Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Meije 300, Zegveld
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0632.meije300-bVA2

Regels

 
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan
het bestemmingsplan Meije 300, Zegveld van de gemeente Woerden;

1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.meije300-bVA2 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;

1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijd;

1.7 bebouwing
een of meer gebouwen en/of overkappingen en andere bouwwerken;

1.8 bedrijfsmatige exploitatie
het beheren en/of exploiteren van alle (recreatie)verblijven binnen één bestemmingsvlak, waarbij voor recreatief nachtverblijf geldt dat daar wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.9 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, die één huishouden vormen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is voor controle en toezicht buiten de normale werkuren;

1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen bedrijfswoning en dat is gelegen buiten de aanduiding van die bedrijfswoning. Een bijgebouw mag via een deur rechtstreeks toegankelijk zijn vanuit de bedrijfswoning. Er is geen zelfstandige wooneenheid in een bijgebouw toegestaan. In een vrijstaand bijgebouw is nachtverblijf niet toegestaan (geen slaapkamer of badkamer);

1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 cultuurhistorisch waardevol gebouw
gebouw aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding' - cultuurhistorisch waardevol gebouw', dat als cultuurhistorisch waardevol geïnventariseerd is en als zodanig is aangeduid of door de Commissie Ruimtelijke kwaliteit en Erfgoed als zodanig is aangewezen;

1.16 detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van zelfgemaakte, bewerkte gekweekte of geteelde producten voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren.

1.17 eigendomsgrens
is gelijk aan de grens met een naburige eigendom, maar dit is niet van toepassing als meerdere naburige eigenaren in één bouw- of bestemmingsvlak ligt;

1.18 erfbebouwing
een aanbouw, uitbouw of bijgebouw en een overkapping behorend bij een bedrijfswoning, gelegen buiten de aanduiding van de desbetreffende bedrijfswoning;

1.19 extensief recreatief (mede) gebruik
vormen van recreatief (mede) gebruik van gronden door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen zoals wandelen, fietsen, varen, kanoën, vissen, picknicken of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik;

1.20 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 galerie
een locatie waarin tentoonstellingen van kunst worden georganiseerd al dan niet met de bedoeling deze kunst(werken) te verkopen. Het gaat daarbij om kunst in deze meest brede zin des woords zoals (bronzen) beelden, beeldhouwkunst, glaskunst, geblazen glas, grafiek, houtsnijwerk, (kunstenaars) boeken, schilderkunst, schilderijen, olieverf op doek, aquarellen, tekeningen, grafiek,edelsmeedkunst, foto’s en nieuwe media of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik;

1.22 hoofdgebouw
een gebouw dat op binnen een bestemmingsvlak door constructie, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.23 internetverkoop
verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuisbezorgd;

1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
bedrijvigheid, op het gebied van cultuureducatie en recreatie, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik die in of bij het cultuurhistorisch waardevol gebouw alsmede in of bij een bedrijfswoning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Het gaat daarbij om seminars, symposia, workshops, meetings, lezingen, trainingen en ondersteunende catering (het leveren van eten en drinken ter ondersteuning van de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten);

1.25 omgevingsvergunning
een vergunning waarbij slechts één procedure vereist is voor het verkrijgen ervan in plaats van meerdere vergunningen voor verschillende aspecten;

1.26 onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.27 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een kap met maximaal één wand;

1.28 peil
de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;

1.29 permanente bewoning
bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen, die één huishouden vormen, van een ruimte als hoofdwoonverblijf langer dan 4 weken per jaar aaneengesloten, waarbij niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

1.30 proeflokaal
onderzoeken, keuren en toetsen van spijzen en dranken;

1.31 recreatie
vrijetijdsbesteding, bestaande uit dagrecreatie, verblijfsrecreatie en zakelijke recreatieve arrangementen;

1.32 recreatief nachtverblijf
(deel van) gebouw in gebruik als verblijfsrecreatie, niet zijnde permanente bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen;

1.33 seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar;

1.34 terras
een buiten de besloten ruimte van de gebouwen liggend deel van het waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.35 theesalon/lunchroom
horeca bestaande uit het verstrekken van in hoofdzaak kleinere maaltijden, broodjes, ijs, gebak, koffie, thee en overige dranken, met een sluitingstijd tot 23 uur. Een hotel, cafetaria, café, bar, restaurant en partycentrum vallen niet onder theesalon/lunchroom;

1.36 training
oefening, het machtig worden van vaardigheden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik;

1.37 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.38 'vrij' beroep
beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;
1.39 workshop

een bijeenkomst, een activiteit of een (korte) praktische cursus van een dag of meerdere dagen met als doelstelling training en kennisuitwisseling, waarbij deelnemers specifieke kennis meekrijgen over een bepaald onderwerp (zowel theoretisch als praktisch) en waarbij van de deelnemers een hoge mate van participatie wordt verwacht;

