Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Meije 300, Zegveld
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0632.meije300-bVA2

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De onderhavige bestemmingsplanprocedure heeft tot doel om de volgende gebruiksfuncties te wijzigen:
  • Wijziging van de gebruiksfunctie van een cultuurhistorisch waardevol gebouw als galerie, ruimte voor het geven van workshops, seminars, symposia, trainingen alsmede ondersteunende catering ten behoeve van de hiervoor genoemde kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • Wijziging van de gebruiksfunctie van de hooiberg als ruimte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, theesalon/lunchroom, proeflokaal, detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of - geteelde producten, ondersteunende catering, galerie en terras;
  • Wijziging van de gebruiksfunctie van de atelier/galerie van een deel van het cultuurhistorisch waardevol gebouw als ruimte voor het realiseren van recreatief nachtverblijf op de verdiepingsvloeren;
  • Wijziging van de overige delen van het perceel van een bedrijfsbestemming naar een recreatieve bestemming voor het realiseren van een galerie, de verhuur van vaartuigen (kano’s, sup's en sloepen), extensief recreatief (mede) gebruik en internetverkoop;
  • Wijziging van de gebruiksfunctie van de bestaande bedrijfswoning naar een bedrijfswoning t.b.v de recreatieve bedrijfsvoering.
Aanleiding voor de onderhavige bestemmingsplanprocedure is de door de initiatiefnemer beoogde exploitatie van de percelen kadastraal bekend als 'gemeente Zegveld ZVD 00 sectie G nummer 1187 G 0' en de 'gemeente Zegveld ZVD 00 sectie G nummer 118 G 0' (hierna te noemen het perceel Meije 300), die niet past in het geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld". De exploitatie van het perceel (Meije 300) is in hoofdzaak gericht op recreatie en recreanten waardoor niet alle nevenfuncties ondergeschikt zijn aan de vigerende bestemming "Bedrijf". Daarom wordt de bestemming “Bedrijf” met nadere aanduiding “Galerie” gewijzigd in de bestemming “Recreatie”. Met de bestemmingswijziging zal binnen de bestemming "Recreatie" de functieaanduiding "horeca" worden opgenomen.  Deze functieaanduiding betreft ondersteunende catering van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals seminairs, symposia, workshops, meetings, lezingen en trainingen, een theesalon/lunchroom en terras. Ten aanzien van de bouwaanduiding "cultuurhistorisch waardevol gebouw" wordt verwezen naar toelichting paragraaf 3.4 naar het kopje Cultuurhistorisch waardevol gebouw. 
 
Naar aanleiding van ingediende zienswijzen zijn in het bestemmingsplan specifieke gebruiksregels ten aanzien van het begrip bedrijfswoning opgenomen. Binnen dit gebruik van de bedrijfswoning is het mogelijk om kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, recreatief nachtverblijf, "vrij" beroep en kantoor aan huis mits de gezamenlijke vloeroppervlakte van de uitoefening van deze beroep- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en, samen met de daarbijbehorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m² bedraagt en voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen als bedoeld in artikel 3 lid 3.5 en artikel 3 lid 3.1 uit te oefenen. Daarnaast is naar aanleiding van de ingediende zienswijzen het Bed and Breakfast appartement verwijderd. Hiervoor is gekomen recreatief nachtverblijf op de verdiepingsvloeren. 
    
De toelichting en de regels van het vigerende bestemmingsplan geeft de motivatie en onderbouwing voor een juiste planologische afweging in de procedure tot afwijking van het vigerende bestemmingsplan. In de toelichting van dit bestemmingsplan komt de vraag of de geplande activiteiten ruimtelijk verantwoord zijn, rekening houdend met andere belangen en wettelijke regelingen aan de orde.
   
1.2 Beschrijving planlocatie
Het plangebied is gelegen tussen de watergang en de openbare weg (beiden De Meije genoemd). Op het terrein bevinden zich momenteel een bedrijfswoning, een hooiberg, een bedrijfsgebouw en bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen.
1.3 Gebiedsbeschrijving
Het plangebied maakt onderdeel uit van een bebouwingsstrook langs het riviertje De Meije. Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich de watergang met dwarssloten die in verbinding staan met het Natura 2000 gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck'. Aan weerzijde van deze dwarssloten bevinden zich afwisselend agrarische weilandpercelen en rietlanden. Het natuurgebied is een gevarieerd moerasgebied van circa 2000 hectare in het 'Groene Hart'. Het plangebied bevindt zich in een verkavelingsstrook met overwegend agrarische bebouwing. Het grootste areaal aan agrarische percelen bevindt zich ten zuiden van het plangebied. Het gebied wordt ontsloten door de openbare wegen De Meije en de Middenweg.
1.4 Ligging en begrenzing plangebied
Op onderstaande tekening is een situatiebeschrijving van de gebouwen en bijgebouwen getekend. Op deze tekening is aangegeven waar zich de activiteiten bevinden. Het plangebied bestaat uit de percelen op het adres Meije 300 in Zegveld, kadastraal bekend als gemeente Zegveld ZVD00 sectie G nummer 1187 G 0 en Gemeente Zegveld ZVD00 sectie G nummer 118 G 0. 
 
Ligging plangebied
 
1.5 Vigerend bestemmingsplan
Het perceel Meije 300 is in het vigerende bestemmingsplan “Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld” aangeduid met de bestemming “Bedrijf”, met nadere bestemming “Galerie”. Blijkens de plankaart en artikel 5.1, aanhef onder a, van de planvoorschriften heeft het perceel voorts de aanduiding "vrijkomende agrarische bebouwing" (hierna: vab). Het hoofdgebouw, zijnde de galerie, is in het bestemmingsplan aangeduid als "cultuurhistorisch waardevol bijgebouw". 
 
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan
 
Het vigerende bestemmingsplan "Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" is op 3 juli 2008 vastgesteld door de gemeenteraad van Woerden en is op 3 maart 2009 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Utrecht.   
1.6 Vergelijking toekomstige situatie en vigerende regeling
Het bedrijf De Blauwe Meije ligt deels op het grondgebied van de gemeente Woerden en deels van de gemeente Nieuwkoop. Dit bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de gebouwen, functies en gebruik die plaats vindt op Woerdens grondgebied.
 
In de toekomstige situatie zal een aantal ontwikkelingen plaatsvinden, waarop uitgebreider wordt ingegaan in navolgende paragraaf. In het plangebied bevinden zich reeds enkele gebouwen die daar reeds jaren aanwezig zijn. Het betreft een woonhuis, een hooiberg, een bijgebouw en een terras.
   
In het voorjaar van 2015 werd duidelijk dat een groot deel van het terras, een vlonder en een aanlegsteiger niet op Woerdens grondgebied lag. Dat is inmiddels op de verbeelding van dit bestemmingsplan gewijzigd. De omvang van het totale terras (dus zowel aan Nieuwkoopse als aan Woerdense kant) is echter niet gewijzigd. Het enige verschil met de voorgaande situatie betreft het feit dat het terras is verspreid over het grondgebied van twee gemeenten. Het perceel aan de overzijde van de rivier de Meije aan Nieuwkoopse kant is in eigendom van de initiatiefnemers.
 
Momenteel wordt het woonhuis bewoond door de initiatiefnemers. De hooiberg en het kleine terras worden gebruikt als kleinschalige horecagelegenheid en wordt geëxploiteerd middels een horeca exploitatievergunning.
  
In het bijgebouw, zijnde de atelier/galerie, vinden workshops plaats en is tevens een galerie aanwezig waarin regelmatig exposities van kunst plaatsvinden. Daarnaast is er de mogelijkheid om activiteiten te ontplooien op cultureel en educatief gebied. Op de bovenverdieping van het bijgebouw, zijnde de atelier/galerie, bevindt zich een recreatief nachtverblijf. Om de verschillende bestemmingen met aanduidingen planologisch mogelijk te maken, is een nieuw bestemmingsplan nodig.
 
Het perceel Meije 300 is in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld bestemd als “Bedrijf”. De bestemming “Bedrijf” met de aanduiding “Galerie” sluit onvoldoende aan bij het beoogde gebruik op langere termijn. De beoogde bedrijfsvoering richt zich momenteel en in de toekomst met name op recreatie en recreatie gerelateerde activiteiten. Daarom is een wijziging van de bestemming naar “Recreatie” noodzakelijk. De horeca is gericht op recreanten en bezoekers van de workshops en dergelijke en past derhalve ook binnen de recreatieve bestemming.
 
In het hierna beschreven hoofdstuk toelichting paragraaf 2.3 beleid is aangegeven of er volgens het gemeentelijk beleid zoals verwoord in de structuurvisie van Woerden, een mogelijkheid bestaat om verschillende vormen van recreatie toe te staan en het vergroten van de toegankelijkheid van het landelijk gebied.
 
De toelichting bij het plan onderzoekt in de beschrijving van de “omgevingswaarden” of het mogelijke gebruik van de betreffende gronden niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woonklimaat en de bedrijfsvoering van omwonenden.
   
