direct naar inhoud van Regels
Plan: Berkelseweg 13-15 CRM locatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00067-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Berkelseweg 13-15 CRM locatie met identificatienummer NL.IMRO.0637.BP00067-0003 van de gemeente Zoetermeer.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

Een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee-aaneen gebouwde woningen.

1.7 aan huis verbonden beroep of bedrijf

Een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het houden van een webshop of een bed en breakfast, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel, horeca en ambachtelijke bedrijvigheid.

1.8 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruizen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 antennedrager

Een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bebouwingspercentage

Een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend.

1.14 begane grond

Eerste bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als het aangrenzende maaiveld, ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw.

1.15 beperkt kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.16 bestaande situatie
  • a. Bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan en gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van dit plan mag worden gerealiseerd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning;
  • b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het plan, en bouwwerken die op het moment van de inwerkingtreding van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning.
1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw of souterrain.

1.23 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond.

1.27 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.28 dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.29 eerste verdieping

Functioneel met een hoofdgebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping.

1.30 erf

Een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.31 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 geluidsgevoelig obect

Geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.33 gestapelde woning

Een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere gebouwde ruimte is gelegen.

1.34 hoofdgebouw

Gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 huishouden

Eén of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.36 kap

De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.37 kunstwerken

een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.38 kwetsbaar object

Een object waarvoor, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico en/of een risico-afstand tot een risicovolle inrichting in acht moet worden genomen.

1.39 nutsvoorziening

Voorzieningen voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen van algemeen nut.

1.40 operators/ providers

Aanbieders van een mobiel netwerk.

1.41 parkeergelegenheid

Ruimte voor het stallen van auto's, fietsen en andere (motor)voertuigen.

1.42 peil
  • a. voor een hoofdgebouw en daarbij behorende aan- of uitbouwen op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad: de hoogte van de weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bijbehorend bouwwerk: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;
  • c. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • d. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse
1.43 plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.44 praktijk- of bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.45 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.46 risicovolle inrichting

Een inrichting bij welke, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten.

1.47 roaming

Het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators/providers.

1.48 site sharing

Het gezamenlijk door 2 of meer operators/providers gebruik maken van een antenne-installatie.

1.49 uitbouw

Een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.50 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch en/of pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 twee-aaneen gebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneen gebouwde woningen.

1.52 verdieping

Een bouwlaag van een gebouw, met uitzondering van de begane grond, een souterrain of een (parkeer)kelder.

1.53 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.54 voorgevelrooilijn

De evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevel(s) van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.

1.55 vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning of functie.

1.56 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.57 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is.

2.2 bebouwingspercentage

De verhouding tussen het bebouwde deel van een bebouwingsvlak of bestemmingsvlak en

het onbebouwde deel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.8 de oppervlakte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken (inclusief overbouwingen) en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de vloeroppervlakte

Het totale vloeroppervlak van ruimten gemeten langs de binnenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimtes omhullen.

2.10 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van het bouwvlak, c.q. bestemmingsvlak niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. langzaam verkeersroutes;
  • d. extensieve recreatie;
  • e. in- en uitritten;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. beweiding;
  • g. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. objecten van beeldende kunst;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. vlaggenmasten en lichtmasten;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat;

  • a. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen, kunstwerken, speelvoorzieningen, vlaggenmasten en lichtmasten maximaal 10 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van objecten van beeldende kunst maximaal 15 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 4 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, erven en pleinen;
  • b. fietsenstallingen;
  • c. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  • d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. objecten van beeldende kunst;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. reclameobjecten;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. terrassen;
  • m. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • n. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • o. water;
  • p. windbeperkende voorzieningen;