1.40 zelfstandige wooneenheid/woonruimte
een woonruimte met een eigen toegang die door een persoon, gezin of andere groep van personen kan worden bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, buiten die woonruimte.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
  1. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  4. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. In geval van een overkapping bevinden de buitenwerkse gevelvlakken zich ter plaatse van de buitenzijden van de loodrechte neerwaartse projectie van de overkapping;
  5. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, uitsluitend op de begane grond van gebouwen;
  2. instandhouding van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, voorzover de gronden op de verbeelding als “cultuurhistorisch waardevol gebouw” zijn aangeduid;
  3. ontsluiting voor auto's ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting";
  4. water en waterhuishouding;
  5. theesalon /lunchroom, proeflokaal, catering en bijbehorend terras uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “horeca”;
  6. verhuur van vaartuigen, zijnde kano’s, sups's en sloepen;
  7. recreatief nachtverblijf, uitsluitend op verdiepingsvloeren;
  8. een galerie;
  9. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten tot een oppervlakte van ten hoogste 60 m² binnen de bedrijfsgebouwen en 10 m² elders op het perceel;
  10. extensief recreatief (mede) gebruik;
  11. groenvoorzieningen;
  12. internetverkoop;
  13. ten hoogste één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  14. daarbij horende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd: 
  1. bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoning;
  2. ter plaatse van een op de verbeelding voorkomend aanduidingsvlak “bedrijfswoning” ten hoogste één bedrijfswoning en buiten dat aanduidingsvlak de daarbij behorende erfbebouwing;
  3. streekeigen hooi- of kapbergen met beweegbare kap en 3 of meer roeden, die passen bij de karakteristieke bebouwing ter plaatse en zijn gesitueerd achter het hoofdgebouw;
  4. ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" zijn, met uitzondering van erf- of perceelafscheidingen, geen bouwwerken toegestaan
  5. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, vlaggenmasten, speeltoestellen en erf- of perceelafscheidingen.
 
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen: 
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen betreft de oppervlakte van de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol gebouw';
  2. de dakhelling van de gebouwen en erfbebouwing mag niet minder dan 30º en niet meer dan 60º bedragen;
  3. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning, tot een inhoud van ten hoogste 600 m³ , met dien verstande dat:
    1. indien de bestaande inhoud minder dan 450 m³ bedraagt, de inhoud niet meer mag bedragen dan 500 m³;
    2. indien de bestaande inhoud meer dan 450 m³ bedraagt, de inhoud niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met 10% tot maximaal 600 m³ ;
  4. de goothoogte en de hoogte van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 6 meter, of niet meer dan de bestaande goothoogte en hoogte per gebouw indien deze meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 6 meter; 
  5. de goothoogte en hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter respectievelijk 6 meter;
  6. de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50m²;
  7. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, van speeltoestellen niet meer dan 5 m en van overige, andere bouwwerken niet meer dan 12 m;
  8. de afstand van gebouwen tot de naburige perceelsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen of niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder dan 2 m bedraagt;
  9. bijgebouwen, bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende bedrijfswoning of van het dichtst bij de weg gelegen gebouw, met dien verstande dat de afstand van het bijgebouw en van het bedrijfsgebouw tot het voorste gebouw niet meer dan 20 m mag bedragen of niet meer dan de bestaande afstand, indien deze meer bedraagt dan 20 m;
  10. op het voorerf zijn andere bouwwerken dan erkers, vooruitbouwen, luifels en perceelsafscheidingen niet toegestaan.
 
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Gebruik bedrijfswoning
Naast het wonen ten dienste van het bedrijf zijn uitsluitend toegestaan kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, recreatief nachtverblijf, "vrij" beroep en kantoor aan huis mits de gezamenlijke vloeroppervlakte van de uitoefening van deze beroep- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en, samen met de daarbij behorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m² bedraagt en voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen als bedoeld in artikel 3 lid 3.5.

3.3.2 Muziek of versterkt stemgeluid
Muziek of versterkt stemgeluid zijn buiten gesloten gebouwen niet toegestaan.

3.3.3 Recreatief nachtverblijf.
Recreatief nachtverblijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. dat een nachtregister wordt bijgehouden;
  2. sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;
  3. aangesloten is bij een recreatie organisatie;
  4. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen als bedoeld in artikel 3 lid 3.5;
  5. geen permanente bewoning plaatsvindt door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen. 
3.3.4 Gebruik voor buitenopslag
Het is niet toegestaan de onbebouwde gronden te gebruiken voor buitenopslag.  

3.3.5 Parkeren van auto`s
De functies als bedoeld in artikel 3 lid 1 en artikel 3 lid 3 zijn toegestaan onder voorwaarde dat ten minste wordt voorzien in:
  1.  voldoende parkeergelegenheid op en/of aansluitend aan eigen terrein, conform de normen in de bijlage bij deze regels (bijlagen bij de regels bijlage 1).
  2. bereikbaarheid van de parkeergelegenheid via de openbare weg en via de gronden met de aanduiding 'ontsluiting'. 
Indien de tabel in de bijlage niet voorziet in de functie van het gebruik dan is de Nota Parkeernormen 2014 van de gemeente Woerden en diens eventuele rechtsopvolgers van toepassing.
   