1.7 Gevolgen en effecten van de herziening van de bestemming
Een nieuwe planologische procedure is noodzakelijk aangezien de beoogde exploitatie van het perceel Meije 300 niet past in het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Dit vanwege het feit dat de exploitatie van het perceel in hoofdzaak is gericht op recreatie en recreanten waardoor niet alle nevenfuncties ondergebracht zijn onder de aanduiding "Galerie". Daarom wordt de bestemming “Bedrijf” met aanduiding “Galerie” gewijzigd in de bestemming “Recreatie”. Met de bestemmingswijziging zal ook de horeca middels een functie-aanduiding ondergebracht worden binnen de bestemming “Recreatie”. Het betreft ondersteunende catering van de workshops/exposities en – ter plaatse van de functieaanduiding horeca – een theesalon/lunchroom en terras. Aangezien de horeca activiteiten tevens ten dienste staan van Freeheart Organisatiebureau en de workshops/ seminars en bijbehorende ondersteunende catering daar tevens deel van uitmaken, dient de invulling van de functie-aanduiding in dat licht worden gezien. Bovendien zijn de activiteiten recreatief nachtverblijf, galerie, seminars/workshops en ondersteunende catering in de regels opgenomen.
 
Ter verdere motivering en onderbouwing van de recreatieve activiteiten van de initiatiefnemers is het bedrijfsplan van de initiatiefnemers als bijlage van dit bestemmingsplan opgenomen (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1). In de regels van onderhavig plan is in artikel 1 een definitie van het begrip 'theesalon/lunchroom' opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de planologische aspecten en de gevolgen die met deze definitie en de definities van de overige activiteiten samenhangen. De overige aspecten worden in de hoofdstukken inzake beleids- en omgevingsaspecten beschreven.
  
2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte beschrijft het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid van het Rijk voor de periode tot 2040. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Het roer moet om in de gebiedsontwikkeling. De daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties wordt daarin leidend.
 
Het Rijk benoemt in de structuurvisie 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ontwikkeling van het plangebied Meije 300 is conform het beleid voor deze 13 nationale belangen opgesteld.
 
De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond
In de ondergrond moet onder andere rekening gehouden worden met archeologie, ondergrondse rijksinfrastructuur (tunnels en buisleidingen) en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en - kwantiteit;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
Het rijk en de waterschappen beschermen en verbeteren de waterkwaliteit door het treffen van fysieke maatregelen, het uitgeven van vergunningen en handhaving. Luchtkwaliteit, geluidsoverlast, wateroverlast, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het transport van gevaarlijke stoffen kennen een grote samenhang met de andere nationale belangen. Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt, blijven overeind;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
Het rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.
 
Aandachtspunten in het beleid welke verder een raakvlak hebben met de ontwikkeling van het plangebied zijn onder andere het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland “waarbij het niet alleen gaat om kwalitatief hoogwaardige ruimte voor werken, verplaatsen en wonen (waaronder differentiatie in woonmilieus, het belang van openbaar vervoer voor de stedelijke regio en multimodaliteit ten behoeve van logistiek), maar ook om voldoende aanbod van onderwijs, cultuur, toegankelijk groen en recreatiemogelijkheden. Dit wordt ook wel de “quality of life” genoemd.
 
Daarnaast is het tevens voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren nodig om te beschikken “over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijfsterreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij, alsmede het bieden van meer ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei”.
De geplande realisatie van het plangebied houdt rekening met de nationale belangen. In toelichting hoofdstuk 4 is aangegeven hoe wordt omgegaan met diverse milieuaspecten, zoals archeologie, flora en fauna, luchtkwaliteit, bodem en water.

2.1.2 Agenda voor een Vitaal Platteland (2004)
Landbouw is niet meer de belangrijkste economische drager op het platteland. Het platteland verandert van voedselproducent naar consumptieruimte, voor álle Nederlanders. Aan de agenda is een meerjarenprogramma gekoppeld gericht op een leefbaar, vitaal en duurzaam platteland. Eén van de acht genoemde doelen is recreatie. Recreatie zet in op een aantrekkelijk en toegankelijk gebied. De regierol voor de Agenda Vitaal Platteland ligt bij de provincie en vindt zijn uitwerking in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (zie bij het onderdeel “Provinciaal beleid”).
2.2 Provinciaal beleid
2.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (PRS) en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV)
Provinciale Staten van Utrecht hebben in februari 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (PRS) vastgesteld. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Een van de pijlers voor ruimtelijke ontwikkeling die van belang is voor het plangebied is een landelijk gebied met kwaliteit.
 
Tegelijk met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 heeft de provincie Utrecht ook gewerkt aan een nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). De PRV 2013 is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) heeft de provincie regels opgenomen, die doorvertaald moeten worden in gemeentelijke bestemmingsplannen.
 
Voor het plangebied zijn in de PRS en de PRV de aanduidingen 'algemene beleidslijn landelijk gebied', 'Veengebied (gevoelig voor bodemdaling)' en 'vrijwaringszone versterking regionale waterkering' relevant.  
 
In hoofdstuk 6 van de provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 (PRS) wordt het beleid ten aanzien van de landelijke kwaliteit beschreven. Uitgangspunt is ruimte voor dynamiek en kwaliteit. Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te kunnen behouden voert de provincie een terughoudend beleid als het gaat om de ontwikkeling van niet aan het landelijk gebied gekoppelde functies. Slechts onder voorwaarden, met name ten aanzien van de kwaliteit van het landelijk gebied en van de vitaliteit van al aanwezige functies zijn ontwikkelingen van niet landelijk gebied functies aanvaardbaar. Voorkomen moet worden dat niet-agrarische bedrijven ruimtelijk zodanig beperkt worden in hun ontwikkeling, dat geen sprake meer kan zijn van voortzetting van de bestaande bedrijfsvoering. Daarom vindt de provincie 20% uitbreiding van de bebouwing aanvaardbaar. Voor de Blauwe Meije geldt dat er - met uitzondering van een nieuwe entree van de Hooimijt - geen fysieke uitbreiding van bebouwing plaatsvindt. Wel is er sprake van een uitbreiding qua functies en gebruik. Gezien de kleinschaligheid van deze bedrijfsvoering is dit goed inpasbaar in het landelijk gebied.   
 
Gezien de gevoeligheden voor bodemdaling in het veengebied ziet de provincie bij voorkeur geen nieuwe bouwlocatie en bodembewerking in deze gebieden. Beide zijn niet aan de orde bij de beoogde ontwikkeling van de Blauwe Meije.
      
De gebouwen van de Blauwe Meije vallen binnen de vrijwaringszone waarvoor is opgenomen dat de waterkerende functies van deze gronden moeten worden beschermd en dat moet voorzien in een vrijwaringszone aan weerszijden van de waterkering. Op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan is hiervoor een dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen.
  
Het onderhavige bestemmingsplan is derhalve in overeenstemming met het provinciale regelgeving, waaronder de genoemde structuurvisie en verordening. In navolging op het wettelijke vooroverleg heeft GS van Utrecht geen provinciaal juridisch instrumentarium ingezet tegen dit bestemmingsplan.
2.3 Gemeentelijk beleid
2.3.1 Ruimtelijke structuurvisie Woerden 2009 - 2030
Op 2 juli 2009 heeft de gemeenteraad van Woerden de Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030 vastgesteld. Op 28 maart 2013 heeft de gemeenteraad het Aanpassingsvoorstel Structuurvisie Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009-2030 vastgesteld. Dit Aanpassingsvoorstel omvat een actualisatie van de Structuurvisie 2009-2030.
 
De Ruimtelijke Structuurvisie biedt een ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de gemeente Woerden voor de periode tot 2030. De toeristische opgave is het ontwikkelen van de recreatieve potentie van Woerden door in het buitengebied het routenetwerk voor fiets, voetganger en kano te verbeteren en uit te breiden, routes in stad en buitengebied met elkaar te verbinden en door recreatieve voorzieningen uit te breiden. De watergang De Meije is een ecologische verbindingszone. Het streven is de ecologische hoofdstructuur zo veel mogelijk te combineren met het recreatieve netwerk, waardoor de natuur door recreanten ervaren kan worden.
 
Het plangebied ligt in het gebied dat is aangemerkt als agrarisch gebied binnen het veenweidegebied. Het behouden en beschermen van de rust en openheid is het uitgangspunt voor dit veenweidegebied. Dit betekent niet dat het gebied op slot gaat. Het behoud van de agrarische functie, met name in het veenweidegebied, is een belangrijke voorwaarde voor het behoud van de bestaande landschappelijke kwaliteiten. Een verbreding van de agrarische sector wordt nagestreefd door het stimuleren van plattelandsvernieuwing. Ook de gemeente Woerden stimuleert ‘plattelandsvernieuwing’ door het realiseren van niet-agrarische nevenfuncties mogelijk te maken in de bestemmingsplannen. Ook wordt gestimuleerd de publieke toegankelijkheid van het landelijk gebied te vergroten, met name voor extensieve recreatie. Men beoogt daarom bij agrarisch-recreatieve projecten ook wandel-, fiets-, kano- en ruiterroutes te bevorderen.
   
