direct naar inhoud van Regels
Plan: Meerpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00037-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanbouw

een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten tot en met milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten voor zover deze betrekking hebben op:

  • administratief, juridisch, maatschappelijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied;
  • het houden van een webshop of een bed en breakfast tot maximaal 4 kamers;
  • kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, zoals genoemd in de Tabel van nevenactiviteiten;
  • kleinschalige ondergeschikte detailhandel aan huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt), zoals: zuivel, eieren, groente, noten, kruiden. Indien naast eigen producten ook agrarische producten van derden worden verkocht, is sprake van verkoop van agrarische producten met een maximale oppervlakte van 15 m²,

waarbij geldt dat deze activiteiten door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel en horeca.

1.4 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.

1.5 agrarisch bedrijf

een akkerbouw-, veeteeltbedrijf, waarbij de teelt van agrarische producten afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel; intensieve veehouderij, andere niet-grondgebonden bedrijven, paardenfokkerij, stoeterij, boomkwekerijen, boomgaarden en boskoopse cultures worden hier niet onder begrepen.

1.6 agrarisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van agrarische bedrijfsvoering.

1.7 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waarin als (agrarische) nevenactiviteit, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naai-atelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf, klompenmakerij, kaasmakerij, riet- en/of vlechtwerkbedrijf en een hoefsmederij.

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.11 atelier

werkplaats van een kunstenaar, ontwerper en dergelijke.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14 bed & breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een veelal kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt; een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of een bijhuis en wordt gerund door de eigenaren, zijnde de hoofdgebruikers, van het betreffende huis en heeft maximaal vier kamers.

1.15 bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, verhandelen en opslag van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.16 bedrijfsgebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie tot maximaal 5% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m².

1.17 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, winkel of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, kantine, toiletruimten, lift- en trappenhuizen en dergelijke.

1.19 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.20 begane grond

bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.

1.21 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonwagens en woonschepen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonwagens of woonschepen per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder de definitie van beperkt kwetsbaar object onder c, vallen;
  • c. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • d. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder de definitie van beperkt kwetsbaar object onder d, vallen;
  • e. objecten die met de onder a tot en met c genoemde functies gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.22 beplanting

houtachtige gewassen zoals heesters en bomen.

1.23 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.25 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen, NL.IMRO.0637.BP00037-

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.28 bijzondere woonvormen

woonvormen die gekenmerkt worden door de aanwezigheid van gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen voor de bewoners van het gebouw(encomplex).

1.29 boskoopse cultures

de teelt van heesters en/of andere siergewassen.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.36 buitenrijbak

niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem voor training en africhting van paarden.

1.37 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.38 cultuurhistorisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van cultuurhistorie.

1.39 cultuurhistorische waarde

een waarde die wordt toegekend aan een ruimtelijk relevant element, dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de tijd van een gebied heeft gemaakt.

1.40 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reisbureaus, kapsalons, banken, belwinkels en internetcafés, zulks met uitzondering van horeca.

1.43 ecologische waarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.

1.44 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.45 erfbebouwing

functioneel met een gebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping.

1.46 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals markten, braderieën, sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, feesten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, kermissen, circussen en thematische beurzen.

1.47 evenemententerrein

open terrein voor evenement.

1.48 extensieve recreatie

vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, waaronder wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.

1.49 fte

fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een volledige werkweek.

1.50 garagebox

een als complex gebouwde overdekte ruimte, die primair bedoeld is voor het stallen van één of meerdere auto's of andere voertuigen.

1.51 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.52 geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

1.53 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.54 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel.

1.55 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.56 horeca

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. De verschillende vormen van horeca, die vallen onder dit bestemmingsplan zijn beschreven in de Staat van horeca-activiteiten.

1.57 kleinschalige detailhandel

bij een hoofdfunctie behorende detailhandel van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf of in de regio gelegen bedrijven.

1.58 kleinschalige horecagelegenheid

bij een afwijkende hoofdfunctie behorende theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf of in de regio gelegen bedrijven.

1.59 kampeermiddel
  • a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een bouwvergunning of omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.60 kantine

een ondergeschikte vorm van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de sportbeoefenaars en eventuele toeschouwers.

1.61 kunstwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.62 kwetsbaar object
  • a. woningen, woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen, woonwagens en woonschepen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbaar object onder a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.63 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op de karakteristieken van dat gebied.

1.64 manege

een bedrijf, dat uitsluitend of in hoofdzaak gericht is op het lesgeven in paardrijden en het daarmee verband houdende (in pension) houden en africhten van paarden en/of pony's, waarbij als nevenactiviteiten zijn toegestaan het organiseren van wedstrijden en/of evenement die verband houden met de paardensport.

