Plan: | De Leyens en Noordhove |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0637.BP00021-0004 |
Mede ter beoordeling van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, is inzicht vereist in de kwaliteit van de bodem. Omdat de bodemkwaliteit medebepalend is voor de vraag welke nieuwe functies in een gebied realiseerbaar zijn, is onderzoek naar eventuele beperkingen aan het bodemgebruik noodzakelijk. Hiertoe dient bodemonderzoek te worden verricht.
De gemeente Zoetermeer ligt geologisch gezien in het westelijk veengebied. In West-Nederland is het hoogveen afgegraven en aan het oppervlak komt thans laagveen of oude zeeklei voor. Vanaf ca. 1500 werd het veen afgegraven voor turfwinning. Daardoor ontstonden grote plassen in het veengebied. Deze plassen breidden zich bij storm steeds verder uit en leverden een gevaar op voor de omgeving. In de 17e eeuw is gestart met drooglegging van het gebied door middel van de aanleg van polders
Het plangebied is gelegen in polder 't Lange Land en de Palensteinse polder, ten zuidoosten van de Meerpolder. Drooglegging vond plaats in de 17e en 18e eeuw.
Op luchtfoto's uit 1963 en 1974 blijkt dat het gebied nog agrarisch was. In 1979 is men begonnen met het bouwrijpmaken van het weidegebied. Voor de ophoging is gebruik gemaakt van zand dat is vrijgekomen bij de aanleg van de Zoetermeerse Plas. Op een luchtfoto uit 1984 zijn de nieuwbouwactiviteiten zichtbaar. Eind jaren '90 zijn de bouwwerkzaamheden afgerond.
Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zoetermeer en de Milieudienst Midden-Holland (2011) is het plangebied ingedeeld in zone 7 'uitbreidingen vanaf 1970'. Dit houdt in dat de bodem in het algemeen voldoet aan de ontgravingsklasse 'landbouw/natuur'.
Het plangebied is in het algemeen niet verdacht voor bodemverontreiniging. Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de grond en het grondwater ten hoogste licht verontreinigd zijn.
Er zijn geen belemmeringen wat de bodem betreft voor het vaststellen van het bestemmingsplan aangezien het plan consoliderend van aard is.
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning zal, indien sprake is van een planologische functiewijziging, bodemonderzoek verricht moeten worden.