gemaakt, zijn in lijn met de uitgangspunten van de Wijkvisie Palenstein. In de Wijkvisie was voor de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad reeds nieuwbouw voorzien, inclusief een weg en parkeerplaatsen. Met de voorliggende partiële herziening worden de hoofdlijnen en uitgangspunten uit de Wijkvisie vertaald in een gedetailleerd plan.

4.3 Verkeersstructuur

In het bestemmingsplan 'Palenstein' is reeds een uitgebreide beschrijving opgenomen van aanpassingen van de verkeersstructuur ten behoeve van de herontwikkeling van de wijk Palenstein.

Verkeersintensiteit

De wijzigingen die in deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt, hebben geen invloed op de verkeersintensiteit, omdat de bouw van maximaal 18 woningen in het bestemmingsplan 'Palenstein' reeds mogelijk was. Wel wordt er een nieuwe weg en de aanleg van parkeerplaatsen mogelijk gemaakt. Dit is echter niet van invloed op de verkeersintensiteit, waardoor het opstellen van een nieuw verkeersmodel en/of nieuwe berekeningen van de verkeersintensiteiten in dit geval niet nodig zijn.

Verkeersstructuur

De wijzigingen in de voorliggende partiële herziening leiden tot een zeer beperkte wijziging in de verkeersstructuur. De weg die wordt aangelegd, betreft een doodlopende weg. De weg zal enkel gebruikt worden door bestemmingsverkeer. De weg verbindt geen straten met elkaar, waardoor deze weg niet gebruikt kan worden door doorgaand verkeer en het verkeer niet kan circuleren. De in het gebied bestaande verkeersstructuur blijft behouden.

Inrichting weg

Het bestemmingsplan regelt niet de inrichting van de weg, maar maakt dit enkel planologisch mogelijk. Wel wordt er in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd dat de weg als een voor autoverkeer doodlopende weg moet worden aangelegd. De daadwerkelijke inrichting van de weg zal op een later moment, samen met de inrichting van de openbare ruimte, worden gepresenteerd.

4.4 Parkeren

Parkeerbehoefte

Voor het bestemmingsplan 'Palenstein' is een parkeerbalans opgesteld, waarin de toekomstige parkeerbehoefte en aanbod van parkeervoorzieningen met elkaar zijn vergeleken (zie paragraaf 4.4 en bijlage 4 van het bestemmingsplan ' Palenstein'). Voor de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad heeft er geen onderzoek naar parkeervoorzieningen plaatsgevonden. Derhalve is de parkeerbehoefte voor de woningbouwontwikkeling bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan opnieuw onderzocht.

De afgesproken parkeernorm in Palenstein is 1,4 parkeerplaats per woning. Bij de berekening van het benodigde aantal extra parkeerplaatsen wordt uitgegaan van het maximaal aantal te bouwen woningen, namelijk 18 woningen. Met 18 woningen zijn er derhalve 26 extra parkeerplaatsen nodig.

Nieuwe ontwikkelingen mogen een beroep doen op bestaande openbare parkeergelegenheid, zolang de parkeerdruk na realisatie van de ontwikkeling, op het maatgevende moment, niet boven de 85% uitkomt. Het maatgevende moment is in dit geval doordeweeks in de nacht. De maximum aanvaardbare loopafstand naar een openbare parkeerplaats is 150 meter. Alle bestaande parkeerplaatsen die verloren gaan, moeten worden gecompenseerd.

Het laatste nachtelijke parkeeronderzoek dateert uit 2015. Binnen een loopafstand van 150 meter van de nieuwbouwlocatie liggen 94 openbare parkeerplaatsen. Er zijn 74 geparkeerde auto's geteld. Dat geeft in de huidige situatie een parkeerdruk van 79%. Het onderhavige nieuwbouwplan mag van de openbare parkeerplaatsen gebruik maken zolang de parkeerdruk niet boven de 85% uitkomt. Een parkeerdruk van 85% komt overeen met 80 geparkeerde auto's. Er is binnen de maximum aanvaardbare loopafstand van de nieuwbouwlocatie derhalve een overmaat van 6 parkeerplaatsen ten behoeve van de onderhavige ontwikkeling.

Volgens de geldende parkeernormen dienen er minimaal 20 nieuwe parkeerplaatsen te worden aangelegd. Gezien de toenemende automobiliteit en daarmee de toenemende behoefte aan parkeerplaatsen zal de gemeente onderzoeken of het mogelijk is om meer parkeerplaatsen aan te leggen.

4.5 Water en groen

De centrale as met de singel en de brede groenstroken langs de oevers is het belangrijkste element van de nieuwe opzet van de wijk. Dit gebied is het hart van de wijk en heeft een hoge verblijfskwaliteit. Deze centrale as verbindt het Park Palenstein met het centrale plein bij de Brede School en het winkelcentrum. Op deze manier is in de wijk sprake van een herkenbaar en kwalitatief hoogwaardig ingericht openbaar gebied dat de verschillende delen van de wijk verbindt en ruimte biedt voor verblijven, wandelen en fietsen. De centrale as is de natuurlijke verbindingsroute voor langzaam verkeer vanuit de wijk, via het Park Palenstein naar het Dorp en het Stadscentrum.

In de wijk is veel aandacht voor het verbeteren van de uitstraling van de doorgaande wegen. Langs de wegen en in de middenbermen wordt groen aangelegd om zo de aantrekkelijkheid van de wijk te vergroten.

