20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Doeleindenomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
20.1.2 Dubbelbestemmingen
Secundair zijn de in lid 20.1.1 genoemde gronden bestemd voor de doeleinden zoals omschreven in het eerste lid van respectievelijk artikel 3, 4, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van bouwen, zoals bedoeld in lid 20.2 onder b.1 en b.2 en kunnen in dat kader onder meer de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
-
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kan worden behouden;
-
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
c. de verplichting om de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen en/of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50cm onder peil, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
-
b. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
-
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
-
a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 50m2 of het verwijderen van funderingen;
-
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 50cm onder peil.
20.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het in lid 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
a. behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
20.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
-
a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
-
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
20.4.4 Mogelijkheid tot het stellen van voorwaarden
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.4.1 onder meer de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
-
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
c. de verplichting om de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.