direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e herziening Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00050-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 1e herziening Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord met identificatienummer NL.IMRO.0637.BP00050-0003 van de gemeente Zoetermeer.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 overige begrippen

met uitzondering van de begrippen als bedoeld in lid 1.1 en 1.2 zijn de begrippen uit het bestemmingsplan 'Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord' van overeenkomstige toepassing op dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten uit het bestemmingsplan 'Oosterheem / Zegwaartsweg-Noord' is van overeenkomstige toepassing op dit plan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water (wa)' tevens water;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kunstwerken
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. objecten van beeldende kunst;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • k. water;
  • l. wegen en paden;
  • m. technische installaties, daaronder begrepen voorzieningen voor het opwekken en conserveren van energie;

met de daarbijbehorende bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. hoofdgebouwen en erfbebouwing mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
3.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. bij niet-gestapelde woningen mag niet meer dan 60% van het bouwperceel inclusief erfbebouwing worden bebouwd of overdekt met dien verstande dat:
    • 1. bouwpercelen kleiner dan 120 m² mogen tot een maximum oppervlakte van 90 m² worden bebouwd of overdekt;
    • 2. bouwpercelen groter dan 400 m², maar kleiner dan 1.000 m², tot een maximum oppervlakte van 240 m² mogen worden bebouwd of overdekt;
    • 3. bouwpercelen groter dan 1.000 m² tot een maximum oppervlakte van 300 m² mogen worden bebouwd of overdekt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag in afwijking van het bepaalde onder a het bouwperceel inclusief erfbebouwing niet meer worden bebouwd of overdekt dan met de aanduiding is aangegeven;
  • c. bij vrijstaande woningen dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 m te bedragen;
  • d. bij halfvrijstaande woningen dient de afstand van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 m te bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • g. ter plaatse van de aanduiding water (wa)' moet de vrije doorvaarhoogte onder woningen, gemeten vanaf het gemiddelde waterpeil ter plaatse, minimaal 1,25 m bedragen.
3.2.3 Erfbebouwing
  • a. erfbebouwing mag uitsluitend worden opgericht vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • b. van erfbebouwing mag de goothoogte niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. ingeval op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan de situering van de erfbebouwing afwijkt van hetgeen is bepaald in lid 3.2.3 onder a en b, dan mag tevens op de bestaande locatie erfbebouwing worden opgericht;
  • d. ingeval op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan de goothoogte, bouwhoogte en/of oppervlakte van de erfbebouwing groter is, dan is bepaald in lid 3.2.3 onder b tot en met d, dan geldt de bestaande maat als maximale maat.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag achter en in de voorgevelrooilijn maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 voor het bouwen buiten het bouwvlak, mits de omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwdeel van het hoofdgebouw;
  • b. lid 3.2.2 onder c en d voor het bouwen tot op 1 m van een zijdelingse perceelsgrens van het hoofdgebouw en tot op de erfgrens van het hoofdgebouw van een hoekwoning, niet zijnde een halfvrijstaande woning, mits dit past in de opzet van de cluster waarvan de woning deel uitmaakt.
3.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen sprake is van aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. behoud van (openbare) parkeergelegenheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van een webshop zoals bedoeld in lid 3.4.2 onder f;
  • e. het gebruik vangronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
3.4.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf tevens gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) mag niet meer bedragen dan de helft van de oppervlakte van de woning en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • f. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.

 

Artikel 4 Woongebied - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de vorm van niet-gestapelde woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding gestapeld [gs]' tevens gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'water (wa)' tevens water;
  • d. tuinen en erven;
  • e. wegen, in de vorm van wijkwegen, erftoegangswegen en woonstraten;
  • f. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • g. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  • h. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. objecten van beeldende kunst;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • o. water;
  • p. wegen en paden;