Partiële herziening leidt niet tot wijziging beoogde water- en groenstructuur

In de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wordt de aanleg van een weg en parkeerplaatsen toegestaan en worden de regels van de bestemming 'Woongebied' op enkele punten aangepast. Om de weg en de aanleg van parkeerplaatsen mogelijk te maken, wordt de bestemming 'Groen' gewijzigd naar de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

De wijzigingen leiden echter niet tot een wijziging van de beoogde water- en groenstructuur zoals is neergelegd in de Wijkvisie Palenstein en het bestemmingsplan 'Palenstein'. In de Wijkvisie Palenstein was aan de westzijde van de nieuwbouwlocatie op hoofdlijnen reeds een ontsluitingsweg voorzien. Bij de uitwerking van het inrichtingsplan voor de openbare ruimte zal aandacht worden besteed aan de wijze waarop het groen in het ontwerp wordt gecompenseerd. Het ontwerp van de openbare ruimte inclusief de inrichting van de weg zal op een later moment worden gepresenteerd.

Met de voorliggende partiële herziening worden de hoofdlijnen uit de Wijkvisie Palenstein uitgewerkt in een gedetailleerd plan, waarbij de aanleg van de weg en de parkeerplaatsen planologisch mogelijk wordt gemaakt.

4.6 Evenementen

Omdat het vanuit een goede ruimtelijke ordening wenselijk is om evenementenlocaties en het aantal evenementen te begrenzen, zijn in het bestemmingsplan 'Palenstein' de evenementenlocaties apart benoemd en op de verbeelding aangeduid. In dit bestemmingsplan zijn twee evenemententerreinen mogelijk gemaakt: één in het nieuw te realiseren Park Palenstein en één nabij het bestaande winkelcentrum. Het betreft daarbij geen evenemententerreinen die als zodanig zijn ingericht en gedurende een grote periode van het jaar voor evenementen worden gebruikt.

Partiële herziening leidt niet tot wijziging evenementenlocaties

In de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wordt de aanleg van een weg en parkeerplaatsen toegestaan en worden de regels van de bestemming 'Woongebied' op enkele punten aangepast.

De wijzigingen die in de voorliggende partiële herziening mogelijk worden gemaakt, leiden niet tot wijziging van de op de verbeelding van het bestemmingsplan vastgelegde locaties voor evenementen.

Hoofdstuk 5 Milieu en leefkwaliteit

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Palenstein' zijn de omgevingseffecten van het plan onderzocht en zijn - indien noodzakelijk - maatregelen beschreven om aan wet- en regelgeving voor diverse milieuaspecten te voldoen. In dit hoofdstuk is getoetst of de wijzigingen die in deze partiële herziening worden toegestaan, leiden tot andere uitkomsten en conclusies van de in het bestemmingsplan beschreven omgevingseffecten. Ook wordt bezien of bepaalde onderzoeken opnieuw moeten worden uitgevoerd. Daarnaast wordt beschreven of deze partiële herziening leidt tot wijziging van de in het bestemmingsplan beschreven en vastgelegde maatregelen voor diverse omgevingseffecten.

5.1 Strategische milieu-beoordeling

In het bestemmingsplan 'Palenstein' is reeds neergelegd dat er op de nieuwbouwlocatie maximaal 18 woningen kunnen worden gerealiseerd. Deze nieuwbouwontwikkeling is bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling voor het bestemmingsplan 'Palenstein' betrokken. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebleken dat op basis van de kenmerken van het project, de kenmerken van de omgeving en de uitkomsten van de uitgevoerde (milieu)onderzoeken geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden verwacht.

In de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wordt de aanleg van een weg en parkeerplaatsen toegestaan en worden de regels van de bestemming 'Woongebied' op enkele punten aangepast.

De wijzigingen in de regels van de bestemming 'Woongebied' leiden niet tot een wijziging van de functie van die grond of intensiever gebruik van de grond en brengen daarmee ook geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu met zich mee.

Het planologisch mogelijk maken van het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen leidt wel tot een functiewijziging en ander gebruik van de grond. Het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen wordt in de bijlage van het Besluit m.e.r. echter niet specifiek genoemd als een project dat mogelijk nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Wel kan het aanleggen van de weg en parkeerplaatsen worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject (categorie D 11.2). Hieronder wordt verstaan de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.

Omdat het project wordt genoemd in de D-lijst (categorie D 11.2, stedelijk ontwikkelingsproject), maar de omvang onder de drempelwaarde van 100 hectare of meer ligt, kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling, die onderdeel moet zijn van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Plan/besluit

Dit bestemmingsplan voorziet in het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen en de wijziging van enkele regels van de bestemming 'Woongebied'. De planontwikkeling zit qua omvang ruim onder de grens voor een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Op basis van de kenmerken genoemd in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particulier projecten' dient te worden gemotiveerd waarom geen MER noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Het plan is getoetst aan de volgende kenmerken.

Kenmerken van het project

Sprake is van een geringe omvang van het plangebied, terwijl er geen cumulatie is met andere projecten. Evenmin is het gebruik van natuurlijke hulpbronnen aan de orde. Voorts is er geen sprake van productie van afvalstoffen en verontreiniging en is er geen hinder van milieubelastende acitiviteiten. Risico van ongevallen speelt eveneens niet bij de voorgestelde functiewijziging en er zijn geen risico's voor de menselijke gezondheid.