1.65 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.66 minicamping

een terrein met uitsluitend seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen, te weten camper, vouwwagen en caravan, met een maximum van 15 plaatsen waarbij de kampeermiddelen uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober op de gronden mogen staan, met dien verstande dat de kampeermiddelen zijn toegestaan binnen het bouwvlak.

1.67 natuurwaarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.68 nevenfunctie

een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende agrarische bedrijf.

1.69 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.70 operators / providers

aanbieders van een mobiel netwerk.

1.71 paardenbox

een gebouwde ruimte met vier (deels) dichte wanden, bedoeld voor het verblijf van 1 paard of pony, en voorzien van een droge ligplaats met voldoende ventilatie en lichtsterkte.

1.72 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.73 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.74 paardenpension

een bedrijf, zonder rijhal, waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het stallen en verzorgen van paarden en pony's van derden.

1.75 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.76 peil
  • a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
    de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
    het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  • c. in overige gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.
1.77 plan

het bestemmingsplan Meerpolder van de gemeente Zoetermeer.

1.78 plattelandswoning

Een (voormalige) bedrijfswoning die tevens door een derde mag worden bewoond, zonder dat er sprake is van een functionele binding met het bijbehorende bedrijf.

1.79 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.80 risicovolle inrichting

1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

2. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen.

1.81 roaming

het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers.

1.82 ruwvoedergewas

Voedergewassen anders dan gras.

1.83 schuilgelegenheid

een, niet voor bewoning bestemd, open agrarisch bedrijfsgebouw, dat dient voor beschutting van vee tegen weersinvloeden.

1.84 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.85 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators / providers gebruik maken van een antenne-installatie.

1.86 stacaravan

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.

1.87 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegeankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren of het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kralam, een wagen of een tafel.

1.88 tegenoverliggende woning

een tegenover een gebouw gesitueerde bestaande woning, waarbij het betreffende gebouw zich bevindt binnen de zone die wordt gevormd door de horizontale hoeken van 120º ten opzichte van de voorgevelrooilijn respectievelijk achtergevel(rooilijn) van de bestaande woning, gemeten ter plaatse van de geveluiteinden; een tegenoverliggende woning kan zowel binnen als buiten het plangebied zijn gesitueerd.

1.89 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.90 theeschenkerij

een erf, tuin, een al dan niet (gedeeltelijk)overdekte ruimte en/of een gebouw op een agrarisch bouwperceel of op een woonboerderij, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd om bedrijfsmatig daarop of daarin thee, koffie en nadere niet-alcoholische dranken en versnaperingen, zoals broodjes, ijs, gebak, aan passerende recreanten te verkopen en ter plaatse te laten nuttigen, zulks al dan niet in combinatie met speelgelegenheid voor kinderen. In dit verband mogen ter plaatse geen activiteiten worden uitgeoefd die onder de milieuwetgeving en/of drank- en horecawetgeving vallen.

1.91 uitbouw

een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.92 verkoop agrarische producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten.

1.93 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste één volledige arbeidskracht.

1.94 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.

1.95 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.96 woningsplitsing

Het splitsen van een woning zodat twee zelfstandige wooneenheden onstaan.

1.97 zorgboerderij

een voorziening voor personen met een zorg- of hulpvraag.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 vloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsvloeroppervlakte (bvo).

2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijf;
  • b. per agrarisch bedrijf maximaal één bedrijfswoning;
  • c. aan huis verbonden beroep of bedrijf, alsmede de (agrarische) nevenactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels behorende Tabel van nevenactiviteiten;
  • d. de bescherming en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - paardenhouderij -1' tevens:
    • 1. één paardenfokkerij;
    • 2. één trainingscentrum voor paarden met een maximale oppervlakte van 1.575 m²;
    • 3. één paardenwedstrijdbak met een maximale oppervlakte van 1.364 m² met bijbehorende lichtmast;
    • 4. één longeercirkel met een maximale oppervlakte van 235 m² met bijbehorende lichtmast;
    • 5. één stapmolen met een maximale oppervlakte van 225 m² met bijbehorende lichtmast;
    • 6. één paddock met afrasteringspalen met een maximale oppervlakte van 160 m²;
    • 7. één mestopslag, voersilo en parkeerplaats voor trailers en vrachtwagens met een maximale oppervlakte van 230 m²;
    • 8. één voeropslag met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - paardenhouderij - 2' tevens:
    • 1. één paardenfokkerij;
    • 2. één overdekte rijbak met een maximale oppervlakte van 800 m²;
    • 3. paardenboxen voor maximaal 20 pony's met een maximale oppervlakte van 150 m²;
    • 4. één paddock met een maximale oppervlakte van 200 m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarische - paardenhouderij - 3' tevens:
    • 1. één rijbak met een maximale oppervlakte 800 m² en twee bijbehorende lichtmasten;
    • 2. één paddock annex longeerbak met een maximale oppervlakte van 225 m² met bijbehorende lichtmast;
    • 3. het onder h1 en h2 genoemde gebruik dient in verband te staan met het als nevenactiviteit gevestigde paardenpension bij de woning;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - caravanstalling - 1' tevens stalling van maximaal 30 caravans;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - caravanstalling - 2' tevens stalling van maximaal 20 caravans;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - caravanstalling - 3' tevens stalling van maximaal 6 caravans;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - minicamping, stacaravans uitgesloten' één minicamping, waarbij stacaravans zijn uitgesloten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens niet agrarische opslag in niet bedrijfsmatige vorm;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een tweede bedrijfswoning;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - plattelandswoning' tevens één plattelandswoning;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' tevens een rijbak;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - zorgboerderij' tevens een zorgboerderij met dagverblijf en logeeropvang voor personen met een zorg- en hulpvraag;

