13.3 Omgevingsvergunning
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen op gronden als bedoeld in lid 13.1, waarbij dieper dan 0,3 m zal worden gegraven over een oppervlakte groter dan 50 m2:
-
a. dient vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en;
-
b. kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen de in lid 13.1 bedoelde bestemming(en) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
-
a. het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden en roeren en omwoelen van gronden dieper dan 0,3 m onder peil over een oppervlakte van meer dan 50 m2;
-
b. het ophogen en egaliseren van gronden over een oppervlakte van meer dan 50 m2 en hoger dan 0,3 m;
-
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen over een oppervlakte van meer dan 50 m2.
13.5.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 13.5.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken en werkzaamheden:
-
a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
-
b. waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
-
c. voor het verlagen van de bodem en het afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet.
13.5.3 Afwijken van de ondergrens oppervlakte
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5.1 voor zover het betreft de als ondergrens aangegeven oppervlakte van 50 m² of meer, tot een oppervlakte van 2.500 m², mits:
-
a. de betreffende gronden niet zijn gelegen in of binnen een afstand van 250 m van een archeologisch waardevol terrein of een archeologisch Rijksmonument;
-
b. er geen concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondsten of waarnemingen ter plaatse van of binnen een afstand van 100 m tot de betreffende gronden;
-
c. de betreffende gronden zijn gelegen buiten de zone met de aanduiding 'vermoedelijke ligging Limes-weg" zoals aangegeven op de Archeologische beleidskaart van de gemeente Woerden;
-
d. zich ter plaatse van de betreffende gronden geen historisch (lijn)element volgens de Cultuurhistorische Hoofd Structuur van de provincie Utrecht bevindt dat verstoord zal worden;
-
e. de bodemingreep geen lineair element betreft, zoals een sleuf voor kabels of leidingen of een uitgraving voor een sloot of waterweg;
-
f. de archeologische belangen niet onevenredig worden geschaad;
-
g. vooraf advies wordt ingewonnen door een ter zake deskundige.
13.5.4 Voorwaarden
Een vergunning als bedoeld in lid 13.5.1 wordt slechts verleend indien:
-
a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
-
b. bij archeologische waardevolle gebieden als bedoeld in lid 13.1 vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
13.5.5 Verplichting
Aan een vergunning als bedoeld in lid 13.5.1 kunnen de volgende verplichtingen worden verbonden:
-
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
-
b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
13.5.6 Beoordeling aanvraag
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 13.5.1 kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
13.5.7 Anti-opknipregeling
Het bepaalde in 13.5.2 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking op een terrein, binnen danwel deel uitmakend van eenzelfde ontwikkelgebied, waarvoor eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 13.3 en/of 13.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.