met de daarbij behoende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken voor de geleiding, beveiliging en de regeling van het verkeer geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen, kunstwerken, objecten van beeldende kunst, vlaggenmasten en lichtmasten en windbeperkende voorzieningen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensiever recreatie;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. objecten van beeldende kunst;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen ter verbinding van de aangrenzende gronden met een maximale bouwhoogte van 3 m.
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. kunstwerken;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. objecten van beeldende kunst;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. tuinen en erven;
  • i. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • j. water;
  • k. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 6.1 gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande hoofdgebouwen in de volgende vorm worden gebouwd:
    • 1. 'vrijstaand': vrijstaande woningen en
    • 2. 'twee-aaneen': twee-aaneengebouwde woningen;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erfbebouwing mag uitsluitend worden opgericht vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' tevens een garage/berging is toegestaan;
  • b. op een bouwperceel waarvan de oppervlakte kleiner is dan 300 m² mag de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing maximaal 60% van de oppervlakte van het erf tot een maximum van 60 m² bedragen;
  • c. op een bouwperceel waarvan de oppervlakte groter is dan 300 m² mag de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing maximaal 20% van de oppervlakte van het erf bedragen;
  • d. van erfbebouwing mag de goothoogte niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van een uitbreiding van het hoofdgebouw of erfbebouwing die is gelegen binnen het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven. Indien geen bouwhoogte is aangegeven geldt een maximum bouwhoogte van 12 m;
  • f. de goothoogte van een uitbreiding van het hoofdgebouw of erfbebouwing, die is gelegen binnen het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven. Indien geen goothoogte is aangegeven geldt geen maximale goothoogte.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staan, bedraagt de bouwhoogte:
    • 1. maximaal 1 m;
    • 2. maximaal 2 m, indien deze tenminste op een afstand van 1 m ten opzichte van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
6.3.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing, dan dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. het bedrijfsvloeroppervlak mag niet meer bedragen dan de helft van het vloeroppervlak van de woning en erfbebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
  • f. er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • g. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.
6.3.3 Geluid
  • a. Voorafgaand aan het in gebruik nemen van een of meerdere woningen als burgerwoning moeten afdoende geluidswerende maatregelen zijn getroffen en in stand worden gehouden overeenkomstig de resultaten van het akoestisch onderzoek, zoals opgenomen in Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai van de toelichting.

Artikel 7 Wonen - Lint

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Lint' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal woningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden': het maximum aantal;
    • 2. indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven deze bouwvlakken worden aangemerkt als één bouwvlak;
    • 3. uitsluitend vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. kunstwerken;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. objecten van beeldende kunst;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. tuinen en erven;
  • i. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • j. water;
  • k. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 7.1 gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen worden in de volgende vorm gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaand;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneengebouwd;
  • c. de afstand van hoofdgebouwen van vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m met uitzondering van tussengevels van twee-aaneengebouwde woningen;
  • d. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • e. de naar de weg gekeerde gevel van twee-aaneen en vrijstaande hoofdgebouwen worden in of tot maximaal 6 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • g. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, met dien verstande dat voor maximaal vier woningen een goothoogte is toegestaan van 7 m.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erfbebouwing mag uitsluitend worden opgericht vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' tevens een garage/berging is toegestaan;
  • b. op een bouwperceel waarvan de oppervlakte kleiner is dan 300 m² mag de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing maximaal 60% van de oppervlakte van het erf tot een maximum van 60 m² bedragen;
  • c. op een bouwperceel waarvan de oppervlakte groter is dan 300 m² mag de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing maximaal 20% van de oppervlakte van het erf bedragen;
  • d. van erfbebouwing mag de goothoogte niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van een uitbreiding van het hoofdgebouw of erfbebouwing die is gelegen binnen het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven. Indien geen bouwhoogte is aangegeven geldt een maximum bouwhoogte van 10 m;
  • f. de goothoogte van een uitbreiding van het hoofdgebouw of erfbebouwing, die is gelegen binnen het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven. Indien geen goothoogte is aangegeven geldt een maximum goothoogte van 4,5 m.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staan, bedraagt de bouwhoogte:
    • 1. maximaal 1 m;
    • 2. maximaal 2 m, indien deze tenminste op een afstand van 1 m ten opzichte van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een geluidswerend scherm bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken van situering hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 sub e om hoofdgebouwen meer dan 3 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak te bouwen, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking niet meer mag bedragen dan 5 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de bebouwing en aan het straatbeeld.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
7.4.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing, dan dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. het bedrijfsvloeroppervlak mag niet meer bedragen dan de helft van het vloeroppervlak van de woning en erfbebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
  • f. er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • g. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.
7.4.3 Geluid
  • a. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van een of meerdere woningen moet zijn aangetoond dat de geluidsbelasting op de gevel(s) van de woning(en) de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder, of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde) ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit Hogere waarde gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.
  • b. Voorafgaand aan het in gebruik nemen van een of meerdere woningen moeten afdoende geluidswerende maatregelen zijn getroffen en in stand worden gehouden overeenkomstig de resultaten van het akoestisch onderzoek, zoals opgenomen in Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai van de toelichting.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Doeleinden