met de daarbij behorende:

  • r. groenvoorzieningen;
  • s. ontsluitingswegen en paden;
  • t. parkeervoorzieningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, binnen een bouwvlak;
  • u. waterpartijen en waterlopen;
  • v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

met de daarbij behorende bouwwerken.

3.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 3.1.1 genoemde gronden samenvallen met:

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10 m bedragen en de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen, dan wel ingeval op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere goothoogte, bouwhoogte en/of inhoud bestaat, geldt deze als maximale maat;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 7 m bedragen, de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 10 m bedragen, tenzij op de plankaart een andere goot- en bouwhoogte is aangegeven. Dan geldt deze goot- en bouwhoogte als maximale maat;
  • d. bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend worden opgericht achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m²;
  • e. van een bijgebouw behorende bij de bedrijfswoning mag de goothoogte maximaal 3 m bedragen en de bouwhoogte maximaal 5 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - plattelandswoning' mag de inhoud maximaal 750 m³ bedragen inclusief bijgebouwen, de goothoogte mag maximaal 6 m bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - paardenhouderij -1' mag de goothoogte maximaal 4 m bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 8.85 m bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - paardenhouderij - 2' mag de goothoogte van paardenboxen maximaal 2.45 m bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 3.30 m bedragen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' mag de oppervlakte van een rijbak maximaal 753 m² bedragen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - zorgboerderij' mag de oppervlakte van het dagverblijf en de logeeropvang maximaal 200 m² bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

  • a. binnen een bouwvlak:
    • 1. hooibergen: 7 m;
    • 2. sleufsilo's : 3 m;
    • 3. voedersilo's: 12 m;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 5. de bouwhoogte van een lichtmast mag maximaal 5 m bedragen;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 7 m.
  • b. buiten een bouwvlak: 1,5 m, met dien verstande dat geen sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen worden opgericht.
3.2.3 Voorwaarden voor het perceel Meerpolder 22

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - sleufsilo' gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de ruw-/kuilvoederopslagen worden uitgevoerd in de vorm van sleufsilo's met een lage betonwand;
  • b. de meest noordelijk gelegen sleufsilo wordt voorzien van een grondwal, waardoor dit bouwwerk 'wegvalt' in het landschap;
  • c. de afstand van de sleufsilo's tot de woningen op de naastgelegen agrarische percelen bedraagt minimaal 30 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 inzake de bouwhoogte:

  • a. van hooibergen tot maximaal 15 m;
  • b. van voedersilo's tot maximaal 20 m.

Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat schriftelijk advies over de effecten op de omgeving is overgelegd door een natuur- en landschapsdeskundige en over de agrarische noodzaak een advies is overgelegd door een agrarisch deskundige.

3.3.2 Overschrijding bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het overschrijden van het bouwvlak, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en/of waarden van de naburige percelen c.q. gronden;
  • b. overschrijding noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. het denkbeeldige bouwvlak hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 1,5 ha;
  • d. de natuur- en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. hiervoor advies wordt gevraagd aan de natuur- en landschapsdeskundige of de agrarisch deskundige.
3.3.3 Bouwwerken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor de bouw van melkstallen, open kapschuren en schuilgelegenheden buiten het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per bedrijf mag maximaal 75 m² aan bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebouwd met een maximale goothoogte van 3 m, waarbij de maximale oppervlakte per afzonderlijk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • b. aangetoond moet worden dat sprake is van een ongunstige verkavelingssituatie en dat bouwen binnen het bouwvlak niet mogelijk is;
  • c. aangetoond moet worden dat bouwen buiten het bouwvlak noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsuitvoering.
3.3.4 Nieuwbouw ten behoeve van overige nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het toestaan van nieuwbouw voor nevenfuncties zoals opgenomen in lid 3.1.1 met inachtneming van het volgende:

