Plan: | Buytenwegh 2007 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0637.BP00009-0004 |
De wetgeving voor externe veiligheid is niet alleen gegeven om menselijke slachtoffers en menselijk leed te voorkomen, maar ook ter voorkoming van maatschappelijke ontwrichting. In die zin wordt gestreefd naar een (meer) integrale benadering van preventie (w.o. ruimtelijke ordeningsaspecten), maar ook van vergunningverlening en hulpverlening achteraf. De veiligheid van mensen binnen een inrichting is een zaak van de wetgeving ter zake van arbeidsomstandigheden.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het BEVI is van toepassing op milieuvergunningplichtige risicovolle inrichtingen (hierna: BEVI-inrichtingen) in relatie tot nabij gelegen risicogevoelige objecten. Deze zijn onderverdeeld in 'kwetsbare' en 'beperkt kwetsbare' objecten. De toetsing van de toelaatbaarheid van BEVI-inrichtingen blijft beperkt tot het zogenaamde invloedsgebied van die inrichtingen. Binnen dat gebied moet worden gekeken naar de aanwezigheid van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Vervolgens wordt het plaatsgebonden risico bepaald en het groepsrisico.
Het besluit BEVI is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk, vanaf de inwerkingtreding van het besluit, bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn de regels opgenomen met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi.
In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers; respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde locatie, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Uitgangspunt voor de toetsing is het invloedsgebied van de inrichting. Binnen dat gebied wordt eerst (art. 5, juncto art. 8 BEVI) de 10-6 -contour van het plaatsgebonden risico (PR) bepaald. Daarbinnen mogen zich geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten bevinden. Voor bestaande kwetsbare objecten geldt dat deze zich uiterlijk op 1 januari 2010 niet meer binnen de PR-zone van 10-6 mogen bevinden. Dit laatste geldt niet voor beperkt kwetsbare projecten.
Binnen het invloedsgebied wordt vervolgens op vergelijkbare wijze gekeken naar het groepsgebonden risico (GR) voor het plangebied (art. 5 juncto art. 13 BEVI). Het verschil is dat er geen sprake is van harde grenswaarden, maar van een verantwoordingsplicht ten opzichte van een oriënterende waarde, die overigens dezelfde is als bij het PR. Uitgangspunt voor de toelaatbaarheid van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat het groepsrisico niet mag toenemen. De aanvaardbaarheid van een bepaald groepsgebonden risico in een concrete situatie zal echter uiteindelijk afhangen van een maatschappelijke afweging van alle betrokken belangen.
Een en ander kan in concrete gevallen niet los worden gezien van de wenselijkheid en de mogelijkheid om maatregelen te treffen in de sfeer van risicobeperking.
Voor het bestemmingsplan is in de eerste plaats van belang om te inventariseren of er bestaande BEVI-inrichtingen in het plangebied aanwezig zijn, dan wel van welke inrichtingen het invloedsgebied het plangebied overlapt. Daarnaast is gekeken of het bestemmingsplan de vestiging van nieuwe BEVI-inrichtingen mogelijk maakt.
Binnen het plangebied zijn geen BEVI-inrichtingen aanwezig. Het plangebied ligt ook niet binnen de invloedssfeer van een BEVI-inrichting. Het bestemmingsplan maakt evenmin de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen mogelijk. Er zijn geen LPG-tankstations aanwezig of gepland. Binnen het plangebied of in de nabije omgeving zijn geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig. Binnen het plangebied bevindt zich ook geen opslag of verkooppunt van (consumenten)vuurwerk.
Nader onderzoek naar de externe veiligheid in het plangebied kan in het kader van dit bestemmingsplan dus achterwege blijven.