direct naar inhoud van 5.7 Externe Veiligheid
Plan: Noordelijke Bedrijventerreinen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00023-0004

5.7 Externe Veiligheid

5.7.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit beoogt de veiligheid van mensen buiten inrichtingen (bedrijven) zoveel mogelijk te beschermen voor rampen als gevolg van menselijk handelen met gevaarlijke stoffen. De werkingssfeer van het Bevi heeft geen betrekking op bijvoorbeeld verkeersveiligheid of natuurrampen.

Wetgeving externe veiligheid is niet alleen gegeven om menselijke slachtoffers en menselijk leed te voorkomen, maar ook ter voorkoming van maatschappelijke ontwrichting. In die zin wordt gestreefd naar een (meer) integrale benadering van preventie (waaronder ruimtelijke ordeningsaspecten), maar ook van vergunningverlening en hulpverlening achteraf.

Het Bevi is van toepassing op milieuvergunningsplichtige risicovolle inrichtingen (hierna: Bevi-inrichtingen) in relatie tot nabij gelegen risicogevoelige objecten, onderverdeeld in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het instrument van de ruimtelijke ordening en daarmee het bestemmingsplan wordt ingezet in het regelen van de vestiging, omvang en zonering van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de invloedssfeer van risicovolle inrichtingen.

De toetsing van de toelaatbaarheid van Bevi-inrichtingen blijft beperkt tot het zogenaamde invloedsgebied van die inrichtingen door het plaatsgebonden en het groepsrisico te bepalen. Binnen dat gebied moet worden gekeken naar de aanwezigheid van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

Voor het bestemmingsplan is in de eerste plaats van belang om te inventariseren welke bestaande Bevi-inrichtingen in het plangebied aanwezig zijn, dan wel van welke inrichtingen het invloedsgebied het plangebied overlapt. Daarnaast is het de vraag of en zo ja, welke en waar het bestemmingsplan de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen mogelijk maakt. Uitgangspunt voor de toetsing is het invloedsgebied van de inrichting. Binnen dat gebied wordt eerst de 10-6-contour van het PR bepaald. Daarbinnen mogen zich geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten bevinden. Voor bestaande kwetsbare objecten geldt dat deze zich uiterlijk op 1 januari 2010 niet meer binnen de PR-zone van 10-6 mogen bevinden. Dit laatste geldt niet voor beperkt kwetsbare projecten.

Binnen het invloedsgebied wordt vervolgens op vergelijkbare wijze gekeken naar het groepsrisico voor het plangebied. Groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Anders dan bij plaatsgebonden risico is hier geen sprake van harde grenswaarden, maar van een verantwoordingsplicht ten opzichte van een oriënterende waarde. Uitgangspunt voor de toelaatbaarheid van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat het GR niet de oriënterende waarde mag overschrijden. De aanvaardbaarheid van een bepaald GR in een concrete situatie zal echter uiteindelijk afhangen van een maatschappelijke afweging van alle betrokken belangen.

Een en ander kan in concrete gevallen niet los worden gezien van de wenselijkheid en de mogelijkheid om maatregelen te treffen in de sfeer van risicobeperking.

5.7.2 Inrichtingen

Op grond van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe risicovolle inrichtingen in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bij recht mogelijk gemaakt. Een bestaande inrichting die in dit kader relevant is, is het LPG-tankstation aan de Oostweg 99. Voor LPG-tankstations zijn in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi) afstanden opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze afstanden zijn afhankelijk van de jaarlijkse doorzet LPG. Genoemde afstanden zijn in onderstaande tabel opgenomen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 150 meter.

Doorzet per jaar   10-6 contour   10-5 contour   afstand vanaf afleverzuil  
vanaf 1000m3 en meer   110 m   25 m   15 m  
tot 1000m3   45 m   25 m   15 m  

Tabel 5.3: PR afstanden LPG uit Regeling externe veiligheid inrichtingen

De doorzet van de verkoop van LPG op deze locatie is beperkt in de milieuvergunning tot 1000 m3 per jaar. Op grond hiervan is de contour van het plaatsgebonden risico 45 meter. Deze contour is opgenomen op de verbeelding. Binnen deze 10-6 contour zijn geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten gesitueerd of geprojecteerd.

Behalve het Plaatsgebonden Risico is het Groepsrisico (GR) relevant. Voor het bepalen van het Groepsrisico is het invloedsgebied van belang. Het invloedsgebied is het gebied dat binnen 150 meter ligt van het vulpunt van het tankstation of het ondergrondse LPG-reservoir. In het kader van dit bestemmingsplan is nader onderzoek gedaan naar het groepsrisico. Er is een berekening uitgevoerd met de LPG-rekentool (zie bijlage 6). Op basis daarvan is het groepsrisico bepaald op 0,039 van de oriëntatiewaarde. Binnen het invloedsgebied van het bedrijf vinden in het kader van externe veiligheid geen relevante nieuwe ontwikkelingen plaats.