  • a. nieuwbouw dient gepaard te gaan met afbraak van bestaande gebouwen, niet zijnde monumenten of MIP-panden;
  • b. de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal de helft bedragen van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw bijdragen aan substantiële vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van het totale perceel, zulks ter toetsing door de natuur- en landschapsdeskundige op grond van een (her)inrichtingsplan, waarbij herbouw tot maximaal 100% van de te slopen oppervlakte gebouwen kan worden toegestaan;
  • c. de initiatiefnemer dient dit door middel van een schriftelijk advies van de natuur- en landschapsdeskundige aan te tonen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Het is verboden de in dit bestemmingsplan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • b. het gebruik van gronden als standplaats en stalling voor kampeermiddelen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling - 1', ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling - 2' en ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling - 3';
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
3.4.2 Voorwaarden niet agrarische opslag

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' als bedoeld in lid 3.1.1 onder m gelden de volgende regels:

  • a. er mag geen onevenredige afbreuk van de belangen en/of waarden van de naburige percelen c.q. gronden plaatsvinden;
  • b. niet grondgebonden agrarisch gebruik is niet toegestaan;
  • c. de omvang van de opslag is vanuit bedrijfseconomisch oogpunt gezien in omvang ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf;
  • d. de coördinatie van de opslag vindt plaats door het agrarisch bedrijf;
  • e. een zelfstandig (niet agrarisch) bedrijf is niet toegestaan;
  • f. geen bewerking, verkoop, bezichtiging of keuring van de opgeslagen goederen is toegestaan.
3.4.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf tevens gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) mag niet meer bedragen dan de helft van de oppervlakte van de woning en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
  • f. er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • g. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van een paardenpension, kano- of bootverhuurbedrijf, zorgboerderij, kleinschalig kamperen, fietsen- of huifkarverhuurbedrijf, als agrarische nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 onder a ten behoeve van het toestaan van een paardenstalling, een kano- of bootverhuurbedrijf, een zorgboerderij, een kleinschalige camping en een fietsen- of huifkarverhuurbedrijf, als agrarische nevenfunctie, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omvang van:
    • 1. een paardenpension of een zorgboerderij tot een oppervlakte van maximaal 300 m²;
    • 2. uitsluitend op agrarische percelen groter dan 0,5 hectare, een kleinschalige camping voor maximaal 6 plaatsen met een totale oppervlakte van maximaal 1200 m², exclusief 50 m² ten behoeve van sanitair;
    • 3. een kano- of bootverhuurbedrijf of een fietsen- of huifkarverhuurbedrijf tot een maximale oppervlakte van 100 m².
  • b. de nieuwe functie, gelet op de ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate zullen worden geschonden;
  • c. de vestiging vindt plaats binnen het bestaande bouwvlak;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking dient niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
3.5.2 Ten behoeve van veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel, als agararische nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 onder a ten behoeve van het toestaan van een veehandelsbedrijf, een africhtingsbedrijf voor paarden of een foeragehandel, als agrarische nevenfunctie met inachtneming van het volgende:

  • a. de agrarische nevenactiviteit, gelet op de ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate zullen worden geschonden;
  • b. de vestiging vindt plaats binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking dient niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Ten behoeve van een atelier voor kunst, medische en sociale functies, een pension of kampeerboerderij of een manege

Burgemeester en wethouders kunnen bij bedrijfsbeëindiging de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' geheel of gedeeltelijk wijzigen ten behoeve van een atelier voor kunst, medische en sociale functies, een pension of kampeerboerderij of een manege:

  • a. de nieuwe functie, gelet op de ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate zullen worden geschonden;
  • b. de vestiging vindt plaats binnen het bestaande bouwvlak;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • e. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • f. er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking;
3.6.2 Ruimte voor ruimte