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. kunstwerken
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. objecten van beeldende kunst;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. tuinen en erven;
  • h. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • i. water;
  • j. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 8.1 gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden in de volgende vorm gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneengebouwde woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen
  • b. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 2 m;
  • d. de afstand van een twee-aaneen gebouwde woning tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 2 m;
  • e. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • f. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erfbebouwing mag uitsluitend worden opgericht vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • b. op een bouwperceel waarvan de oppervlakte kleiner is dan 300 m² mag de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing maximaal 60% van de oppervlakte van het erf tot een maximum van 60 m² bedragen;
  • c. op een bouwperceel waarvan de oppervlakte groter is dan 300 m² mag de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing maximaal 20% van de oppervlakte van het erf bedragen;
  • d. van erfbebouwing mag de goothoogte niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van een uitbreiding van het hoofdgebouw of erfbebouwing mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven. Indien geen bouwhoogte is aangegeven geldt een maximum bouwhoogte van 12 m;
  • f. de goothoogte van een uitbreiding van het hoofdgebouw of erfbebouwing mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven. Indien geen goothoogte is aangegeven geldt geen maximale goothoogte.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 2 m. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staan, bedraagt de bouwhoogte:
    • 1. maximaal 1 m;
    • 2. maximaal 2 m, indien deze tenminste op een afstand van 1 m ten opzichte van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een geluidswerend scherm bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in 8.2.1 sub b voor het toestaan van hoofdgebouwen aan één zijde op een kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot 1 m.

8.3.2 Voorwaarden

De in artikel 8.3.1 genoemde afwijkingen zijn mogelijk, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de parkeergelegenheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
8.4.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing, dan dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. het bedrijfsvloeroppervlak mag niet meer bedragen dan de helft van het vloeroppervlak van de woning en erfbebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
  • f. er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • g. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.
8.4.3 Geluid
  • a. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning voor de bouw van een of meerdere woningen moet zijn aangetoond dat de geluidsbelasting op de gevel(s) van de woning(en) de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder, of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde) ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit Hogere waarde gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.
  • b. Voorafgaand aan het in gebruik nemen van een of meerdere woningen moeten afdoende geluidswerende maatregelen zijn getroffen en in stand worden gehouden overeenkomstig de resultaten van het akoestisch onderzoek, zoals opgenomen in Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai van de toelichting.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande bouwwerken
  • a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
10.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Binnen het plangebied mag onder hoofdgebouwen ondergronds worden gebouwd;
  • b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 2,5 m onder peil;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a ten behoeve van het ondergronds bouwen buiten de grenzen van het hoofdgebouw, mits er bovengronds geen sprake is van een visueel effect.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Nieuwe geluidsgevoelige objecten

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige objecten voor zover gelegen binnen een geluidszone, alleen mogelijk indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat bij dit ruimtelijke plan is gevoegd, met inbegrip van de in dat besluit opgenomen voorwaarden en maatregelen.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Veiligheidszone - Bedrijven
12.1.1 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt op of in de plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - Bedrijven' het volgende:

  • a. er mogen ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - Bedrijven' geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten worden gebouwd.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  • c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    • 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  • d. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m²;
  • e. het plaatsen van sirenemasten, met een bouwhoogte van maximaal 40 m.
13.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
13.2.1 Plaatsen van antenne-installaties

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor het plaatsen van een antenne-instllatie voor telecommunicatie, waarvan de bouwhoogte gemeten vanaf de voet van de antenne - of indien de antenne geplaatst is op een antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antennedrager - maximaal 40 m mag bedragen en mits:

  • a. de antenne-installatie niet op een gebouw wordt geplaatst;
  • 1. de antenne-installatie niet bij bouwkundige monumenten wordt geplaatst;
  • 2. de antenne-installatie op een afstand van minimaal 100 m van woonbebouwing wordt geplaatst;
  • 3. de antenne-installatie zoveel mogelijk wordt geplaatst in de directe nabijheid van bestaande bebouwing, niet zijnde woonbebouwing, vanwege de gewenste landschappelijke en stedebouwkundige inpassing ervan.
13.2.2 Site sharing of roaming

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, als bedoeld in 13.2.1 slechts verlenen indien en nadat door de aanvrager voldoende gemotiveerd is aangetoond dat het technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd dat, door toepassing van de beginselen van site sharing en/of roaming, gebruik kan worden gemaakt van een antenne-installatie in de omgeving.

13.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.1 en 13.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeren

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:

  • a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  • b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de normen en eisen die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1, indien wordt voldaan aan de regels en voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning.

14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 14.1, indien dit noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid en/of om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

14.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij in afwijking van een verleende omgevingsvergunning niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 15.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 15.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. 15.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 15.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 15.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Berkelseweg 13-15 CRM locatie van de gemeente Zoetermeer.