Inrichtingen in de omgeving van het plangebied

In de omgeving van het plangebied ligt een aantal inrichtingen:

Naam   Adres   Activiteit   PR 10-6  
Gasdrukstation Nederlandse Gasunie   Van der Hagenstraat 10   productie en distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water   15 meter  
IJsbaan PWA Silverdome   Van der Hagenstraat 20   Sportaccommodatie (exclusief Zwembaden, ammoniak koelinstallatie   7 meter  
Gebroeders Jongste BV   Van Aalstlaan 10   Benzineservicestation inclusief LPG   45 meter  
Q8 Petroleum   Zuidweg 89   Benzineservicestation inclusief LPG   45 meter  

Het plangebied ligt niet in de plaatsgebonden risicocontour van bovenstaande bedrijven. Ook het invloedsgebied van deze bedrijven reikt niet tot in het plangebied.

Bedrijfsactiviteiten Van Uden en Avandis

In het kader van externe veiligheid zijn verder twee bedrijven noemenswaardig. Het betreft 'Van Uden Food en Beverage Express B.V.' aan de Wattstraat 51-53 (hierna Van Uden) en Avandis C.V. aan de Wattstraat 63. Dit zijn bedrijven waar alcoholhoudende dranken worden geproduceerd, verpakt, opgeslagen en gedistribueerd. Er wordt gewerkt met drie categorieën alcoholhoudende dranken: niet-gevaarlijk (<24 vol% alcohol), ontvlambaar (tussen 24 vol% en 70 vol% alcohol) en licht ontvlambaar (> 70 vol% alcohol). De aanwezige hoeveelheden komen niet boven de ondergrens van het Besluit externe veiligheid uit. Het Besluit externe veiligheid is derhalve niet van toepassing op deze bedrijven.

5.7.3 Transport gevaarlijke stoffen

Voor routes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en voor buisleidingen zijn nog geen wettelijke normen betreffende de externe veiligheid vastgesteld. Het beleid berust hier vooralsnog op een aantal ministeriële en provinciale circulaires, zoals de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010). In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De werkingsduur van deze circulaire loopt tot medio 2013. Naar verwachting wordt per 1 juli 2013 het Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV) van kracht. Deze gaat de Circulaire RNVGS vervangen.

Om het groeps- en plaatsgebonden risico langs snelwegen vast te kunnen stellen is inzicht vereist in de aard van de vervoerde stoffen en de transportfrequentie. Daar waar het gaat om het stellen van randvoorwaarden in de ruimtelijke ordening, wordt om het werkbaar te houden, het afwegingsgebied gemaximaliseerd tot 200 meter van de route. Het groepsrisico (GR) geeft voor dit gebied aan welke bebouwingsdichtheid nog acceptabel is, gelet op de voorgestelde oriënterende waarde. In het aangegeven gebied is de bebouwing dus wel toegestaan maar is de dichtheid van bebouwing soms gelimiteerd.

Vanwege de transportroute gevaarlijke stoffen rijksweg A12 is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2010 van toepassing op dit bestemmingsplan. De rijksweg A12 grenst aan de zuidkant van het plangebied. Over deze route worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen vervoerd. In het kader van een ander bestemmingsplan (bestemmingsplan Rokkeveen) is reeds een kwantitatieve risicoanalyse gemaakt voor de transportroute gevaarlijke stoffen A12 (zie bijlage 7). Uit deze berekening blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie op 0,27 maal de oriënterende waarde ligt. De toename van het groepsrisico in de toekomst wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de toename van LPG-transporten op de A12. Voor deze toename geldt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden. Aangezien het deel van het plangebied Noordelijke Bedrijventerrein dat binnen het invloedsgebied van de rijksweg A12 ligt, conserverend is, zal het groepsrisico niet toenemen. Uit de circulaire blijkt dat de rijksweg A12 een veiligheidszone (plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10-6 per jaar) heeft die op het hart van de openbare weg ligt ( 0 meter). Binnen deze afstand liggen geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten.

De gemeente Zoetermeer heeft geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld, wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet plaatsvinden. Met name vanwege de aanwezigheid van het LPG-tankstation aan de Oostweg en de bedrijven Avandis en Van Uden aan de Wattstraat is een risicoberekening gemaakt van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Oostweg. Deze risicoberekening is als bijlage 8 bij de toelichting gevoegd. Uit de berekening komt naar voren dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het groepsrisico van de Oostweg ligt ruim onder de oriëntatiewaarde.