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige agrarische bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies wordt aangetoond;
  • c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf worden volledig gesloopt, eventueel met uitzondering van een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
  • d. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen mag één woning worden teruggebouwd;
  • e. het aantal nieuwe woningen per locatie mag ten hoogste drie bedragen;
  • f. de inhoud van een nieuwe woning inclusief aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 750 m³:
  • g. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning;
  • h. de woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • i. de te slopen gebouwen zijn met vergunning opgericht voor 1 januari 2007;
  • j. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming Wonen - 1 van deze regels;
  • k. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning(en) past binnen, dan wel doet geen onevenredige afbreuk aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • l. de geluidsbelasting aan de gevel van de nieuwe woning ten gevolge van het wegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde zoals is vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
3.6.3 Vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. vergroting van het bouwvlak is alleen toelaatbaar voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de noodzaak tot vergroting dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygienisch inpasbaar te zijn;
  • d. een bouwvlak mag worden vergroot tot ten hoogste 2 hectare;
  • e. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • f. door de overschrijding mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden van de gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • b. het afgraven of ophogen van gronden;
  • c. het opbrengen van zand of ander materiaal ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van grasland in andere vormen van grondgebruik;
  • d. het aanbrengen van beplanting en het bebossen van gronden;
  • e. het vellen of rooien van opgaande beplanting;
  • f. het aanleggen van wegen, fiets- en voetpaden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van koepaden;
  • g. het aanleggen van foliemestbassins;
  • h. het scheuren van grasland, behalve bij agrarisch gebruik voor het opnieuw inzaaien van gras om de rijkdom van vele grassoorten in stand te houden;
  • i. het telen van ruwvoedergewassen.
  • j. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren dan wel het leggen van drainageleidingen.
3.7.2 Aanvullingen op verboden werken en werkzaamheden

In aanvulling op lid 3.7.1 betreffende een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor het aanleggen geldt:

  • a. voor een foliemestbassin wordt uitsluitend omgevingsvergunning verleend ten behoeve van een foliemestbassin aansluitend op het agrarisch bouwperceel;
  • b. voor het scheuren van grasland wordt uitsluitend omgevingsvergunning verleend ten behoeve van een tijdelijk ander gebruik van grasland als bouwland voor ruwvoedervoorziening van het bedrijf, mits:
    • 1. geen alternatieve mogelijkheden buiten de bij het bedrijf betrokken gronden voorhanden zijn;
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 10% is van de bij het bedrijf betrokken gronden;
    • 3. de oppervlakte per bedrijf niet meer dan 2 hectare zal bedragen.
3.7.3 Geen omgevingsvergunning vereist

Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere werken en werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd binnen een agrarisch bouwvlak;
  • b. behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde omgevingsvergunning;
  • d. het scheuren van grasland ten behoeve van de verbetering van de grasmat, waarbij na het scheuren, direct herinzaai van gras plaatsvindt;
3.7.4 Advies agrarisch en / of natuur- en landschapsdeskundige

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden dan wel in het geval van onevenredige afbreuk, door het stellen van voorwaarden waaraan voldoende tegemoet kan worden gekomen. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt schriftelijk advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Hiertoe overlegt de aanvrager een deskundigenrapport.

In aanvulling op het voorgaande wordt een omgevingsvergunning voor het aanleggen van foliemestbassins uitsluitend verleend ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering en in aansluiting op het agrarisch bouwvlak.

Artikel 4 Bedrijf - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een installatie ten behoeve van het bemalen van de polder, een en ander met bijbehorende bebouwing en onbebouwde terreinen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Bedrijf - opsporing van delfstoffen' uitsluitend de opsporing van delfstoffen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kunstwerken;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water;
  • g. wegen en paden;
4.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 4.1.1 genoemde gronden samenvallen met:

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gemaal

Ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
4.2.2 Specifieke vorm van Bedrijf - opsporing van delfstoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende bouwregels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Artikel 5 Bedrijf - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water;
  • i. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 5.1.1 genoemde gronden samenvallen met:

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³, inclusief bijgebouwen;
  • d. de totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen, mag (exclusief de bedrijfswoning) maximaal 1.180 m² bedragen.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor wonen;
  • b. het gebruik van gronden en /of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • f. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • i. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken van de milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1.1 onder a voor het gebruik ten behoeve van bedrijven behorende tot ten hoogste 2 categorieën hoger dan in lid 5.1.1 a genoemd;
  • b. het bepaalde in lid 5.1.1 onder a voor het gebruik ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf - 2 geheel of gedeeltelijk wijzigen ten behoeve van kleinschalige niet-agrarische bedrijven, zoals ambachtelijke bedrijven, kunst (nijverheids)ateliers, reparatie- en dienstverlenende bedrijven, echter met uitzondering van detailhandel, benzineservicestations en auto- en motorreparatiebedrijven, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan bedrijven tot en met milieucategorie 2 van de in Lijst van bedrijfsactiviteiten bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijven die daarmee qua milieuhinder vergelijkbaar zijn;
  • b. de vestiging vindt binnen de bestaande bebouwing plaats;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.