De bedrijfsvoering van De Blauwe Meije is niet strijdig met het gemeentelijk beleid. De beoogde kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten van De Blauwe Meije bieden een meerwaarde voor het vergroten van de toegankelijk van het landelijk gebied. Hierbij is ook een duidelijk relatie met de recreatieve mogelijkheden die worden geboden op het perceel. De Blauwe Meije vormt daarmee een onderdeel van het recreatieve netwerk.
 
.
3 Planbeschrijving
3.1 Het plan
Voor het perceel Meije 300 wordt de beoogde situatie in de aanvraag geregeld, namelijk het gebruik als theesalon/lunchroom alsmede de beoogde kleinschalige bedrijfsactiviteiten zoals het verzorgen van seminars, symposia, workshops, trainingen, lezingen, galerie, expositieruimte alsmede een recreatief nachtverblijf en terras. Verder wordt het bestaande recreatieve gebruik zoals kanoverhuur alsmede andere recreatieve activiteiten zoals het verzorgen van wandel- en fietsroutes geregeld via zogenaamde extensieve recreatie.
 
De theesalon/lunchroom met bijbehorend terrassen (2) wordt geëxploiteerd vanuit het gedeelte van het perceel met de functie-aanduiding “horeca”. Ook de terrassen hebben een functie-aanduiding "horeca".  Het terras langs de galerie, aan het water, heeft een omvang van 34 m². Het tweede terras bevindt zich meer naar de weg toe, naast de bedrijfswoning. Dit terras heeft een omvang van 6 m². Op het perceel, op de gronden van Woerden, is daarmee in totaal 40 m² terras aanwezig.
 
Het horecagedeelte bevindt zich in en rond de voormalige hooiberg (hooimijt) die zich op het perceel Meije 300 bevindt. De horeca activiteiten zijn kleinschalig en betreffen een theesalon/lunchroom bestaande uit het verstrekken van in hoofdzaak kleinere maaltijden, broodjes, ijs, gebak, koffie, thee en overige dranken. Hotel, cafetaria, café, bar en gelegenheden met een latere sluitingstijd dan 23.00 uur vallen niet onder theesalon/lunchroom. Deze zijn niet toegestaan. De omvang van de theesalon/lunchroom wordt beperkt tot de bestaande omvang van de hooiberg. Rond het terras bevinden zich de daarbij behorende voorzieningen, waaronder o.a. groen en de hooiberg. Ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten is het ten behoeve van besloten groepen tevens mogelijk om deze groepen van een maaltijd ondersteunende catering te voorzien.
 
In onderstaande afbeelding is aangeduid welke functies zich in welke gebouwen en op welke gronden deze plaatsvinden:
 
Bebouwing en gebruik binnen plangebied
 
Op het perceel vinden naast de horeca activiteiten incl. terras, recreatieve activiteiten (kano, sups's en sloepenverhuur, extensieve recreatie zoals wandelen, fietsen, varen e.d.) alsmede kleinschalige bedrijfsactiviteiten plaats.
 
De bedrijfsactiviteiten beperken zich, in hoofdzaak, tot het (de omvang van) het (cultuurhistorisch waardevol) gebouw en betreffen een ruimte die gebruikt wordt voor exposities (galerie) en ontvangst- en expositieruimte (ten behoeve van huwelijkssluitingen (alleen voltrekkingen, geen huwelijksfeesten) en het ontvangen van besloten groepen), theesalon/lunchroom, proeflokaal, beperkte detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten en internetverkoop.
 
Op de bovenverdieping van het bedrijfsgebouw, zijnde atelier/galerie, bevindt zich recreatief nachtverblijf. Hiervan wordt een nachtregister van bijgehouden, waarmee duidelijk wordt dat de bezoekers vanuit recreatief oogpunt daar willen verblijven. Alle hiervoor genoemde activiteiten sluiten goed aan op de bestemming recreatie en aanduidingen op het perceel.
 
De bestaande bedrijfswoning wordt onder de nieuwe bestemming  recreatie ingezet als bedrijfswoning voor de recreatieve bedrijfsvoering.   
 
Er is, gezien de omvang van het perceel, de omvang van de (bij) gebouwen en de locatie van de verschillende aanduidingen sprake van een (beperkte) verruiming van de huidige gebruiksmogelijkheden. De locatie heeft reeds een kleinschalig karakter en dat blijft zo, waarbij de omvang van het perceel en de bedrijfsgebouwen uitgangspunt is. De bestemming recreatie en de functie-aanduiding 'horeca' daarbinnen leidt niet tot een onevenredige belasting wat betreft planologische of milieuaspecten. Een en ander blijkt uit het hoofdstuk waarin de toets aan de omgevingsaspecten worden besproken. Van nadelige gevolgen voor planologische of milieuaspecten is geen sprake, waarbij wordt verwezen naar de toetsing aan beleids- en omgevingsaspecten van dit plan.
 
De onderhavige wijziging voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening, waarbij de effecten van deze wijziging tevens ruimtelijk acceptabel zijn, waarbij wordt verwezen naar toelichting hoofdstuk 4 , alsmede het onderzoek naar verkeer en parkeren door het bureau Goudappel Coffeng (bijlagen bij toelichting bijlage 3) alsmede het onderzoek naar eventuele effecten van een nabij gelegen Natura 2000 gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck' van Bureau Aandacht Natuur (bijlagen bij toelichting bijlage 4).
 
In dit bestemmingsplan is gekozen voor de hoofdbestemming “recreatie”  en de functieaanduiding “horeca”, “bedrijfswoning” en "ontsluiting" en de bouwaanduiding “cultuurhistorisch waardevol gebouw” omdat dit recht doet aan de wensen van de initiatiefnemers en bovendien ruimtelijk aanvaardbaar is. De genoemde bestemmingen zijn begrensd door de gebouwen c.q. specifiek aangeduide onderdelen van het perceel (bedrijfsbestemming en horeca) dan wel het perceel zelf (recreatie).
 
3.2 Stedenbouwkundige invulling
De ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied van de gemeente Woerden wordt bepaald door ruimtelijke componenten op gebiedsniveau (openheid, gebruik als grasland, wegen, waterlopen, kavelrichtingen) en ruimtelijke componenten op perceelsniveau (bebouwingen, open erven en erfbeplantingen); In dit bestemmingsplan wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke kwaliteit. Redenen hiervoor zijn onder meer: De cultuurhistorische waarden in het plangebied. Doel van de gemeente, zoals beschreven in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, is het stimuleren van behoud van karakteristieke architectuur van boerderijen en landschapspatronen; De gemeente streeft naar het verbeteren van de huidige landschappelijke waarden, door onder meer eisen te stellen aan landschappelijke kwaliteitsverbetering bij functiewijziging van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.
 
Het is dus van belang om in dit bestemmingsplan aandacht te besteden aan de opbouw van de erven én de rol van de erven in relatie tot de landschapsstructuur, omdat deze samen bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit.
In het bestemmingsplan Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld is voor de bebouwingslint De Meije een beschrijving van de beeldkwaliteit gegeven. Volgens deze beschrijving bevindt de oude historische bebouwing in deze lint zich voornamelijk ten westen van boerderij De Loet (nr. 310).
 
Het plangebied bevindt zich in deze historische bebouwingslint, zodat bij de functieaanduiding is aangesloten bij de cultuurhistorische waarden. De functie-aanduiding “horeca” zal geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de bebouwing, omdat er geen wijzigingen plaatsvinden aan het uiterlijk van de bebouwing.
 
De landschappelijke kwaliteiten zullen niet worden aangetast als de indeling van het erf niet wordt gewijzigd. In het onderhavige plan zal de hoofdbestemming “Recreatie” en de functie-aanduidingen “horeca”, “bedrijfswoning” en “cultuurhistorisch waardevol gebouw”, er niet toe leiden dat er een wijziging in de opbouw van het erf zal optreden.
3.3 Verkeer, parkeren en ontsluiting
3.3.1 Verkeer
Door het bureau Goudappel en Coffeng is een verkeersonderzoek uitgevoerd voor het perceel Meije 300 (zie bijlagen bij toelichting bijlage 3). In dit verkeersonderzoek zijn de verkeerskundige effecten beschreven op het perceel Meije 300:
  • Benodigde parkeergelegenheid;
  • Verkeersaantrekkende werking c.q. gevolgen voor de verkeersafwikkeling op de aansluitende openbare wegen.
Het verkeersonderzoek behandelt deze aspecten aan de hand van een beschrijving van de huidige en toekomstige verkeerssituatie en verkeersdruk. De huidige situatie is in het onderzoek weergegeven aan de hand van telmetingen die zijn uitgevoerd door de gemeente Woerden in de periode 17 – 30 september 2014. De telmetingen bevinden zich op korte afstand van het plangebied in deze toelichting (telpunten 39, 40 en 41 Middenweg en de Meij ten noorden en zuiden van de Middenweg).  
  
In de beschrijving van de huidige situatie is tevens de huidige verkeersongevallensituatie opgenomen.
De toekomstige situatie is beschreven aan de hand van de toekomstige parkeersituatie. Hierbij is een parkeerbalans opgesteld, waarbij de parkeervraag van een ontwikkeling wordt afgezet tegen het parkeeraanbod. De parkeervraag is in het onderzoek vastgesteld aan de hand van de gemiddelde parkeerkencijfers van CROW voor “niet stedelijk gebied” en het beleid van Nieuwkoop en Woerden.
   