met de daarbijbehorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduiding maximum aantal wooneenheden' mag het maximaal aantal woningen niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan met de aanduiding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen er gestapelde woningen worden gebouwd. Indien de woningen in gestapelde vorm worden gebouwd geldt er, in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b, een maximum bouwhoogte van 25 m;
  • d. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening mag maximaal 40 m² bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
  • e. bij niet-gestapelde woningen bedraagt het bebouwingspercentage inclusief erfbebouwing niet meer dan 60% van het bouwperceel, met dien verstande dat:
    • 1. bouwpercelen kleiner dan 120 m² tot een maximum oppervlakte van 90 m2 mogen worden bebouwd of overdekt;
    • 2. bouwpercelen groter dan 400 m², maar kleiner dan 1.000 m², tot een maximum oppervlakte van 240 m² mogen worden bebouwd of overdekt;
    • 3. bouwpercelen groter dan 1.000 m2 tot een maximum oppervlakte van 300 m2 mogen worden bebouwd of overdekt;
  • f. bij gestapelde woningen bedraagt het bebouwingspercentage 100% van het bouwperceel;
  • g. bij vrijstaande woningen worden 2 onafhankelijk van elkaar bereikbare opstelplaatsen voor motorvoertuigen op eigen erf gerealiseerd;
  • h. bij vrijstaande woningen dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 m te bedragen;
  • i. bij halfvrijstaande woningen dient de afstand van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 m te bedragen;
  • j. op bouwpercelen die rechtstreeks grenzen aan de bestemming 'Water' mogen, binnen een strook van 3 m uit de perceelsgrens met het water, geen gebouwen worden gebouwd;
  • k. indien de figuur 'gevellijn' is opgenomen worden woningen in de gevellijn of ten oosten daarvan gebouwd.
4.2.2 Erfbebouwing
  • a. erfbebouwing mag uitsluitend worden opgericht vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. voor de maximum oppervlakte van erfbebouwing geldt het bepaalde in lid 4.2.1 onder e;
  • c. op bouwpercelen die rechtstreeks grenzen aan de bestemming 'Water' mag, binnen een strook van 3 m uit de perceelsgrens geen erfbebouwing worden opgericht;
  • d. van erfbebouwing mag de goothoogte niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en de bouwhoogte maximaal 5 m;
  • e. bij vrijstaande en half-vrijstaande woningen dient een bijgebouw te worden opgericht op een minimum afstand van 3 m achter de voorgevelrooilijn.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag achter en in de voorgevelrooilijn maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen, vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 onder h en i voor het bouwen tot op 1 m van een zijdelingse perceelsgrens van het hoofdgebouw en tot op de erfgrens van het hoofdgebouw van een hoekwoning, niet zijnde een halfvrijstaande woning, mits dit past in de opzet van de cluster waarvan de woning deel uitmaakt;
  • b. lid 4.2.1 onder j voor het bouwen binnen een afstand van 3 m uit de perceelsgrens met de bestemming 'Water' mits de omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwdeel van het hoofdgebouw.
  • c. lid 4.2.1 onder b en k voor het bouwen van een woning met een hogere bouwhoogte en ten westen van de gevellijn, mits:
    • 1. aangetoond is dat sprake is van akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat als gevolg van de op de naastgelegen gronden aanwezige bedrijfsactiviteiten;
    • 2. het naastgelegen bedrijf niet onevenredig wordt beperkt in de bedrijfsvoering;
    • 3. de maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste 12 m bedraagt.
4.3.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen sprake is van aantasting van:

  • a. de ruimtelijke structuur van de wijk of het wijkdeel;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. behoud van (openbare) parkeergelegenheid;
  • d. aansluiting aan structurele groenelementen;
  • e. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van een webshop zoals bedoeld in lid 4.4.2 onder f;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
4.4.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf tevens gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) mag niet meer bedragen dan de helft van de oppervlakte van de woning en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • f. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

  • a. De algemene regels uit het bestemmingsplan 'Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord' zijn van overeenkomstige toepassing op dit plan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a wordt artikel 31.2 aanvullende werking bouwverordening het bestemmingsplan 'Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord ' als volgt herzien:

31.2 Voldoende parkeergelegenheid

31.2.1 parkeernormen

Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken ten dienste van wonen, kan alleen worden verleend indien in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, conform de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Beleidsnota Parkeren 2005' die van toepassing zijn gelet op het bepaalde in de overgangsregeling zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels 2012', vastgesteld door de raad op 12 mei 2012.

31.2.2 Afwijken van de parkeernormen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 31.2.1, indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

c. In aanvulling op het bepaalde onder a wordt een nieuw artikel 31.3 toegevoegd:

31.3 Nieuwe geluidsgevoelige objecten

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige objecten voor zover gelegen binnen een geluidzone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat is opgenomen als bijlage 6 bij het bestemmingsplan 'Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 6 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 1e herziening Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord.