Plan: | Oosterhage - Businesspark Oosterheem |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0637.BP00002-0004 |
De Stadsvisie 2030 verwoordt de opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven. Opgave 4 uit de Stadsvisie is de balans tussen economische structuur en arbeidsaanbod realiseren. Om deze opdracht te realiseren dient onder meer de aard en omvang van de werkgelegenheid zo goed mogelijk afgestemd te zijn op de eigen beroepsbevolking. Als de capaciteit van de werklocaties Oosterheem, Boerhaavelaan en Bleizo is gerealiseerd is de verwachting dat er sprake is van een evenwichtige woon-werkbalans. Met de realisatie van het bedrijventerrein Oosterhage en het Businesspark Oosterheem wordt invulling gegeven aan deze opgave.
In figuur 2.1 is een beeld opgenomen van de hoofdopgaven uit de Stadsvisie.
Figuur 2.1: Kaart uit de Stadsvisie 2030
Op 10 januari 2011heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld.De lijn van het huidige economische beleid wordt doorgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:
Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden.
Deze integrale herziening van het bestemmingsplan biedt meer mogelijkheden voor nieuwvestiging van bedrijven. Daarmee wordt meer werkgelegenheid en een gevarieerd vestigingsklimaat gecreëerd. Dit past binnen de doelstellingen van het Stedelijk Beleidskader Economie.
Op 25 maart 2009 is de Welstandsnota Zoetermeer van kracht geworden. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid.
Voor het Businesspark Oosterheem en het bedrijventerrein Oosterhage geldt een regulier welstandsbeleid. Alleen voor het gebied nabij het Máximaplein (omgeving Kelvinstraat) geldt een intensief welstandsbeleid.
Naast het beleid van de Welstandsnota zijn voor de ontwikkeling van het Businesspark Oosterheem en Oosterhage beeldkwaliteitregels opgesteld. De beeldkwaliteitregels voor het Businesspark zijn vervat in de documenten "Herziene Beeldkwaliteitregels Willem Dreeslaan" van augustus 2007 (zie Bijlage 1 van de plantoelichting) en "Zoetermeer Oosterheem; Businesspark Hugo de Grootlaan/Aletta Jacobslaan; Stedenbouwkundige randvoorwaarden" van 11 mei 2011 (zie Bijlage 2 van de plantoelichting). De beeldkwaliteitregels voor het bedrijventerrein Oosterhage zijn opgenomen in het document "Bedrijvenpark Oosterhage; Beeldkwaliteitplan" van januari 2008 (zie Bijlage 3 van de plantoelichting).
In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. Op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer is het verboden om in een archeologisch monument de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.
Alleen het noordoostelijke deel van Oosterhage (dat in het plan een groenbestemming heeft gekregen) is onderdeel van de archeologisch waardevolle gebieden de Oostkade en de Hildam. De Oostkade is een veertiende-eeuws (of ouder) dijklichaam. De Hildam is een originele waterkering uit de vijftiende eeuw of ouder en bevat mogelijk nog resten van een historisch sluizencomplex. In dit deel van het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. In paragraaf 3.1 wordt nader ingegaan op de op de cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Hoogbouw is kenmerkend, beeldbepalend en beeldvormend in de stad. Hoogbouw is dominant in het stadsbeeld aanwezig en bepaalt als zodanig het silhouet van de stad. Het kan zowel de ruimtelijke structuur als de economische structuur van de stad verbeteren. Hoogbouw is echter niet op alle plaatsen een wenselijke ontwikkeling. De Hoogbouwvisie omvat een hoogbouwmodel in de vorm van een zoneringsplan, geen locatieonderzoek, waarin zones zijn aangegeven waar ontwikkeling van hoogbouw in de toekomst in principe mogelijk, gewenst of niet gewenst is. In het hoogbouwmodel worden tevens knooppunten en assen benoemd die zich lenen voor accentuering met hoogbouw. Hoogbouw is bebouwing van minimaal 40 mt hoog.