Het onderzoeksbureau verwacht dat ook met de aangevraagde activiteiten er op het perceel Meije 300 er een verkeersdruk zal ontstaan die lager is dan 1000 motorvoertuigen per etmaal, hetgeen vergelijkbaar is met een woonerf.
 
 
3.3.2 Parkeerbehoefte
Door het bureau Goudappel en Coffeng is een verkeersonderzoek uitgevoerd voor het totale perceel  Meije 300 (zie bijlagen bij toelichting bijlage 3). Voor het verkeersonderzoek is uitgegaan van het volgende programma:
 
Programma de Blauwe Meije (Voor het aantal m² van het Atelier is de aparte opgang naar de bovengelegen recreatief nachtverblijf (6,7 m²) niet meegerekend)      
 
Daarna is het aanwezigheidspercentage van de verschillende functies en activiteiten bepaald
Aanwezigheidspercentage
           
De toekomstige situatie is beschreven aan de hand van de toekomstige functies en activiteiten. Hierbij is een parkeerbalans opgesteld, waarbij de parkeervraag van een ontwikkeling wordt afgezet tegen het bestaande parkeeraanbod. De werkdagmiddag is daarbij maatgevend.
 
Parkeerberekening cq parkeerbalans
  
Op basis van de parkeerbalans kan worden geconcludeerd dat het maatgevende moment van de ontwikkeling de werkdagmiddag is, de parkeerbezetting is dan het hoogst. Er zijn dan 27 parkeerplaatsen in totaal nodig. In de bestaande situatie zijn er 12 parkeerplaatsen beschikbaar langs de openbare weg (De Meije), 2 parkeerplekken naast de bedrijfswoning en 6 in de beeldentuin. Vijf nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de beeldentuin in de gemeente Nieuwkoop, tegenover de zes bestaande parkeerplaatsen. Zodoende ontstaat een veld met 11 parkeerplaatsen.   

3.3.3 Ontsluiting
De ontsluiting van De Blauwe Meije vindt plaats via de Meije. De ontsluiting van het weiland en de beeldentuin op de gronden van de gemeente Nieuwkoop vinden plaats vanaf de Meije over het erf van de Blauwe Meije. Deze ontsluiting moet ten alle tijde beschikbaar zijn. Deze gronden mogen dan ook niet ingericht worden met bouwwerken. Hiertoe is op de verbeelding een functie-aanduiding opgenomen waarbinnen de ontsluiting moet plaats vinden.

3.3.4 Fietsparkeren
Op Nieuwkoopse grond, vlak voor de watergang ter hoogte van de brug, zijn en worden voorzieningen getroffen voor fietsparkeerplekken. De situerig van deze fietsplekken gaat niet ten koste van de parkeerplekken voor auto's en/of de toegangsroute naar de brug. Deze ontsluiting zal geheel gevrijwaard blijven van obstakels en dus ook fietsen. De situering van het fietsparkeren vindt dan ook plaats buiten de opgenomen functie-aanduiding 'ontsluiting' wanneer deze zou worden doorgetrokken tot aan de brug. 
   
Foto deel fietsparkeerplekken
       
3.4 Juridische opzet van het bestemmingsplan
In de regels bij het bestemmingsplan is de omvang en het gebruik van het erf zodanig vastgelegd dat het plangebied niet leidt tot aantasting van de landschapsstructuur en er een kans bestaat dat de activiteiten op het erf afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit.
 
Op de verbeelding zijn de hoofdbestemming en de bijbehorende aanduidingen te zien die te herleiden zijn naar de volgende bestemmingen en bijbehorende functie-aanduidingen:
 
De enkelbestemming "Recreatie" op de verbeelding correspondeert met het bepaalde in artikel 3 van de regels, te weten recreatieactiviteiten. Binnen deze bestemming gaat het om de volgende concrete activiteiten: parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, ontsluiting voor auto's, extensief recreatief (mede) gebruik, verhuur van vaartuigen zijnde kano's sup's en sloepen, detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of - geteelde producten, ruimten voor seminars, symposia en workshops, recreatief nachtverblijf, theesalon/lunchroom, terras, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, ondersteunende catering ten behoeve van kleinschalige bedrijfsactiviteiten, proeflokaal, galerie, internetverkoop, bedrijfsmatige exploitatie, inclusief de bedrijfswoning.
 
Binnen de enkelbestemming "Recreatie" zijn de volgende bouw- en functieaanduidingen opgenomen in de regels en op verbeelding:
 
Cultuurhistorisch waardevol gebouw
De cultuurhistorische waarde van de gebouwen met deze aanduiding is door de commissie ruimtelijke kwaliteit en erfgoed van de gemeente Woerden in haar vergadering van 26 augustus 2015 beoordeeld. Zij komt tot de conclusie dat de huidige aanduiding op het gebouw moet worden gehandhaafd en er daarnaast eveneens eenzelfde aanduiding voor de hooimijt moet worden opgenomen voor het plangebied. De uitspraak van de commissie is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd (zie bijlagen bij toelichting bijlage 2).
 
Horeca:
Binnen deze aanduiding vinden plaats: kleinschalige (lichte) horeca, waaronder het verzorgen van lunches en lichte maaltijden, verkoop streekproducten (detailhandel), toonzaal, kookworkshops. De functie-aanduiding "horeca" bevindt zich op gedeelte van het perceel waar de hooiberg is gepositioneerd. De kleinschaligheid van de horeca voorzieningen is gekoppeld aan de daarvoor bestemde bebouwing en het terras. Binnen de functie-aanduiding “horeca” vindt tevens de uitbating van het terras plaats. Op het terras vindt zelfbediening plaats. Bezoekers kunnen hun consumptie bestellen en afhalen in de hooiberg waarna het de bedoeling is dat zij zelf afruimen. Het Woerdens gedeelte van het terras bevindt zich in een smalle strook evenwijdig aan het cultuurhistorisch waardevol gebouw en ten noorden van de ontsluitingsweg.
 
Ontsluiting:
Om de bereikbaarheid van de beeldentuin met de auto te waarborgen is de functie-aanduiding "ontsluiting" opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn, met uitzondering van erfafscheiding, geen bouwwerken toegestaan. 
 
Bedrijfswoning:
De bestaande bedrijfswoning heeft de functie-aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen op de verbeelding en in de regels. Binnen deze aanduiding is naast het wonen, ten dienste van het bedrijf uitsluitend toegestaan kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, recreatief nachtverblijf, "vrij" beroep en kantoor aan huis mits de gezamenlijke vloeroppervlakte van de uitoefening van deze beroep- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en, samen met de daarbij behorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m² bedraagt en voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen.
  
Tevens zijn de volgende dubbelbestemming in het plan opgenomen:
 
Waarde Archeologie 2:
Deze dubbelbestemming is gebaseerd op het gemeentelijk archeologisch beleid, waarin de bescherming van archeologische waarden is aangegeven. De aanduiding is in overeenstemming met de archeologische beleidskaart Woerden.
   
Waterstaatsdoeleinden:
Deze dubbelbestemming geldt voor het gehele perceel en dient ter bescherming van de waterkerende werking van de watergang De Meije.
3.5 Technische uitvoering en juridische aspecten
Dit plan tot herziening is opgesteld als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wro (Wet ruimtelijke ordening), dat voldoet aan de per 1 januari 2010 geldende eisen betreffende digitale vormgeving, inrichting en raadpleegbaarheid (RO Standaarden 2012).
 
Inhoudelijke aspecten
Inhoudelijk komen de regels van dit plan tot herziening zoveel mogelijk overeen met de voorschriften van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Qua systematiek van bestemmen (en aanduiden) is zoveel mogelijk aangesloten bij het op 27 januari 2011 vastgestelde bestemmingsplan Harmelerwaard. In de Inleidende regels zijn zoveel mogelijk de begripsbepalingen uit het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld overgenomen. Een deel van de begripsbepalingen en de regels voor het meten zijn nu conform de bindende voorschriften in de SVBP2012. In de Algemene regels is een antidubbeltelbepaling opgenomen conform artikel 3.2.4 Bro. In de Overgangsregels zijn de in artikel 3.2.1 en 3.2.2 Bro voorgeschreven overgangsbepalingen opgenomen. De slotregel is conform SVBP2012.
4 Omgevingswaarden
4.1 Archeologie en Cultuurhistorie
Bekende en verwachte archeologische waarden
Informatie over bekende en verwachte archeologische waarden is in eerste instantie verzameld op basis van de verwachtingskaarten op Rijks en gemeentelijk niveau.
 
Volgens het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld heeft het hoofdgebouw een cultuurhistorische aanduiding. Volgens de regels in het bestemmingsplan gelden er geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van deze gebouwen. De voorschriften bieden juist mogelijkheden voor logies in het gebouw. Op 26 augustus 2015 heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed het plangebied getoetst op cultuurhistorische waarde. De huidige waardering van de gebouwen wordt gehandhaafd, tevens wordt de hooiberg tot dezelfde categorie gerekend.
 