Het transport van gevaarlijke stoffen over de A12 en de Oostweg vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.7.4 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen inwerking getreden. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is van toepassing op het vervoer van door de Minister aangewezen categorieën van gevaarlijke stoffen door (ondergrondse) buisleidingen. Het besluit stelt de exploitant van een buisleiding verantwoordelijk voor de in het besluit opgenomen regels. Dit houdt in dat exploitanten de zorg dragen voor de bescherming van mens en milieu. Met dien verstande dat bij de aanleg of vervanging van een buisleiding, of een wijziging van de te vervoeren gevaarlijke stof door een buisleiding, zij er voor zorgen dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding buiten de belemmeringenstrook niet hoger is dan 10-6 per jaar. Op grond van artikel 14 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moeten de buisleidingen op de verbeelding van het bestemmingsplan worden weergegeven met de bijbehorende belemmeringenstrook van 5 m.

Hogedruk aardgastransportleidingen van meer dan 16 bar en een diameter van meer dan 50 mm vallen onder de werkingssfeer van bovengenoemd besluit. In het plangebied bevinden zich twee hogedruk aardgastransportleidingen:

Eigenaar   Leiding   Diameter (inch)   Druk (bar)   PR 10-6   Invloedsgebied  
Nederlandse Gasunie   Aardgasleiding
W-539-03  
8,63   40   0 meter   95 meter  
Nederlandse Gasunie   Aardgasleiding W-539-06   4,5   40   0 meter   45 meter  

Beide buisleidingen zijn op de verbeelding weergegeven met de bijbehorende belemmeringenstrook door aan de gronden de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' toe te kennen.

De hogedruk aardgastransportleiding met het kenmerk W-539-03 ligt binnen de bedrijventerreinen Hoornerhage en Rokkehage (langs de Bleiswijkseweg en Fokkerstraat/Van der Hagenstraat). Dit betreft een buisleiding met een diameter van 8,63 inch en een werkdruk van 40 bar. De PR 10-6 contour ligt op de buisleiding zelf en bedraagt 0 m.

De hogedruk aardgastransportleiding met kenmerk W-539-06 ligt langs de A12 en is specifiek voor de levering van aardgas aan het bedrijf Nutricia. Dit betreft een buisleiding met een diameter van 4,5 inch en een werkdruk van 40 bar. De PR 10-6 contour daarvan ligt op de buisleiding zelf en bedraagt 0 m.

In opdracht van de gemeente Zoetermeer is door Bureau Externe Veiligheid van het Stadsgewest Haaglanden een kwantitatieve risico analyse uitgevoerd naar het plaatsgebonden risico en groepsrisico van de voor het plangebied relevante ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Dit heeft geresulteerd in de rapportage 'Externe veiligheid aardgastransportleidingen Noordelijke Bedrijventerreinen Zoetermeer'. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 5 van de plantoelichting. De conclusie die uit de rapportage volgt is dat de norm voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6) wordt niet overschreden. Het groepsrisico is voor alle leidingtracés ver beneden de oriëntatiewaarde

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00023-0004_0015.jpg"Afbeelding 15: Buizennet Noordelijke Bedrijventerreinen

5.7.5 Vuurwerkopslag

In het bestemmingsplan is op de locatie Wattstraat 17 B één bedrijf aanwezig waar vuurwerkopslag plaatsvindt. Deze inrichting valt onder het Vuurwerkbesluit. In het Vuurwerkbesluit zijn regels opgenomen voor de opslag, bewerking of verkoop van vuurwerk. Ook zijn hierin standaard veiligheidsafstanden opgenomen. Deze veiligheidsafstanden worden bepaald door het effect van scherfwerking bij een explosie.

Het bedrijf aan de Wattstraat 17 B heeft een vergunning op grond waarvan de opslag van maximaal 10.000kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De veiligheidsafstand voor een inrichting tot 10.000kg vuurwerk bedraagt minimaal 8 meter van de bewaarplaats/de bufferbewaarplaats tot kwetsbare objecten. De afstand van de bewaarplaats van de inrichting tot het meest nabijgelegen kwetsbare object bedraagt meer dan 8 meter. In de huidige situatie wordt aan de veiligheidsafstand voldaan.

Nieuwe locaties voor vuurwerkopslag- en verkoop kunnen, mits dit milieuhygiënisch verantwoord is, gerealiseerd worden na aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking van het gebruik.