Op kaart XV van de Hoogbouwvisie zijn het Businesspark Oosterheem en het bedrijventerrein Oosterhage aangeduid als "suburbane zone: accent op laagbouw". In deze gebieden ligt het accent op laagbouw en is slechts in incidentele gevallen hoogbouw mogelijk als daar vanuit de plek aanleiding toe is ter ondersteuning van de stedenbouwkundige structuur. Dit kan rond het station en het wijkcentrum met zijn winkel- en sociale voorzieningen of ter markering van de wijkentrees zoals de woontoren in Oosterheem. Hoogbouw zal altijd beoordeeld moeten worden in relatie tot de opbouw van de wijk.
Op kaart XVI is het Máximaplein aangeduid als een secundair knooppunt. In knooppunten komen stedelijke ontwikkelingen samen. Het zijn niet alleen raakpunten, snijpunten van de assen, maar tevens meestal halte of overstappunt van hoogwaardig openbaar vervoer en/of kruising van stedelijke hoofdwegen. Het zijn brandpunten van activiteiten. De knooppunten zijn stedenbouwkundig de meest interessante plekken om te accentueren met hoogbouw. Nabij het Máximaplein is een bouwhoogte van maximaal 90 meter toegestaan.
De zone langs de Australiëweg is op deze kaart aangeduid als een secundaire as waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 60 meter. Langs de assen bestaat eveneens de mogelijkheid voor realisering van hoogbouw. Om het onderscheid met knooppunten duidelijk te maken, wordt hier uitgegaan van een geringere hoogte dan op knooppunten.
Op kaart XVII is de halte Willem Dreeslaan van RandstadRail 4 (ter plaatse van het Businesspark Oosterheem) aangeduid als een overige stationslocatie waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 60 meter. Stationsgebieden zijn geschikt om met hoogbouw te accentueren. Niet alleen wordt op die manier zowel op stadsniveau als op wijkniveau het belang van deze locaties ruimtelijk gemarkeerd, ook kan daardoor programma worden toegevoegd wat zowel voor het draagvlak van de voorzieningen als vanuit een oogpunt van bereikbaarheid gunstig is.
De bouwhoogtes die op grond van dit plan mogelijk zijn, zijn lager dan de genoemde hoogtes in de Hoogbouwvisie. Voor de omgeving station Willem Dreeslaan geldt dat de hoogtes zijn vastgelegd in beeldkwaliteitplannen (zie hiervoor in paragraaf 2.4.3). Deze hoogtes zijn afgestemd op de omliggende woningen. Concreet betekent dit dat de hoogtes die reeds mogelijk zijn op basis van het bestemmingsplan Oosterheem (dat in 2000 is vastgesteld en dus voor de Hoogbouwvisie) in het algemeen gehandhaafd zijn gebleven. De enige uitzondering hierop is de noordwestelijke hoek van de rotonde ter hoogte van de Willem Dreeslaan en Stephensonstraat (kavel 3B van de Willem Dreeslaan). Op grond van de Hoogbouwvisie is op deze locatie een bouwhoogte van 60 meter mogelijk. Er is voor deze locatie een variantenstudie verricht. Uit deze variantenstudie (zie Bijlage 4 van de plantoelichting) is gebleken dat gelet op de reeds aanwezige bedrijfsgebouwen en de woningen van Oosterheem een toren van 60 meter hoog niet past in de stedenbouwkundige opzet van de bedrijvenzone. Daarnaast heeft een gebouw met een dergelijke hoogte te veel impact op zijn omgeving. Gelet op de omgeving is ervoor gekozen in het bestemmingsplan voor de betreffende gronden (kavel 3B aan de Willem Dreeslaan) drie bouwblokken op te nemen met een maximale bouwhoogte van zuid naar noord gezien van respectievelijk 25 meter, 10 meter en 25 meter. Dit sluit aan op de gerealiseerde hoogte van de tegenoverliggende bebouwing aan de Willem Dreeslaan.
Voor de hoek ten noordoosten van het Máximaplein (Vlek D van het Kwadrant) is aangesloten bij de bestaande hoogtes van de bedrijfsgebouwen. Hier wordt dus niet voorzien in hoogbouw. De maximale bouwhoogte is bepaald op 25 meter. Om de zichtbaarheid van de bebouwing op de kavels langs de hoofdwegenstructuur (Oostweg en Australiëweg) te vergroten is wel bepaald dat minimale hoogte 10 meter dient te bedragen.
Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer, het indertijd nog bestaande waterschap Wilck en Wiericke, dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet er meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken. In het Waterplan Zoetermeer is tevens aangegeven dat er gestreefd wordt naar een hoge belevingswaarde van het water. Hiermee wordt water bedoeld dat er aantrekkelijk uitziet, goed zichtbaar is, niet stinkt en past in de stedelijke omgeving. Water biedt aantrekkelijke recreatiemogelijkheden en zorgt voor afwisseling in het landschap. Door variatie van de oevers kan de belevingswaarde van het water vergroot worden.
In paragraaf 5.5 van de plantoelichting is nader ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur. Een van de manieren om dit te bereiken is het beter afstemmen van het beheer op de lokale variatie in bodem, water en reliëf en het betrekken van de bewoners bij hun directe leefomgeving.
De zone langs de assen van het Businesspark Oosterheem, het een deel van het bedrijventerrein Oosterhage ten oosten van de HSL en de zone langs de Australiëweg zijn in dit plan aangeduid als "natuur op stadsniveau". Dit zijn natuurontwikkelingsgebieden van de stad die wisselend zijn van omvang onder meer langs spoorlijnen en stadswegen. In deze gebieden is niet de natuur de hoofdfunctie. Doel is om droge natuur met veel soorten te creëren door de bestaande leefgebieden veilig te stellen en door lokale variatie in bodem, water en reliëf te benutten voor de natuur.
Eind 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, in opdracht van de raad, een scenariostudie verricht naar de mogelijkheden van binnenstedelijk bouwen in Zoetermeer. Doel van deze studie is het bieden van inzicht in de noodzaak, mogelijkheden en effecten van binnenstedelijk bouwen zodat weloverwogen keuzes kunnen worden gemaakt over het verder ontwikkelen van de stad. In de eindrapportage "Bouwen aan Zoetermeer" worden de resultaten van deze studie gepresenteerd. Hierin zijn drie scenario's uitgewerkt voor het binnenstedelijk bouwen. Oosterheem (inclusief het Businesspark en het bedrijventerrein Oosterhage) is in deze nota meegenomen als gebied in ontwikkeling. In het plangebied zijn geen nieuwe locaties benoemd die nader uitgewerkt dienen te worden.
Het gemeentelijk Milieubeleidsplan heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Hiertoe moeten aspecten van duurzaamheid een volwaardige afwegingsfactor zijn bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan.
De doelen van het Milieubeleidsplan zijn algemeen van aard. Bij de invulling van het Businesspark en het bedrijventerrein Oosterhage zijn de gevolgen voor onder andere de luchtkwaliteit onderzocht met als onderzoeksresultaat dat er zijn geen onaanvaardbare negatieve effecten voor het woon- en leefklimaat te verwachten (zie ook Hoofdstuk 5 van de plantoelichting).
De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer zijn afspraken opgenomen om Zoetermeer in de toekomst leefbaar te houden. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. De basis voor het programma Duurzaam Zoetermeer ligt in het collegeprogramma 2006-2010. Daarin staat dat Zoetermeer een groene, schone en milieuvriendelijke stad moet zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer.
Voor het Businesspark Oosterheem is in juni 2010 een energievisie opgesteld (zie Bijlage 6 van deze plantoelichting). Uit deze visie volgt dat de energievoorziening van de bedrijfsgebouwen plaatsvindt door wamte-koude-opslag.
De Nota Duurzaam Bouwen besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie moet uitwerken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpe ambities gelden op energiebeleid.
De uitvoering van de nota Duurzaam Bouwen vindt plaats in het kader van de te verlenen omgevingsvergunning.
De gemeente Zoetermeer heeft aangegeven haar wegennet te willen inrichten volgens de uitgangspunten en uitwerkingsprincipes van Duurzaam Veilig. Dit komt onder meer tot uiting in de nota Duurzaam Veilig 1e fase (1998).
In het kader van Duurzaam Veilig wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies van wegen: stroomwegen, drukke gebiedsontsluitingswegen, stille gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.