In september 2007 heeft de gemeente Woerden het beleidsplan archeologische monumentenzorg 'Bodemschatten van Woerden' vastgesteld. Het beleidsplan heeft drie doelstellingen, namelijk het behoud en de bescherming van de Woerdens bodemschatten, vermeerdering van kennis over de bewoningsgeschiedenis van Woerden en het omliggende landelijke gebied en optimaal gebruik maken van de kansen die voorlichting en educatie op het gebied van archeologie bieden. Bij bodemingrepen weegt de gemeente het behoud van archeologische waarden af tegen andere belangen. Om deze belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze te kunnen maken, heeft de gemeenteraad van Woerden op 15 december 2010 de Archeologische beleidskaart vastgesteld voor haar grondgebied (Alkemade e.a., 2010). Een uitsnede van deze kaart is hieronder weergegeven.
 
 
Archeologische verwachting en onderzoeksverplichting
De archeologische verwachtingen in het plangebied hangen samen met de aanwezigheid van stroomgordels en eventueel bijbehorende crevasses in de ondergrond. Daarnaast vormen de ontginningsassen en locaties van oude woonplaatsen en molens, interessante archeologische en cultuurhistorische zones. Aan de lage, middelhoge en hoge verwachtingszones zijn beleidsregels van de gemeente Woerden gekoppeld. Deze beleidsregels beschrijven bij welke omvang en diepte van en ingreep archeologisch vooronderzoek vereist is. Tevens is in het gemeentelijk een vrijstellingsregeling voor archeologisch onderzoek opgenomen. Deze vrijstelling is niet van toepassing op het plangebied omdat het plangebied onderdeel uitmaakt van een historische boerderijlint.
 
Eerder uitgevoerd onderzoek
In het plangebied is vooralsnog geen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd.
 
Conclusie
Volgens de archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Woerden bevindt het plangebied zich binnen een gebied met hoge archeologische verwachting. Dit blijkt ook uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (http://archeologieinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/amk-en-ikaw). Deze hoge verwachting is gebaseerd op de ligging in een oeverwalgebied. Op grond van deze kwalificatie is het noodzakelijk om aanvullend onderzoek te doen als het plangebied een oppervlakte van 100 m2 of meer bedraagt en er ontgraving plaatsvindt over een grotere diepte dan 0,30 cm. Er vinden geen ontgravingswerkzaamheden plaats ten aanzien van de in dit bestemingsplan mogelijk gemaakte activiteiten in het plangebied.
 
Het is niet noodzakelijk aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. 
4.2 Bodem
Het plangebied bevindt zich in een gebied dat als veenweidegebied wordt gekenmerkt. De ondergrond van het plangebied bestaat uit kleiig veen. Dit bodemtype wordt volgens bodemclassificatiesysteem gerekend tot het type hVb; Koopveen of bosveen (of eutroof broekveen) en het type Vc; Vlierveengronden op zeggeveen, rietveen of (mesotroof) broekveen.
 
Ter plaatse waar het perceel grenst aan de watergang De Meije bevindt zich meer klei in de bovengrond. Dit gedeelte van het plangebied bestaat uit het bodemtype pVb Weideveengrond op bosveen (of eutroof broekveen), bodemtype hVb; Koopveengrond op bosveen (of eutroof broekveen) en type pRv81 Liedeerdgrond (klei op veengrond). Deze gronden bestaan voornamelijk uit veengrond die niet is vergraven voor de turfwinning. Vanwege de aanwezigheid van kleidelen in de veengrond waren deze gronden minder geschikt voor turfwinning.
 
Via het Bodemloket van de provincie Utrecht is informatie opgezocht over de aanwezigheid van locatie waar in het verleden bodemverontreiniging is aangetoond (locaties Wet Bodembescherming).
 
Volgens de bodemkaart bevinden zich binnen het plangebied geen Wbb- locaties.
 
Conclusie
Het plangebied bevindt zich niet in een gebied waar ernstige bodemverontreiniging is geconstateerd, zodat er geen nadere regels in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
4.3 Externe veiligheid
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) van kracht geworden. In overeenstemming met artikel 5 van dit BEVI dient bij een besluit in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) onderzocht te worden in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle inrichtingen in de nabijheid van het plangebied waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen de risicocontour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour) en het groepsrisico (GR) met de eventuele toename hiervan berekend te worden. Het GR dient in de toelichting op het besluit te worden verantwoord. Eenzelfde aanpak dient gevolgd te worden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door de lucht en door buisleidingen. Het kader hiervoor wordt gegeven in de circulaire “Nota Risicozonering Vervoer Gevaarlijke Stoffen” (RNVGS).
 
Gemeenten en provincies zijn in dat kader verplicht de normen uit het BEVI na te leven. Dit houdt onder meer in dat er voldoende afstand aangehouden moet worden tussen kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven en transportroutes. Tevens houdt dat in dat rekening moet worden gehouden met het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf of transportroute. Het aspect externe veiligheid brengt zodoende met zich mee dat afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding van groot belang is.
 
In het kader van de externe veiligheid is het dus van belang om te onderzoeken of er in of in de nabijheid van het plangebied in Woerden relevante inrichtingen en transportroutes aanwezig zijn en zo ja of nader onderzoek noodzakelijk is.
 
Er wordt in deze toelichting verwezen naar de risicokaart van de provincie Zuid-Holland en de provincie Utrecht, via de website www.nederland.risicokaart.nl Uit deze kaart is op te maken dat er voor het plangebied geen risicovolle zaken aan de orde zijn. Hieronder is deze risicokaart weergegeven.
 
Er kan worden geconstateerd dat er zich in de directe omgeving geen gevaarzettende ondergrondse leidingen dan wel Lpg-stations aanwezig zijn.
 
De herinrichting van deze locatie heeft geen invloed op deze situatie en levert ook geen extra risico op.
 
Risicokaart provincie Zuid-Holland en Utrecht
 
Conclusie
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. Tevens bevinden zich in de omgeving van het plangebied ondergrondse leidingen dan wel lpg-stations die een gevaar opleveren.
 
4.4 Flora en Fauna
Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied (bijvoorbeeld Natura 2000). Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
 
Gebieds-en soortenbescherming
Uit onderstaande afbeelding met daarop een gedetailleerde begrenzing van het Natura 2000-gebied blijkt dat de bedrijfsbebouwing en functies van De Blauwe Meije die gelegen zijn in de gemeente Woerden buiten het Natura 2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & de Haeck' vallen. De beeldentuin en het weiland op Nieuwkoops grondgebied liggen wel binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied.
 
Begrenzing Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & de Haeck (bron: ministerie van Economische Zaken (luchtfoto uit circa 2010))
 
Gezien de ligging nabij het Natura 2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & de Haeck' gebied is er mogelijk sprake van verstoring van het habitat- en vogelrichtlijngebied.
 
In het kader van de bestemmingsplanprocedure voor het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik en Zegveld, herziening 3 destijds is een natuurtoets uitgevoerd door het Bureau Waardenburg (rapportage 13 februari 2015, rapportnummer 14-238). De locatie Meije 300 maakt onderdeel uit van deze natuurtoets.
 
In de effectbeoordeling van dit onderzoek is aangegeven dat relevante activiteiten die mogelijk effecten hebben op de natuur activiteiten zijn die zullen leiden tot:
  • meer verkeerbewegingen langs Meije,
  • mogelijk leiden tot verstoring als gevolg van verlichting, geluid en verontreinigende stoffen,
  • mogelijk leiden tot verstoring als gevolg van meer aanwezigheid van (groepen van) mensen.
Gezien de wijzigingen ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan en onderhavig plan is door Bureau Aandacht Natuur een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 uitgevoerd (zie bijlagen bij toelichting bijlage 4 en bijlagen bij toelichting bijlage 5).
 
Met betrekking tot het Natura 2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen en de Haeck' kan worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zullen optreden door de functies en gebruik van De Blauwe Meije. De kwalificerende habitattypen, genoemd in de instandhoudingsdoelstellingen, worden niet aangetast of vernietigd door de beoogde activiteiten en wijziging in gebruik. Ook de kwalificerende habitatricht- en vogellijnsoorten ondervinden geen verstoring. Er kan van uit worden gegaan dat er geen extra verstorende effecten zijn te verwachten ten gevolge van cumulatie. Aangezien er geen negatieve effecten zijn te verwachten kan er vanuit worden gegaan dat ook cumulatie van effecten niet zullen optreden.
 