Plaats van het project

De weg met parkeerplaatsen wordt aangelegd binnen bestaand stedelijk gebied. In de nabije omgeving van deze locatie zijn meerdere wegen en parkeerplaatsen te vinden. Aan de noordoostzijde van de weg is een trapveld te vinden, aan de oostzijde ligt de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad waar de nieuwe woningen komen te staan en aan de westzijde staat een rij met bestaande woningen. Aan de zuidkant van de weg met parkeerplaatsen ligt een reeds bestaand parkeerterreintje.

Het bestaande grondgebruik betreft het gebruik als groenstrook. Deze groenstrook zal plaats maken voor de nieuw aan te leggen weg en parkeerplaatsen, waarbij het verdwenen groen zal worden gecompenseerd. De locatie ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied of een ander soort beschermd gebied. Daarnaast ligt de locatie niet binnen de invloedssfeer van Natura 2000-gebieden voor wat betreft stikstofdepositie. Het plangebied is voorts niet van historisch, cultureel of archeologisch belang.

Kenmerken van het potentiële effect

Het project heeft in samenhang met de hiervoor genoemde criteria geen aanzienlijke effecten op de bevolking. Evenmin is er sprake van een grensoverschrijdend karakter. De complexiteit is gering gelet op de omvang van het plangebied.


Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de beoogde planontwikkeling geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu tot gevolg zal hebben.

5.2 Geluidhinder

De Wet geluidhinder, en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder tengevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten bescherming genieten tegen geluid. Naast woningen gaat het om onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven. Woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen worden aangemerkt als geluidsgevoelig terrein.

Verplicht akoestisch onderzoek

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een akoestisch onderzoek te worden verricht waarin wordt aangetoond dat aan de geluidnormen krachtens de Wet geluidhinder wordt voldaan. Onderscheid wordt gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties gelden er strengere normen dan voor bestaande. Omdat de geluidsbelasting afneemt bij een toenemende afstand heeft de wetgever geluidszones gedefinieerd, een soort aandachtsgebieden, waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht.

Omdat het bestemmingsplan 'Palenstein' op hoofdlijnen een invulling geeft van de beoogde bouwlocaties, is ten behoeve van het bestemmingsplan de geluidsbelasting ten gevolge van weg- en railverkeerslawaai op de rand van het bestemmingsvlak berekend en is dit vervolgens getoetst aan de grenswaarden zoals opgenomen in de Wet geluidhinder. Dit heeft geresulteerd in het onderzoeksrapport "Akoestisch onderzoek ontwerpbestemmingsplan Palenstein Zoetermeer". Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 1 bij deze plantoelichting. Met betrekking tot de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad is geconcludeerd dat de voorkeursgrenswaarde voor zowel weg- en railverkeerslawaai niet wordt overschreden.

In de voorliggende partiële herziening wordt onder andere het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen mogelijk gemaakt. Het betreft een weg met een wettelijke maximale snelheid van 30 km per uur. Volgens artikel 77 lid 1 van de Wet geluidhinder dient bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan, waarbij er sprake is van het mogelijk maken van een nieuwe weg, een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Hierbij dient te worden onderzocht wat de geluidsbelasting op de gevel is van de binnen de zone van die weg gelegen woningen.

Volgens artikel 74 lid 2 sub b van de Wet geluidhinder is dit echter niet van toepassing op een weg waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt. Derhalve is akoestisch onderzoek niet verplicht voor de ontwikkelingen die in deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt.

Wel moet er in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden bekeken wat de effecten met betrekking tot geluid zijn bij het aanleggen van de nieuwe weg en of er een nieuw akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De belangrijkste vraag hierbij is of het verkeer op de nieuwe ontsluitingsweg zorgt voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai ter plaatse van de bestaande en nieuwe woningen.

Er worden op de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad maximaal 18 woningen toegestaan. De CROW kencijfers voor verkeersgeneratie zijn vastgelegd in CROW publicatie 317. Zoetermeer valt onder de categorie 'sterk stedelijk' en de nieuwbouwlocatie valt in de categorie 'rest bebouwde kom'. De kencijfers verkeersgeneratie voor koopwoningen (tussenwoning/hoekwoning) zijn minimaal 6,7 en maximaal 7,5 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm). De kencijfers voor huurwoningen (vrije sector) zijn hieraan gelijk. Ten behoeve van de woningen op de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad zullen over de weg minimaal 121 mvt/etm en maximaal 135 mvt/etm rijden. De verwachting is dat het totale aantal motorvoertuigen per etmaal over de weg uitkomt op afgerond maximaal 150.

Bekend is dat al vanaf een intensiteit van 1500 mvt/etm bij een asfaltverharding of bij een intensiteit van 600 mvt/etm bij een klinkerverharding, de voorkeursgrenswaarde van 48 dB al kan worden overschreden. De verkeersintensiteit op de weg blijft echter ruim onder de 600 mvt/etm. Gezien de beperkte verkeersgeneratie op de weg behoeft er geen volledig akoestisch onderzoek te worden opgesteld. Er kan worden geconcludeerd dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet zal worden overschreden.

Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat de verkeersintensiteit op de Voorhamstraat en de Van der Maasstraat tussen de Van Egmondstraat en de Voorhamstraat in de feitelijke situatie zal toenemen met maximaal 150 mvt/etm. Echter is er bij het akoestisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan Palenstein reeds vanuit gegaan dat als gevolg van de woningen op de nieuwbouwlocatie de verkeersintensiteit op de Voorhamstraat en de Van der Maasstraat zal toenemen. Dat betekent dat deze partiële herziening ten opzichte van het bestemmingsplan Palenstein niet zal leiden tot een toename van de verkeersintensiteit op de de Voorhamstraat en de Van der Maasstraat. Derhalve hoeft er geen nieuw onderzoek te worden uitgevoerd.