Aangenomen wordt dat het streven naar een duurzaam veilig verkeerssysteem in Zoetermeer leidt tot:
De extra voorzieningen die vanuit dit verkeersveiligheidsbeleid voortvloeien betekenen in algemene zin een verhoging van de beheerlast en een afname van groen. Hoe hoog dit zal zijn hangt af van de mate waarin de voorgestelde aanpassingen doorgang vinden.
De hoofdwegen in het plangebied zijn voor het grootste deel voorzien van vrijliggende fietspaden.
Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van de het fietsnetwerk in Zoetermeer en welke nieuwe plannen voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. In het Fietsplan is het fietsnetwerk onderverdeeld in drie functies: hoofdnet, verbindend net en ontsluitend net.
In het fietsplan zijn de fietsroutes in Oosterheem aangegeven als "te ontwikkelen fietsroute". Het fietsroutenetwerk is nader uitgewerkt in de "Notitie Bromfietsvrije fietsroutes in Oosterheem". De fietspaden langs de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen in Oosterheem, waaronder de Olof Palmelaan, de Aletta Jacobslaan, de Hugo de Grootlaan en de Willem Dreeslaan behoren tot het hoofdnet.
De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2025. Modelonderzoek naar de situatie in 2010 laat zien dat er sprake is van een hoge verkeersdruk op het hoofdwegenstelsel en de aansluiting op de A12. De huidige ringstructuur rust zwaar op maatregelen die het verkeer op bepaalde plekken vasthoudt om het verkeer op de ring zelf te laten doorstromen, of verkeer snel van de ring te laten afvloeien. De intentie van deze nota is het leveren van een substantiële bijdrage aan de bereikbaarheid van Zoetermeer. Een belangrijk onderdeel van de studie is het onderzoeken en aanbrengen van relaties tussen huidige, vastgestelde en potentiële uitbreidingslocaties voor voorzieningen, kantoren en wonen en de effecten daarvan op de interne en externe bereikbaarheid, verkeersroutes en de gevolgen die een aantal verkeersbeperkende maatregelen zal hebben op deze routes. Bovengenoemde aspecten worden in onderlinge samenhang bezien en zijn gerelateerd aan de Toekomstvisie 2025 en het Masterplan Zoetermeer 2025.
Vanuit een realistische aanpak, voortbouwend op en optimaal gebruik makend van de kwaliteiten van Zoetermeer is een uitvoeringsprogramma opgesteld.
In het plangebied zijn alle infrastructurele projecten die voortvloeien uit de Nota Mobiliteit Zoetermeer gerealiseerd. Er zijn geen nieuwe projecten voorzien.
Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels opgesteld. Deze nota's vervangen het vorige parkeerbeleid uit 2005.
Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer
De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.
Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels
In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.
De parkeernormen zijn gelieerd aan de bouwverordening. Bij de toetsing van bouwplannen dient altijd getoetst te worden aan de bouwverordening en daarmee aan de parkeernormen. In het nieuwe parkeerbeleid is een overgangsregeling opgenomen die, kort gezegd, bepaalt dat voor bouwplannen/ initiatieven waarover reeds overeenstemming is met de gemeente, de parkeernormen uit 2005 van toepassing zijn.
Ook voor de bedrijven en voorzieningen in het plangebied geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn. Het bestemmingsplan maakt dit ook mogelijk.
Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de detailhandel gezond te houden. In deze nota wordt buiten de winkelcentra alleen bepaalde vormen van perifere detailhandel wenselijk geacht. Het betreft de volgende vormen van detailhandel:
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe mogelijkheden voor perifere detailhandel opgenomen. Met de bestaande vestigingen van Praxis en Groenrijk zijn de mogelijkheden reeds benut. Er worden alleen nog zeer beperkte vormen van bedrijfsgebonden detailhandel toelaten en een kleine shop bij het nieuwe tankstation.