Op 29 september 2016 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid – Holland een verklaring van geen bedenkingen verleend voor de Meije 300 aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop (kenmerk: ODH – 2016 – 00091362, zie bijlagen bij toelichting bijlage 6). De vergunningplicht heeft betrekking op het Natura 2000 gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck' dat grotendeels gelegen is in Zuid – Holland en voor een klein deel in de provincie Utrecht. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 en 2 a van de Natuurbeschermingswet 1998 is het besluit, de verklaring van geen bedenkingen, tot stand gekomen in overeenstemming met de provincie Utrecht. In dit besluit hebben Gedeputeerde Staten gesteld dat in de AERIUS – berekening van 15 juni 2016 de stikstofdepositie van het aantal verkeersbewegingen in de beoogde situatie (0,41 mol/ha/jr) vergeleken wordt met de stikstofdepositie van het aantal verkeersbewegingen in de huidige situatie (0,37 mol/ha/jr) (zie bijlagen bij toelichting bijlage 7). Hierbij zijn de verkeersberekeningen, toe te rekenen aan de gehele inrichting Blauwe Meije (zowel Woerdense, als Nieuwkoopse deel), betrokken, omdat voor het Natura 2000 – gebied de toename van de totale stikstofdepositie van de gehele inrichting van belang is. Uit de berekening blijkt dat maximaal 0,04 mol/ha/jr ontwikkelruimte nodig is. Deze ruimte is beschikbaar en in AERIUS Register toegekend voor dit project, aldus voornoemde Gedeputeerde Staten. Hierbij wordt opgemerkt dat de benodigde ontwikkelruimte past binnen zowel de Beleidsregel toedeling Ontwikkelingsruimte Programmatische Aanpak Stikstof Zuid – Holland 2015, segment 2 van de provincie Zuid – Holland, als de beleidsregels van de provincie Utrecht. Naast de AERIUS – berekening behorende bij de voornoemde verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Zuid – Holland, is er op 18 september 2015 bij de provincie Utrecht een melding gedaan (AERIUS kenmerk: 1EuymFisk) van de stikstofdepositie door de reeds vergunde activiteit voor het Natura 2000 – gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck'. Naast stikstofdepositie wordt in de voornoemde verklaring door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, zie bijlagen bij toelichting bijlage 6, ingegaan op de karakteristiek van het Natura 2000 – gebied en de aldaar zich bevindende habitattypen en habitatsoorten, waaronder de aanwezigheid van de meervleermuis die hun zomerverblijven in dit gebied hebben. Voor de meervleermuis kan de Meije een vliegroute zijn tussen hun (zomer) verblijfplaatsen en hun foerageergebied. Daarnaast kan de meervleermuis ook wateren in de omgeving van de beeldentuin gebruiken om te foerageren of als vliegroute. Door de activiteiten kunnen in de periode tot begin mei en in de periode na begin augustus over – of langsvliegende meervleermuizen verstoord worden door verlichting. In die hoedanigheid hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gemeend om een voorschrift te koppelen aan de door haar verleende verklaring van geen bedenkingen, te weten dat eventueel benodigde elektrische lichtbronnen neerwaarts moeten zijn gericht, met lage lichtsterkte en zodanig moeten zijn afgeschermd dat geen licht in het omringende Natura 2000 gebied schijnt. Ook op het terras op de vlonder tegenover de beeldentuin moeten de eventueel benodigde lichtbronnen, neerwaarts zijn gericht, en zo zijn afgeschermd dat geen licht op het water en in het Natura 2000 – gebied schijnt (zie VVGB bijlagen bij toelichting bijlage 6). Met de afschermende maatregelen is verstoring van de meervleermuis uitgesloten. 
  
Conclusie
Het plangebied is niet gelegen binnen een gebied dat is aangeduid tot EHS, Groene contour of een gebied met natuurwaarden buiten de EHS en Groene contour. Het plangebied heeft geen significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van habitats en habitats van soorten voor het Natura 2000 – gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck'. Uit de berekening van Aerius ten aanzien van de stikstofdepositie blijkt dat het plangebied geen significant effect heeft op de ecologische waarden.
 
4.5 Milieuhinder bedrijvigheid
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van hinder en gevaar. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) kan dit gerealiseerd worden.
 
Binnen het huidige plangebied vindt een wijziging plaats van de bestemming “Bedrijven” naar de bestemming “Recreatie” en is er op grond van de huidige activiteiten een toetsing aan de afstandscriteria uitgevoerd die hieronder is beschreven.
 
Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform:
  • VNG Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009);
  • Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit.
Voor bedrijfsmatige activiteiten die een zekere mate van hinder en gevaar kunnen veroorzaken zijn afstandscriteria vastgesteld in het Activiteitenbesluit. Dit activiteitenbesluit is van toepassing op bedrijven die tot een inrichting worden gerekend ingevolge de Wet Milieubeheer.
 
De bedrijfsmatige activiteiten worden tot een inrichting gerekend als een categorie uit bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) van toepassing is.
 
In onderdeel C van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) staan enkele tientallen categorieën van milieuactiviteiten, waarbij is aangegeven:
  • of het een inrichting is
  • of een omgevingsvergunning milieu nodig is
  • of de provincie bevoegd gezag is
De activiteiten binnen het plangebied worden volgens onderdeel C van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gerekend tot een inrichting categorie B waarvoor het Activiteitenbesluit van toepassing is. De activiteiten binnen het plangebied worden gerekend tot een inrichting categorie B op grond van het feit dat er voedingsmiddelen worden bereid voor personen afkomstig van buiten de inrichting. Dit criteria is van toepassing op de eerdergenoemde kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en ondersteunde catering.
 
Op grond van de bovengenoemde activiteiten kunnen de afstandsnormen worden gehanteerd die zijn opgenomen in de handreiking “Bedrijven en milieuzonering 2009” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
In die handreiking is ook een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen, waarbij per type bedrijf wordt aangegeven welke afstanden tussen milieugevoelige en milieubelastende bestemmingen moet worden aangehouden. Zo ontstaat in dit geval een zone rond een perceel met een recreatieve bestemming waar in principe geen milieugevoelige bestemmingen zijn toegestaan. Op deze wijze wordt geborgd dat er geen onaanvaardbare milieuoverlast voor milieugevoelige bestemmingen aan de orde zal zijn en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gewaarborgd.
 
De planlocatie bevindt zich in buitenstedelijk gebied. In de directe omgeving zijn woningen en een kwekerij aanwezig. Deze bevinden zich op de volgende afstanden van het plangebied:
 
Locatie Afstand vanaf het plangebied
Woningen met huisnummer 171 110 meter
Woningen met huisnummer 175 50 meter
Woningen met huisnummer 298 15 meter
Woningen met huisnummer 290 98,5 meter
Kwekerij 13,5 meter
 
Op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de handreiking van VNG kan het vigerende plangebied met de bestemming “Bedrijf” worden gerangschikt onder de categorie “Overige zakelijke dienstverlening”, subcategorie “veilingen van kunst”. Dergelijke activiteit valt onder categorie 1. Er is alleen ten aanzien van het aspect Geluid een afstandsnorm gehanteerd van 10 meter.
 
In het geprojecteerde plangebied vindt een wijziging naar de bestemming “Recreatie” plaats. Dit resulteert niet in een wijziging van de bedrijfscategorie. Op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de handreiking van VNG kan het plangebied met de bestemming “Recreatie” worden gerangschikt onder de categorie “Logies, maaltijden en drankenverstrekking” subcategorie “hotels en pensions met keuken, conferentieoorden en congrescentra” en de categorie “Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren”, subcategorie “detailhandel voor zover n.e.g.”
 
De binnen het plangebied aangeduide “horeca” beperkt zich volgens deze categorie tot het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse. Er vindt geen vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken plaats ten behoeve van de groothandel.
 
In de beschrijving van het plangebied is aangegeven dat er streekproducten worden aangeboden. Deze activiteit valt onder de categorie “Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren”.
 
In de beschrijving van het plangebied zijn meerdere activiteiten aangegeven, waaronder ondersteunende “catering”. Deze activiteit zal inhouden dat de bedrijfscategorie binnen het plangebied zal wijzigen naar bedrijfscategorie 2. Echter is in de planbeschrijving aangegeven dat de catering voor eigen groepen zal plaatsvinden, zodat deze activiteit tot de eerder genoemde categorie “Logies, maaltijden en drankenverstrekking” kan worden gerekend.
 
Hieronder zijn de wijzigingen voor het plangebied aangegeven op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
in de publicatie van VNG.
 
 
Conclusie
Op grond van het Besluit Omgevingsrecht worden de activiteiten binnen het plangebied gerekend tot een categorie B inrichting. Op grond van de VNG Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ gelden er afstandscriteria voor het geprojecteerde plangebied binnen de aanwezige woningen. Deze afstandsgrenzen vormen echter geen belemmering voor de geprojecteerde ontwikkelingen, zodat we kunnen concluderen dat de ontwikkelingen in het plangebied leiden tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
  
4.6 Geluid
Wet geluidhinder / goede ruimtelijke ordening
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh biedt
geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai,
spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering.
 