5.3 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging en de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Onderzoek / beoordeling

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een weg en parkeerplaatsen en wijzigt enkele regels van de bestemming 'Woongebied'. In het bestemmingsplan 'Palenstein' is reeds onderzocht of de bodem, milieuhygiënisch gezien, geschikt was voor te bouwen woningen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt was voor het voorgenomen gebruik. Op de grond waar de woningen worden gebouwd, stond voorheen een schoolgebouw dat begin 2017 is gesloopt. Dat betekent dat de bodemkundige situatie sindsdien mogelijk is gewijzigd. Om die reden is er opnieuw onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de bodem.

Op de locatie aan het Van Duvenvoordepad is een verkennend milieukundig (asbest)bodemonderzoek uitgevoerd conform de NEN 5740 en NEN 5707. Dit onderzoek is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De doelstellingen van het onderzoek waren het bepalen van de algemene bodemkwaliteit met het oog op de voorgenomen transactie en het bepalen of het terrein, milieuhygiënisch gezien, geschikt is voor het toekomstig gebruik.

Uit het onderzoek blijkt dat de bodem (grond en grondwater) maximaal licht verontreinigd is en visueel zowel op het maaiveld als in het opgeboorde materiaal geen asbestverdachte plaatmaterialen zijn aangetroffen. Er is ter hoogte van de twee proefgaten analytisch asbest aangetoond. De asbestconcentratie van 29,34 mg/kg d.s. overschrijdt niet de interventiewaarde van 100 mg/kgds gecorrigeerd met een factor 2. In de overige mengmonsters is geen asbest aangetoond.

Uit het bovenstaande wordt geconludeerd dat de locatie geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

5.4 Luchtkwaliteit

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 titel 2 van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'in betekenende mate' (NIBM) van belang.

In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Sinds de verlening van derogatie door de Europese Unie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM een bijdrage van niet meer dan 3% aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 van zowel PM10 als NO2.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Om versnippering van ‘in betekenende mate’ projecten in meerdere NIBM-projecten te voorkomen is een anti-cumulatieartikel opgenomen. De bijdrage van NIBM-projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gecompenseerd met algemene maatregelen.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel alle ruimtelijke ontwikkelingen die 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als een bundeling van alle maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen, zowel rijksmaatregelen als lokale, meer gebiedsgerichte, maatregelen, moeten leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit waardoor de 'in betekenende mate' ontwikkelingen alsnog doorgang kunnen vinden.

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Palenstein' is onderzocht of de bijdrage van de herontwikkeling aan de verslechtering leidt tot overschrijding van de wettelijke normen voor de concentraties schadelijke stoffen in de lucht. Hierbij is tevens onderzocht of ter plaatse van de ontwikkellocaties wordt voldaan aan deze normen. Uit het onderzoek is gebleken dat er ter plaatse van de ontwikkellocaties, waaronder de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad, geen sprake is van overschrijding van de wettelijke normen voor luchtkwaliteit. Het luchtkwaliteitsonderzoek voor het bestemmingsplan 'Palenstein' is als bijlage 3 bij deze plantoelichting gevoegd.

In de voorliggende partiële herziening wordt (naast de wijzigingen in de regels van de bestemming 'Woongebied') het aanleggen van een weg en parkeerplaatsen mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen leiden niet tot meer verkeersgeneratie dan waarvan bij het luchtkwaliteitsonderzoek behorende bij het bestemmingsplan 'Palenstein' is uitgegaan. De bouw van maximaal 18 woningen op de nieuwbouwlocatie was immers reeds mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan 'Palenstein'. Om die reden behoeft er geen nieuw onderzoek ten aanzien van de luchtkwaliteit te worden opgesteld. Er kan worden geconcludeerd dat de ontwikkelingen die in deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt, geen relevante bijdrage leveren aan de concentraties NO2 en PM10 in het plangebied en de omgeving.

5.5 Water

Het hoogheemraadschap van Rijnland is de waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder in het plangebied. Het plangebied ligt in de waterstaatkundige eenheid Polder De Noordplas (PBS_WW-25U). Het vaste waterpeil ligt op 5,92 m -NAP. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem één geheel vormt. Het overtollige regenwater, dat in polder de Noordplas valt watert direct af op Rijnlands boezem.

Het beheersgebied van het hoogheemraadschap kenmerkt zich door de plassen, de lange weteringen en de vele singels en vijverpartijen in de wijken. De interactie tussen de plassen, de weteringen en het water in de wijken is bepalend voor het goed functioneren van het watersysteem en de waterkwaliteit. Het water uit de Palensteinse Polder waar het plangebied in ligt, watert direct af op Rijnlands boezem.

Kwelgevoelig gebied

Het plangebied ligt in een kwelgevoelig gebied. Graven binnen kwelgevoelig gebied is toegestaan wanneer het graven plaatsvindt tot maximaal 1,5 meter onder het maaiveld. Graafwerkzaamheden dieper dan 1,5 meter onder het maaiveld mogen niet leiden tot risico's voor een toename van kwel, verzilting of opbarsten van de bodem. Hierbij wordt rekening gehouden bij de uitvoering van de werkzaamheden. Bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 1,5 meter dient een maatwerkbeschikking bij het hoogheemraadschap van Rijnland te worden aangevraagd.

