direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële herziening Palenstein, Van Duvenvoordepad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00075-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Partiële herziening Palenstein, Van Duvenvoordepad van de gemeente Zoetermeer.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00075-0002.

1.3 aaneengesloten woningen

woningen in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.4 overige begrippen

met uitzondering van de begrippen als bedoeld in lid 1.1 en 1.2 zijn de begrippen uit het bestemmingsplan 'Palenstein' van overeenkomstige toepassing op dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Doeleinden

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, erven en pleinen;
  • b. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  • c. fietsenstallingen;
  • d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. objecten van beeldende kunst;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. reclameobjecten;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • m. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • n. water;

met de daarbij behorende bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Weg nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad

De weg ter plaatse van de nieuwbouwlocatie Van Duvenvoordepad dient in de vorm van een voor autoverkeer doodlopende weg aangelegd te worden en in stand te worden gehouden.

3.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen en fietsenstallingen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De oppervlakte van een gebouwde fietsenstalling mag maximaal 10 m2 bedragen en de bouwhoogte maximaal 3 m;
  • b. de oppervlakte van een nutsvoorziening mag maximaal 10 m2 bedragen en de bouwhoogte maximaal 5 m;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en de regeling van het verkeer mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken, lichtmasten, objecten van beeldende kunst en speelvoorzieningen mag maximaal 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen;
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, in de vorm van aaneengesloten woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. kunstwerken
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. objecten van beeldende kunst;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • h. water;
  • i. wegen en paden;

met de daarbijbehorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. er mogen minimaal 15 en maximaal 18 woningen worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak worden de woningen in 2 of 3 rijen met aaneengesloten woningen gerealiseerd;
  • c. de voorgevel van een woning moet op een afstand van 1 meter vanaf de bestemmingsgrens worden gebouwd;
  • d. een kopgevel van een rij aaneengesloten woningen moet op een afstand van 1 meter vanaf de bestemmingsgrens worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • f. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60% van het bouwperceel;
  • g. de hoogte van een gebouw(deel) mag niet hoger zijn dan de afstand tot de voorgevel respectievelijk achtergevel van een bestaande tegenoverliggende woning gedeeld door de factor 1,7 en vermeerderd met 1 m, gemeten vanaf de vloer van de eerste verdieping van de tegenoverliggende woning.
4.2.2 Erfbebouwing
  • a. erfbebouwing mag uitsluitend worden opgericht vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 20% van het bouwperceel;
  • c. van erfbebouwing mag de goothoogte niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en de bouwhoogte maximaal 5 m;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding mag achter en in de voorgevelrooilijn maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een erfafscheiding mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggemasten, speelvoorzieningen en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 onder c voor het bouwen van een voorgevel op een afstand van meer dan 1 meter vanaf de bestemmingsgrens;
  • b. lid 4.2.1 onder d voor het bouwen van een kopgevel van een woning op een afstand van meer of minder van 1 meter vanaf de bestemmingsgrens.

Een omgevingsvergunning wordt slecht verleend indien naar het oordeel van het bevoegde gezag geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
4.4.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf tevens gebruik wordt gemaakt van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw dient/dienen deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) mag niet meer bedragen dan de helft van de oppervlakte van de woning en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • f. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  • b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  • c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    • 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  • d. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
  • e. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.
6.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
6.2.1 Plaatsen van antenne-installatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor het plaatsen van een antenne-installatie voor telecommunicatie, waarvan de bouwhoogte gemeten vanaf de voet van de antenne - of indien de antenne geplaatst is op een antennedrager gemeten vanaf de voet van de antennedrager maximaal 40 m mag bedragen en mits:

  • a. de antenne-installatie niet op een gebouw wordt geplaatst;
  • b. de antenne-installatie niet bij bouwkundige monumenten wordt geplaatst;
  • c. de antenne-installatie op een afstand van minimaal 100 m van woonbebouwing wordt geplaatst;
  • d. de antenne-installatie zoveel mogelijk wordt geplaatst in de directe nabijheid van bestaande bebouwing niet zijnde woonbebouwing, vanwege de gewenste landschappelijke en stedebouwkundige inpassing ervan.
6.2.2 Site sharing of roaming

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, als bedoeld in 6.2.1 slechts verlenen indien en nadat door de aanvrager voldoende gemotiveerd is aangetoond dat het technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd dat, door toepassing van de beginselen van site sharing en/of roaming gebruik kan worden gemaakt van een antenne-installatie in de omgeving.

6.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.1 en 6.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. brandweeringang;
  • c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
7.2 Parkeren
7.2.1 Parkeren

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:

a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;

b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de normen en eisen die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;

7.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1, indien wordt voldaan aan de regels en voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning.

7.2.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 7.2.1, indien dit noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid en/of om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

7.2.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij in afwijking van een verleende omgevingsvergunning niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

7.3 Nieuwe geluidgevoelige objecten

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige objecten voor zover gelegen binnen een geluidszone, alleen mogelijk indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 9 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Palenstein, Van Duvenvoordepad'.