De activiteiten in het plangebied die van invloed kunnen zijn op geluidsgevoelige bestemmingen zijn
hieronder gemotiveerd. Het blijkt dat deze activiteiten geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie
veroorzaken voor het aspect geluid.
  • Een deel van het bedrijfsgebouw zal worden bestemd als recreatief nachtverblijf, uitsluitend op de verdiepingsvloer. Een recreatief nachtverblijf is geen geluidsgevoelige bestemming, zodat de Wet geluidhinder voor deze functiewijziging niet van toepassing is. Akoestisch onderzoek (wegverkeerslawaai) kan achterwege blijven.
  • Omdat een recreatief nachtverblijf, uitsluitend op de verdiepingsvloer, geen geluidsgevoelig object is worden omringende bedrijven, door de introductie van het recreatief nachtverblijf, niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Indirecte hinder
Indirecte hinder betreft het geluid vanwege vervoersbewegingen van- en naar de inrichting. Door verkeersbureau Goudappel Coffeng is de verwachting uitgesproken dat ook met de aangevraagde activiteiten er op de Meije (ter hoogte van het perceel Meije 300) een verkeersdruk zal ontstaan die lager is dan 1000 motorvoertuigen per etmaal. Gezien deze verkeersintensiteit en de geringe bijdrage van de onderhavige inrichting aan deze intensiteit, zal de geluidsbelasting vanwege de vervoersbewegingen van de inrichting op woningen van derden voldoen aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A).
 
Activiteitenbesluit
Ten aanzien van (kleinschalige) horeca-activiteiten zijn milieuvoorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is van toepassing op het plangebied. In het Activiteitenbesluit zijn ten aanzien van categorie B inrichtingen standaard geluidsnormen opgenomen en is geen aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk. Hierna zijn enkele overwegingen uit het Activiteitenbesluit overgenomen waaruit blijkt dat het geluid afkomstig vanaf de terrassen niet bij de afweging ten aanzien van geluidshinder mag worden betrokken.
 
Ten aanzien van de activiteit “terras” is in het Activiteitenbesluit een overweging opgenomen met betrekking tot geluidshinder afkomstig van terrassen. In het kader van een goede ruimtelijke beoordeling is deze overweging hieronder meegenomen.
 
In het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) staan (in art. 2.17) normen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van geluid bij inrichtingen en activiteiten binnen inrichtingen. (Deze betreffen niet alleen het gebouw maar ook het buitenterrein dat hoort tot de inrichting). Volgens het Activiteitenbesluit (in art 2.17 onder e) gelden de genoemde waarden in dit besluit slechts voor geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten.
 
In artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit staat dat op onverwarmde en onoverkapte terrassen (zover er geen sprake is van een binnenterrein) het stemgeluid niet meegeteld mag worden. Op verwarmde en overkapte terreinen (maar ook op binnenterreinen) moet het stemgeluid wel meegeteld worden. Als horecaondernemers het terras verwarmen of overkappen (of als er sprake is van een binnenterrein) zijn er wel mogelijkheden voor gemeenten om het stemgeluid mee te nemen.
   
Voor zover er geluidshinder wordt geconstateerd door omwonenden zal dit zich alleen kunnen beperken tot de hinder m.b.t. de verkeersbewegingen.
 
Uit de toelichting van het Activiteitenbesluit: ·’Met onoverdekt terrein wordt bedoeld een voor publiek toegankelijk onbebouwd deel van de inrichting, dus een buitenterrein zoals een tuin of terras. Met een overdekking wordt een vaste overdekking bedoeld en niet een zonnescherm of luifel.’
 
In de regels, artikel 3.3.2, behorende bij dit bestemmingsplan is een bepaling opgenomen dat buiten gesloten gebouwen geen muziek of versterkt stemgeluid is toegestaan.
 
Conclusie
De activiteiten in het plangebied veroorzaken geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie voor het aspect geluid. Daarnaast vindt er geen wijziging plaats in de geluidssituatie van de omliggende bedrijven, zodat de geluidsgevoelige objecten binnen het plangebied niet worden beïnvloed.
 
In hoofdstuk “bedrijven en milieuzonering” is aangegeven tot welke categorie het plangebied behoort. Voor deze categorie geldt er ten aanzien van het aspect geluid een afstandscriterium van 10 meter, die geen belemmering vormt voor het ontwikkelen van het plangebied. Nader onderzoek hoeft daardoor niet plaats te vinden.
 
Daarnaast is ook getoetst aan het Activiteitenbesluit, omdat er mogelijk geluidsoverlast van bezoekers wordt verwacht. Ten aanzien van het aspect geluid afkomstig van terrassen is in het Activiteitenbesluit opgenomen dat voor zover er geluidshinder wordt geconstateerd door omwonenden dit zich alleen zal kunnen beperken tot de hinder met betrekking tot de verkeersbewegingen.
 
4.7 Landschap - Groene Hart
In de provinciale structuurvisie is de locatie van de aangevraagde activiteiten gelegen binnen het landschap Groene Hart. De provincie wil de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:
  1. openheid;
  2. (veen)weidekarakter (incl. strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.);
  3. landschappelijke diversiteit;
  4. rust & stilte.
Deze kernkwaliteiten zijn benoemd in de Voorloper Groene Hart. De kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van het Groene Hart verschillende accenten. Een uitgebreidere beschrijving en handvatten voor het omgaan met de kernkwaliteiten heeft de provincie opgenomen in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen.
 
Toelichting
Het Utrechtse deel van het Groene Hart heeft een divers landschap. Rust en open weidegebieden vormen haar essentie. Van oudsher kent het Groene Hart ook zones waar dynamiek de overhand heeft. Hier hebben oude economische dragers en transportassen - vooral rivieren en hun oevers - vaak moderne opvolgers gekregen, in de vorm van (rijks-)wegen, spoorlijnen en kanalen. Deze hebben op hun beurt weer nieuwe impulsen gegeven aan wonen en werken. Volgens het beleid van de provincie zijn intimiteit en beslotenheid zijn de kernbegrippen voor grote delen van het petgatenlandschap en de randen van (Nieuwkoopse) plassen.
Het Groene Hart ontleent zijn waarden en bestaansrecht mede aan het contrast met en belang voor de grote stedelijke agglomeraties er om heen. Economische dynamiek, infrastructuur, de interactie met het stedelijk gebied en de voor de bewoners van de grote steden zo belangrijke recreatiegebieden betekenen dat niet alleen rust, maar ook reuring van nature bij delen van het Groene Hart hoort. Het Utrechtse deel van het Groene Hart kent vaak eeuwenoude overgangen tussen landschappen. Deze zijn soms scherp, soms diffuus. Minstens zo belangrijk zijn de hedendaagse overgangen tussen stad en land en de manieren waarop snelwegen en de (groene) omgeving met elkaar ademen. Uit deze beschrijving komen twee typen landschappen naar voren:
  • zones (rivierlinten, oude stroomruggen): lineaire landschappen met een meanderende rivier als basis. Rond de rivier heeft zich een beschut en intiem landschap ontwikkeld, met een mozaïek van gemengd grondgebruik, hoge bomen en bosschages, linten langs slingerende wegen en af en toe een dorp of stadje aan de rivier. De rivieren vormden van oudsher de grote transportaders door het landschap. Deze functie is veelvuldig uitgebouwd met moderne grootschalige infrastructuur (wegen, spoor, etc.), parallel aan de rivier. Van oudsher kennen de stroomruggen(relatief) meer dynamiek;
  • velden (open polder, veen, droogmakerijen, waarden): vlakke, open landschappen met vergezichten tot aan de horizon. De open ruimte wordt bepaald door een tapijt van gras in een strokenverkaveling. Rechte sloten, weteringen, wegen, kades en dijken articuleren het vlak. Bebouwing ligt in rechte linten in de ruimte. Aan de horizon wordt de openheid begrensd door randen van linten en opgaande beplanting. De velden stralen rust en stilte uit.
 
Bij ontwikkelingen in het landschap van het Groene Hart staat het versterken van de diversiteit op het schaalniveau van de verschillende typen landschap centraal. Daarbij dienen de kernkwaliteiten gerespecteerd en benut te worden om de contrasten tussen de verschillende typen landschap te behouden én te versterken. Enkel en alleen het accent leggen op rust en stilte doet geen recht aan het Groene Hart. Het waarborgen van rust vraagt ook het bieden van ruimte voor vormen van dynamiek. Daarbij ligt de focus op het vergroten van de contrasten in rust en dynamiek tussen de agrarische landschappen van de velden en de dynamische landschappen van de oude stroomruggen. De provincie geeft in haar beleid aan om zorgvuldig om te gaan met de open, lege ruimte en de dynamiek te concentreren in de ‘zones’.
 
Het plangebied bevindt zich in de lintbebouwing langs het riviertje “De Meije”. Deze lintbebouwing is meer geconcentreerd rond de kern Meije en in een straal van circa 1,5 kilometer in oostelijke richting. Het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 1,2 kilometer vanaf de dorpskern en zijn dus gelegen binnen de zone waarin de bebouwing meer geconcentreerd is.
 
Conclusie
Het plangebied is gelegen in een gebied met lintbebouwing. Deze lintbebouwing bevindt zich op redelijk korte afstand van de dorpskern. Ten opzichte van het plassengebied van Nieuwkoop en de agrarische open polder wordt de lintbebouwing gekenmerkt als een zone met meer dynamiek, waarbinnen het plangebied kan worden gesitueerd zonder afbreuk te doen aan het karakter van dit landschapstype.
 
4.8 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd.
In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:
  • Er is geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
  • De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
  • Het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
  • De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’.
 
Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.
 