Klimaatadaptie

Op de klimaatkaart van Rijnland is voor de locatie Van Duvenvoordepad aangegeven dat er kans is op wateroverlast bij extreme buien. Korte, hevige buien zullen naar verwachting steeds vaker voorkomen. Door klimaat-adaptief te bouwen kunnen problemen, zoals wateroverlast bij extreme buien, worden voorkomen.

Rioolstelsel

Conform het uitgangspunt van het hoogheemraadschap van Rijnland wordt het hemelwater gescheiden van het afvalwater. Daartoe ligt in het plangebied een gescheiden rioolstelsel. Een gescheiden rioolstelsel wil zeggen dat het regenwater van verharde oppervlakken via het schoonwaterriool afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater, terwijl het afvalwater via het vuilwaterriool afgevoerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Nieuwe verharde oppervlakken wateren af op het schoonwaterriool en zijn dus afgekoppeld. Hierbij wordt rekening gehouden met het landelijk beleid en het beleid van de waterkwaliteitsbeheerder hierover.

Verder geldt ook voor de nieuwbouw dat het hemelwater wordt afgekoppeld. Dit water zal direct geloosd worden op het water in de centrale as.

Ontwikkelingen in het plan in relatie tot water

De vernieuwing van de wijk Palenstein leidt tot een verandering van de stedenbouwkundige opzet van een deel van de wijk. Als onderdeel van die verandering wordt ook het watersysteem gewijzigd en vindt er een toename van het totale verharde oppervlak plaats.

In totaal neemt het verharde oppervlak toe met 14.348 m². Volgens de norm van het Hoogheemraadschap is hiervoor een compensatie vereist van 15%, dus maximaal 2.152 m². Bij de herstructurering van (een deel van) de wijk Palenstein wordt in het te herontwikkelen gebied 3.728 m² aan extra water aangelegd. Daarmee wordt voldaan aan de vereiste watercompensatie.

De plannen voor de herstructurering van de wijk Palenstein en daarbij het veranderende watersysteem zijn besproken met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap heeft ingestemd met de plannen en de wijze waarop de verhardingstoename als gevolg van de ontwikkelingen wordt gecompenseerd. Het plan waarin de wateraanleg en verharding na de herstructurering zijn neergelegd, is als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

In de voorliggende partiële herziening wordt de aanleg van een weg en parkeerplaatsen mogelijk gemaakt en worden de regels van de bestemming 'Woongebied' op enkele punten aangepast. De verhardingstoename als gevolg van deze ontwikkelingen, is reeds meegenomen bij de berekening van de verhardingstoename als gevolg van de herontwikkeling van de wijk Palenstein. Er is derhalve reeds voldoende in de watercompensatie voor deze partiële herziening voorzien.

Conclusie
Op grond van het voorgaande kan gesteld worden dat het bestemmingsplan geen nadelige gevolgen heeft voor de waterhuishouding en dat voor de uitvoering ervan geen (extra) watercompensatie hoeft plaats te vinden.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Palenstein' is aan de hand van de richtafstanden uit VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' onderzocht of de beoogde winkels en voorzieningen toelaatbaar zijn ten opzichte van de huidige en nieuwe woningen in het plangebied.

Uit het onderzoek is gebleken dat de beoogde winkels en voorzieningen in het plangebied toelaatbaar zijn ten opzichte van de bestaande en toekomstige woningen. Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat de toekomstige woningen op voldoende afstand van bestaande bedrijven zijn gesitueerd.

Partiële herziening leidt niet tot wijziging milieuzonering

In de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wordt de aanleg van een weg en parkeerplaatsen toegestaan en worden de regels van de bestemming 'Woongebied' op enkele punten aangepast. Om de weg en de aanleg van parkeerplaatsen mogelijk te maken, wordt de bestemming 'Groen' gewijzigd naar de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

De wijzigingen in deze partiële herziening leiden niet tot een wijziging van de afstanden tussen bedrijven, winkels en voorzieningen ten opzichte van bestaande en toekomstige woningen. De voorliggende partiële herziening leidt dan ook niet tot andere conclusies dan het onderzoek naar bedrijven en milieuzonering dat ten behoeve van het bestemmingsplan 'Palenstein' is opgesteld.

5.7 Externe Veiligheid

5.7.1 Inrichtingen

Binnen het plangebied bevinden zich geen inrichtingen of contouren van inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is.

5.7.2 Transport gevaarlijke stoffen

Alle rijkswegen en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet plaatsvinden. Gezien de ligging van het plangebied en de daarin gelegen wegen kan gesteld worden dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

5.8 Natuurwaarden

5.8.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Het geeft invulling aan de decentralisatieafspraken die het Rijk met de provincies heeft gemaakt in het Bestuursakkoord natuur en in het Natuurpact. Het brengt ook vereenvoudiging ten opzichte van het bestaande stelsel, onder meer door een betere aansluiting op het Europese recht en op het omgevingsrecht.

5.8.2 Onderzoek

Bij nieuwbouwplannen moet bekeken worden wat het effect is op de aangrenzende natuurbeschermingsgebieden en aanwezige flora en fauna. In verband hiermede is door Bureau Stadsnatuur (rapport d.d. 10 juni 2018, bijlage 5) een verkennend onderzoek verricht in het kader van de Wet natuurbescherming. Op basis van het onderzoek kunnen de volgende conclusies en aanbevelingen worden getrokken (overgenomen uit het rapport).