Artikel 6 Bedrijf - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • j. water;
  • k. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 6.1.1 genoemde gronden samenvallen met:

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde mag maximaal 7 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 afwijken ten behoeve van bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a, voor het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.3.2 afwijken ten behoeve van vergroting bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder c voor uitbreiding van het bruto vloeroppervlak van het agrarisch aanverwante bedrijf, onder voorwaarde van provinciale instemming en mits de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van onderzoek heeft aangetoond dat:

  • a. verplaatsing naar een bedrijventerrein geen reële mogelijkheid is gebleken;
  • b. geen sprake zal zijn van onevenredige hinder voor de omgeving ten aanzien uitzicht, privacy en zichtlijnen;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
  • d. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking niet onevenredig groot dient te zijn en de bestaande infrastructuur berekend dient te zijn op de nieuwe omvang van het bedrijf;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat schriftelijk positief advies over de effecten op de omgeving is overlegd door een natuur- en landschapsdeskundige.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • i. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken van de milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.1.1 onder a voor het gebruik ten behoeve van bedrijven behorende tot ten hoogste 2 categorieën hoger dan in lid 6.1.1 a genoemd;
  • b. het bepaalde in lid 6.1.1 onder a voor het gebruik ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij bedrijfsbeëindiging de bestemming 'Bedrijf - 3' wijzigen ten behoeve van een manege, kamperen en logies, medische en sociale functies, alsmede een atelier voor kunst met in achtneming van het volgende:

  • a. de nieuwe functie, gelet op de ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies, niet in onevenredige mate zullen worden geschonden;
  • b. van deze bevoegdheid mag slechts ten behoeve van één manege gebruik gemaakt worden;
  • c. de nevenfunctie mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.
  • g. de vestiging vindt plaats binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. er geen sprake is van onevenredige verkeersaantrekkende werking.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ecologische waarden en landschapswaarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Natuur - landschapselement' tevens een landschapselement voor behoud, versterking en/of ontwikkeling van de aan de gronden eigen zijnde natuur- en landschappelijke waarden van houtopstanden;
  • c. water;
7.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 7.1.1 genoemde gronden samenvallen met:

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het opbrengen van zand of ander materiaal ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van grasland in andere vormen van grondgebruik;
  • d. het aanbrengen van beplanting en het bebossen van gronden;
  • e. het vellen of rooien van opgaande beplanting;
  • f. het aanleggen van wegen, fiets- en voetpaden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van koepaden;
7.4.2 Geen omgevingsvergunning vereist

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning.
7.4.3 Advies agrarisch en / of natuur- en landschapsdeskundige

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden dan wel in het geval van onevenredige afbreuk, door het stellen van voorwaarden daaraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt schriftelijk advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Hiertoe overlegt de aanvrager een deskundigenrapport. Van dit advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen bestaande uit:

  • a. rijstroken voor het gemotoriseerd verkeer waarvan het aantal rijstroken, met uitzondering van in- en uitvoegstroken en opstelstroken, niet meer mag bedragen dan 2 rijstroken;
  • b. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. objecten van beeldende kunst;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. reclameobjecten;
  • i. water;
  • j. vlaggenmasten en lichtmasten
  • k. voorzieningen voor openbaar vervoer;

met de daarbij behorende bouwwerken.

8.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 8.1.1 genoemde gronden samenvallen met:

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en de regeling van het verkeer mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken, objecten van beeldende kunst en speelvoorzieningen mag maximaal 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten, erven en pleinen;
  • b. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  • c. fietsenstallingen;
  • d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. objecten van beeldende kunst;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. reclameobjecten;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. terrassen;
  • m. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • n. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • o. water;

de daarbij behorende bouwwerken.

9.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 9.1.1 genoemde gronden samenvallen met:

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en de regeling van het verkeer mag maximaal 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken, objecten van beeldende kunst en speelvoorzieningen mag maximaal 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 10 Water

10.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. de bescherming en ontwikkeling van natuur- en landschapwaarden;
  • d. extensieve recreatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

10.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 10.1 genoemde gronden samenvallen met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering - 1' en Waterstaat -Waterkering - 2 is primair het bepaalde in artikel 15respectievelijk artikel 16 van toepassing.

10.3 Bouwregels
10.3.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

10.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen en de vrije doorvaarhoogte voor bruggen mag minimaal 1.25 m bedragen.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 voor het bouwen van waterbouwkundige kunstwerken zoals een brug met een maximale hoogte van 4 m en een minimale doorvaarhoogte van 1.25 m.