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de verbeelding te wijzigen, zodanig dat de aanduiding "cultuurhistorisch waardevol (bij)gebouw" aan de verbeelding wordt toegevoegd dan wel verwijderd, voor zover de Commissie voor Ruimtelijke kwaliteit en Erfgoed positief respectievelijk negatief beslist over de waarde van het (bij)gebouw.
Artikel 4 Waarde Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde , Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

4.2 Nadere eisen
4.2.1 Eisen bij omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.2.1 de volgende regels verbinden: 
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
 
4.2.2 Afwijking ondergrens oppervlakte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.3, onder a indien een plangebied kleiner is dan 2500 m2 (0,25 ha), waarbij vrijstelling wordt verleend van archeologisch onderzoek, tenzij:
  1. het plangebied (gedeeltelijk) deel uit maakt van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument;
  2. het plangebied zich bevindt binnen 250 m van de grens van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument;
  3. er concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondstmeldingen of waarnemingen uit het plangebied zelf of binnen een straal van 100 m van de grens van het plangebied op de beleidskaart;
  4. het plangebied zich bevindt in een zone van 100 m aan weerszijden van de verwachte loop van de limesweg (zie beleidskaart);
  5. het plangebied zich (gedeeltelijk) bevindt in een historisch boerderijlint (zie beleidskaart);
  6. het plan en de bodemingrepen een lineair element betreft, zoals bij voorbeeld sleuven voor riolering of kabels&leidingen en te graven sloten/waterwegen. (Lijnvormige bodemingrepen hebben vaak een beperkte oppervlak maar doorsnijden wel een groot gebied en geven daardoor een uitgelezen mogelijkheid om doorsneden door het landschap te onderzoeken.)
 
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningplicht
In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in sublid 4.2.2, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:  
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  3. het is eveneens niet toegestaan om bestaande watergangen en waterpartijen te verbreden en verdiepen en te roeren dieper dan 0,3 m onder peil over een oppervlakte van 100m2;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het aanleggen van drainage, ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het ophogen en egaliseren van gronden.
 
4.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 4.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in lid 4.3;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  4. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is of mag worden begonnen op grond van een omgevingsvergunning, of is begonnen, indien daarvoor geen omgevingsvergunning was vereist;
  5. waarmee mag worden begonnen vóór de inwerkingtreding van het plan.
 
4.3.3 Beoordelingscriteria
  1. De in sublid 4.2.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
  2. Alvorens een vergunning te verlenen als bedoeld in sublid 4.2.1 dient een rapport te zijn overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
    1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    3. de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad; 
tenzij naar oordeel van een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in andere beschikbare informatie in voldoende mate is vastgesteld.
 
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de bestemming 'Waarde , Archeologie 2', de regels en de verbeelding van het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 5 Waterstaat – Waterkering
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
  1. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
 
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kademuren, bedraagt ten hoogste 3m;
  3. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2, met inachtneming van het volgende:
  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Overkappingen
Overkappingen:
  1. mogen worden gebouwd overeenkomstig de regels voor erfbebouwing of bedrijfsgebouwen;
  2. tellen mee bij de oppervlakte van erfbebouwing of bedrijfsgebouwen.
7.2 Kelders
Kelders:
  1. mogen gebouwd worden tot een maximale diepte van 3 m binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak;
  2. tellen niet mee bij de oppervlakte of volume van gebouwen;
  3. zijn in principe alleen onder gebouwen, uitgezonderd kassen, toegestaan;
  4. gesitueerd buiten de woning mogen geen slaapkamers of badkamers bevatten;
  5. moeten rechtstreeks bereikbaar zijn vanuit de woning of bijgebouw;
  6. met een eventuele hellingbaan moeten op voldoende afstand van de openbare weg zijn gelegen, zodat er geen verkeersonveilige situatie ontstaat.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval ook:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. waaronder begrepen water, steigers, aanlegplaatsen en bijbehorende gronden, als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoningen en andere drijvende woongelegenheden;
    3. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    4. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
    5. voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijkingen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het bestemmingsplan:
  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 m en de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
  2. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bebouwingsgrenzen en grenzen van bouwlakken en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. voor afwijkingen van bepalingen ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages en aangetoond wordt dat deze afwijking noodzakelijk is voor het toegestane gebruik;
  4. voor afwijkingen van bestemmingsgrenzen en grenzen van bouwpercelen, ten behoeve van erkers, ingangspartijen en andere uitbreidingen van woningen, mits die afwijkingen niet meer dan 2 m bedragen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven;
  5. voor het afwijken van bepalingen ten aanzien van de afstand tot de naburige eigendomsgrens, indien aangetoond wordt dat het naburige perceel geen onevenredige (schaduw)hinder ondervindt van een bouwplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het sublid 2a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het sublid 2a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan Meije 300, Zegveld.