Voorkomen beschermde soorten

Er zijn geen plantensoorten of diersoorten aangetroffen waarvoor in het geval van een ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig is wanneer het risico bestaat op overtreding van verbodsbepalingen uit de Wnb. De wel aanwezige flora en fauna zijn vrijgesteld. Dit betekent dat ze mogen worden verwijderd en/of weggenomen met inachtname van de zorgplicht (die stelt dat vermijdbare schade aan planten en dieren dient te worden voorkomen).

Een uitzondering vormen bezette nesten van vogels en nog niet-vliegvlugge jongen. Er zijn ten tijde van het verkennend onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor het aanwezig zijn van nesten in het plangebied. Echter, de haag aan de westkant heeft wel potentie als broedplaats voor enkele vogelsoorten, zoals Houtduif Columba palumbus en Merel Turdus merula. Vestiging van deze soorten is in de gehele periode april tot en met juli een mogelijkheid. Om die reden moeten bomen en struiken altijd worden gecontroleerd op aanwezigheid van bezette nesten wanneer die in deze periode worden verwijderd.

Vestigingskansen van beleidsmatig relevante flora en fauna

De situering midden in een bebouwd en bewoond gebied maakt de vestigingsmogelijkheden voor een groot aantal soorten planten en dieren klein. Er is in het plangebied zelf geen oppervlaktewater (al ligt er een sloot vlak naast) wat de kans op voortplanting door vissen, amfibieën en libellen uitsluit. Doordat het terrein grotendeels vrij was van hoge vegetatie, is een beschermde vorm van gebruik door amfibieën, zoogdieren en de meeste soorten vogels op voorhand uitgesloten.

Natura 2000 en lokaal beleid

Gelet op de situatie en de ligging is het uitgesloten dat de voorgenomen activiteit op deze locatie een effect heeft op enig Natura 2000-gebied in de regio. Potenties voor soorten waarvoor de gemeente een instandhoudingsbeleid voert, ontbreken.

Conclusies

Gelet op het bovenstaande kunnen ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied aan het Van Duvenvoordepad plaatsvinden zonder ontheffing in het kader van de Wnb en zonder dat een specifieke gedragscode voor flora en fauna hoeft te worden gevolgd. Een controle op bezette nesten in de bosschage aan de westkant voorafgaand aan het werk (alleen wanneer de bosschage moet worden verwijderd in april-juli) volstaat. Verwijdering van struikgewas dient wel bij voorkeur in de herst plaats te vinden.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een aantal uniforme bepalingen opgenomen voor het bestemmingsplan. Die zijn overgenomen in de regels. Daarnaast gelden er ten behoeve van de leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan landelijke standaarden, de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de landelijke standaard.

6.1 Inleidende regels

6.1.1 Begrippen

In artikel 1 worden de begrippen die in de regels worden gebruikt omschreven. Sommige begrippen zijn voor meerdere uitleg vatbaar, daarom is het nodig om ze planologisch-juridisch af te bakenen en te preciseren, ten opzichte van het algemeen spraakgebruik. Zonder definitie zou een begrip tot verwarring kunnen leiden.

6.1.2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt weergegeven hoe de in de regels opgenomen maten voor de bouwhoogte, dakhelling, goothoogte, hoogte van een windturbine, inhoud, oppervlakte, vloeroppervlakte en ondergeschikte bouwdelen van een bouwwerk moeten worden gemeten.

6.2 Bestemmingsregels

6.2.1 De 30 gradenregeling


De 30°-regeling omvat een beperking van de maximum hoogte van een gebouw(deel) die gerelateerd is aan de afstand van een tegenoverliggende woning. Doel van deze regeling is het bieden van bescherming van de woonkwaliteit van bestaande woningen.


Het gaat hierbij om aspecten als bezonning, belichting en uitzicht op en vanuit de voor- en achtergevel van de bestaande woning. Zijgevels genieten deze bescherming niet. Deze bescherming geldt alleen voor bestaande woningen. Als motivering hiervoor geldt dat de gebruiker van een nieuwe woning op het moment van het in gebruik nemen van de woning op de hoogte is/kan zijn van de bouwmogelijkheden in de omgeving van zijn huis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00075-0003_0005.png"
De afstand van het gebouw tot de tegenoverliggende bestaande woning bepaalt, onder een verticale hoek van 30° gemeten op 1 meter boven het snijpunt van de gevel met de vloer van de eerste verdieping, het maximum ruimtelijk bouwprofiel waarbinnen mag worden gebouwd. Hieruit volgt de in de regels opgenomen rekenformule:


De hoogte van een nieuw te bouwen gebouw(deel) mag niet hoger zijn dan de afstand tot de voorgevel respectievelijk achtergevel van een bestaande tegenoverliggende woning, gedeeld door de factor 1,7, vermeerderd met 1 meter, gemeten vanaf de vloer van de eerste verdieping van de tegenoverliggende woning.


De toevoeging dat gemeten wordt vanaf de vloer van de eerste verdieping is nodig omdat er situaties zijn waarop op de begane grondlaag een andere functie zit dan wonen. In die situaties geldt deze hoogtebeperking alleen voor de bovenliggende woningen, niet voor de niet-woonfuncties op de begane grond.


Tegenoverliggende woning

De 30°-regeling omvat een hoogtebeperking voor nieuw te bouwen gebouwen of gebouwdelen, die is gerelateerd aan de afstand tot de voorgevel respectievelijk achtergevel van de tegenoverliggende woning.


afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00075-0003_0006.png"


schets tegenoverliggende woning


Omdat het gaat om de bescherming van de bestaande woning, wordt de definitie van een 'tegenoverliggende woning' bepaald vanuit de bestaande woning. Onder een tegenoverliggende woning wordt verstaan: een tegenover een gebouw gesitueerde bestaande woning, waarbij het betreffende gebouw zich bevindt binnen de zone die wordt gevormd door de horizontale hoeken van 120° ten opzichte van de voorgevel, respectievelijk achtergevel, van de bestaande woning, gemeten ter plaatse van de geveluiteinden. Een bestaande tegenoverliggende woning kan zowel binnen als buiten het plangebied zijn gesitueerd.