Artikel 11 Wonen - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • k. water;
  • l. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

11.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 11.1 genoemde gronden samenvallen met:

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. het hoofdgebouw en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bestemmingsvlak worden gebouwd met een maximale inhoud van 750 m³ inclusief bijgebouwen, dan wel ingeval op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoudbestaat, geldt deze als maximale maat, inclusief bijgebouwen;
  • b. de goothoogte mag voor het hoofdgebouw maximaal 6 m bedragen en de bouwhoogte mag voor een hoofdgebouw maximaal 10 m bedragen, dan wel ingeval op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere bouwhoogte en/of goothoogte bestaat, geldt deze als maximale maat;
  • c. de goothoogte voor bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen en de bouwhoogte voor bijgebouwen mag maximaal 5 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - agrarische nevenactiviteiten' mag de inhoud van het hoofdgebouw maximaal 500 m³ bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - agrarische nevenactiviteiten' mag de oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 200 m² bedragen, waarbij de goothoogtemaximaal 3 m mag bedragen en de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - paardenboxen' mag de goothoogte maximaal 2.20 m bedragen, de bouwhoogte mag maximaal 2.95 m bedragen en de oppervlakte van de paardenboxen mag maximaal 100 m² bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van een webshop zoals bedoeld in lid 11.3.2 onder f;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
11.3.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf tevens gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) mag niet meer bedragen dan de helft van de oppervlakte van de woning en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
  • f. er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • g. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag beplanting aan te brengen.

11.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van een werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en/of landschapswaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

11.4.3 Geen omgevingsvergunning vereist

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 is vereist voor:

  • a. werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 12 Wonen - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één woning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • b. erfbebouwing;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van archeologische en landschappelijke waarden van de gronden;
  • d. één vrijstaande stal;
  • e. één aan de woning gebouwde paardenstal;
  • f. agrarische nevenactiviteiten zoals opgenomen in Tabel van nevenactiviteiten bij deze regels behorende Tabel van nevenactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - paardenhouderij ' is tevens een paardenhouderij en een paardenpension met maximaal 16 paardenboxen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • h. lichtmast;
  • i. mestopslagplaats;
  • j. tuinen en erven;
  • k. parkeervoorzieningen;
12.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 12.1 genoemde gronden samenvallen met:

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. de inhoud van één woning mag maximaal 960 m³ bedragen;
  • b. de goothoogte van de woning mag maximaal 6 m bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
  • c. de goothoogte van één vrijstaande stal mag maximimaal 3 m bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van één vrijstaande stal mag maximaal 60 m² bedragen;
  • e. de goothoogte van de aan de woning gebouwde paardenstal mag maximaal 4,5 m bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
  • f. de oppervlakte van de aan de woning gebouwde paardenstal mag maximaal 266 m² bedragen.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van één lichtmast ten behoeve van de paddock annex longeerbak op het naastgelegen perceel met een agrarische bestemming mag maximaal 5 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van één mestopslagplaats mag maximaal 104 m² bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieustituatie;
  • e. het behoud van parkeervoorzieningen;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.4 Specfieke gebruiksregels
12.4.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • b. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van manege-activiteiten.
12.4.2 Bijgebouwen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebuik van een bijgebouw voor bewoning.

12.4.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf tevens gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) mag niet meer bedragen dan de helft van de oppervlakte van de woning en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
  • f. er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • g. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het opbrengen van zand of ander materiaal ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van grasland in andere vormen van grondgebruik;
  • d. het aanbrengen van beplanting en het bebossen van gronden;
  • e. het vellen of rooien van opgaande beplanting;
  • f. het aanleggen van wegen, fiets- en voetpaden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het inrichten van een paardrijbak.
12.5.2 Geen omgevingsvergunning vereist

Het in lid 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning.
12.5.3 Advies agrarisch en / of natuur- en landschapsdeskundige

Een omgevingsvergunning voor het aanleggen van werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.5.1 onder a t/m g kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden dan wel in het geval van onevenredige afbreuk, door het stellen van voorwaarden daaraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Alvorens vergunning te verlenen wordt schriftelijk advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige.

Artikel 13 Wonen - 3

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. tuinen en erven;
  • i. vlaggenmasten en lichtmasten;
  • j. water;
  • k. wegen en paden;

met de daarbijbehorende bouwwerken.