De Horecanota dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat alle voor de horeca relevante aspecten, zoals regelgeving, vergunningen, handhaving, ontwikkelingsvisie en organisatie. De horeca in Zoetermeer is te typeren als: in aantal vestigingen beperkt, overwegend grootschalig, verspreid, gezellig en toegankelijk. De horeca vervult een belangrijke sociale en economische functie. Ook in het beleidskader Leisure is vastgesteld dat horeca een belangrijke drager is van de leisurestructuur. Ook kan de aanwezigheid van horeca leiden tot een beter functionerend openbaar gebied, maar een verkeerde invulling kan ook een tegenovergesteld effect teweeg brengen. Er is een directe invloed op de leefbaarheid en de tevredenheid van gebruikers en omwonenden. Een afgewogen horeca- en vestigingsbeleid is daarom noodzakelijk.
In de horecanota is in een "vlekkenplan" aangegeven waar in Zoetermeer de verschillende typen horeca zich wel, en waar ze zich niet kunnen vestigen. Op kaart 2 van de nota is de zone aan weerszijden van de Australiëweg en Verlengde Australiëweg aangegeven als Leisure-as. In deze zone is het beleid met name gericht op het mogelijk maken van leisure-voorzieningen, waarbij de horeca een ondersteunende functie heeft. Langs de Australiëweg en de Verlengde Australiëweg is de vestiging van alle typen horeca (inclusief nachthoreca) mogelijk. Dit laatste geldt in principe ook voor bedrijventerreinen.
Op grond van dit bestemmingsplan is voor het Businesspark in zeer beperkte mate horeca toegestaan. In het Businesspark wordt alleen horeca tot maximaal categorie 1a toegelaten (bijvoorbeeld een broodjeszaak), tot maximaal 250 m2 bvo totaal.
Rond de McDonalds, in het kwadrant ten noordoosten van het Maximaplein, zijn alle vormen van horeca toegestaan, vanwege de ligging aan de Leisure-as.
En op het Bedrijventerrein is alleen horeca (tot categorie 2) tot maximaal 200 m2 bvo toegestaan bij het nieuwe tankstation. Voorts is hier alleen ondergeschikte horeca toegestaan ten dienste van een bedrijf.
Eén van de speerpunten om de doelstellingen van de Toekomstvisie "Zoetermeer, steeds ondernemend" te bereiken is leisure. Onder leisure wordt verstaan: alle openbaar toegankelijke vrijetijdsvoorzieningen en -activiteiten, zowel overdekt als in de openlucht. Dit kunnen grootschalige maar ook kleinschalige voorzieningen zijn. Het beleidskader Leisure geeft de hoofdrichting aan voor het Leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht. Kort samengevat komt dit neer op: welke locaties zijn kansrijk, welke voorzieningen en evenementen komen daar tot hun recht en hoe denken we een en ander te kunnen bereiken.
Ook in deze nota is de Leisure-as van west naar oost één van de hoofdgebieden, waarbij het Kwadrant (dat is het gebied rondom het Máximaplein) als projectgebied is aangewezen. Sportgerichte evenementen en leisurevoorzieningen met een nationale uitstraling komen in Zoetermeer het best tot hun recht op deze locatie.
In deze gemeentelijke beleidsnota zijn richtlijnen opgenomen die in beginsel kunnen worden gehanteerd bij het verlenen van medewerking aan de legalisering van GSM-masten. Sinds augustus 2002 zijn antenne-installaties vergunningsvrij geworden (besluit 13 juli 2002, Stb 2002, nr 411). De beleidsregels voor antenne-installaties kunnen daarom buiten beschouwing worden gelaten. Antennemasten zijn nog wel bouwvergunningspichtig en de beleidsregels voor deze masten zijn wel vertaald in het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij is dat enerzijds wordt onderkend dat Zoetermeer vanuit maatschappelijk en economisch oogpunt behoefte heeft aan een dekkend mobiel netwerk maar anderzijds bestaat duidelijk ook een zekere terughoudendheid waar het gaat om behoud van stedenbouwkundige kwaliteit als ook de mogelijke gevolgen op langere termijn voor de volksgezondheid. In de nota zijn planologische vrijstellingscriteria opgenomen voor vier verschillende zones. De beleidsregels die in deze nota zijn opgenomen zijn tevens van toepassing op UMTS-masten.
De uitgangspunten uit deze nota zijn - in aangepaste vorm, naar aanleiding van de regeling van de vergunningvrije bouwwerken - vertaald in het bestemmingsplan in de vorm van een algemene afwijkingsbevoegdheid.