6.2.2 Flexibiliteitsregels

In het bestemmingsplan is in sommige gevallen een bevoegdheid opgenomen zodat burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen van de regels. De ontheffing is bedoeld om in concrete situaties een beperkte afwijking van de regels toe te staan. Hierdoor mag geen ruimtelijk ongewenste situatie ontstaan.


Voordat ontheffing wordt verleend wordt een nadere planologische afweging gemaakt. Deze afweging vindt plaats aan de hand van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:


Straat- en bebouwingsbeeld
Bepaalde buurten en straten ontlenen hun kwaliteit aan het ruimtelijk beeld, een ruimtelijke samenhang, bijvoorbeeld verspringende rooilijnen, dwarskappen. Nieuwe bebouwing en uitbreiding van bestaande bebouwing mag geen aantasting vormen van dit karakteristieke straat- en bebouwingsbeeld, maar moet daarin passen.


Sociale veiligheid
Het betreft hier het voorkomen van sociaal onveilige plekken, zoals smalle onoverzichtelijke plekken in het (semi) openbaar gebied. Ook het voorkomen van bijvoorbeeld situaties waarbij de (semi) openbare ruimte aan beide zijden wordt begrensd c.q. begeleid door lange blinde gevels of muren.


Verkeersveiligheid
Gedacht wordt hier bijvoorbeeld aan de noodzaak tot het vrijhouden van zichthoeken.


Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken
Het gaat hier om het criterium dat een uitbreiding van bebouwing geen onevenredige aantasting mag vormen voor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en bouwwerken. Hier spelen bijvoorbeeld aspecten als uitzicht, lichttoetreding en bezonning van tuinen een rol.

6.2.3 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' is gelegd op de locatie waar de weg en parkeerplaatsen zijn voorzien. De weg moet in de vorm van een voor autoverkeer doodlopende weg worden aangelegd en in stand worden gehouden, zodat enkel bestemmingsverkeer van de weg gebruik zal maken.

6.2.4 Woongebied

Hoofdgebouw

Er is in dit bestemmingsplan voor gekozen om de kopers zoveel mogelijk vrijheid te geven bij het ontwerpen van hun woningen. In het bestemmingsplan zijn enkel de stedenbouwkundige randvoorwaarden geregeld waar de uiteindelijke woningen in ieder geval aan dienen te voldoen.

Binnen de bestemming 'Woongebied' mogen minimaal 15 en maximaal 18 woningen worden gebouwd. Er is één groot bouwvlak, waarbinnen de woningen moeten worden gerealiseerd. Wel is er een maximum bebouwingspercentage van 60% van het bouwperceel in de regels vastgelegd. Op deze wijze wordt voorkomen dat het gehele perceel wordt gebruikt voor het hoofdgebouw, waardoor er geen ruimte meer overblijft voor een tuin. De woningen dienen als aaneengesloten woningen te worden gerealiseerd, waarbij de verkaveling kan bestaan uit 2 of 3 rijen met woningen. De uiteindelijke verkaveling bepalen de kopers zelf. De bouwhoogte van de woningen mag maximaal 10 meter zijn. De keuze voor een kap of een plat dak, of voor een dakkapel of dakopbouw wordt aan de bewoners overgelaten. Om die reden is er geen maximale goothoogte in dit bestemmingsplan opgenomen.

De voorgevels van de woningen moeten op een afstand van 1 meter vanaf de bestemmingsgrens worden gebouwd. Op deze wijze blijft er ruimte over voor het aanleggen van een voortuin. De voorgevels van de woningen worden daarmee naar buiten toe gericht, waarbij de achtertuinen juist naar elkaar toe worden gericht. De kopgevels van de rijen met aaneengesloten woningen dienen op een afstand van 1 meter vanaf de bestemmingsgrens te worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een omgevingsvergunning verlenen voor het plaatsen van een voorgevel op een afstand groter dan 1 meter vanaf de bestemmingsgrens. Daarnaast kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het plaatsen van een kopgevel op een afstand groter of kleiner dan 1 meter vanaf de bestemmingsgrens.

Met de ontwerpvrijheid die de kopers in dit bestemmingsplan krijgen, hebben zij afhankelijk van hun wensen de mogelijkheid om een uniek en gevarieerd straatbeeld te creëren. Er is op meerdere plekken in het land ervaring opgedaan met zelfbouw waarbij de kopers ontwerpvrijheid hadden. De afbeelding hieronder is een voorbeeld van woningen op basis van particulier opdrachtgeverschap in de vorm van zelfbouw. Een dergelijk modern en gevarieerd straatbeeld wenst de gemeente ook voor de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad te realiseren.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00075-0003_0007.png" Figuur 6.1: Voorbeeld woningen op basis van particulier opdrachtgeverschap

Erfbebouwing
Erfbebouwing is toegestaan vanaf 1 meter achter het verlengde van de voorgevel. Voor erfbebouwing geldt een maximaal bebouwingspercentage van 20%.

Van erfbebouwing mag de goothoogte niet meer bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en de bouwhoogte maximaal 5 meter.