13.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 13.1 genoemde gronden samenvallen met:

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. een hoofdgebouw en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met een maximale inhoud van 500 m³, dan wel ingeval op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud bestaat, geldt deze als maximale maat, inclusief bijgebouwen;
  • b. de goothoogte voor een hoofdgebouw mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen voor een hoofdgebouw, dan wel ingeval op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere goothoogte en/of bouwhoogte bestaat, geldt deze als maximale maat;
  • c. de goothoogte voor bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen en de bouwhoogte voor bijgebouwen mag maximaal 5 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 50 m² bedragen.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van een erfafscheiding mag achter en in de voorgevelrooilijn maximaal 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een erfafscheiding mag voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten, speelvoorzieningen en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Algemeen

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van een webshop zoals bedoeld in lid 13.3.2 onder f;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  • g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
13.3.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Gebruik van gedeelten van de woning en de erfbebouwing voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of in het bijgebouw bij een woning;
  • b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf tevens gebruik wordt gemaakt van erfbebouwing dient deze te zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlake (bvo) mag niet meer bedragen dan de helft van de oppervlakte van de woning en de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
  • d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota;
  • e. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend;
  • f. er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
  • g. een webshop is alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van producten plaatsvindt.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag beplanting aan te brengen.

13.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van een werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en/of landschapswaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

13.4.3 Geen omgevingsvergunning vereist

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 is vereist voor:

  • a. werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voordat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en bescherming van aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

14.1.2 Dubbelbestemmingen

Secundair zijn de in lid 14.1.1 genoemde gronden, bestemd voor de doeleinden zoals omschreven in het eerste lid van de artikelen 3,4 5,6,7,8,9,11,12 en 13.

14.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsverguning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepsassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 100 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van bouwen, zoals bedoeld in lid 14.2 onder b en kan in dat kader onder meer de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarde in de bodem kan worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder, of in afwijking, van een omgevingsvergunning op of in de gronden als genoemd in lid 14.1.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm onder peil zoals afgraven, ontginnen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, frezen, aanleggen van drainage, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
  • b. heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² of het verwijderen van funderingen;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen dieper dan 50 cm onder peil.  
14.4.2 Uitzondering

Het onder lid 14.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan  of die ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

14.4.3 Archeologisch onderzoek

De aanvrager van de omgevingsvergunning overlegt een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

14.4.4 Toetsingskader

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het archeologisch onderzoek blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarde is te verwachten of kan worden geschaad;
  • b. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel als mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning te verbinden regels.
14.4.5 Mogelijkheid tot stellen van regels

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.4.1 onder meer de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarde in de bodem kan worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
14.4.6 Advies archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over de omgevingsvergunning kan zij advies winnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning de archeologische waarde kan worden aangetast en welke regels eventueel aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

15.1.2 Dubbelbestemmingen

Secundair zijn de in lid 15.1.1 genoemde gronden, bestemd voor doeleinden zoals omschreven in het eerste lid van artikel 3 4,5 6,7 8,9,10,11,12 en 13.

15.2 Bouwregels
  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder b, voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemmingen behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het waterkeringsbelang door de bouwactiviteit niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 16 Waterstaat -Waterkering - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Waterstaat -Waterkering - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

16.1.2 Dubbelbestemmingen

Secundair zijn de in lid 16.1.1 genoemde gronden, bestemd voor doeleinden zoals omschreven in het eerste lid van artikel 10.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

  • a. Voor een bouwwerk dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Afstand gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten:

  inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
minimumafstand tot objecten categorie I en II   100 m   50 m  
minimumafstand tot objecten categorie III, IV en V   50 m   25 m  

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

19.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  • b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  • c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    • 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    • 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  • d. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
  • e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
19.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
19.2.1 Plaatsen van antenne-installatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor het plaatsen van een antenne-installatie voor telecommunicatie, waarvan de bouwhoogte gemeten vanaf de voet van de antenne - of indien de antenne geplaatst is op een antennedrager gemeten vanaf de voet van de antennedrager maximaal 40 m mag bedragen en mits:

19.2.2 Site sharing of roaming

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 19.2.1 slechts verlenen indien en nadat door de aanvrager voldoende gemotiveerd is aangetoond dat het technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd dat, door toepassing van de beginselen van site sharing en/of roaming, gebruik kan worden gemaakt van een antenne-installatie in de omgeving.

19.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.1 en lid 19.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 20 Overige regels

20.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

a. in de eerste plaats de regels van artikel 14 Waarde - Archeologie; b. in de tweede plaats de regels van artikel 15 Waterstaat - Waterkering - 1.

20.2 Aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.
20.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning, kan alleen worden verleend indien op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform de normering zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels' (2012);
  • b. het bevoegd gezag kan afwijken van het gestelde in sub a indien de parkeerbehoefte kan worden opgevangen door buiten het eigen terrein aanwezige of aan te leggen parkeergelegenheden. De aan te leggen parkeergelegenheden dienen binnen 1 jaar na gereedkomen van de ontwikkeling te zijn aangelegd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht bouwwerken

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 22 Overgangsrecht gebruik

  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Meerpolder.