In de paragraaf verkeer, parkeren en ontsluiting wordt een beschrijving gegeven van de verkeerstoename van de nieuwe activiteiten. Uitgaande dat:
  • Het gebruik als recreatief nachtverblijf het gehele jaar voor 24 uur (uitchecken voor 12.00 uur en inchecken na 18.00 uur)
  • Het terras in maart – oktober gedurende 7 dagen/week is geopend van 08.00 – 22.00 uur;
  • Het terras in november – februari op vrijdag t/m zondag is geopend van 09.00 – 22.00 uur;
  • De sloepenverhuur in maart – oktober op vrijdag t/m zondag is geopend van 08.00 – 22.00 uur;
Dan zouden deze activiteiten leiden tot 128 extra voertuigbewegingen per etmaal. Uit het verkeersonderzoek van Goudappel en Coffeng volgt namelijk uit tabel 5.1 (verkeersprognose) dat er in een “worst case” situatie 128 verkeersbewegingen per etmaal optreden.    
In de NIBM-tool moet worden uitgegaan van de toename van het totale aantal extra motorvoertuigbewegingen per etmaal, uitgaande van het “weekdaggemiddelde”. Dit houdt in dat het verkregen getal (mtv/etmaal) is omgerekend naar het weekdaggemiddelde. Het verkregen cijfer is opgenomen in de NIBM-tool (versie 30-03-2015):
 
 
Uit de NIBM-tool blijkt dat de verkeer aantrekkende werking van de activiteiten niet in betekende mate is.
 
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5 . De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 μg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijdingen van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn.
 
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsconcentraties. Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor het plan.
4.9 Geur
De nieuwe wet geurhinder en veehouderij wil gemeenten meer ruimte bieden voor het voeren van eigen beleid en het toepassen van maatwerk. Binnen bepaalde bandbreedten mogen gemeenten zelf de waarden van de toegestane geurbelasting en de afstandsnormen bepalen. Daarnaast hebben gemeenten de bevoegdheid gekregen om objecten aan te wijzen die niet worden aangemerkt als geurgevoelig object. In 2009 heeft de gemeente Woerden de verordening “Verordening lokaal geurbeleid veehouderijen landelijk gebied Woerden” vastgesteld. In deze verordening is een geurnorm voorgeschreven van ten minste 25 meter afstand vanaf het emissiepunt tot het geurgevoelig object.
 
Volgens de verordening geldt er een afstand van 25 meter voor het cultuurhistorisch waardevol gebouw en een afstand van 50 meter voor de overige bestemmingen. Binnen een afstand van 50 meter tot aan het plangebied bevinden zich langs de Meije geen veehouderijen.
De volgende veehouderijen bevinden zich in de omgeving van het plangebied:
  • Dwarsweg 1 Zegveld op een afstand van 1000 meter vanaf het plangebied;
  • Rondweg 36 Zegveld op een afstand van 1700 meter vanaf het plangebied.
Aan de overzijde van Meije 300 bevindt zich een boomkwekerij. Het kweekmateriaal bevindt zich op een afstand van 17 meter vanaf het plangebied. Er zijn geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en geurgevoelige objecten. De Europese wetgeving met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is met name gericht op de reductie van de risico’s van het gebruik van deze middelen voor mens en milieu. De teeltvrije zones die gehanteerd worden in het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn opgenomen vanwege de bescherming van het watermilieu.
 
Ten aanzien van (kleinschalige) horeca-activiteiten zijn milieuvoorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is van toepassing op het plangebied. In het Activiteitenbesluit zijn ten aanzien van categorie B inrichtingen standaard geurnormen opgenomen.
 
Conclusie
Het plangebied is gelegen in een gebied wat volgens de berekening van de Rijksoverheid behoort tot een gebied met de laagste klasse aan luchtverontreiniging. Het plangebied zal geen wijziging in de kwaliteitscategorie veroorzaken. Dit betekent dat de activiteiten in het plangebied worden gerekend tot de categorie, die “niet in betekenende mate” bijdragen aan de luchtkwaliteit.
Daarnaast is het plangebied niet gelegen binnen de geurcontouren die volgens de gemeentelijke verordening zijn voorgeschreven.
 
Tenslotte is in toelichting paragraaf 4.5 “Milieuhinder bedrijvigheid” aangegeven tot welke categorie het plangebied behoort. Voor deze categorie geldt er ten aanzien van het aspect geur een afstandscriterium van 10 meter, die geen belemmering vormt voor het ontwikkelen van het plangebied.
4.10 Water
Het plangebied bevindt zich naast het riviertje De Meije op het grondgebied van de gemeente Woerden. Het plangebied bevindt zich op de grens van twee waterschappen t.w. Hoogheemraadschap Rijnland en Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Op onderstaande kaart zijn de kernzone’ s en beschermingszones voor het Hoogheemraadschap Rijnland aangegeven. In 2012 is een drietal parkeerplaatsen naast de woning vergund door het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden (parkeerplaatsnrs. 15, 16, 17 op situatietekening van bureau ZOOM). De bestaande parkeervoorzieningen langs de openbare weg worden niet gewijzigd. Er vindt geen wijziging in de bebouwing plaats. Daarnaast worden er als gevolg van de aangevraagde activiteiten geen aanvullende werkzaamheden uitgevoerd, zoals het aanbrengen van bestrating en anderszins civieltechnische werkzaamheden.
 
Het Hoogheemraadschap Rijnland heeft (in overleg met het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden) de activiteiten in het plangebied getoetst aan de daarvoor geldende eisen en is akkoord met dit plan, waarbij wordt verwezen naar de brief van 28 september 2015 welke als bijlage is opgenomen (zie bijlagen bij toelichting bijlage 9).
 
 
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische uitvoerbaarheid
Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van initiatiefnemers voor herontwikkeling van hun locatie. De locatie voor dit individuele verzoek wordt in onderhavig bestemmingsplan herbestemd. De initiatiefnemers zijn zich ervan bewust dat alle kosten die gemaakt worden in of ten behoeve van de procedure en de uitvoering voor rekening van de initiatiefnemers komen. Dit betreft onder meer de kosten voor de benodigde onderzoeken, de kosten voor het opstellen het bestemmingsplan en de legeskosten die voldaan dienen te worden.
 
Tevens is door de initiatiefnemers een exploitatiebegroting opgesteld van de bedrijfsactiviteiten die binnen het bestemmingsplan worden uitgevoerd. Deze exploitatiebegroting wordt vertrouwelijk behandeld.
 
Het bedrijfsplan is ter beoordeling aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Woerden ter beschikking gesteld. In de ruimtelijke afwegingen zijn onderdelen vanuit het bedrijfsplan opgenomen die relevant zijn. Het overig deel van het bedrijfsplan wordt vertrouwelijk behandeld. Het bedrijfsplan is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd (zie bijlagen bij toelichting bijlage 1).
 
Door initiatiefnemers is een planschadeovereenkomst met de gemeente Woerden ondertekend.
 
5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan zal conform de wettelijke vereisten kenbaar worden gemaakt.

5.2.1 Overleg, zienswijzen
Voor de voorliggende ontwikkeling wordt de navolgende procedure gevolgd: bestemmingsplanprocedure conform afdeling 3.4 Awb en de bepalingen in de Wro en Bro. Het ontwerpbestemmingsplan is ter inzage gelegd en is in het kader van wettelijk vooroverleg naar overlegpartners gestuurd ter beoordeling.
 
Overleg
Het concept ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg toegestuurd aan het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden en het Hoogheemraadschap van Rijnland. In overleg met het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden is door het Hoogheemraadschap Rijnland een brief geschreven waarin wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan de eisen. 
Tevens is het bestemmingsplan naar de provincie Utrecht verstuurd. Het plan geeft Gedeputeerde Staten van Utrecht geen aanleiding gebruik te maken van het wettelijk instrumentarium en is daarmee akkoord met de uitgangspunten (zie bijlagen bij toelichting bijlage 10).
 
Zienswijzen
Op 3 december 2015 heeft de gemeente Woerden een ontwerpbestemmingsplan Meije 300 te Zegveld ter inzage gelegd. Belanghebbenden konden tot en met 13 januari 2016 hun zienswijzen indienen op dit ontwerpbestemmingsplan. Tegen dit ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de gestelde termijn twee zienswijzen ingediend.
 
De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een beantwoording door de gemeente Woerden. De indieners van de zienswijzen hebben hiervan een afschrift ontvangen. 
 
Naar aanleiding van ambtelijke opmerkingen en de zienswijzen is het bestemmingsplan dusdanig gewijzigd dat deze opnieuw als ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. In de periode 14 juli tot en met 24 augustus 2016 konden zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan worden gegeven. Tijdens deze periode zijn twee zienswjizen ontvangen. Er is formeel sprake van een schriftelijke zienswijze en een mondeling opgetekende zienswijze met een schriftelijke aanvulling. De ontvangen zienswijzen zijn ontvankelijk. In bijlagen bij toelichting bijlage 11 is de samenvatting en de beantwoording van de zienswijzen opgenomen. In de Staat van wijzigingen (bijlagen bij toelichting bijlage 12) is aangegeven op welke wijze de gemeenteraad van Woerden voorstelt om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. In de Staat van wijzigingen is onderscheid gemaakt tussen aanpassingen naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen en ambtelijke (zakelijke) aanpassingen.