Bouwen voorzijde
Er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht voor het verlengde van de voorgevel.

Aan huis verbonden beroep of bedrijf

In een woning mag een aan huis verbonden beroep of bedrijf worden uitgeoefend, indien aan de voorwaarden die in de regels zijn opgesomd wordt voldaan.

6.3 Algemene regels

6.3.1 Antidubbeltelregel

De antidubbeltelregel is een verplichte regel die voortkomt uit het Besluit ruimtelijke ordening.

6.3.2 Algemene ontheffingsregels

Dit artikel bevat de algemeen gebruikelijke ontheffingsmogelijkheden. Deze ontheffingsmogelijkheden gelden voor het gehele plangebied.

6.3.2.1 Ontheffingsregels voor voorzieningen voor telecommunicatie

Dit artikel is opgenomen om nadere eisen te kunnen stellen die moeten voorkomen dat een teveel aan GSM-masten en installaties een stedenbouwkundig onwenselijke situatie oplevert.

De ontheffingsregels houden in dat het - onder voorwaarden - mogelijk is om ontheffing te verlenen voor het plaatsen van een antennemast met een maximale bouwhoogte van 40 m;

6.3.3 Algemene procedureregels

Dit artikel verwijst naar de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.4 Overgangs- en slotregels

6.4.1 Overgangsrecht

Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bestemming.

6.4.2 Slotregel

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

7.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  • 2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  • 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijpmaken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

Met verschillende partijen werkt de gemeente al lange tijd samen aan de herstructurering van Palenstein. In dit kader zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten waarbij afspraken zijn gemaakt omtrent de benodigde financiering van projecten. Het verhaal van kosten van grondexploitatie is hierdoor anderszins verzekerd. Bovendien zijn in deze overeenkomst tevens eisen gesteld aan de fasering en zijn locatie-eisen gesteld.

7.1.2 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente is verantwoordelijk voor het ontwerpen en aanleggen van de openbare ruimte en de hoofdinfrastructuur. De corporaties zijn verantwoordelijk voor de bouwplannen van hun nieuwbouwlocaties.

De gemeente en de corporaties spreken uit dat de financiële middelen gewaarborgd zijn om de plannen op basis van de herstructurering verder te ontwikkelen en uit te voeren. Hierover hebben partijen een aanvullende overeenkomst op de samenwerkingsovereenkomst uit 2005 gesloten, waarin het woningbouwprogramma en financiële afspraken waren vastgelegd. Met deze nieuwe overeenkomst verplichten de partijen zich de benodigde stappen te zetten om tot uitvoering van de herstructurering te komen.

De kosten die samenhangen met de ontwikkelingen in Palenstein, komen deels voor risico en rekening van de gemeente Zoetermeer en deels voor rekening van de ontwikkelende partijen. Voor de gemeentelijke investeringen zijn reeds budgetten ter beschikking gesteld.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op 6 maart 2018 is op grond van artikel 2, lid 4 van de Samenspraakverordening besloten om samenspraak te houden op het voorontwerpbestemmingsplan. Dit besluit is gepubliceerd op 29 maart 2018 op de gemeentelijke website, het Streekblad en het digitale Gemeenteblad.

Op 29 maart 2018 heeft ook de aankondiging plaatsgevonden van de verplichte kennisgeving ex artikel 1.3.1. Bro.

Gedurende een periode van vier weken, van 30 maart 2018 tot en met 27 april 2018, bestond de mogelijkheid om samenspraakreacties op het voorontwerp in te dienen. Van de mogelijkheid om tegen het samenspraakbesluit bezwaar te maken is geen gebruik gemaakt.

Op 12 april 2018 heeft een inloopavond plaatsgevonden. Tijdens deze inloopavond konden omwonenden en belangstellenden vragen aan medewerkers van de gemeente stellen. De bijeenkomst is door circa 10 - 20 mensen bezocht. Naar aanleiding van de verzamelde reacties tijdens de inloopavond zijn diverse planoptimalisaties doorgevoerd. Zo is in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd dat er een doodlopende weg moet worden gerealiseerd, zodat enkel bestemmingsverkeer van de weg gebruik zal maken. De opmerkingen over parkeren en groen zullen worden meegenomen bij de uitwerking van het ontwerp van de openbare ruimte.

Tevens is op 29 maart 2018 besloten om het voorontwerpbestemmingsplan op grond van artikel 3.1.1. Bro te zenden aan de overleginstanties. De resultaten van het overleg zijn samen met de mondelinge samenspraakreacties opgenomen in de Nota van Beantwoording Samenspraak- en overlegreacties (bijlage 6).

Op 7 mei 2018 heeft de commissie Stad aandachtspunten voor het verdere proces meegegeven.

Op 19 juni 2018 heeft het college van B&W besloten om het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Gedurende een periode van zes weken, van 29 juni 2018 tot en met 10 augustus 2018, heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen voor zienswijzen. Dit besluit is gepubliceerd op 28 juni 2018 in het Streekblad en het digitale Gemeenteblad. Daarnaast zijn omwonenden middels een brief hiervan op de hoogte gesteld. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Een belangrijk aspect bij de uitvoering van het bestemmingsplan is de handhaving en het toezicht op de naleving van de in het plan opgenomen regels. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is handhaving van belang uit oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente daadwerkelijk en op dezelfde wijze aan het plan te worden gehouden.

In dit plan is gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de regels van het plan. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Eveneens geldt hoe minder knellend de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op de lange duur immers alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en redelijkheid wordt ingezien.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.